Commissievergadering op 8 april 2025
Van 10h17 tot 13h13 (2 uur en 56 minuten)
24 vragen
Voorgezeten door
VB Ellen Samyn
Volledig verslag op dekamer.be
Vragen
De volgende vragen werden gesteld tijdens deze commissievergadering.
De outsourcing bij BNP Paribas Fortis
De ongerustheid bij de werknemers van BNP Paribas over het outsourcingplan van de directie
Gesteld door
Vooruit
Anja Vanrobaeys
PVDA-PTB
Kemal Bilmez
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, vorige week donderdag hebben werknemers van BNP Paribas voor het eerst in 20 jaar gestaakt omdat hun bank beslist heeft de activiteiten van het Client Service Center uit te besteden. Dit betekent dat meer dan 500 werknemers hun job zien verdwijnen.
De vakbonden hebben zich van bij het begin tegen deze beslissing gekant, want het gaat om kerntaken van de bank. Ze hebben een verzoening aangevraagd, maar aangezien dat op niets is uitgedraaid, hebben ze vorige week het werk neergelegd.
Ik heb daarover een aantal vragen, mijnheer de minister. De vakbonden hadden een verzoening aangevraagd bij de voorzitter van het paritair comité. Bent u daarvan op de hoogte? Heeft dat overleg resultaten opgeleverd? Hoe gaat het verder na de staking?
Welke concrete stappen is de regering bereid te nemen om ervoor te zorgen dat indien deze outsourcing door de bank doorgezet wordt, de rechten van de getroffen werknemers volledig beschermd worden?
Gaat u actief in gesprek met de betrokken vakbonden en met BNP Paribas om te garanderen dat de werknemers niet het kind van de rekening worden? Wat doet u om te voorkomen dat de strategie van BNP Paribas leidt tot een structurele verzwakking van de sociale bescherming in de sector?
Kemal Bilmez:
Monsieur le ministre, vous avez sûrement vu, jeudi, que plus de 1 000 travailleurs de BNP étaient en grève. Comme ma collègue l’a rappelé, c’est la première grève chez BNP depuis 20 ans.
Il s'agit d'une réaction au plan de la direction d’externaliser une grande partie du service clientèle. Elle veut vendre ces activités à la multinationale américaine Accenture. Plus de 500 travailleurs sont directement concernés et seraient repris par cette multinationale dès 2026.
La direction a annoncé ce plan le 30 janvier et essaie de passer en force, vu qu’elle refuse la concertation avec les syndicats. Les syndicats ne sont pas d’accord avec ce plan et je comprends parfaitement leurs inquiétudes. Il y a un exemple similaire en Italie, où BNP a externalisé ou sous-traité deux de ses services à la multinationale Accenture. Pour quels résultats? Des réductions d'emplois, la détérioration des conditions de travail et la mise en péril des données privées des clients.
Après deux ans, Accenture en Italie est passé de 508 employés à 324, dont 139 ont regagné leur emploi grâce à un combat en justice. D'ailleurs, dès la signature du contrat entre BNP Italie et Accenture, Accenture avait déjà directement mis en œuvre un plan de relocalisation d'une grande partie des services en Roumanie. Cette opération vise clairement à augmenter encore plus les profits, au détriment de centaines de travailleurs et de familles, alors que les profits chez BNP ne manquent pas. L'année passée, ils ont marqué un bénéfice record de près de trois milliards d'euros.
Mais ce n'est clairement pas assez pour la direction. Les travailleurs s'inquiètent du fait que la direction ne se contentera pas de ce service, mais qu'elle va en externaliser plus dans le futur, comme elle l'a fait en Italie.
Vu le contexte, l'expérience en Italie et les énormes profits réalisés grâce aux travailleurs eux-mêmes, les syndicats sont en désaccord et demandent à la direction qu'elle investisse elle-même dans l'intelligence artificielle pour rendre les opérations plus efficaces – ce qui est plus que possible.
Monsieur le ministre, avez-vous eu des contacts avec la direction ou les syndicats? Comment allez-vous faire en sorte que les syndicats soient écoutés dans ce conflit? Êtes-vous au courant de l'expérience en Italie et qu’en pensez-vous? Selon vous, ce projet d'externalisation s'inscrit-il dans une volonté d'économie et de réduction des effectifs? Est-il possible, selon vous, de gagner en efficacité en interne chez BNP sans externaliser l'activité visée?
David Clarinval:
Madame, monsieur les députés, la décision de BNP Paribas Fortis de transférer des employés du Client Service Center vers une entité du groupe Accenture suscite en effet de vives inquiétudes parmi les travailleurs et les syndicats. La principale préoccupation porte sur le maintien des conditions de travail et des droits sociaux des employés concernés.
Dans ce type de situation, il est nécessaire qu'un dialogue social se fasse entre la direction, les syndicats et les travailleurs concernés. Je suis d'accord avec vous, monsieur le député.
Op 20 februari 2025 vond er een bemiddelingsvergadering onder voorzitterschap van een sociale bemiddelaar van mijn administratie plaats. Die vergadering resulteerde in een proces-verbaal van niet-akkoord, wat betekent dat de partijen er in dat stadium niet in slaagden hun standpunten met elkaar te verzoenen. Na die bemiddelingsbijeenkomst hebben de vakbonden op 25 februari 2025 een stakingsaanzegging ingediend die tot het einde van het jaar loopt. De sociale bemiddelaar blijft ter beschikking van de partijen.
Mon cabinet n'a pas encore été sollicité directement dans ce dossier mais nous suivons attentivement l'évolution des discussions. Mon administration reste également mobilisée à cet égard.
Concernant la légalité de cette initiative, BNP Paribas a précisé que le transfert d'une partie d'une entreprise se fait en application de la convention collective de travail n° 32 bis . Celle-ci vise à garantir le maintien des droits des travailleurs dans tous les cas de changement d'employeur du fait du transfert conventionnel d'une entreprise ou d'une partie d'entreprise.
Pour ce qui concerne les questions liées au projet d'externalisation ainsi qu'au gain en efficacité, je ne suis pas en mesure d'y répondre puisque ces questions sont propres et inhérentes à la banque BNP.
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, u argumenteert dat wettelijk gezien cao 32bis de arbeidsvoorwaarden van werknemers garandeert. De werknemers van BNP Paribas blijven nochtans bezorgd, verwijzend naar het dossier van Delhaize. Zij uitten in een gesprek met mij hun vrees voor eenzelfde scenario. Daar werden, ondanks dat de arbeidsvoorwaarden gegarandeerd zijn, veel werknemers gewoon op het bureau van de franchisenemer geroepen en gedwongen om hun ontslag te tekenen. Ze zijn bang dat ze hetzelfde lot zullen ondergaan, zeker gelet op de bedoelingen van Accenture, namelijk jobs schrappen, delocaliseren en slechtere arbeidsvoorwaarden toekennen.
Het is echter goed dat de sociaal bemiddelaar ter beschikking staat van de bank en het personeel. Ik hoop dat de betrokken werknemers hun sociale bescherming en arbeidsvoorwaarden kunnen behouden. Zij doen immers elke dag keihard hun best, dus zij verdienen dat.
Kemal Bilmez:
Ik ga akkoord met collega Vanrobaeys. We hebben gezien wat de cao 32bis heeft gebracht bij Delhaize. In de vele franchises werden de werknemers gedwongen slechtere arbeidsvoorwaarden te aanvaarden of ze raakten hun job kwijt. Het argument van cao 32bis zal dus op geen enkele manier de werknemers bij BNP geruststellen. Aangezien dezelfde methode bij een tweede dienst in Italië werd toegepast, zijn de werknemers bang. Niet alleen het personeel op de klantendienst heeft gestaakt, ook collega's van andere diensten hebben uit solidariteit met de actie meegedaan. Zij hebben immers schrik dat hun diensten in de toekomst ook hetzelfde lot beschoren zullen zijn. Het kan zelfs nog erger. Als die strategie lukt bij BNP, kunnen andere banken dat misschien ook beginnen toepassen. Dan zullen in de hele sector, zoals bij Delhaize gebeurd is, de werknemers te koop worden gezet en zal er aan slechtere voorwaarden moeten worden gewerkt. Als minister van Werk hebt u dus toch iets meer te zeggen. De overheid heeft ook aandelen in BNP. We kunnen dus wel enige druk zetten op de sociale bemiddeling over de loonvoorwaarden van de werknemers. Ik hoop dat we meer verantwoordelijkheid in het dossier zullen nemen.
De verhoging van de waarde van maaltijdcheques
Bekijk antwoord
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, het regeerakkoord voorziet in de mogelijkheid voor bedrijven om de waarde van maaltijdcheques te verhogen van maximaal 8 euro naar 12 euro. Deze verhoging zou in twee stappen van telkens 2 euro gebeuren. De regering wil daarmee de koopkracht van werkenden versterken en tegelijkertijd de binnenlandse economie ondersteunen.
Uit een recente bevraging van Group S blijkt dat iets meer dan de helft van de bedrijven bereid is deze verhoging door te voeren, hoewel dit niet verplicht is. Ongeveer 30 % geeft aan dit niet te willen doen en 17,3 % weet het nog niet. Het is logisch dat de meerderheid van de bedrijven bereid is dit te doen. De verhoging van de maaltijdcheques biedt werkgevers immers de aantrekkelijke mogelijkheid om hun werknemers extra inkomen te geven.
Kunt u de concrete modaliteiten toelichten? Welke timing voorziet u? Hoe zult u dit aspect van het regeerakkoord uitvoeren?
David Clarinval:
Mevrouw Vanrobaeys, zoals meegedeeld in mijn beleidsverklaring zal ik de sociale partners de opdracht toevertrouwen om de maximale tussenkomst voor de maaltijdcheques te verhogen met het oog op de verhoging van de koopkracht. Ik zal de sociale partners snel de opdracht geven om hierover een advies te formuleren.
Wat het sociale luik van deze maatregel betreft, is de werkgeverstussenkomst voor het bedrag van de maaltijdcheques vastgelegd in artikel 9bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Om de maximale tussenkomst van de werkgever in het bedrag van de maaltijdcheques te verhogen, is een wijziging van de RSZ-wetgeving nodig.
Mijn collega-minister van Financiën is verantwoordelijk voor de fiscale modaliteiten van de maatregel.
Inzake de concrete uitrol kan ik u nog geen specifieke informatie geven over de praktische modaliteiten, omdat dat punt binnen de regering nog wordt besproken.
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb begrepen dat u aan de sociale partners snel de opdracht zal geven. Ik kijk in ieder geval uit naar hun advies. Weet dat u op dat vlak op onze steun kan rekenen.
Ik heb zelf een wetsvoorstel ingediend ter verhoging van de maaltijdcheques waarin ik een aantal modaliteiten heb opgenomen, zoals een verplicht groeipad en een uitzondering op de loonnorm. Dat zijn belangrijke zaken om het verhaal waar te maken en op die manier de koopkracht van de werknemers te versterken.
De maatregel is belangrijk omdat ze heel veel mensen kan afdekken en omdat er heel veel bereidheid is om de loonsverhoging op die manier in te voeren. Bovendien is dat zeker nu, in de huidige moeilijke tijden met bijvoorbeeld de handelsoorlog die Trump op ons afroept, een goede manier om onze binnenlandse economie te versterken. Maaltijdcheques worden immers hier in België uitgegeven.
Voorzitter:
Vraag nr. 56003821C van de heer Raskin wordt uitgesteld.
De nationale stakingsactie van 31 maart
De nationale staking van 31 maart
De algemene staking van 31 maart
De staking van 31 maart
Gesteld door
N-VA
Eva Demesmaeker
Groen
Meyrem Almaci
PVDA-PTB
Robin Tonniau
Ecolo
Sarah Schlitz
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Eva Demesmaeker:
Mijnheer de minister, aangezien mijn vraag over de staking van 31 maart niet naar de plenaire vergadering werd verwezen waar de eerste minister een antwoord verstrekte over het thema, leg ik ze aan u hier voor.
Er bestaat heel wat onvrede over de naar onze mening zeer goede plannen van de arizonaregering om ons arbeidsrecht in een nieuw modern jasje te steken. Heel wat behoudsgezinde en conservatieve vakbonden organiseren stakingen tegen de modernisering van het arbeidsrecht, stakingen die heel wat bedrijven raken, omdat stakers door hun blokkades werkwilligen verhinderen aan het werk te gaan.
De liberale vakbond verzet zich tegen die methode en wil op een andere manier actievoeren en wegen op het beleid. Die vakbond staat voor verantwoordelijkheid en daadkrachtig overleg en schuift daarbij ook tien punten naar voren. De liberale vakbond stipt ook aan dat de huidige moeilijke economische toestand van de bedrijven alleen maar verslechtert door die stakingsacties.
Mijnheer de minister, wanneer werd er overleg gepleegd met de sociale partners? Wie was daarbij aanwezig? Welke punten werden daar besproken? Welke constructieve voorstellen hebben de sociale partners gedaan?
Wat is uw reactie op de voorstellen die de liberale partners naar voren schuiven? Hoe zult u in de toekomst garanderen dat wie wil werken, dat ook kan blijven doen?
Robin Tonniau:
Mijnheer de minister, de staking van 31 maart was de grootste staking van de voorbije tien jaar in België. Overal hebben werknemers het werk neergelegd, in Wallonië, in Brussel, in Vlaanderen en gaven ze een enorm krachtig signaal.
De PVDA heeft ongeveer 700 stakingspiketten bezocht. Ikzelf heb er die dag zeven bezocht, allemaal in de Gentse Kanaalzone, bij Volvo Cars, Volvo Trucks, M.C. Syncro, Honda, Brose, Plasman. Nadien ben ik ook naar het piket in Gent-Zuid geweest. Aan dat piket specifiek voor de openbare sector waren heel veel mensen uit het onderwijs, van de NMBS en de zorg aanwezig. We hebben aan al die piketten met heel veel mensen gesproken en wij hebben goed geluisterd. Eén ding is echt duidelijk. De mensen willen niets weten van uw plannen, van de plannen van uw regering. De mensen zeggen neen tegen uw massale besparingen.
Mijnheer de minister, staken doet men nooit voor plezier. Dat kost stakers geld. Hetgeen ik heb gehoord aan de piketten, is heel simpel. De mensen willen respect voor hun werk. De mensen willen beloond worden voor het werk dat ze doen. Dé verkiezingsbelofte van alle arizonapartijen was toch dat werken moet lonen. U maakt werken echter alleen maar moeilijker. U maakt het bijna onmogelijk om nog een volledig pensioen op te bouwen en om in goede gezondheid op pensioen te gaan.
Waar is het respect voor de werkende klasse gebleven? Waar is het respect voor de vaste uurroosters en het recht op rust? Met de annualisering van de arbeidstijd zijn de werktijden niet meer beschermd. Er is geen verschil meer tussen dag en nacht, tussen zondag of weekdag. De mensen maken zich hierover terecht grote zorgen. Het gevolg zijn immers minder premies, minder vergoeding voor overwerk en dat in ruil voor meer verplichte flexibiliteit.
Het N-VA-parlementslid spreekt over conservatieve vakbonden. Er is echter niets conservatiefs aan een achturige werkdag. Er is niets conservatiefs aan acht uur rust. Er is niets conservatiefs aan acht uur vrije tijd per dag.
Het respect voor de lonen en de werkende klasse is zoek. Het verbod op loonsverhoging wordt verlengd tot 2027. Ondertussen keren Belgische bedrijven dit jaar naar verwachting 6 miljard euro aan dividenden uit aan hun aandeelhouders. Voor de werknemers 0,0 euro. Dat is onaanvaardbaar. Dat is pas conservatief.
Zal zondagswerk nog degelijk vergoed worden in de toekomst?
Zullen werknemers hun premies behouden, ook na de onderhandelingen over een nieuwe cao?
Zult u de nieuwe regeling rond de overuren die enorm veel werknemers treft, van toepassing maken? Dat betreft werk dat er niet toe doet volgens u, werk dat niet moet beloond worden.
Zult u de loonblokkeringswet van 1996 herzien en eindelijk loonsverhogingen toestaan? Zult u de nachtpremie beschermen? Welke collectieve bescherming krijgen de werknemers nog van uw regering?
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, le 31 mars dernier, la Belgique a connu la plus grande grève des dix dernières années. Des milliers de piquets de grève ont été mis en place. Des dizaines de milliers de travailleurs et travailleuses refusent le modèle que vous voulez leur proposer.
Ce jour-là, j’ai eu l’occasion de me rendre notamment dans le zoning des Hauts-Sarts, où j’ai pu discuter avec des personnes travaillant dans la logistique. La réforme sur le travail de nuit suscite de vives inquiétudes. Pendant la campagne électorale, vous aviez promis à ces travailleurs, qui ont de petits salaires, un revenu supplémentaire de 500 euros par mois. Or, ils constatent aujourd'hui qu'ils perdront de l'argent. En effet, les heures de nuit avant minuit seront payées comme des heures de jour. Ils savent déjà qu'à terme, ils seront impactés par cette réforme.
J'ai aussi discuté avec des infirmières qui m'ont expliqué à quel point les cadences qu'on leur impose ne leur permettent plus de faire leur travail correctement, au détriment des patients.
Un technicien d'Infrabel m'a rappelé à quel point le statut était important pour conserver l'expertise au sein de la société. Cela permet de retenir les personnes formées, évitant qu'elles ne quittent l'entreprise après un an, deux ou trois ans. Ces départs engendrent de lourdes pertes, notamment lorsque des profils hautement compétents s'en vont.
Partout, ces réformes sont perçues comme brutales et injustes, qu'il s'agisse du travail du dimanche, du travail de nuit ou de la flexibilisation extrême du marché du travail. Tout cela contraste avec votre volonté affichée de garantir une pension méritée après une carrière complète de 43 ans. C'est complètement incohérent. En outre, la plus grande trahison dont il a été question ce jour-là est la hausse des salaires que vous aviez promise et qui ne se concrétisera pas. Enfin, il y a également les conditions de fin de carrière, que vous cherchez à restreindre davantage, notamment la disponibilité précédant la pension de retraite (DPPR), qui est actuellement totalement bloquée.
Cette réforme ne prend pas en compte les réalités des travailleurs sur le terrain. En revanche, elle épargne les plus aisés, ceux qui ont le moins sué au cours de leur carrière.
Monsieur le ministre, avez-vous eu, depuis le 31 mars, des contacts avec les travailleurs et avec les syndicats, afin de revoir votre copie en matière de réforme sociale?
David Clarinval:
Mesdames et messieurs les députés, la grève est un droit fondamental dans notre démocratie. Il s'agit d'un instrument légitime permettant aux travailleurs d'exprimer leurs revendications et de faire valoir leurs droits. Cependant, il est essentiel que son exercice se déroule dans un cadre équilibré respectant à la fois les droits des grévistes, mais aussi ceux des travailleurs non grévistes, ainsi que les besoins économiques du pays. C'est dans cet esprit que nous souhaitons engager un dialogue avec les partenaires sociaux afin d'assurer une application équilibrée de ce droit, tout en préservant la poursuite des activités économiques et des services essentiels.
Nous garantissons la protection juridique des syndicats concernant les manifestations et les grèves avec un préavis de grève ou leur rôle dans les entreprises, afin que chaque organisation puisse continuer à remplir son rôle historique.
Op 12 februari 2025 hebben de eerste minister en ikzelf de Groep van Tien, die de voornaamste sociale partners groepeert, ontmoet. Wij hebben gesproken over de toepassing van het regeerakkoord en over de lopende hervormingen inzake werkgelegenheid. De vakbonden hebben hun bezorgdheden geformuleerd, met name over de impact van de hervormingen op de arbeidsmarkt.
L'accord de gouvernement prévoit que les partenaires sociaux ont jusqu'au 31 décembre de cette année pour actualiser les principes convenus dans l'accord des partenaires sociaux de 2002, afin de clarifier l'exercice du droit de grève dans le respect des normes internationales et de la jurisprudence.
Het doel bestaat erin de regels die de sociale bewegingen omkaderen te actualiseren, zodat het stakingsrecht wordt gerespecteerd zonder misbruik of buitensporige blokkage. Op die manier kan wie wil blijven werken dat effectief doen en worden bedrijven en essentiële diensten beschermd tegen buitenproportionele onderbrekingen.
L'accord de coalition précise que les partenaires sociaux sont invités à clarifier l'exercice du droit de grève, afin d'assurer un juste équilibre entre les droits des grévistes et ceux des non-grévistes. Le gouvernement s'engage à respecter cet accord. Et j'inviterai bientôt les partenaires sociaux à débuter cet exercice.
Lors de la grève du 13 février, aucun incident majeur lié à l'empêchement de travailleurs non grévistes n'a été signalé. Toutefois, nous restons vigilants pour assurer un cadre de travail serein et respectueux des libertés individuelles. Nous devons avancer avec pragmatisme et responsabilité pour garantir un marché du travail moderne, équilibré et respectueux des libertés de chacun.
Ik herinner u eraan dat het sociaal overleg op verschillende plaatsen in het regeerakkoord wordt vermeld. Ik hoop dat er tijdens de hele legislatuur een constructieve dialoog kan plaatsvinden.
Mesdames et messieurs, cette journée d'actions a en effet exprimé des inquiétudes sincères dans plusieurs secteurs. Je l'entends. Je tiens également à rappeler que le gouvernement agit avec détermination et dans le respect du dialogue social, comme l'exprime clairement l'accord de coalition.
La contribution des partenaires sociaux est essentielle. Leurs connaissances et perspectives sont cruciales pour garantir que la réforme corresponde à la réalité sur le terrain. La responsabilité finale de la décision incombe toutefois au gouvernement.
Ai-je entendu les revendications? Oui. Suis-je prêt à y répondre? Oui.
Le gouvernement reste pleinement ouvert à la concertation, à condition qu'elle se fasse dans un esprit de responsabilité et de respect mutuel. Les revendications liées à la soutenabilité du travail, à la répartition de l'effort budgétaire et à la reconnaissance du travail effectué sont prises au sérieux. Plusieurs mécanismes, notamment via le CNT et la CIM Emploi, permettent de faire évoluer les modalités concrètes de réforme.
La réforme de l'Arizona est-elle antisociale, madame Schlitz? Je dis clairement non. Elle est nécessaire et juste. Je regrette que certains partis propagent de fausses informations afin d'inquiéter délibérément les citoyens.
Le pays fait face à des défis économiques majeurs: un déficit structurel, un taux d'emploi insuffisant, des pénuries criantes dans des métiers essentiels. Notre objectif est d'activer davantage, sans abandonner la protection sociale, comme le prévoit aussi l'accord. Nous appliquerons le principe de justice sociale dans le respect des droits acquis et avec empathie envers les plus vulnérables.
J'ai reçu des questions plus spécifiques, notamment du collègue Tonniau.
Wat de vergoeding zondagswerk betreft. In het federaal regeerakkoord 2025-2029 zijn geen wijzigingen voorzien met betrekking tot het verbod op zondagsarbeid of op het vlak van de verloning van arbeid op zondag.
U stelt vragen over de nieuwe regeling rond overuren en de nachtpremie. Het is niet zo dat er een nieuwe regeling zal worden ingevoerd voor alle overuren. Zoals ook uitdrukkelijk is opgenomen in het regeerakkoord, blijft voor de onvrijwillige overuren de bestaande procedure en het overloon behouden. Wel beogen we om voor de vrijwillige overuren voor alle sectoren een aantrekkelijk systeem in te voeren dat het mogelijk maakt om tot 360 vrijwillige overuren te verrichten zonder motief of in alle rust, waarvan 240 uren zonder verplicht overloon en zonder sociale bijdragen of personenbelasting. Dat wil zeggen dat bruto gelijk is aan netto. Voor de horeca zullen de huidige 360 vrijwillige overuren worden opgetrokken naar 450 overuren, waarvan 360 uren zonder verplicht overloon. Die vrijwillige overuren zullen slechts mogelijk zijn op basis van een schriftelijk opzegbare overeenkomst tussen werknemer en werkgever. Werknemers die geen vrijwillige overuren wensen te verrichten, mogen daar uiteraard geen nadelige gevolgen van ondervinden.
Er wordt daarnaast ook een nieuw wettelijk kader ingevoerd in verband met de annualisering van de arbeidstijd, dat kan worden toegepast met akkoord van de betrokken werknemers. Net zoals voor de andere structurele afwijkingen op de vandaag al bestaande arbeidsduurgrenzen zal er daarbij slechts overloon verschuldigd zijn, als de voorwaarden en grenzen van die arbeidsregeling niet worden nageleefd.
We willen de regeling inzake nachtarbeid inderdaad versoepelen. Het regeerakkoord bepaalt evenwel uitdrukkelijk dat de bestaande premies voor nachtprestaties, zoals vastgelegd in cao’s in diverse sectoren en bedrijven, hierbij blijven gelden. Binnen de regering vindt er momenteel overleg plaats over de ontwerpteksten die mijn departement dienaangaande heeft opgemaakt in uitvoering van het regeerakkoord.
In verband met de vraag over de loonwet. De loonnormwet blokkeert de lonen niet, zoals u stelt. Die wet garandeert als minimale loonstijging een automatische loonindexering wanneer hierover een collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten.
Of deze lonen in de tweejaarlijkse IPA-periode verder mogen stijgen, hangt af van de competitiviteitsvergelijking van de Belgische arbeidskosten en die van de buurlanden.
Ik zal samen met de andere leden van de regering aan de sociale partners vragen om tegen 31 december 2026 een advies uit te werken over de hervorming van de loonnormwet en het systeem van de automatische indexering.
Op uw vijfde vraag, de draagwijdte van uw vraag over de collectieve bescherming van de werknemers is niet helemaal duidelijk. Het is in elk geval zo dat de regering veel waarde hecht aan de inbreng van de sociale partners en hen nauw bij de hervormingsagenda zal betrekken.
Eva Demesmaeker:
Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het stemt mij zeker gelukkig om te horen dat u wel degelijk met de sociale partners rond de tafel zult gaan zitten, dat zij daar ook aanwezig zullen zijn en dat er ruimte is om die principes uit te werken. Ik hoop dat het snel vooruitgaat, want we hebben geen tijd te verliezen.
Mijnheer Tonniau, ik denk dat u in een bubbel leeft. Dit is helemaal niet breed gedragen. Heel veel mensen waren aan het werk, omdat het hun taak is om aan het werk te gaan, maar ook omdat zij daar achter staan. Zij staan zeker open voor al die aanpassingen. U zegt dat wij hun pensioen afnemen. Neen, deze regering zorgt ervoor dat de toekomstige generatie wel nog een pensioen zal hebben. Dat is een essentieel verschil.
Wie wil werken, moet dat kunnen blijven doen. Ik denk dat de mensen die willen werken zeker niet mogen worden verhinderd. Ik hoor in uw antwoord dat u dat ook gaat garanderen, dat u daarover in gesprek zal gaan. Ooit behoorde het behouden van de sociale zekerheid, het garanderen van werk en ervoor zorgen dat er voldoende werk is voor iedereen tot de doelstellingen van de sociale partners. Dat lijkt nu soms verloren te gaan. Laat ons hopen dat de grote nationale stakingsacties tot een einde komen en de rust wederkeert en iedereen samen rond de tafel gaat zitten, de plaats waar dat hoort te gebeuren. Ik hoop dat we binnenkort tot een gedragen compromis kunnen komen.
Robin Tonniau:
Mijnheer de minister, u startte uw antwoord met de uitspraak dat u het stakingsrecht in België respecteert. Dat is maar goed ook. Er is hier immers een stakingsrecht, dat ook wordt gebruikt. Vervolgens stelde u echter dat u ook het recht op werk wil nastreven. Het recht op werk moet worden gerespecteerd. Mijnheer de minister, het recht op werk in België bestaat niet. Hadden wij immers recht op werk, dan hadden wij geen werkzoekenden. In dat geval had elke werkzoekende zijn recht op werk al gebruikt en een goede, fatsoenlijke job gekregen. Het recht op werk bestaat dus niet.
Ten tweede, ik leef helemaal niet in een bubbel. Ik heb zeventien jaar in de industriesector gewerkt. Ik heb die dag zeven piketten bezocht. Alle fabrieken in de Gentse kanaalzone lagen stil. Enkel een paar managers waren in het bedrijf. De meeste werknemers waren thuis. De vakbonden hadden opgeroepen om thuis te blijven. Er was geen enkele productie in de Gentse kanaalzone.
U geeft aan dat u de eisen van de vakbonden en van de werkende klasse hebt gehoord. Welke reactie geeft de regering echter? De sociale partners krijgen alle vrijheid om oplossingen naar voren te brengen. De sociale partners stellen tegenover onze vakbonden echter dat zij in een carcan worden geduwd en dat alles veel te snel gaat. Zij voelen aan dat zij worden verplicht akkoorden te sluiten die zij eigenlijk niet willen sluiten.
Daarom komen wij op straat, onder andere voor de vrijwillige overuren. U wilt naar 360 vrijwillige overuren gaan. Vrijwillige overuren bestaan echter niet. Toen ik in de fabriek werkte, kwam de grote baas bij mij langs en vroeg mij of ik bovenop de 40 uur die ik al had gepresteerd niet ook nog op zaterdagochtend wilde komen werken omdat het bedrijf mij nodig had. Daar stond ik dan, een twintigjarige met een interimcontract. Wat moest ik antwoorden? Denkt u dat ik een keuze had om neen te zeggen, omdat ik een verjaardagsfeestje had gepland of een voetbalwedstrijd moest spelen? Ik antwoordde gewoon aan mijn baas dat het goed was en dat ik zou komen werken. Een werknemer wordt onder druk gezet. Weigert hij, dan komt hij maandag gewoon het bedrijf niet meer binnen. Op die manier verloopt het in de realiteit.
De bedrijven die per se die vrijwillige overuren willen inschakelen – 360 uur is niks – omdat er zoveel werk is, moeten dan maar gewoon extra werknemers aannemen. Zij moeten dan maar vacatures uitschrijven met deftige lonen en sociale bescherming, zodat de werkzoekenden ook aan de slag kunnen. Nu is er een kaste van arbeiders en bedienden die wordt verplicht overuren te presteren om rond te komen.
Er wordt aan hun premies geknaagd. Ze worden superflexibel ingezet. Ze moeten extra flexi-jobs aannemen om gewoon rond te komen. En dat systeem willen jullie gewoon versterken.
Sarah Schlitz:
Merci pour vos réponses monsieur le ministre. Vous nous rappelez que le droit de grève est un droit que vous respectez. Nous sommes contents de l'entendre, étant donné que votre gouvernement projette quand même de réintroduire cette interdiction de manifester. Faut-il comprendre que vous allez finalement revenir sur cette volonté? Vous vous empressez aussi de dire qu'il faut néanmoins respecter ceux qui ne font pas grève et l'économie du pays. Ce qui est important aussi c'est de faire en sorte de respecter les droits et les conditions de vie des travailleurs qui, ici, se battent pour les droits de tous en mettant une partie de leur pouvoir d'achat de côté, étant donné que, comme on le rappelle, leur salaire est remplacé par une prime syndicale qui ne leur permet pas d'avoir un salaire à la même hauteur que ce qu'ils touchent habituellement. Lorsque vous dites qu'il n'y a pas eu d'incident, il y a tout de même eu deux blessés, monsieur le ministre. Une personne a forcé un barrage avec sa voiture et a renversé deux grévistes. Vous appelez ça "pas d'incident"? Les incidents, est-ce uniquement quand ce sont des grévistes qui les commettent? Je suis quand même assez choquée par vos propos. Plus globalement, vous dites que certains parlementaires répandraient de fausses informations. Avant d'accuser les autres de répandre des fake news , faites plutôt le check de vos chiffres. Nous l'avons fait et nous savons que vous allez chercher 16 fois plus d'argent dans les poches des plus faibles que chez les plus grosses fortunes, notamment avec votre taxation des plus-values – dont on ne sait même pas si elle verra le jour –, qui deviendrait une des plus faibles d'Europe si elle advenait. Je voulais également aborder vos projets de flexibilisation, de payer le travail de nuit jusqu'à minuit comme du travail de jour. Vous dites qu'on va garantir ces droits pour le moment. Mais on sait très bien comment cela va se passer. Au fur et à mesure, les travailleurs seront remplacés, une pression sera exercée sur ceux qui ont des droits maintenus pour les remplacer par ceux qui n'auront plus cette obligation de voir leurs heures jusqu'à minuit payées comme des heures de nuit. Ce remplacement aura lieu, il y aura une mise en concurrence entre anciens et nouveaux travailleurs. C'est donc un énorme problème. Aujourd'hui, vous n'entendez pas la détresse des travailleurs qui ne savent plus concilier leur vie de famille et leur travail. C'est un énorme problème, c'est la première priorité selon le baromètre de la Ligue des Familles. Et vous, tout ce que vous continuez à faire, c'est faire en sorte qu'il y ait un maximum de flexijobs, que des étudiants prennent le boulot de certains chômeurs qui pourraient occuper de vrais emplois en CDI et avoir une stabilité tout en finançant la sécurité sociale. Au lieu de ça, vous passez à côté du refinancement de la sécurité sociale et des 80 % de taux d'emploi en vous obstinant à instaurer une surflexibilisation du marché du travail. C'est un énorme problème. Vos calculs ne sont pas bons. Les objectifs ne seront pas atteints. Vous additionnez une série de revendications du banc patronal mais qui, mises bout à bout, ne constituent pas un projet de société viable. C'est un projet court-termiste avec des coupes, des économies et qui ne va pas chercher l'argent là où il est vraiment. On continuera à le dénoncer et à chercher les ingrédients de votre projet parce qu'il y a encore énormément de zones d'ombre qui aujourd'hui ne sont pas honnêtes vis-à-vis des personnes qui vont les subir.
De aanpassing van de personeelsplannen bij ArcelorMittal
De outsourcingsplannen bij ArcelorMittal
Gesteld door
N-VA
Eva Demesmaeker
PVDA-PTB
Robin Tonniau
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Eva Demesmaeker:
Mijnheer de minister, de staalsector in Europa wordt rechtstreeks getroffen door de Amerikaanse importheffingen. Ook in België hebben we performante staalbedrijven die qua milieunormen, zeker in Vlaanderen, tot de Europese top behoren.
Bij ArcelorMittal reageert men op deze gewijzigde internationale marktomstandigheden door een aanwervingsstop in te voeren voor bedienden en kaderleden. Arbeidscontracten zouden pas na zes maanden worden omgezet in vaste contracten. Volgens de vakbonden zijn er plannen om jobs vanuit België te verplaatsen naar India of Polen. Daarenboven stellen we momenteel vast dat heel wat Europese staalbedrijven hun investeringen uitstellen in afwachting van de Clean Industrial Deal.
Er was enige tijd geleden al een ondernemingsraad. Hebt u naar aanleiding daarvan contact genomen? Welke verwachtingen of problemen werden geuit? Hoe kunt u als minister van werk hiermee aan de slag gaan? Plant u een gesprek of hebt u dat al gevoerd met ArcelorMittal om de noden als grote privéwerkgever te kennen?
Op welke wijze kan België het uitwerken van de Clean Industrial Deal bespoedigen? Welke maatregelen kan België ondertussen zelf al nemen als voorbereiding op deze deal, met het oog op het ondersteunen van onze economie en de werkgelegenheid?
Robin Tonniau:
Mijnheer de minister, ArcelorMittal - Sidmar zoals men in Oost-Vlaanderen nog steeds zegt - kondigde eerder in een bijzondere ondernemingsraad aan dat het een hele reeks diensten, waaronder IT, dienstverlening aan klanten, personeelszaken en aankopen naar onder andere India wil verplaatsen. Deze beslissing komt er net nadat de staalgroep een wereldwijde nettowinst van 1,25 miljard euro voor 2024 heeft aangekondigd, waaronder een operationeel resultaat van 370 miljoen euro in Europa.
Ik heb enkele vragen voor u. Is er al meer bekend rond de outsourcingsplannen van ArcelorMittal? Welke impact zullen de importheffingen van Trump hebben op ArcelorMittal Europa? Wat is de reactie van de federale regering op deze bijkomende heffingen?
David Clarinval:
Collega's, ik wil eerst en vooral mijn empathie uitspreken met de werknemers van ArcelorMittal die momenteel een onzekere periode doormaken.
Je me permets une petite digression, madame la présidente, car j'apprends à l'instant que 1 800 personnes viennent d'être touchées par un licenciement chez Cora. Je profite de l'occasion pour faire part également à l'égard de ces travailleurs et de leurs familles de toute mon empathie et de tout mon soutien en ces moments difficiles.
Je reviens à Arcelor.
ArcelorMittal heeft inderdaad verschillende aankondigingen gedaan over zijn strategie en investeringen. In de huidige omstandigheden is het echter moeilijk om de concrete gevolgen daarvan voor de bedrijfsstrategie, de productie en de werkgelegenheid in te schatten. De directie of de vakbonden hebben geen contact opgenomen met mijn kabinet, maar het kabinet volgt dat dossier op.
Net als u maak ik mij ongerust over de toekomst van de staalindustrie in Europa en in het bijzonder in België. Het behoud van de industriële tewerkstelling is en blijft een belangrijk onderwerp voor de federale regering. Mocht er inderdaad een impact zijn op de werkgelegenheid, dan zal dit dossier van nabij worden opgevolgd door mijn kabinet en mijn administratie.
Wat betreft de Green Industrial Deal moet eraan herinnerd worden dat de mogelijke oplossing op Europees niveau ligt en dus niet tot mijn bevoegdheden behoort. Dat gezegde zijnde, ben ik uiteraard bereid tot ondersteuning van elke constructieve oplossing die wordt voorgesteld. Tot slot, invoerheffingen en de gevolgen ervan vallen niet onder mijn bevoegdheid als minister van Werk.
Eva Demesmaeker:
Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik onthoud vooral dat u wanneer het nodig is het gesprek zult aangaan.
Robin Tonniau:
Mijnheer de minister, het is goed dat u empathisch en ongerust bent, want ik ben dat ook. Dat is terecht, want de verschuiving van de productie van ArcelorMittal is eigenlijk al ingezet. De staalgigant investeert nu al volop buiten Europa en onderzoekt of het staal in halffabricaten naar hier kan importeren in plaats van omgekeerd.
In India wil ArcelorMittal tegen 2030 zijn productie verdrievoudigen en ondersteunende diensten van Europa naar daar overhevelen. Ook in Brazilië gaat ArcelorMittal fors uitbreiden. ArcelorMittal heeft CSP overgenomen, een producent van goedkoop kwaliteitsplaatstaal. CEO Mittal noemt de site een strategische leverancier binnen de groep met groot uitbreidingspotentieel. Daarnaast overweegt ArcelorMittal ook nog de bouw van een nieuwe fabriek in de VS voor sponsijzer en halffabricaten voor groen staal, bedoeld voor wereldwijde export.
Met andere woorden, ArcelorMittal heeft er eigenlijk al voor gekozen om buiten Europa te investeren. Dat komt vooral door de hoge energiekosten in België.
We moeten eigenlijk inzetten op een openbare energieproductie, om de grote bedrijven die veel energie nodig hebben, zeker voor het produceren van groen staal via groene waterstof, de kans te geven meer op een gelijkwaardige manier, met gelijkwaardige kosten, te produceren. Zeker nu de importtarieven van de VS zo stijgen.
Natuurlijk zult u zeggen dat die importtarieven niet tot uw bevoegdheid behoren, maar ze zullen wel uw bevoegdheid worden. Hier zullen superveel jobs verloren gaan door die importtarieven als ze lang gehandhaafd blijven. Ik wil u toch aanmoedigen om hier alvast werk van te maken, om alvast te anticiperen op de slechtst mogelijke scenario's.
David Clarinval:
Mijnheer Tonniau, ik ben het volledig met u eens. Ik antwoord echter als minister van Werk. Met de pet van minister van Bedrijfsleven op heb ik natuurlijk de bevoegdheid om meer te doen om onze bedrijven te helpen bij het behoud van hun competitiviteit en om een boodschap te sturen aan het Europese niveau. Als minister van Werk begrijp ik dat mijn antwoord een beetje kort is, maar ik moet zeggen dat ik het inderdaad met uw boodschap eens ben: er zijn veel dingen aan te doen met de pet van de minister van Bedrijfsleven op.
De opleidingen voor knelpuntenberoepen
Bekijk antwoord
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, ik heb op X gelezen dat u op 26 maart een overleg had met de Vlaamse minister van Werk over de activering van werkzoekenden onder andere via opleiding en de afstemming van vraag en aanbod. Uit de bespreking van uw beleidsverklaring en uit uw antwoord in de plenaire vergadering had ik begrepen dat het overleg ook over mogelijke oplossingen zou gaan voor werkzoekenden die een langdurige opleiding voor een knelpuntberoep volgen en door de geplande beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd met die opleiding zouden moeten stoppen. De daaropvolgende dag viel ik van mijn stoel, toen de Vlaamse minister van Werk aankondigde fors te willen snoeien in het opleidingsbudget, waar jaarlijks 140.000 werknemers van gebruikmaken. Dat budget wordt ingezet voor loopbaancheques, opleidingscheques, het opleidingskrediet en het Vlaams opleidingsverlof. Via het opleidingsverlof kunnen werknemers verlof nemen om zich bij te scholen, met financiële ondersteuning voor hun werkgevers.
Ik had begrepen dat de werkloosheidsuitkering voor werkzoekenden die nu al zo'n opleiding volgen, behouden zou blijven. Zijn er tijdens het overleg structurele oplossingen overwogen om het inkomen van mensen die een langdurige opleiding volgen tot een knelpuntberoep, zoals leerkracht, verpleegkundige of sociaal werker, te verzekeren?
Zijn er ook oplossingen voor het maatwerk besproken? Ik denk hierbij aan arbeidszorgsinitiatieven, tewerkstellingsprojecten waarbij zeer kwetsbare personen die zich op verre afstand van de arbeidsmarkt bevinden, met het behoud van hun werkloosheidsuitkering en een onkostenvergoeding aan de slag gaan. Die tewerkstellingsprojecten moeten worden gegarandeerd.
Is het overleg daarmee afgerond? Zijn de beslissingen genomen en de knopen doorgehakt, of zal er nog verder worden overlegd met de regionale niveaus, opdat de betrokken werkzoekenden een vangnet en oplossingen worden geboden, te meer omdat er in het federaal regeerakkoord veel ruimte wordt gegeven aan het regionaal arbeidsmarktbeleid? Kortom, is er een timing en een agenda voor verder overleg?
David Clarinval:
Mevrouw Vanrobaeys, ten eerste, tijdens het overleg met minister Demir op 26 maart werd er inderdaad gesproken over de inkomensgarantie voor werkzoekenden die een langdurige opleiding volgen tot een knelpunt beroep, zoals leraar, verpleegkundige of maatschappelijk werker. We erkennen gezamenlijk het belang van een overgangsregeling of vrijstellingsmechanismen, zodat de tijdslimiet op de werkloosheidsuitkeringen die trajecten niet onderbreekt. We werken op federaal niveau aan mogelijke oplossingen in overleg met de RVA en de FOD Werkgelegenheid.
Ten tweede, wij hebben inderdaad ook stilgestaan bij het belang van staturen als dat van arbeidszorg voor het maatwerk en de sociale economie om kwetsbare personen met een afstand tot arbeidsmacht opnieuw een perspectief bieden. Aangezien zij daarmee vaak een eerste stap zetten naar duurzaam werk, verdienen die statuten in een breder activeringsbeleid blijvende ondersteuning.
Ten derde, komt er een vervolg aan het overleg met de Vlaamse minister? Absoluut. Er is al een structureel overleg met de deelstaten via de interministeriële conferentie werk. Op de agenda van die dialoog staan alvast de criteria voor een passende job, de duur en de inhoud van valoriseerbare opleidingen en de gerichte vrijstellingen om trajectonderbrekingen te voorkomen.
Ten vierde en ten slotte, werden er op federaal niveau al concrete voorstellen besproken? Ja. Bij de federale administratie loopt momenteel een analyse van mogelijke vormen van inkomensgarantie voor werkzoekenden in opleiding tot een knelpuntberoep. Er worden scenario's uitgewerkt met het oog op de integratie ervan in de begroting. Zodra die scenario's zijn doorgerekend, zal hierover ook overleg volgen met de deelstaten.
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, ik juich het toe dat u overleg pleegt met uw regionale collega en dat u ermee instemt dat werkzoekenden in opleiding inderdaad een traject van activering volgen. Ook uw erkenning dat zeer kwetsbare werknemers in de maatwerksector enige bescherming nodig hebben dat er niet zomaar een streep kan worden getrokken door hun inkomen, stemt mij tevreden. U zegt dat het overleg wordt voortgezet, maar ik heb niet echt een concrete timing gehoord. Ik begrijp dat overleg tijd in beslag neemt, maar oplossingen ter zake zijn zeer belangrijk niet alleen voor werkzoekenden die nu al een opleiding volgen of er een willen volgen – denk maar aan de noodzaak om tal van vacatures in te vullen onder andere bij de OCMW's, die extra taken krijgen en dus extra personeel nodig hebben – maar ook voor de kwetsbare werknemers in de projecten in de maatwerksector, die dankzij het maatwerk weer zelfvertrouwen, zelfwaarde en structuur krijgen en zekerheid moeten krijgen over hun inkomen.
De sluiting van Bepco Parts in Hermalle-sous-Huy
Bekijk antwoord
Sophie Thémont:
Monsieur le ministre, je souhaiterais attirer votre attention sur la situation tragique qui touche 86 travailleurs à Hermalle-sous-Huy, dans la commune d'Engis, à la suite de la fermeture définitive du site de Bepco Parts. Cette fermeture, qui entraîne aujourd'hui – les jours se suivent et se ressemblent, faut-il le dire – la perte de 79 emplois directs et 7 emplois au sein du groupe TVH, est un coup dur pour les travailleurs et leurs familles mais aussi pour l'économie locale.
Après plusieurs mois de négociations difficiles, un accord social a été trouvé mais cette fermeture a tout de même des conséquences dramatiques pour l'emploi dans la région. La direction a justifié cette décision par une volonté de rationaliser et d'améliorer son réseau de distribution, mais les travailleurs et la communauté locale se retrouvent désemparés face à cette nouvelle.
Monsieur le ministre, avez-vous rencontré la direction et les représentants des travailleurs? Avez-vous eu également des contacts avec votre homologue à la Région pour savoir quelles mesures sont prises pour accompagner les travailleurs dans leur reconversion professionnelle et éviter une détérioration de la situation économique dans la région?
David Clarinval:
Madame Thémont, je tiens tout d'abord à exprimer ma solidarité avec les travailleurs et les travailleuses de Bepco Parts à Hermalle-sous-Huy ainsi qu'avec leurs familles, comme j'ai d'ailleurs eu l'occasion de le faire à l'égard des travailleurs et travailleuses de l'entreprise Arcelor et, aujourd'hui, de l'entreprise Cora, qui ont également annoncé récemment de très mauvaises nouvelles dans leurs entreprises respectives.
Bepco Parts à Hermalle-sous-Huy traverse une période difficile marquée par une grande incertitude, et je partage donc tout à fait leurs inquiétudes.
Quatre mois après le lancement de la procédure Renault, un accord social a été conclu au sein de Bepco Parts, le 24 mars 2025. La deuxième phase de cette procédure a été clôturée par un accord sur un plan social concernant les 79 travailleurs directs et les 7 employés sous contrat avec la société mère. La commission paritaire 149.04 pour le commerce des métaux a été bien informée de cette fermeture.
La stabilité de l'emploi et la préservation du pouvoir d'achat sont des priorités pour ce gouvernement. Nous suivons donc cette situation avec attention. Pour répondre à votre question, mon cabinet n'a pas été contacté à ce jour. Mais nous nous tenons évidemment à la disposition des autorités régionales ainsi que des représentants des travailleurs s'ils souhaitaient me voir dans les plus brefs délais.
Sachez que j'entretiens, par ailleurs, des contacts réguliers avec le ministre wallon de l'Emploi, mais aussi avec ceux des autres Régions. Nous collaborons de manière constructive afin de renforcer notre marché du travail. Dans le cas qui nous préoccupe ici, je suis convaincu que le gouvernement régional mettra tout en œuvre pour accompagner ces travailleurs vers un nouvel emploi dans les plus brefs délais.
Sophie Thémont:
Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Les jours se suivent et se ressemblent. C'est catastrophique. Nous entendons parler de fermetures chaque jour. Je me demande quelle est finalement votre vision. En tout cas, j'ai cru la comprendre pour ce qui concerne le marché du travail. Par ailleurs, ce n'est pas grâce à cela que vous allez atteindre vos taux d'emploi à 80 %, puisque chaque jour des fermetures sont annoncées. Je me joins donc aux pensées adressées aux travailleurs et travailleuses de chez Cora, ainsi qu'à leurs familles. Je me demande comment ces gens vont pouvoir retrouver du boulot et selon quelles conditions. Vu la politique que vous menez en vue de la réforme du travail, j'espère qu'ils ne seront pas encore plus pénalisés. De même, j'espère que votre vision du travail sera différente. Peut-être parviendrons-nous à vous faire changer d'avis. Je vous ai déjà interrogé plusieurs fois. Dans le fond, je ne sais pas ce qu'il ressort de ces concertations – que vous qualifiez de systématiques – avec vos homologues régionaux, car je n'ai pas obtenu de réponse. Il ne faut pas se contenter de suivre les licenciements; il faut agir et provoquer les réunions avec vos homologues.
De situatie van de werknemers van Liberty Steel Belgium in Flémalle
De situatie van de werknemers van Liberty Steel
Gesteld door
PS
Sophie Thémont
PVDA-PTB
Nadia Moscufo
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Sophie Thémont:
Monsieur le ministre, je souhaite revenir sur la situation dramatique des travailleurs de Liberty Steel Belgium à Flémalle, commune dont je suis bourgmestre. Depuis des mois, ils ne sont plus payés et n'ont aucune certitude sur leur avenir.
Lors de l'exposé d'orientation politique, je vous ai posé une question à laquelle vous n'avez apporté aucune réponse. Aujourd'hui, ces travailleurs et leurs familles sont toujours dans l'incertitude la plus totale.
Depuis octobre 2024, environ 500 employés des usines de Flémalle et de Tilleur n'ont plus reçu leur salaire ni leurs chèques-repas ni leurs avantages extra-légaux. Certains ont même dû se tourner vers le CPAS pour pouvoir s'en sortir.
En novembre, la direction avait promis de vendre des stocks afin de régulariser les salaires impayés. Cependant, les travailleurs attendent toujours. Plus grave encore, leurs lignes téléphoniques professionnelles ont été coupées en raison de factures impayées.
En février 2025, ils ont manifesté à Liège pour exiger la relance des sites de Sclessin et de Galva 5, à l'arrêt depuis juin 2023. Malgré cela, rien ne bouge. En mars, la justice a validé un plan de redressement prévoyant 90 licenciements afin de sauver 600 autres postes. Cependant, rien ne se passe.
Aujourd'hui, les 500 travailleurs réclament la mise en faillite de leur entreprise afin d'espérer toucher leurs arriérés de salaire. Cette situation est quand même scandaleuse.
Je tiens quand même à rappeler aussi que le mécanisme du chômage économique est censé être un outil de soutien temporaire aux entreprises en réelle difficulté. Dans ce cas-ci, Liberty Steel a bénéficié d'un financement de 75 millions d'euros en Roumanie, utilisé notamment pour payer des factures d'énergie auprès d'ENGIE. Comment justifier alors que les travailleurs belges aient été placés en chômage économique alors que le groupe dispose visiblement de ressources financières ailleurs?
J'aurais voulu savoir si vous avez eu des contacts avec la direction du groupe concernant cette situation et si vous comptez intervenir pour éviter que ces travailleurs ne subissent les conséquences des dettes accumulées par l'entreprise, notamment auprès de l'ONSS.
Cette situation est inacceptable. Il est urgent d'agir pour les travailleurs et leurs familles qui vivent dans une détresse totale.
Nadia Moscufo:
Monsieur le ministre, vous avez parlé tout à l'heure du droit au travail. Au cours de cette séance de questions, vous avez entendu comme moi qu'un grand nombre de personnes vont perdre ou risquent de perdre leur boulot. Donc, votre droit du travail, on l'attend toujours.
J'en profite pour transmettre toute ma solidarité à tous les travailleurs et les travailleuses du Cora, qui ont appris ce matin, suite à un conseil d'entreprise extraordinaire, la volonté de la direction de se débarrasser de 1 800 personnes. Cela va donc toucher 1 800 familles. Face à cela, je vous annonce qu'il y a déjà un magasin qui s'est mis à l'arrêt parce que face à cette situation, les travailleurs et les travailleuses ne vont pas se laisser faire, avec comme première revendication de trouver une alternative à cette fermeture.
Ma question concerne les 500 travailleurs de chez Liberty Steel. Nous sommes dans une situation complètement incroyable mais vraie. Cela fait cinq ans qu'ils sont dans l'incertitude complète, avec la boule au ventre, en ne sachant pas de quoi leur avenir sera fait.
Ils sont face à un grand groupe qui a fait de grandes promesses aux quatre coins de la planète, avec des montages relativement pourris. En 2023, la cour d'appel de Liège avait donné son feu vert pour la reprise des activités par une filiale roumaine. Depuis, c'est toujours à l'arrêt sans réelle perspective de relance. La situation est vraiment incroyable. Des dettes se sont accumulées auprès des fournisseurs, de l'ONSS et du précompte professionnel. Les travailleurs ne sont plus payés depuis plus de trois mois.
La préservation de l'outil est aujourd'hui menacée. Actuellement, un bain de zinc est maintenu en fusion en vue d'une éventuelle reprise des activités. C'est largement mis en péril vu que la société pourrait arrêter de payer l'électricité. Or on sait très bien qu'un bain de zinc se fige en une heure si on coupe l'électricité et cela endommagerait gravement l'outil.
Ce qui est aussi complètement fou, c'est que ces travailleurs qui ne sont toujours pas payés contrôlent leur outil de travail, alors que l'employeur a même cessé de payer les assurances. Sur le plan des accidents du travail, c'est aujourd'hui la Région wallonne, via Wallonie Entreprendre, qui doit s'occuper de leur assurance. C'est incroyable mais vrai! C'est tellement catastrophique que ce sont les syndicats eux-mêmes qui ont introduit une procédure pour demander à la justice de déclarer l'entreprise en faillite. C'est tout bonnement fou!
Le 28 mars, un administrateur provisoire a été désigné par le tribunal d'entreprise. Nous savons qu'hier, le lundi 7 avril, il y a eu des inspections du SPF Emploi sur place.
Monsieur le ministre, êtes-vous au courant de ces inspections? Quels en sont les résultats? Des infractions ont-elles été constatées, que ce soit en matière de sécurité ou de santé au travail mais aussi en matière d'informations économiques et financières qui devraient être communiquées aux représentants des travailleurs? Si ces infractions sont avérées, qu'allez-vous faire pour y mettre fin rapidement?
David Clarinval:
Mesdames les députées, j'ai effectivement pris connaissance du dossier Liberty Steel, dévoilé notamment dans la presse. Cette situation est très préoccupante. Plus de 500 travailleurs n'auraient pas été payés pendant plusieurs mois.
D'après les informations dont je dispose, le tribunal de l'entreprise de Liège a désigné le vendredi 28 mars un administrateur provisoire pour Liberty Steel Liège à la demande des syndicats. Il devra désormais veiller à la préservation des outils industriels et évaluer les perspectives futures de l'entreprise.
Mon collègue le ministre de l'Économie, de l'Industrie, du Numérique, de l'Emploi et de la Formation en Région wallonne, Pierre-Yves Jeholet, a mandaté Wallonie Entreprendre pour que le fonds public prenne à sa charge le plus rapidement possible les assurances d'une partie des travailleurs afin de poursuivre la surveillance du bain de zinc à Flémalle. L'assurance n'était en effet plus payée par l'entreprise. Depuis le mois de mars, les travailleurs sont au chômage économique complet.
Je vous informe également que l'Inspection du travail de mon administration a ouvert un dossier concernant le non-paiement des salaires. Compte tenu de la législation sociale et du secret de l'information, il ne m'est pas possible de fournir des informations supplémentaires à ce sujet.
Si la société belge est déclarée en faillite, un curateur sera nommé. Pour ne pas devoir attendre l'issue de la procédure de faillite, les travailleurs pourront se tourner vers le Fonds de fermeture des entreprises pour les créances acceptées. Ce Fonds peut alors intervenir pour, par exemple, les indemnités contractuelles, la rémunération, les indemnités et autres avantages, et éventuellement l'indemnité de fermeture.
Concernant vos questions sur la préservation et la reprise de l'activité, il s'agit d'une compétence de la Région wallonne. Je ne peux donc y répondre ici.
Je vous renvoie au ministre régional, qui a indiqué suivre de très près ce dossier.
Le secteur de la sidérurgie fut l'un des fondements solides sur lesquels notre pays s'est développé depuis des décennies. Toutefois, ces dernières années, il est confronté à de nombreux défis, notamment au regard de la transition vers une économie bas carbone. L'objectif est de moderniser ces secteurs pour préserver leur compétitivité, mais il est évident que, si nous n'agissons pas en vue d'améliorer la compétitivité de nos entreprises en Belgique et en Europe en général, nous risquons de connaître des situations similaires à celle dans laquelle nous nous trouvons actuellement.
En tout cas, je puis vous assurer que je suis attentivement ce dossier.
Sophie Thémont:
Monsieur le ministre, je vous remercie.
Nous sommes ici face à une multinationale, à un groupe qui bafoue toutes les législations et qui se permet également de ne plus payer les travailleurs. Comme vous l'avez dit, ce sont eux qui ont dû saisir le tribunal pour obtenir, me semble-t-il, trois mois de salaire provisoire. En tant que bourgmestre, j'ai dû moi-même entreprendre des démarches auprès du DPC pour savoir si le site était sécurisé. Pour un mois, c'est Wallonie Entreprendre qui va verser le montant de l'assurance. Je trouve que c'est quand même une histoire de fous!
Vu les faillites, les licenciements et les reprises qui traversent tout le pays, ce n'est pas uniquement la compétence de la Région qui est concernée. Il faut aussi un plan élaboré à l'échelle fédérale pour essayer de maintenir l'emploi en Wallonie. Depuis le début de cette réunion de commission, nous ne parlons que de faillites et de licenciements.
Nadia Moscufo:
Monsieur le ministre, je suis désolée mais je me demande quel genre de ministre de l'Emploi vous êtes. En effet, vous n'avez pas répondu à mes questions. Des inspections ont eu lieu; vous devriez vous inquiéter prioritairement de ce qu'il s'est passé.
David Clarinval:
Je vous ai répondu, madame Moscufo. Je vous ai dit que j'étais bien au courant mais que je ne pouvais pas vous communiquer ces informations pour des raisons de confidentialité.
Nadia Moscufo:
Je vous ai bien entendu mais je ne suis pas d'accord avec cette confidentialité. Les infractions impactent en premier lieu les victimes de ce groupe qui a fait n'importe quoi! Quand il s'agit de mettre le doigt sur les infractions des grands groupes, alors il y a confidentialité. J'en prends acte. Vous dites que s'il y a faillite, les travailleurs pourront se tourner vers le Fonds de fermeture des entreprises, mais c'est maintenant qu'ils doivent pouvoir le faire! Vous parlez de fleuron. Je ne dis pas que la Région wallonne n'a rien fait mais en Belgique, la politique industrielle n'est vraiment pas digne de ce nom. Pour nous, les pouvoirs publics doivent être un peu plus que spectateurs de cette désindustrialisation de notre pays; ils devraient plutôt être à la manœuvre en tant qu'acteurs de première ligne. Il faut arrêter de dire que l'État n'a pas vocation à être un acteur industriel! On ne peut plus laisser nos industries être la proie de ces grands groupes. Je transmets à nouveau toute ma solidarité à tous ces travailleurs. J'espère vraiment que, une fois débarrassés de ce groupe pour le moins malsain – pour ne pas utiliser un autre mot –, ils trouveront une issue favorable avec un repreneur public ou privé pour sauver les outils et les emplois.
De retailsector
Bekijk antwoord
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, ik had nooit kunnen denken dat mijn vraag zo brandend actueel zou zijn. Cora kondigt vandaag aan dat zij zeven winkels in België sluiten omdat ze geen overnemer vinden. Dat zijn meer dan 1.700 werknemers die opnieuw hun job verliezen. Ik wil dan ook van de gelegenheid gebruikmaken om mijn solidariteit te betuigen.
Er is voortdurend onrust in de retailsector. Er was een staking bij Carrefour, waar werknemers vrezen dat een aantal maatregelen naar een volgende stap tot verzelfstandiging leiden, zoals dat bij Delhaize gebeurde. Bij Colruyt wil men, gelet op alle ontwikkelingen, de Okay-supermarkten op zondag openen om concurrentieel te blijven. Zij doen dat in overleg met de vakbonden. Men ziet dat de race to the bottom verder gaat. Delhaize maakt het afhalen van boodschappen gratis. Dit doet uitschijnen alsof er geen personeel of kosten nodig zijn om het voorbereidend werk te doen. Bij Carrefour wil men de voorbereidingskosten van de afhaaldienst tot en met zondag 27 april ook schrappen.
In de retailsector is de concurrentie zodanig moordend dat men altijd op zoek is naar manieren om het goedkoper en met minder te doen. Net daarom vragen zowel de vakbonden als de grote supermarktketens zoals Colruyt al langer een gelijk speelveld tussen de bedrijven, zodat werknemers gelijke arbeidsvoorwaarden voor gelijk werk krijgen. Zij kunnen dat alleen op een deftige manier doen met een modernisering van de paritaire comités in de handel.
Mijnheer de minister, mijn vraag is heel actueel. Zult u het overleg opnieuw opstarten? Zult u daar aan de kar trekken? Voor mij ligt dit ook in lijn met het regeerakkoord, waarin een vereenvoudiging van het sectoraal overleglandschap is gepland.
David Clarinval:
Mevrouw Vanrobaeys, zoals ik al tijdens de presentatie van mijn beleidsverklaring heb gezegd, besteed ik bijzondere aandacht aan het sociaal overleg, met name in het kader van de hervormingen die de regering tijdens deze legislatuur zal moeten doorvoeren. Hetzelfde geldt voor het sociaal overleg tussen de sociale partners. In dit opzicht heeft het Belgische sociaal overlegmodel zijn efficiëntie al meerdere malen getoond. In de retailsector is dat niet anders.
In antwoord op uw vraag over de modernisering van het paritair comité in de handel hebben de sociale partners van de vijf betrokken paritaire comités voor het laatst op 5 februari van dit jaar vergaderd. Momenteel onderzoeken de voorzitters van deze paritaire comités of alle partijen akkoord gaan om het overleg voort te zetten. Zoals bepaald in het regeerakkoord zal ik aan de sociale partners vragen om tegen 1 januari 2027 het aantal paritaire comités te verminderen om het sociaal overleg te moderniseren.
Zeer binnenkort zal daarover een brief worden verzonden naar de sociale partners opdat zij de werkzaamheden zouden opstarten.
Anja Vanrobaeys:
Dank u, meneer de minister, voor uw antwoord. Die globale oefening tegen 2027 staat enigszins los van de druk die er momenteel heerst in de retail. Ik stel vast dat de voorzitters met alle betrokken partners aan het bekijken zijn of dat overleg wel voortgezet kan worden. Eerlijk gezegd, ik hoop dat het voortgezet kan worden. Ik hoop dat alle partijen rond de tafel zich bewust zijn van de ernst van de situatie in de retailsector en daarbij verwijs ik toch naar sommige werkgeversfederaties. Het geval van Cora toont vandaag nogmaals aan hoe ernstig de situatie is en dat overleg echt wel noodzakelijk is. Mijnheer de minister, ik hoop dat wanneer die voorzitters vaststellen dat toch wordt geweigerd om voort te overleggen en om voort te werken aan een hervorming met het oog op het waarborgen van een gelijk speelveld binnen die retailsector, u dan zal optreden. Dat is ook belangrijk voor die kleine zelfstandigen die supermarkten openhouden. De multinationals duwen immers hun sociaal passief in de nek van die zelfstandigen, die zich niet in een grote luxesituatie bevinden. Zij hebben ook belang bij dat gelijke speelveld. Ik hoop, mijnheer de minister, dat u zelf ook het heft in handen zult nemen, dat u aan de kar zult blijven trekken en dat u maatregelen zult nemen, indien de sociale partners niet verder tot overleg komen. Die situatie lijkt me echt wel te ernstig om zomaar te laten begaan.
De inzet van middelen uit het Europees herstelplan voor opleiding en scholing
Bekijk antwoord
Anja Vanrobaeys:
Ik verwijs naar de ingediende vraag.
Mijnheer de minister,
België ontvangt 4,5 miljard euro uit de Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (RRF), waarvan een aanzienlijk deel bestemd is voor economische veerkracht en arbeidsmarktbeleid. Een goed werkende arbeidsmarkt vraagt blijvende investeringen in bijscholing, reskilling en upskilling van werkzoekenden en werknemers.
Op Vlaams niveau wordt echter fors gesnoeid in het opleidingsbudget voor werknemers: Vlaams minister van Werk Zuhal Demir heeft aangekondigd dat het opleidingsbudget van 89 miljoen euro gehalveerd wordt naar 45 miljoen euro. Hierdoor dreigen opleidingscheques, loopbaancheques en het Vlaams opleidingsverlof sterk te worden ingeperkt. Zowel vakbonden als werkgevers vrezen dat deze besparingen de toegang tot opleiding, en dus de doorstroming naar knelpuntberoepen, ernstig zullen bemoeilijken.
Gezien deze evoluties wil ik u volgende vragen stellen:
Hoeveel middelen uit het Europees Herstelplan zijn tot op heden aangewend voor initiatieven rond bijscholing en arbeidsmarktgerichte scholing?
Welke federale maatregelen worden rechtstreeks gefinancierd met RRF-middelen op het vlak van opleiding en arbeidsmarktparticipatie?
Gelet op de geplande besparingen op Vlaams niveau, ziet de federale regering ruimte om via alternatieve financiering (bv. federale middelen of extra Europese fondsen) de impact van deze besparingen te verzachten?
Met dank voor de verstrekte antwoorden.
David Clarinval:
Het Belgisch nationaal Plan voor Herstel en Veerkracht is opgedeeld in diverse grote pijlers en thema’s. Elk thema behandelt de hervormingen en investeringen, waaronder het thema opleiding en werkgelegenheid voor kwetsbare groepen. De minister van Begroting, die verantwoordelijk is voor het plan in zijn geheel, kan een overzicht geven van de mate waarin de budgetten nog beschikbaar zijn. Let wel, heel wat investeringen die opleiding betreffen zijn exclusief toegewezen aan de deelstaten.
Bij de federale maatregelen gaat het voornamelijk om hervormingen die worden samengevat onder de noemer ‘individuele leerrekeningen’. De bekendste maatregel van de hervorming is het individuele opleidingsrecht, dat werd ingevoerd door de arbeidsdeal van 2022, voor bedrijven en werknemers die onder de wet op de collectieve arbeidsovereenkomsten vallen. Die hervorming werd ondertussen afgerond.
Als aanvulling daarop werd een budget toegekend voor de digitale creatie van de Federal Learning Account aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en aan Sigedis. De FLA is operationeel sinds april 2024. Het verplichte gebruik van de FLA werd echter een eerste maal uitgesteld tot 1 april 2025 en recent tot september 2025. Overeenkomstig het regeerakkoord zal de FLA worden afgeschaft en vervolgens vervangen door een administratief eenvoudiger systeem.
Wat het budget betreft, is inmiddels iets meer dan de helft van het bedrag van 8 miljoen euro uitgegeven. Ik voeg eraan toe dat wij dat bedrag niet voor niets hebben uitgegeven. Het akkoord voorziet in de invoering van een ander systeem dat kan voortbouwen op wat met dat budget werd ontwikkeld.
Voor uw laatste vraag kan ik enkel benadrukken dat sinds de zesde staatshervorming de beroepsopleiding vrijwel niet meer tot de bevoegdheid van de federale overheid behoort. Het regeerakkoord voorziet niet dat daarvoor middelen zullen worden vrijgemaakt.
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik vond het belangrijk om eens de stand van zaken op te vragen inzake de Europese middelen voor opleidingen. U zegt dat wij nog ongeveer de helft van dat budget van 8 miljoen kunnen inzetten om alternatieven uit te werken om het individueel opleidingsrecht voor werknemers te garanderen. Ik weet dat daarover ook advies is gevraagd aan de sociale partners. In de Groep van Tien hebben ze gezegd dat zij een alternatief zullen uitwerken. U zegt dat het zal voortbouwen op wat nu al bestaat. Ik kijk in ieder geval uit naar dat alternatief. U weet immers, aangezien ik dit al vaker heb gezegd, dat voor ons het individueel opleidingsrecht voor werknemers, zeker in een veranderende arbeidsmarkt, zeker met alle artificiële intelligentie die op ons afkomt, superbelangrijk is.
De controlecampagne van de welzijnsinspectie bij dienstenchequebedrijven
Bekijk antwoord
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, ik heb u een schriftelijke vraag gesteld naar de resultaten van de controlecampagne 2024 van de Welzijnsinspectie bij de dienstenchequebedrijven. Uw voorganger heeft die campagne opgestart in 2022 en in 2023 herhaald omdat de resultaten echt bar slecht waren. Er bleek namelijk dat 9 op 10 bedrijven in de dienstenchequesector de welzijnswetgeving gewoon niet naleefden. U antwoordde dat de campagne pas in het najaar van 2024 werd opgestart, omdat er andere prioriteiten waren - daar heb ik alle begrip voor – en dat uiterlijk op 31 maart de resultaten op de website van de FOD WASO zouden worden gepubliceerd.
Op de website van de FOD WASO heb ik alleen een algemeen rapport van de Welzijnsinspectie gevonden. De Welzijnsinspectie doet zowat overal controles, wat weliswaar ook belangrijk is, maar mijn vraag ging specifiek over de dienstenchequebedrijven. Daarom herhaal ik mijn vragen.
Wanneer werden de controles van de dienstenchequesector in 2024 voortgezet? Wanneer wordt het rapport gepubliceerd?
Wat zijn de resultaten van de controlecampagne? Wat zijn de meest voorkomende overtredingen? Is er een verbetering zichtbaar ten opzichte van 2022 en 2023?
Zult u de campagne voortzetten in 2025?
Overweegt u bijkomende maatregelen voor een veilige werkvloer voor de poetshulpen?
Dan heb ik ook nog een aantal vragen over het gezondheidstoezicht. In vele bedrijven is er geen periodiek gezondheidstoezicht, terwijl dat toch superbelangrijk is. Blijkt uit de campagne dat er daar nog steeds een probleem is? Als het nog een probleem is, hoe zult u het aanpakken?
De sociale partners blijken nog steeds geen akkoord bereikt te hebben over de arbeidsomstandigheden en over de loonsverhoging, die door de Vlaamse overheid toegezegd werd. Ik meen dat dat nochtans cruciaal is om de werkomstandigheden van poetshulpen te verbeteren. Als die blokkering blijft aanslepen, zult u aan de kar trekken om de arbeidsomstandigheden van de poetshulpen en een gezonde werkvloer te garanderen?
David Clarinval:
De Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Arbeidsinspectie legt momenteel de laatste hand aan de eindredactie van het rapport over de nationale inspectiecampagne 2024 in de sector van de dienstencheques. Dat rapport zal, met enige vertraging, op de website van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg worden gepubliceerd.
Voor die inspectiecampagne werden 40 dienstenchequesondernemingen steekproefgewijs geselecteerd. Net zoals bij de vorige twee campagnes, die in 2022 en 2023 werden gevoerd, blijft de top 3 van vastgestelde inbreuken ongewijzigd. Het percentage tussen haakjes geeft het aantal dienstenchequesondernemingen weer dat in overtreding was.
Punt A betreft het ontbreken van een risicoanalyse met betrekking tot moederschapsbescherming in samenwerking met de preventieadviseur en arbeidsarts, het ontbreken van een risicoanalyse met betrekking tot chemische agentia (80 %) en het ontbreken van een risicoanalyse met betrekking tot musculoskeletale aandoeningen (85 %).
Punt B betreft het ontbreken van voorafgaand gezondheidstoezicht (60 %) en het ontbreken van periodiek gezondheidstoezicht (40 %).
Punt C betreft onvoldoende toezicht door de hiërarchische lijnen bij de gebruiker thuis, teneinde na te gaan of het ter beschikking gestelde materiaal voldoende aangepast is aan het uit te voeren werk, zodat de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tijdens het gebruik ervan kan worden gewaarborgd (40 %). Alleen bij dat laatste punt is verbetering vast te stellen ten opzichte van de resultaten van de eerdere campagnes.
Dan kom ik aan uw tweede vraag. Tijdens de campagne 2024 werd wederom vastgesteld dat sommige dienstenchequesondernemingen hun verplichtingen inzake het gezondheidstoezicht niet kunnen naleven, omdat de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bij wie ze zijn aangesloten, geen gezondheidstoezicht wil organiseren voor die specifieke categorie van werknemers, gebruikmakend van een correcte methode voor de risico-evaluatie.
Ik zal dat nader laten onderzoeken door de Arbeidsinspectie en de externe diensten responsabiliseren.
Ten derde, zodra het eindrapport van de inspectiecampagne 2024 in de dienstenchequesector gevalideerd is, zal ik het bezorgen aan de voorzitter van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, alsook aan de voorzitter van het paritair subcomité voor de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, met de vraag de bespreking ervan op de agenda te plaatsen. Ik zal dan eerst de reactie van de sociale partners afwachten alvorens eventueel bijkomende maatregelen te nemen.
Anja Vanrobaeys:
Mijnheer de minister, ik dank u voor dat eerste overzicht van de resultaten. Ik vind het echt schrijnend dat er alleen maar een verbetering wordt vastgesteld in verband met het toezicht van de hiërarchische lijn bij klanten thuis hoe de veiligheid van poetshulpen op de werkvloer kan worden verbeterd. Voor mij zijn poetshulpen een onmisbare schakel. Zij zorgen ervoor dat andere gezinnen kunnen gaan werken en dat senioren thuis kunnen blijven wonen. Ik vind het ongelooflijk dat er na inspectiecampagnes in 2022, 2023 en 2024 nog steeds wordt gespeeld met de gezondheid en de veiligheid van poetshulpen op de werkvloer. Ik kijk uit naar het volledige rapport en zal daarover zeker vervolgvragen stellen, want ik vind dat poetshulpen veel meer respect en waardering verdienen. Ik hoop dat u daarmee verder aan de slag zult gaan na het advies van de hoge raad.
De situatie van de werkneemsters in de dienstenchequesector
Bekijk antwoord
Sophie Thémont:
Monsieur le ministre, le lundi 31 mars 2025, dans le cadre de la grève générale, de nombreuses travailleuses des titres-services sont descendues dans la rue afin de revendiquer une revalorisation salariale. Leur revendication est claire: une augmentation de un euro brut par heure. Mais, depuis des mois, les négociations avec Federgon sont bloquées. Une enquête menée par les syndicats montre pourtant que plus de 99 % des aides ménagères soutiennent cette demande.
Le secteur des titres-services repose en grande majorité sur des femmes aux conditions de travail très difficiles: horaires morcelés, trajets non rémunérés, salaires très bas. Pourtant, elles effectuent un travail essentiel pour des milliers de familles. Aujourd'hui, elles demandent simplement de travailler avec un salaire décent. Les employeurs refusent toujours et les discussions s'enlisent.
Monsieur le ministre, que comptez-vous faire pour sortir de cette impasse? Envisagez-vous de réunir en urgence les syndicats et Federgon pour relancer les négociations et faire avancer les droits des travailleuses?
David Clarinval:
Madame Thémont, le secteur des titres-services est essentiel à l'économie belge. Il représente près de 150 000 emplois dont une majorité sont occupés par des femmes. Comme vous l'indiquez, ces travailleuses et travailleurs contribuent quotidiennement à l'amélioration de la qualité de vie de nombreuses familles, tout en évoluant dans un secteur marqué par des conditions de travail parfois difficiles et des salaires relativement bas.
L'origine de la demande d'augmentation du pouvoir d'achat se trouve dans l'annonce faite par la ministre flamande du Travail, Zuhal Demir. Elle a exprimé sa volonté que l'euro supplémentaire que les clients résidant en Flandre doivent payer à partir du 1 er janvier pour un chèque-service aille intégralement aux travailleurs du secteur.
Dans les sous-commissions paritaires compétentes pour les titres-services, des discussions ont dès lors été entamées sur l'augmentation du pouvoir d'achat des aides ménagères. Des réunions de négociation sont en cours et d'autres sont prévues dans les semaines à venir, notamment sur ce sujet. Les négociations étant en cours, je n'ai pas actuellement à m'immiscer dans ces discussions mais j'espère qu'elles aboutiront le plus rapidement possible.
Je vous remercie pour votre question.
Sophie Thémont:
Vous dites que les négociations sont en cours. Est-ce bien en ce moment même?
David Clarinval:
Oui.
Sophie Thémont:
Vous n'avez donc pas d'informations.
David Clarinval:
Les négociations se déroulent dans la sous-commission paritaire compétente pour les titres-services. Les discussions ont été entamées sur l'augmentation du pouvoir d'achat et notamment sur cette question de l'euro supplémentaire. Elles sont en cours et d'autres réunions sont prévues dans les semaines à venir. Les négociations sont donc entrées dans le vif du sujet.
Sophie Thémont:
J'entends que c'est Federgon qui bloque les discussions pour l'instant.
David Clarinval:
(…)
Sophie Thémont:
Je vous remercie pour votre réponse et je reviendrai vers vous.
De offerteaanvraag voor de oprichting van een Agentschap van de Samenlevingsdienst
Bekijk antwoord
Sophie Thémont:
Monsieur le ministre, le service citoyen représente une avancée importante pour la cohésion sociale et l'engagement des jeunes dans la société. Il offre à la fois des opportunités de développement personnel et une contribution précieuse à la collectivité. La loi du 15 mai 2024, portée par le ministre dans un esprit d'inclusion et de solidarité, a jeté les bases de la reconnaissance officielle de l'Agence responsable de la mise en œuvre de ce service.
Dans ce cadre, un appel d’offres a été lancé par le Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale le 10 janvier 2025. Les candidatures devaient être déposées avant le 17 février 2025 et la notification des résultats était prévue pour le 17 mars.
Pour mieux suivre l'évolution de cette initiative, je souhaiterais vous poser les questions suivantes. Combien de candidatures ont été reçues dans la foulée de cet appel d’offres? Quelle est la candidature retenue à ce jour? Si la décision n’a pas encore été prise, à quel moment sera-t-elle communiquée? La notification aux candidats a-t-elle déjà eu lieu? Si ce n’est pas encore le cas, quelle en est la date prévue? Enfin, quand l’arrêté royal de nomination de l’Agence sera-t-il publié, comme le prévoit la loi du 15 mai 2024?
David Clarinval:
Madame Thémont, le SPF Emploi a reçu une seule candidature, en l'occurrence celle de l'ASBL Plateforme pour le Service Citoyen. L'attribution n'a pas encore eu lieu, parce qu'à la suite d'une décision du Conseil des ministres du 28 mars 2025, le budget pour 2025 d'un montant de 7,5 millions d'euros a été divisé par deux et donc réduit de 3,870 millions d'euros. L'impact de cette réduction nécessite la tenue d'une nouvelle discussion au sein du gouvernement. Par conséquent, rien n'est encore définitivement décidé à ce sujet à l'heure où je vous parle.
Sophie Thémont:
Monsieur le ministre, merci pour cette réponse très courte. J'entends qu'on supprime un budget de 3,5 millions. Je pense que cela va vraiment mettre à mal ce projet qui avait été décidé lors de la législature précédente et qui aurait pu aider les jeunes à s'épanouir et renforcer la cohésion sociale. Nous attendrons la suite. Je reviendrai vers vous.
De korte- en langetermijnacties in het kader van de loontransparantie en gendergelijkheid
Bekijk antwoord
Nahima Lanjri:
Mijnheer de minister, in uw beleidsverklaring van 14 maart 2025 stelt u dat de regering werk maakt van een meer inclusieve arbeidsmarkt, waarin elk individu ongeacht geslacht, afkomst, leeftijd of beperking gelijke kansen moet krijgen. Dat is een principe waar wij alleen maar achter kunnen staan. U verwijst daarbij expliciet naar de inzet op loontransparantie en naar de hervorming van het socialebijstandstelsel, onder meer met als doel de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten. Die loonkloof leidt sowieso ook tot een pensioenkloof. Een hoger loon zorgt immers ook voor een hoger pensioen en een lager loon zorgt voor een lager pensioen. Momenteel bedraagt die pensioenkloof 27,6 %.
In dit kader is ook de omzetting van de Europese Richtlijn 2023/970 betreffende loontransparantie een zeer belangrijke hefboom. Die richtlijn legt bedrijven meer verplichtingen op inzake rapportering over loonverschillen en het recht op informatie voor werknemers en stelt duidelijke normen om ongelijke verloning aan te pakken.
Om zicht te krijgen op de voortgang van deze ambities, heb ik enkele vragen voor u.
Welke concrete acties plant u op korte termijn om de loonkloof tussen mannen en vrouwen in België verder te verkleinen? Wat is de geplande timing voor de omzetting van deze Europese richtlijn? Is hiervoor reeds een wetsontwerp in voorbereiding? Hoe zult u de uitvoering van deze richtlijn afstemmen op de bestaande instrumenten in België, zoals de loonkloofrapportering of het actieplan ter bevordering van gendergelijkheid op de werkvloer? Worden er flankerende maatregelen voorzien om ondernemingen, in het bijzonder kmo's, te begeleiden bij het naleven van de nieuwe verplichtingen inzake transparantie en rapportering? Hoe zal de impact van deze maatregelen op het vlak van gelijk loon voor gelijk werk worden opgevolgd en geëvalueerd?
David Clarinval:
Mevrouw Lanjri, de richtlijn 2023/970 wil het principe van gelijk loon voor gelijkwaardig werk versterken en het gebrek aan informatie en transparantie over de verloning als een van de hoofddoorzaken van de loonkloof en loondiscriminatie aanpakken via zeer gerichte maatregelen. De richtlijn dient in de Belgische rechtsorde te worden omgezet tegen 7 juni 2026.
Het principe van gelijk loon voor gelijk en gelijkwaardig werk is geen nieuw gegeven in België. Het werd reeds lang geleden ingeschreven in de cao nr. 25 van de Nationale Arbeidsraad en sinds 2012 beschikt België over de expliciete wetgeving om de loonkloof tussen vrouwen en mannen te bestrijden en om van de loonkloof een thema van sociaal overleg te maken via maatregelen op intersectoraal, sectoraal en ondernemingsniveau. Het klopt evenwel dat de richtlijn 2023/970 in bepalingen en transparantiemaatregelen voorziet die verder gaan dan hetgeen thans al voorzien is binnen de Belgische rechtsorde.
De omzetting van die richtlijn vormt de ideale aanleiding om de efficiëntie van de thans geldende Belgische loonkloofreglementering te evalueren en richtlijnconform bij te stellen. Mijn administratie en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werden aangewezen als copilootdepartementen voor de omzetting van die richtlijn en bogen zich al over de voorbereiding ervan. In dat kader werd het dossier voorgelegd aan de sociale partners, vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad, wiens werkzaamheden volop aan de gang zijn. Op basis en ter aanvulling van de insteek van de partners zal op mijn instructie en die van mijn collega-minister van Gelijke Kansen wetgeving worden uitgewerkt. Er zijn ook contacten gelegd tussen de FOD Werkgelegenheid en andere administraties met het oog op de tijdige omzetting tegen juni 2026 van de richtlijn, die een ruim toepassingsgebied heeft.
In het kader van uw bemerking inzake de pensioenloonkloof en de relatie tussen hoger loon en hoger pensioen kan ik nog wijzen op mijn intentie om, in afwachting van advies van de sociale partners over de hervorming van de loonwet, de minimumlonen tijdens deze legislatuur twee keer te verhogen. Hiermee willen we het Belgisch minimumloon bij de hoogste van Europa houden.
Ik zal nu antwoorden op uw derde vraag. Binnen de werkzaamheden van de sociaal partners in de Nationale Arbeidsraad wordt ook onderzocht hoe het thans bestaande Belgische systeem van loonkloofrapportage en het nieuwe type rapportageverplichting van de richtlijn kunnen worden verzoend.
Wat betreft uw vierde vraag, in het kader van de omzettingswerkzaamheden wordt bovendien bijzondere aandacht besteed aan pistes die werkgevers maximaal omkaderen in hun nieuwe plichten en hun administratieve lasten verlichten. Ter ondersteuning van de sectoren en werkgevers bij het opstellen van een genderneutraal systeem voor functiewaardering en -indeling werd met financiële steun van de Europese Commissie binnen mijn administratie begin 2025 het project BE-MAGIC opgestart, dat zal lopen gedurende twee jaar. Dit project ondersteunt de sociale partners bij het sectoraal overleg over loonstructuren via de terbeschikkingstelling van tools voor genderneutrale systemen voor functiewaardering en -indeling. Er zal ook worden voorzien in opleidingen in dit kader.
Teneinde de werkgever te ontlasten bij het verzamelen van de loongegevens die in de loonkloofrapportage dienen voor te komen, wordt tevens onderzocht in hoeverre een automatische overdracht van loongegevens beschikbaar binnen databanken van de overheid haalbaar is. Eens de omzettingswerkzaamheden voltooid zijn, zal mijn administratie naar goede gewoonte niet nalaten om uitgebreide en duidelijke informatie ter beschikking te stellen ter omkadering van de nieuwe wetgeving, zo nodig ook via vlot toegankelijke studiedagen.
Tot slot antwoord ik ook op uw vijfde vraag. Zoals voorgeschreven door de richtlijn, zal er een toezichtsorgaan worden ingesteld dat sensibiliseert, de oorzaken van de genderloonkloof analyseert, toezicht houdt, ondersteunt bij de naleving van de bepalingen van de richtlijn en instaat voor het verzamelen en publiceren van de loonkloofrapportages van de ondernemingen.
Dat was mijn lange antwoord op uw vraag, mevrouw Lanjri.
Nahima Lanjri:
Mijnheer de minister, u geeft inderdaad een langer, maar daardoor ook een completer antwoord. Ik ben daar zeer tevreden mee. U bent al bezig met de voorbereiding van de omzetting van die richtlijn tegen medio volgend jaar. Intussen zijn het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen, de sociale partners en de betrokken administraties volop bezig met die voorbereidingen. Dank u dat u dat al aanpakt. Ik kijk al uit naar de implementatie ervan en ben blij dat we zullen kunnen voortwerken op basis van wat er in België al is verwezenlijkt. Mijn partij cd&v heeft altijd geijverd voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het wegwerken van de loonkloof. Daaromtrent zijn verschillende voorstellen uitgewerkt die ondertussen al wet zijn geworden. Vanuit Europa krijgen we via die richtlijn de vraag om die weg nog verder te bewandelen door nog bijkomende maatregelen te nemen. We moeten dat doen. Vandaag bestaat er immers nog steeds een loonkloof, behalve dan in de administratie. Bij de overheidsdiensten is die loonkloof zo goed als onbestaande, maar in de privésector bestaat die nog steeds. Een loonkloof leidt sowieso tot een pensioenkloof. Laat dat nu juist ook een debat zijn dat we volop aan het voeren zijn. Iedereen verdient een goed pensioen en een goed loon tijdens de carrière. Ik ben dus blij dat u daarop wil inzetten.
De hervorming van het wettelijke kader inzake arbeidsmigratie
Bekijk antwoord
Nahima Lanjri:
Geachte heer minister,
In uw beleidsverklaring van 14 maart 2025 stelt u dat arbeidsmigratie een belangrijk instrument vormt om de doelstellingen op de arbeidsmarkt te behalen. U onderstreept daarbij het belang van samenwerking met de gewesten, de lokale besturen en de Europese Unie. Volgens uw verklaring is een hervorming van het wettelijke kader omtrent arbeidsmigratie in voorbereiding, en wordt deze hervorming tegen 2025 verwacht.
Deze hervorming kadert in de bredere uitdaging om de werkzaamheidsgraad op te krikken tot 80% tegen 2029, onder meer door beter in te spelen op knelpunten op de arbeidsmarkt. Een efficiënt en eerlijk migratiebeleid kan hierin een rol van betekenis spelen, zeker in een context van tekorten aan arbeidskrachten in meerdere sectoren en regio's.
Daarom had ik graag volgende vragen gesteld:
Welke concrete aanpassingen aan de wetgeving inzake arbeidsmigratie worden momenteel voorbereid?
Hoe ziet de geplande timing eruit voor het indienen en implementeren van deze hervorming?
Hoe verloopt het overleg met de gewesten tot op heden? Werden reeds akkoorden bereikt over bepaalde onderdelen? Waar bevinden zich de voornaamste knelpunten in het overleg?
Welke rol is voorzien voor de lokale besturen en de Europese Unie bij het uitstippelen of uitvoeren van dit nieuwe migratiebeleid?
Welke maatregelen overweegt u in het kader van de hervorming om misbruik en sociale dumping binnen het systeem van arbeidsmigratie tegen te gaan, bijvoorbeeld op het vlak van controle, handhaving of bescherming van arbeidsmigranten?
David Clarinval:
Mevrouw Lanjri, zoals aangegeven in mijn beleidsverklaring en conform het regeerakkoord zal de federale regering het arbeidsmigratiebeleid van de deelstaten maximaal ondersteunen. De gewesten zijn immers bevoegd voor alles wat met economische migratie te maken heeft.
Voorts zullen we ons buigen over maatregelen om buitenlandse onderdanen zo goed mogelijk op de arbeidsmarkt te integreren. We zullen ook de procedure van de gecombineerde vergunningsprocedure stroomlijnen en maatregelen nemen ter bescherming van werknemers die gecombineerde vergunningshouders zijn en die het slachtoffers zijn van sociale inbreuken door de werkgever.
Samen met de minister van Asiel en Migratie zal ik mij de komende maanden buigen over de uitvoering, de timing, de implementatie en het overleg met de deelstaten over deze principes die in het regeerakkoord zijn vastgelegd.
Uw vraag over het misbruik inzake migratie valt onder de bevoegdheid van minister Beenders, bevoegd voor Sociale Fraudebestrijding.
Nahima Lanjri:
Mijnheer de minister, u hebt tijdens de toelichting van uw beleidsverklaring inderdaad gezegd dat deze hervorming er dit jaar zou komen. Vandaar mijn vraag naar een stand van zaken. Ik denk dat het belangrijk is om met de regio's samen te zitten om dit uit te werken. Het gaat immers over de single permit , waarbij de verblijfsvergunning aan de arbeidsvergunning wordt gekoppeld. Het is duidelijk dat we arbeidskrachten en dus ook arbeidsmigranten op onze arbeidsmarkt nodig hebben om de doelstelling van 80 % te halen. We moeten echter ook waakzaam voor eventuele misbruiken zijn. U zegt dat minister Beenders verantwoordelijk is. In zijn beleidsverklaring staat hierover inderdaad een passage, maar ik denk dat het belangrijk is dat u als minister van Werk samenwerkt met de bevoegde ministers, dus zowel met Anneleen Van Bossuyt, die verantwoordelijk is voor de verblijfsvergunning, als met minister Beenders die voor sociale fraude en misbruik verantwoordelijk is. Ik denk dat de drie federale ministers hier de handen in elkaar moeten slaan om goed werk te leveren.
De mogelijke overname van BelGaN
Bekijk antwoord
Robin Tonniau:
Mijnheer de minister, vorige zomer kregen de ongeveer 440 werknemers van halfgeleiderproducent BelGaN Oudenaarde te horen dat hun bedrijf failliet was. Tot daar hun recht op werk, waarover u het eerder had. Het was een harde klap voor die arbeiders, technici, bedienden en ingenieurs, daar ze met hun GAN-technologie net een nieuwe en beloftevolle markt hadden aangeboord. Die GAN-technologie staat voor galiumnitride, de opvolger van silicium waarmee men chips maakt, een groene technologie. Men kan het vergelijken met de overstap van de gloeilamp naar de ledlamp.
Ik weet niet of u een snellader gebruikt voor uw gsm, maar daarin zit GAN-technologie. Een gewone oplader ging veel trager en werd warm. Nu gebeurt dat niet meer. Snelladers gaan veel sneller en verbruiken minder energie. Ze worden niet meer warm. Met andere woorden, ze zijn gewoon veiliger. GAN-technologie had dus echt de toekomst. Ik ben dan ook opgekomen voor dat bedrijf. Ik ben opgekomen voor de werknemers, hier in het Federaal Parlement. Ik heb aangedrongen op een overheidsparticipatie via de FPIM om het bedrijf, de technologie en de arbeidsplaatsen in België te houden. De toenmalige federale en Vlaamse overheid hebben die hulp via investering geweigerd, ondanks dat BelGaN- als enige halfgeleiders in België produceert en Europa zijn productie als onmisbaar en strategisch had bestempeld.
BelGaN is opgericht in 1983 als Mitec, met Vlaams overheidsgeld, in opdracht van de Vlaamse overheid. In 1983 vond de Vlaamse overheid het van strategisch belang dat we in België een eigen productiesite van halfgeleiders hadden. Het is nu 2025 en blijkbaar vindt de federale overheid dat niet meer interessant, niet meer strategisch belangrijk. Men krijgt het eigenlijk niet uitgelegd.
BelGaN is failliet gegaan maar daar hing een reukje aan en dat reukje is nooit weggegaan. Nu het faillissement is afgerond; is er plots toch een investeerder opgedoken om de productie opnieuw van nul op te starten.
Klopt het dat er een gerechtelijk en fiscaal onderzoek is gevoerd naar mogelijks frauduleus faillissement bij BelGaN? Zo ja, hoe is dat afgelopen? Wat zijn de bevindingen daarvan? Wie is de overnemer van de site? Ik lees in de pers immers dat er nu toch een ondernemer zou gevonden zijn. Waarop hebben de ontslagen werknemers van BelGaN vandaag recht, aangezien de productie toch eventueel hervat wordt?
Ik lees ook in de pers dat Europa 1 miljoen euro veil heeft voor de begeleiding van ex-BelGaNwerknemers. Ik vind dat bijzonder cynisch. Een werknemer in een productiesite vindt men niet zomaar. Men moet jaren investeren om die persoon opgeleid te krijgen. Die werkt immers met speciale computerprogramma's en machines. Het bedrijf gaat failliet, de overheid weigert om te participeren, alle werknemers staan op straat en krijgen via het Fonds Sluitingen Ondernemingen nog een uitkering en de overheid subsidieert hun opleidingen, terwijl er al een ondernemer klaar zou staan om de productie op te starten.
David Clarinval:
Mijnheer Tonniau, het onderzoek naar een frauduleus faillissement behoort niet tot mijn bevoegdheid als minister van Werk. Bovendien moet de naam van een ondernemer niet worden gemeld aan mijn administratie.
De ontslagen werknemers zullen hun schuldvorderingen voor achterstallig loon, bijdragen en vergoedingen kunnen indienen bij de curatoren van het faillissement. In principe zullen zij ook recht hebben op een ontslagvergoeding en een sluitingsvergoeding naar aanleiding van hun ontslag, voor zover de wettelijke voorwaarden zijn vervuld. De curator is verantwoordelijk voor de afhandeling van het faillissement en de uitbetaling van de verschillende schuldeisers, met inbegrip van de voormalige werknemers.
In dat kader kan ook het Fonds Sluiting Ondernemingen worden aangesproken als waarborgfonds, als de werkgever zijn geldelijke verplichtingen niet meer kan nakomen. Met het fonds worden werknemers die getroffen zijn door de sluiting van hun onderneming, vergoed.
Robin Tonniau:
Mijnheer de minister, u weet niet of er een gerechtelijk of fiscaal onderzoek bij een mogelijk frauduleus faillissement wordt gevoerd, omdat u niet bevoegd bent. U zegt niet te kunnen antwoorden op mijn vragen. In ieder geval hebben de werknemers die de site nog moesten ontmantelen, mij verteld dat er een inval is geweest. Er is dus wel degelijk een onderzoek bezig. Het is triestig dat een minister van Werk gewoon niet op de vraag wil antwoorden. De werknemers worden als een vuile zakdoek weggegooid, hoewel er een overnemer zou klaarstaan. Hij kan opnieuw beginnen met werknemers zoeken en aannemen, terwijl de overheid opdraait voor de ontslagen. Dat is gewoon heel cynisch. De jongste tijd zien wij steeds meer flits- en schijnfaillissementen opduiken in België. Ik vermoed dat BelGaN daar ook bij hoort. Het bedrijf had een goed product, een afzetmarkt en klanten. Het was actief in een strategische sector. Niettemin loopt het zo fout. Ook hier zijn het opnieuw de werknemers, die het grootste slachtoffer zijn. Mijnheer de minister, ik vrees dat u nog veel werk hebt als minister van Werk.
De nachtpremies
Nachtwerk
Gesteld door
PVDA-PTB
Robin Tonniau
PVDA-PTB
Nadia Moscufo
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Robin Tonniau:
De heer Axel Ronse, fractieleider van N-VA, verklaarde in TerZake dat de premie voor nachtarbeid niet zal worden afgeschaft, dat iedereen die om 20.00 uur begint te werken onder het regime van nachtarbeid zal vallen en zijn premie zal behouden. Hij zei dat hij zelfs een partijkaart van Groen koopt als blijkt dat hij toch fout is.
Ik hoor echter heel wat andere zaken op het terrein. Tijdens de staking van 31 maart maakten veel mensen zich zorgen, specifiek over die nachtpremies. De arbeiders bij ArcelorMittal bijvoorbeeld vertelden dat er binnenkort over een nieuwe cao onderhandeld zal worden. Ze hebben schrik dat ze zullen inboeten op de huidige premies die zij krijgen voor nachtarbeid.
In het regeerakkoord staat: "De bestaande premies voor nachtprestaties, zoals vastgelegd in de cao's in diverse sectoren en bedrijven, blijven hierbij gelden." Er bestaat dus enige onduidelijkheid. De arbeiders maken zich wel degelijk zorgen. Daarom zou ik graag op volgende vragen een antwoord krijgen.
Zullen de bestaande premies ook blijven gelden in de nieuwe cao's waarover binnenkort onderhandeld zal worden en die zullen worden afgesloten?
Wat zal het effect zijn van de maatregelen met betrekking tot nachtarbeid en nachtpremies, die in het regeerakkoord staan, op de premies die werknemers hiervoor nu ontvangen?
Werd er een inschatting gemaakt hoe dit voor oneerlijke concurrentie zal zorgen tussen de bestaande contracten en de nieuwe contracten? Zullen deze laatsten wel aan andere premies kunnen werken?
Voorzitter: Vincent Van Quickenborne.
Président: Vincent Van Quickenborne.
Nadia Moscufo:
Monsieur le ministre, dans l'accord de gouvernement et dans votre exposé d'orientation politique, il est indiqué que les primes pour les prestations de nuit, telles que définies dans les conventions collectives de travail de divers secteurs et entreprises, continueront de s'appliquer. Parallèlement, il y est aussi prévu que l'interdiction du travail de nuit sera supprimée.
En outre, lors de la séance de présentation de votre note d'orientation politique, vous avez déclaré que les procédures pour introduire le travail de nuit seront simplifiées et qu'un accord devra toujours être conclu, soit avec un syndicat, soit avec les travailleurs eux-mêmes.
Vous voulez donc permettre aux employeurs d'introduire du travail de nuit via un accord avec les travailleurs sans devoir négocier avec les organisations syndicales, alors qu'à ce jour, à l'exception de l'e-commerce, il n'est pas possible d'introduire du travail de nuit sans une concertation avec les syndicats.
Les travailleurs, laissés seuls face à leurs employeurs, ne seront évidemment pas en position de force pour négocier quoi que ce soit. Les demandeurs d'emploi confrontés à un contrat de travail incluant des prestations de nuit n'auront pas d'autre choix que de l'accepter, faute de quoi ils ne seront tout simplement pas engagés.
Vous avez donc bel et bien introduit la possibilité de faire du travail de nuit sans prime de nuit!
Monsieur le ministre, confirmez-vous que vous souhaitez modifier la législation pour permettre à l'employeur de conclure un accord directement avec les travailleurs afin d'introduire ce travail de nuit?
Confirmez-vous que, dans les secteurs ou entreprises où le travail de nuit n'existe pas encore, il sera possible d'effectuer des prestations de nuit sans qu'un accord soit établi via une convention collective de travail?
Pour ces deux questions, pourriez-vous répondre en faisant, à chaque fois, la distinction entre les heures de 20 h à minuit, de 0 h à 5 h, et de 5 h à 6 h? Par ailleurs, pourriez-vous également faire la distinction entre, d'une part, le secteur de la distribution et ses secteurs annexes et, d'autre part, tous les autres secteurs?
David Clarinval:
L'accord de coalition fédéral 2025-2029 prévoit que l'interdiction du travail de nuit est supprimée. Il prévoit toutefois aussi que pour redevenir compétitif par rapport à nos pays voisins dans le secteur de la distribution et des secteurs connexes tels que l'e-commerce, le travail de nuit commencera désormais à partir de minuit au lieu de la limite actuelle de 20 h mais sans perte de pouvoir d'achat pour le travailleur qui travaille déjà aujourd'hui entre 20 h et 24 h.
Bovendien stelt hetzelfde akkoord dat de bestaande premies voor nachtprestaties, zoals vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten in diverse sectoren en bedrijven, hierbij zullen blijven gelden. De nachtpremie is voorzien in bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten en is dus met andere woorden gewaarborgd. Voor nachtpremies die echter zullen worden voorzien door nieuwe, nog af te sluiten collectieve arbeidsovereenkomsten, zal het bedrag afhankelijk zijn van wat daadwerkelijk zal worden overeengekomen door de sociale partners die die nieuwe collectieve arbeidsovereenkomsten onderhandelen.
Robin Tonniau:
Mijnheer de minister, u moet toch toegeven dat u niets kunt zeggen over de komende cao's waarover nog onderhandeld moet worden. Die mensen zijn terecht ongerust. Wat met de volgende cao bij ArcellorMittal? Wat als men de premies zal verminderen? De regering plaatst de werkgevers in een zetel. Ze kunnen verwijzen naar andere sectoren waar nachtwerk pas begint vanaf middernacht.
Mijnheer de minister, ik heb lange tijd 's nachts gewerkt. Mijn nachtshift begon meestal om 21.30 u. en ik moest daarvoor omstreeks 19.45 u. thuis vertrekken. Daarvoor deed ik meestal nog een dutje in de zetel, omdat dat nodig is. Nachtwerk is immers echt belastend. Men slaapt daarna niet goed en minder. Men verkoopt eigenlijk een stukje van zijn gezondheid, opdat iemand anders winst kan maken door die nachtarbeid en dat moet worden vergoed. De nacht begint niet om middernacht, maar wel veel vroeger, ook in de e-commerce.
Deze regering is de anti-sociaalste regering van de laatste decennia. U zegt dat het alleen voor de e-commerce is, maar wiens beurt zal het daarna zijn? Elke sector zal geraakt worden. Zo is het altijd al gegaan. Zo is het ook begonnen met de flexi-jobs. Er zijn voorbeelden genoeg. De beweringen van de heer Ronse op tv, dat de nachtpremies voor iedereen behouden zullen blijven, kloppen niet. Het zal immers niet zo zijn in de e-commerce en misschien ook niet in andere sectoren waar de cao's nog onderhandeld zullen worden.
Nadia Moscufo:
Monsieur le ministre, vous n'avez pas répondu à mes questions très précises. Je ne suis dès lors pas du tout rassurée. Si je me base sur ce que vous avez dit et sur ce qui est noté sur papier, vous ouvrez la porte à une généralisation du travail de nuit dans les secteurs où la nature du travail ne le justifie pas. Pour avoir discuté lors de la grève avec de nombreuses personnes qui travaillent déjà de nuit, cela pose beaucoup de problèmes de santé. Si on élargit le travail de nuit, on va vraiment se retrouver avec un problème de santé publique. Et alors, oubliez la conciliation entre vie de famille et vie professionnelle qui était pourtant reprise dans une petite phrase de l'accord. Vous dites aussi que vous allez simplifier les procédures mais en réalité, vous voulez juste introduire le travail de nuit sans concertation. En ce qui concerne les primes, vous ouvrez des brèches pour faciliter l'introduction du travail de nuit sans garantie pour les travailleurs, qui ne recevront plus rien quand ils travailleront après 20 heures. Monsieur le ministre, comme je reste sur ma faim, je vais quand même vous renvoyer des questions précises par écrit, notamment sur la manière dont vous maintiendrez le pouvoir d'achat alors que vous allez supprimer une partie des primes.
De versterkte degressiviteit van de werkloosheid
Gesteld door
Open Vld
Vincent Van Quickenborne
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, in uw beleidsverklaring en in het regeerakkoord staat dat u voor een meer degressieve werkloosheidsuitkering staat. De filosofie is dat werklozen in het begin meer werkloosheidsuitkering zouden ontvangen en op het einde minder. U verwijst naar de passage in het regeerakkoord waarin ervoor wordt gekozen om de vervangingsratio te verhogen en/of het loonplafond te verhogen.
Dat is een interessante visie. Tegelijkertijd staat echter ook in het regeerakkoord dat de huidige regering de belastingvermindering voor werklozen wil afschaffen. Dat gaat over een aantal bepalingen in het Wetboek van de inkomstenbelastingen'92. Volgens experts zoals de heer Fouad Gandoul, die onder meer columnist is maar ook werkzaam is bij een vakorganisatie, betekent dat voor werklozen een nettoverlies van 200 tot 250 euro per maand.
De vraag is heel eenvoudig. U wil de werkloosheid degressiever maken, namelijk meer uitkering in het begin en minder op het einde. Hoe rijmt u dat echter met het voornemen om de belastingvermindering af te schaffen?
Is het risico niet reëel dat in de praktijk de afschaffing van de belastingvermindering voor werklozen tot een zwakkere in plaats van een sterkere bescherming leidt of is het de ambitie van de regering om de afschaffing van de belastingvermindering pas te laten ingaan na een bepaalde periode van werkloosheid, zodat het effect beperkt blijft tot de latere fase van de uitkeringsperiode?
Ik kijk uit naar uw precieze antwoorden.
David Clarinval:
Mijnheer Van Quickenborne, uw pertinente vraag raakt de kern van een evenwichtige en eerlijke hervorming van onze werkloosheidsverzekering. U verwijst terecht naar het regeerakkoord, waarin we voorzien dat de hervorming van de werkloosheiduitkeringen het huidig systeem zal omvormen tot een echte verzekering met sterkere inkomstenbescherming in het begin van de werkloosheid, via een verbeterde vervangingsratio en/of een verhoogd loonplafond. Nadien zullen de uitkeringen sneller degressief evolueren om activering te stimuleren.
Nu ga ik concreet in op uw drie vragen. Ten eerste, de afschaffing van de forfaitaire belastingvermindering maakt deel uit van een bredere fiscale hervorming, waarbij het principe geldt dat sociale rechten gericht worden toegekend bij de uitkeringen zelf en niet via fiscale gunstmaatregelen die niet altijd transparant of doelmatig zijn. De verhoging van de vervangingsratio en/of het loonplafond zal daarom worden gekalibreerd opdat het netto-inkomen in de beginfase van de werkloosheid effectief toeneemt, ondanks het wegvallen van de belastingvermindering.
De bezorgdheid die u in uw tweede vraag uitspreekt, is terecht. Daarom wordt binnen het ontwerp rekening gehouden met de netto impact op verschillende inkomensprofielen. Het doel blijft echter een sterkere bescherming aan het begin van de werkloosheid, precies om mensen in een moeilijke overgangsfase voldoende zekerheid te bieden.
Wat uw derde vraag betreft, wij werken samen met het kabinet van Financiën aan de afschaffing van het fiscaal voordeel. Elke maatregel zal zodanig worden gekalibreerd dat het evenwicht tussen activering, vereenvoudiging en sociale veiligheid behouden blijft, in overeenstemming met de geest van het regeringsprogramma.
Vincent Van Quickenborne:
Bedankt voor die verduidelijking. Ze stond niet in het regeerakkoord. Eigenlijk zegt u nu duidelijk dat bij het begin van de werkloosheid wat een werkloze netto overhoudt, zelfs na de afschaffing van de belastingvermindering, hoger moet zijn dan wat hij vandaag krijgt. Dat is een verduidelijking. Het gevolg daarvan is wel dat naarmate de werkloosheid in de tijd duurt, de werkloze minder zal krijgen. Door de afschaffing van de belastingvermindering zal het bedrag van de uitkering aanzienlijk lager zijn. De degressiviteit zal na verloop van tijd enorm sterk spelen, wat mensen er inderdaad toe zal aanzetten om sneller weer aan de slag te gaan. Dank u voor uw duidelijke antwoord en we kijken uit naar de teksten.
De andere systemen in de publieke sector die een vervroegde uittrede uit de arbeidsmarkt aanmoedigen
Gesteld door
Open Vld
Vincent Van Quickenborne
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Vincent Van Quickenborne:
In een bepaling in het regeerakkoord staat dat u het SWT, het voormalige brugpensioen, wilt doen stoppen. Daarover heeft de regering ook een akkoord bereikt na een advies van de sociale partners. Er staat echter ook een bepaling in het regeerakkoord, mijnheer de minister, waarin verwezen wordt naar andere systemen, d'autres systèmes dans le secteur publique , die een vervoegde uittreding uit de arbeidsmarkt aanmoedigen. Met andere woorden, dat zijn systemen à côté du prépension .
Als een dergelijke zin in het regeerakkoord staat, zou het mij natuurlijk bijzonder benieuwen over welke autres systèmes het dan gaat. Kunt u concreet aangeven welke vervoegde uitredingstelsels, naast het SWT, hieronder vallen? Geldt dit bijvoorbeeld voor het systeem waarbij cipiers vandaag tot vijf jaar voor hun pensioenleeftijd kunnen stoppen met werken via een speciale verlofregeling met toelage? Dat is een concreet voorbeeld van een dergelijk systeem. Wanneer worden deze systemen effectief stilgelegd voor nieuwe instroom?
David Clarinval:
Bedankt, maar ik kan deze vraag niet beantwoorden. Aangezien dit niet tot mijn bevoegdheid behoort, nodig ik u uit deze vraag voor te leggen aan mijn collega's die wel bevoegd zijn voor dit domein, met name de minister van Ambtenarenzaken, of de collega's die verantwoordelijk zijn voor het specifieke juridische statuut van het overheidspersoneel.
Vincent Van Quickenborne:
Oké, bedankt.
De stakingen
Gesteld door
Open Vld
Vincent Van Quickenborne
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, in het regeerakkoord en uw beleidsverklaring staat dat de regering de juridische bescherming van de vakbonden bij stakingen onder stakingsaanzegging wil waarborgen.
Dat engagement roept enkele belangrijke vragen op. Wat bedoelt u met een staking onder stakingsaanzegging? Worden spontane of wilde stakingen dan niet meer door de regering erkend als legitieme sociale acties? Wat is het gevolg? Wat bedoelt u concreet met juridische bescherming van de vakbonden? Gaat het hier over bescherming tegen burgerlijke of strafrechtelijke aansprakelijkheid of over iets anders?
Waar ligt voor de regering de grens tussen een toegelaten syndicale actie en gedrag dat niet langer onder juridische bescherming valt? Hoe zal er bijvoorbeeld worden omgegaan met acties die leiden tot blokkades van de openbare weg? Wat met onredelijke stakingen, zoals de recente spoorstakingen, die vandaag trouwens hun 20 ste dag ingaan, waarbij enkele treinbestuurders en een kleine vakbond vrijwel het hele spoorverkeer lamleggen? Wat met het verhinderen van de toegang tot bedrijven, dus met stakingspiketten op bedrijventerreinen? Is de regering van plan een wettelijk initiatief te nemen?
David Clarinval:
Mijnheer Van Quickenborne, een stakingsaanzegging is een officiële melding van de vakbonden aan de werkgever dat men van plan is om te staken. Vaak zijn hierover bijvoorbeeld in sectorale cao's afspraken ingebouwd voor overleg en verzoening om de stakingsactie te voorkomen.
Alhoewel België niet zoiets als een stakingswet heeft of het recht specifiek wordt erkend in de Grondwet, wordt het in ons land beschouwd als een individueel grondrecht op basis van internationale conventies, het Europees Sociaal Handvest en rechtspraak van het Hof van Cassatie. Ook niet-leden van een vakbonden genieten dat grondrecht.
Het recht op vrije meningsuiting en het recht om te demonstreren, zijn beide fundamentele pijlers van onze democratie. Ik erken de noodzaak om maatregelen te nemen indien er sprake is van zware verstoringen van de openbare orde of wanneer de veiligheid in gevaar komt.
Dat betreft evenwel geen bevoegdheid van de minister van Werk, maar van de minister van Justitie.
Bovendien vraagt de regering aan de sociale partners om tegen 31 december 2025 de uitoefening van het stakingsrecht te verduidelijken door de overeengekomen principes uit het herenakkoord van 2002 te actualiseren, met respect voor de internationale normen en de rechtsspraak. Daarbij moet het stakingsrecht gegarandeerd blijven, met respect voor de rechten en vrijheden van anderen en de openbare orde. De regering engageert zich ertoe om het akkoord te honoreren.
U suggereert dat vakbonden van een specifieke juridische bescherming genieten. Vakbonden hebben zich in België georganiseerd als feitelijke verenigingen. Dat betekent evenwel niet dat ze van een specifieke bescherming genieten. Zo'n specifieke beschermingsregeling is alleen uitgewerkt voor de werknemers die in hun bedrijf een mandaat in de wettelijke organen van personeelsvertegenwoordiging opnemen.
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, u hebt eigenlijk niet geantwoord op mijn tweede en derde vraag. Wat bent u van plan te doen met stakingen zonder stakingsaanzegging? In uw beleidsverklaring zei u dat de regering juridische bescherming garandeert aan vakbonden bij stakingen onder stakingsaanzegging. Logischerwijze volgt daaruit dat u die juridische bescherming niet garandeert, als een staking zonder stakingsaanzegging gebeurt. Daarop hebt u niet op geantwoord en ik ben zeer benieuwd wat u daarover te zeggen hebt.
En toen bleef het stil.
David Clarinval:
C'est une bonne question.
Vincent Van Quickenborne:
C'est une bonne question, c'est vrai. Mais vous avez bien compris que sur ce point-là, l'accord de gouvernement n'est pas clair. Vous dites que la protection juridique des syndicats est garantie en cas de grève avec préavis. On peut donc logiquement se poser la question de savoir ce qu'il en est en cas de grève sans préavis.
David Clarinval:
Ce n'est pas clair.
Vincent Van Quickenborne:
Ce n'est pas clair. ( Rires )
C'est déjà une réponse, chers collègues. J'apprécie que le ministre dise que ce n'est pas clair. Je pense qu'il a quelques idées en tête, mais qu'il ne souhaite pas les exprimer à ce stade.
David Clarinval:
C'est exact.
De budgettaire kost van het uitstel van de afschaffing van het SWT en de landingsbanen
Gesteld door
Open Vld
Vincent Van Quickenborne
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Vincent Van Quickenborne:
Monsieur le ministre, nous avons bien compris que le gouvernement a respecté l’accord des partenaires sociaux. Vous êtes pragmatique. Vous dites qu’à partir du 1 er juillet, vous mettrez fin au système du RCC et aux autres.
Die beslissing heeft natuurlijk tot gevolg dat een aantal budgettaire opbrengsten zullen uitblijven.
Les rendements budgétaires prévus pour cette année feront donc défaut.
In de oorspronkelijke budgettaire tabel stond een opbrengst van 10 miljoen euro voor het SWT, maar blijkbaar wordt dat nu een verlies van 8,4 miljoen euro.
Cela signifie donc un trou budgétaire de 18,4 millions d'euros.
Hetzelfde geldt ook voor de landingsbanen. Ook daarvoor is er beslist die regeling stop te zetten vanaf 1 juli en niet vanaf de start van deze regering, wat de besparing van 8 miljoen euro naar 0 euro herleidt. Tegelijkertijd herinnert het regeerakkoord eraan dat de kostprijs van sociale akkoorden niet automatisch doorgeschoven mag worden naar de belastingbetaler.
In uw regeerakkoord lees ik het volgende: “We responsabiliseren daarvoor alle partners in hun rol van paritaire beheerders. Afspraken tussen sociale partners, die de inkomsten of de uitgaven van de federale regering beïnvloeden, zullen vooraf worden getoetst op hun inpasbaarheid in het begrotingstraject. Indien niet, zal er geen instemming worden verleend en vraagt de regering evenwaardige compenserende maatregelen op te nemen.”
Ik heb vier vragen. Eén, zult u die 26,4 miljoen euro verhaalbaar stellen op de sociale partners, conform de geest van het regeerakkoord? Twee, hoe zouden de sociale partners die compensatie dan moeten aanleveren? Wordt er gekeken naar interne herverdeling binnen de sociale zekerheid of naar een verhoging van de bijdrage? Drie, wat is de timing voor die budgettaire compensatie? Wordt die al gecompenseerd in de begroting van 2025? Ten slotte, werd die beslissing over het SWT en het landingsbanenuitstel vooraf getoetst op begrotingsneutraliteit, zoals voorzien in het regeerakkoord? Zo ja, waar zitten evenwaardige maatregelen?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
David Clarinval:
U vraag raakt aan een fundamenteel element van ons bestuur: budgettaire discipline met respect voor het sociale overleg. U hebt volkomen gelijk om te herinneren aan de duidelijke bepaling in het regeerakkoord waarin staat dat afspraken tussen de sociale partners, die de inkomsten of uitgaven van de federale overheid beïnvloeden, vooraf afgetoetst zullen worden op hun inpasbaarheid in het begrotingstraject. Indien niet, zal er geen instemming worden verleend en vraagt de regering om evenwaardige, compenserende maatregelen op te nemen. Op basis daarvan zal ik u punt per punt antwoorden.
Ten eerste, de logica van gedeelde verantwoordelijkheid houdt in dat elke afspraak met een negatieve budgettaire impact gecompenseerd moet worden. Dat principe staat centraal in de hervorming van het sociale overleg die deze regering voorstaat. Bij de volgende begrotingscontroles en budgettaire conclaven zullen maatregelen worden genomen om de kosten van die afspraak te compenseren.
Ten tweede, er zijn verschillende pistes mogelijk, maar het is uitgesloten dat de factuur automatisch doorgeschoven wordt naar de belastingbetaler. De compensatie kan voortkomen uit interne verschuivingen binnen de sociale zekerheid.
Ten derde, het principe is dat de compensatie wordt opgenomen in de begroting voor 2025, tijdens een van de komende begrotingscontroles.
Ten vierde, de beslissing is momenteel onderworpen aan een technische evaluatie in het kader van de begrotingsopvolging. Het is duidelijk dat elke verlenging van dure regelingen, zoals het SWT, gepaard moet gaan met een equivalente maatregel, in lijn met de geest van het regeerakkoord.
Vincent Van Quickenborne:
Het is duidelijk dat er in de begroting van 2025 moet worden gecompenseerd. Dat zullen we dus zien bij de eerstvolgende controle, die door de minister van Begroting voor juli 2025 werd aangekondigd. Het is ook duidelijk dat de factuur niet naar de belastingbetaler mag worden doorgeschoven, dus geen hogere bijdragen en geen hogere belastingen voor de belastingbetaler. Dat moet in de sociale zekerheid worden gevonden. Als u zegt dat er geen hogere bijdragen en geen hogere belastingen komen, dan moeten er bijkomende besparingen in de sociale zekerheid komen, ten bedrage van 26,4 miljoen euro. Ik ben zeer benieuwd welke besparingen u of de sociale partners in juli van dit jaar zullen voorstellen. Hen kennende zal daar niets van in huis komen en zult u zelf de zaken mogen oplossen.
Het plotseling herleiden van de opbrengst van het vrijwillige ontslag met uitkering tot nul euro
Gesteld door
Open Vld
Vincent Van Quickenborne
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat dat mensen één keer in hun carrière zelf ontslag mogen nemen en dan een uitkering krijgen. Dat is een opmerkelijke wijziging in ons socialezekerheidssysteem. U verdedigt dat wel, maar volgens mij doet u dat met lange tanden. U spreekt over de werkloosheid als een verzekeringssysteem. Als men zelf zijn huis in brand steekt om vervolgens door de verzekering vergoed te worden, dan lijkt dat volgens mij weinig op een verzekeringssysteem. Maar goed, de regering heeft die keuze gemaakt.
En tout cas, dans le tableau budgétaire de 2025, on avait prévu une recette de 41 millions d'euros. Et maintenant, dans les révisions, le tableau budgétaire ne parle plus de 41 millions de recettes, mais de zéro. Je pense que vous m'avez bien écouté quand je vous ai posé des questions lors de la discussion sur la note de politique générale.
Monsieur le ministre, cela a-t-il réellement été revu de 41 millions d'euros de recettes à zéro? Pourquoi? Je ne pense pas que ce soit à cause de mes questions, je pense qu'il y a d'autres raisons pour que cela ait été remis à zéro.
Peut-être cela veut-il dire, monsieur le ministre, que cette mesure géniale, qui consiste à remettre sa propre démission et se servir dans la caisse de la sécurité sociale, n'est pas encore prévue pour cette année-ci?
C'est donc pour connaître ces éventuelles autres raisons que je vous pose ces questions, monsieur le ministre.
David Clarinval:
Ik bevestig u dat de begrotingsnotificaties van 28 maart 2025 de budgettaire impact met betrekking tot het vrijwillige ontslag met beperkte werkloosheidsuitkering tot nul hebben herleid. Het was namelijk technisch onmogelijk om de maatregel uit te voeren in 2025. De inwerkingtreding zal moeten gebeuren in 2026.
De maatregel beoogt de uitvoering van het regeerakkoord, dat bepaalt dat een werknemer met een loopbaan van ten minste tien effectief gewerkte jaren één keer ontslag kan nemen en aanspraak kan maken op werkloosheidsuitkeringen gedurende een beperkte periode van maximaal zes maanden. De duur kan één keer worden verlengd met zes maanden bij het volgen van een succesvolle opleiding voor een knelpuntberoep en indien de opleiding werd aangevat in het eerste trimester van de werkloosheidsuitkering.
Ik kan u niets meer zeggen over de praktische uitvoeringsmodaliteiten omdat de maatregel nog wordt besproken binnen de regering.
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, ik dank u voor het duidelijke antwoord, dat iets meegeeft wat wij nog niet wisten. Oorspronkelijk was het de bedoeling om in 2025 de maatregel in te voeren, maar u geeft nu aan dat de maatregel niet wordt ingevoerd in 2025 maar in 2026. Dat is een goede zaak. Laten we de maatregel elk jaar opnieuw uitstellen. Op die manier komt er nooit iets van. Mijnheer de minister, ik merk dat op omdat de maatregel tot misbruik zal leiden. De mogelijkheid om zelf ontslag te nemen en gedurende zes maanden werkloosheidsuitkering te krijgen, geeft de betrokken werknemer de kans om zes maanden op wereldreis te gaan. Bovendien heeft het Rekenhof berekend dat de kostprijs van een voorstel van Les Engagés, een partij die deel uitmaakt van uw regering, werd begroot op 250 miljoen euro. Het voorstel gaf mensen namelijk drie keer de kans om ontslag te nemen en een werkloosheidsuitkering te krijgen. Wanneer wij 250 miljoen euro door drie delen, geeft dat nog altijd een kostprijs van 80 miljoen euro. Om de twee genoemde redenen, namelijk mogelijk misbruik en de kostprijs van de maatregel, stel ik u voor om het uitstel naar 2026 door te zetten tot een afstel, zodat de maatregel niet wordt ingevoerd.
De geraamde opbrengst van het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd
De beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd en de opleidingen voor knelpuntberoepen
Gesteld door
Open Vld
Vincent Van Quickenborne
PVDA-PTB
Nadia Moscufo
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Nadia Moscufo:
Monsieur le ministre, ma question concerne la limitation dans le temps des allocations de chômage et le rapport avec les travailleurs qui suivent une formation dans les métiers en pénurie. Nous trouvons cette mesure injuste en soi, puisqu'elle va s'appliquer de manière aveugle et unilatérale. Les travailleurs sans emploi qui fournissent des efforts pour rechercher du travail et qui ne parviennent pas à en trouver, ou même les chômeurs qui travaillent pendant de courtes périodes qui seront donc insuffisantes, seront aussi exclus. Par conséquent, nous nous demandons si cette disposition ne va pas aggraver la pénurie de main-d'œuvre, vu que les personnes qui suivent une formation pour se réorienter vers un métier en pénurie seront également exclues. Or, pour certaines métiers en pénurie (infirmière, enseignant, assistant social, etc.), la formation s'étale parfois sur trois ou quatre ans.
Dans De Standaard du 3 avril, le député Axel Ronse, de la N-VA, a confirmé qu'une disposition transitoire serait prise pour les personnes qui sont actuellement au chômage depuis plus de deux ans, qui reçoivent des allocations de chômage et qui suivent une formation dans ces métiers en pénurie. De même, la ministre flamande du Travail, Zuhal Demir, également N-VA, a déclaré au Parlement flamand: "Je pense qu'il devrait y avoir une mesure transitoire pour les personnes qui ont commencé leur formation avant l'approbation de l'accord de coalition". L'article du Standaard précise: "Pour ceux qui commencent une formation maintenant, les allocations de chômage s'arrêtent au bout de deux ans".
Monsieur le ministre, confirmez-vous qu'un accord a été conclu au sein du gouvernement pour que les personnes qui ont commencé une formation dans les métiers en pénurie avant l'approbation de l'accord de gouvernement ne soient pas exclues du chômage avant la fin de leur formation? Confirmez-vous, en revanche, que celles qui débutent maintenant une telle formation seront exclues après deux ans, même si celle-ci n'est pas encore terminée?
Comment justifiez-vous l'exclusion de personnes qui suivent une formation dans les métiers en pénurie, alors qu'on sait qu'il n'y a pas suffisamment de personnes qualifiées pour exercer certains emplois sur le marché du travail? Enfin, comment comptez-vous lutter contre la pénurie de main-d'œuvre dans les métiers très importants pour la société tels qu'infirmiers, enseignants, assistants sociaux?
Vincent Van Quickenborne:
Monsieur le ministre, ma question est d'une autre nature mais vous avez demandé à ce qu'elle soit jointe. Je pense que la question de Mme Moscufo concerne les formations pour les métiers en pénurie tandis que la mienne porte sur les recettes de cette réforme. Mais je pense que vous allez, vous connaissant, répondre à toutes ces questions.
Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de opbrengsten van de hervorming. Op kruissnelheid brengt de hervorming 1,8 miljard euro op. Voor 2026 staat er 902 miljoen euro in de budgettaire tabellen.
Vous estimez donc que la moitié des recettes seront déjà réalisées l'année prochaine.
Als u die 902 miljoen euro wilt realiseren, is het onvermijdelijk, mijnheer de minister, dat u niet alleen nieuwe werklozen zult treffen, maar ook personen die vandaag al werkloos zijn.
Vous travaillerez donc sur le stock, comme on dit en français, le stock existant.
J'ai les questions suivantes pour vous.
Bevestigt u de besparing van 902 miljoen euro in 2026?
Bevestigt u dat die besparing enkel haalbaar is, als ook de bestaande groep werkzoekenden wordt getroffen?
Zal de maatregel met terugwerkende kracht op de huidige werklozen van toepassing zijn, waardoor bijvoorbeeld wie al een jaar werkloos is, volgend jaar, in 2026, uitgesloten wordt van uitkeringen?
Kunt u verduidelijken hoe de maatregel precies begroot is in de oefening van 2026?
J'ai entendu que, dans la discussion politique, cette réforme du chômage est couplée – par d'autres partis que le vôtre – à la taxation des plus-values. Vos amis de Vooruit et des Engagés ont dit que si vous voulez limiter le chômage dans le temps, il doit aussi y avoir un accord global sur la taxe sur les plus-values. Je vois votre enthousiasme limité là-dessus, je constate donc que ma demande est bien posée.
David Clarinval:
Tout d’abord, je précise que nous avons reçu les dernières questions hier à 10 heures. Madame Moscufo, je reconnais que votre question aurait dû être jointe à celle de Mme Lanjri, qui portait sur le même sujet. Il y a eu un petit souci. N’y voyez pas un quelconque fait personnel. C’est juste une erreur d’aiguillage. Nous avons reçu 50 questions en quelques heures. Nous avons répondu à toutes. Je répondrai donc aux deux questions.
Het ontwerp van hervorming, waaraan ik momenteel werk, stelt een grondige transformatie van het Belgische werkloosheidsstelsel voor, conform het regeerakkoord. Wij willen de band tussen uitkering en werk versterken en daarbij de billikheid en de budgettaire houdbaarheid garanderen. De veranderingen zijn ingrijpend, maar worden omkaderd door sociale garanties en een streven naar administratieve vereenvoudiging. De globale doelstelling bestaat erin om van werkloosheid een springplank naar werk te maken, in plaats van een statuut dat maar blijft voortduren.
De nombreuses questions concernent la mise en œuvre concrète de cette réforme. Cependant, celle-ci est encore en cours de discussion et de finalisation au sein du gouvernement. Je ne peux donc pas vous donner tous les détails sur l'exécution de celle-ci. Je peux toutefois vous indiquer que le montant de 902 millions d'euros provient des notifications budgétaires du 14 février 2025. Ce montant sera réévalué, si nécessaire, en fonction des modalités de mise en œuvre qui seront effectivement appliquées dans la pratique.
De bedoeling is inderdaad dat de hervorming ook van toepassing is op de huidige werklozen. In dit stadium van de gesprekken zou het mogelijk moeten zijn om de hervorming in werking te laten treden vanaf 2025, met de eerste effecten vanaf 2026. Er zullen natuurlijk overgangsmaatregelen worden uitgevaardigd om de wijzigingen geleidelijk te begeleiden.
Mijnheer Van Quickenborne, wat de link tussen de hervorming van de werkloosheidsuitkering en de meerwaardebelasting betreft, het gaat om twee grote hervormingen die uitvoerig besproken werden tijdens de onderhandelingen en in het regeerakkoord werden ingeschreven. Er zit dus een zekere logica in dat sommigen die twee onderwerpen met elkaar verbinden.
Madame Moscufo, pour ce qui concerne la limitation dans le temps des allocations de chômage et des formations pour les métiers en pénurie, je ne peux que répéter que j'ai pris acte des préoccupations exprimées à ce sujet par certains. J'ai aussi eu l'occasion de rencontrer l'ensemble de mes homologues régionaux au cours de ces dernières semaines pour échanger sur les futures réformes du chômage. Et pour le reste, je vous invite à lire la réponse que j'ai formulée à Mme Vanrobaeys tout à l'heure sur le même sujet. Je vais vous en remettre le texte, mais il est en néerlandais.
Nadia Moscufo:
Monsieur le ministre, il y a un truc que je ne comprends pas bien. Vous dites que toutes les modalités n'ont pas encore été arrêtées, que des discussions sont en cours au sein du gouvernement Cependant, il me semble que le texte a déjà été transmis au comité de gestion de l'ONEM hier. Il y a un truc qui m'échappe!
David Clarinval:
Vous êtes bien informée, madame Moscufo!
Nadia Moscufo:
Oui, parfois. C'est un élément un peu embêtant.
David Clarinval:
Le texte définitif n'est pas encore décidé. Un texte de base a été déposé et est en cours de discussion en intercabinet à l'heure où je vous parle. Des réunions sont prévues au Conseil des ministres prochainement. Nous arrêterons un texte définitif qui sera ensuite la première lecture sur laquelle on se basera.
Pour permettre aux partenaires sociaux de se prononcer, nous avons en effet transmis ce draft , appelons-le ainsi, à l'ONEM, pour qu'ils puissent en prendre connaissance. Il est évident que tous les détails ne sont pas encore connus, mais cela permet quand même au comité de gestion de l'ONEM d'en prendre connaissance et de se préparer, en sachant que quelques petites modifications arriveront probablement.
C'est une manière officieuse de leur donner le temps de lire tout ce texte qui n'est quand même pas un petit texte.
Nadia Moscufo:
Monsieur le ministre, vous comprendrez que ce que vous appelez "les détails" est vraiment très important pour nous. En effet, nous partons fondamentalement du point de vue que, sur cette question de la remise des gens au travail, votre vision consistant à passer par l'exclusion n'est pas du tout le bon chemin à suivre. D'ailleurs, rien ne prouve qu'en excluant les gens du chômage, ils retrouveront du travail. Nous avons déjà eu l'occasion d'échanger sur ce point avec vous lors de la présentation de votre note d'orientation générale.
Je veux cependant vous donner un exemple concret qui traduit bien pourquoi ce n'est pas un détail. Lors de la grève, j'ai croisé une dame de 48 ans qui suivait une formation d'un an et demi pour devenir aide-ménagère. Comme, juste avant, elle avait bénéficié du chômage pendant six mois, elle se disait paniquée à l'idée d'être peut-être exclue à peine sa formation terminée. Voilà la réalité pour beaucoup de gens.
À cet égard, vous faites référence à la réponse que vous avez donnée à Mme Vanrobaeys mais vous parlez de maintenir le revenu de ceux qui suivent des formations. Qu'entendez-vous par là? J'imagine que cela fait aussi partie des détails que vous devez résoudre.
Ce n'est pas clair pour nous. Maintenir le revenu signifie-t-il maintenir les allocations de chômage? Ou bien exclure les gens des allocations de chômage et les renvoyer vers d'autres caisses pour assurer le maintien du revenu? Les renvoyer, par exemple, vers les Régions? Si c'est cela votre chemin, cela n'est pas du tout le nôtre parce que les Régions ne pourront pas gérer le problème financièrement.
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, bedankt voor uw eerlijkheid en openheid. Het komt niet vaak voor dat een minister toegeeft dat twee dossiers – door sommigen, niet door u veronderstel ik – gekoppeld worden. Certains dossiers sont couplés, notamment ceux sur la réforme du chômage et la taxation des plus-values. Maar dat brengt natuurlijk problemen met zich mee. Moi, je sais que votre ambition est de mettre en œuvre cette réforme du chômage à partir du 1 er juillet 2025, tandis que l'introduction ( la taxation ) des plus-values n'est prévue que pour le 1 er janvier 2026. Donc si l'un traine, l'autre va trainer aussi. Je vous souhaite évidemment une bonne discussion au sein du gouvernement, mais ça ne sera pas facile. On sait bien que ce débat sur les plus-values est le champ de mines de ce gouvernement, donc ça ne sera pas facile. Deuxièmement, vous dites que le montant de 902 millions d'euros prévu pour 2026 sera éventuellement revu en fonction des modalités. Sur ce point, vous êtes donc aussi très honnête. Cependant, j'imagine que plus nous prévoirons d'exceptions, plus le montant sera réduit. Si, finalement, tout le monde est exclu de cette mesure, le montant de 902 millions d'euros aura fondu. J'espère donc que vous allez avoir une vraie réforme au lieu d'avoir des exceptions. Nous reviendrons donc bien évidemment sur la mesure une fois que la loi-programme et la loi portant des dispositions diverses seront discutées au Parlement.
De hervorming van de werkloosheidsregeling en de gegevensuitwisseling met de OCMW's
Bekijk antwoord
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, votre réforme du dispositif d'indemnisation des chômeurs de longue durée aura, comme vous le savez, des conséquences directes pour un grand nombre de personnes en fin de droits, qui se tourneront très probablement vers les CPAS pour solliciter une aide sociale. Cependant, les CPAS, ne disposent aujourd'hui d'aucun mécanisme systématique d'information en amont au sujet des bénéficiaires potentiels qui perdront leur droit aux allocations de chômage. Dans ce contexte, j'ai trois questions.
Premièrement, le gouvernement prévoit-il de mettre en place un mécanisme permettant aux CPAS d'être informés en amont des exclusions liées à la réforme, afin d'anticiper l'afflux massif de nouvelles demandes d'aides sociales? Comme vous le savez, cet afflux sera massif.
Deuxièmement, auront-ils accès à des données concernant les profils socioéconomiques des personnes concernées, sous une forme agrégée ou individualisée, afin d'adapter leur accompagnement?
Enfin, plus largement, quelles mesures concrètes comptez-vous prendre pour éviter un transfert de charges non anticipé et non compensé vers les CPAS, qui sont déjà fortement sollicités sur le terrain?
David Clarinval:
Madame la députée, je vous remercie pour votre question qui touche avec justesse une préoccupation réelle, celle de l'accompagnement des personnes en fin de droits et du rôle que joueront les CPAS à l'avenir.
Je tiens à vous répondre avec toute l'empathie qu'exige ce sujet, en tenant compte à la fois de notre responsabilité sociale et des principes de bonne gouvernance.
Nos réformes sont guidées par un objectif clair: encourager l'emploi tout en protégeant les plus vulnérables. La réforme de l'assurance chômage décidée par le gouvernement a pour objectif de transformer le système en un régime assurantiel, garantissant une protection temporaire tout en dynamisant le retour à l'emploi.
Le gouvernement poursuivra une politique d'activation ambitieuse. Les personnes en bonne santé et capables de travailler ne pourront plus bénéficier de systèmes trop avantageux et prolongés dans le temps, qui les découragent d'entrer sur le marché du travail. Dans ce cadre, le gouvernement a décidé de limiter dans le temps le droit aux allocations de chômage, avec une durée maximale de deux ans.
Votre inquiétude est légitime. Ce type de réforme peut entraîner une pression accrue sur les CPAS si rien n'est fait en amont. C'est précisément pourquoi les mesures d'anticipation et de coordination interfédérale sont intégrées dans notre approche.
En ce sens, le gouvernement prévoit de travailler en coordination avec les entités fédérées pour permettre aux CPAS d'être informés en amont, via une mise à disposition systématique de données agrégées sur les sorties prévues du système de l'assurance chômage, dans le respect des règles de protection de la vie privée. Cela permettra aux CPAS de préparer leur dispositif d'accompagnement et d'adapter leurs ressources.
Notre objectif est clair. Nous voulons anticiper et éviter un effet domino sur les CPAS.
Conformément au principe du fédéralisme de réforme mis en avant par l’accord Arizona, le gouvernement fédéral a prévu une enveloppe de refinancement ciblé des CPAS, notamment pour absorber l'impact des réformes du marché du travail, un refinancement des pouvoirs locaux pour absorber l'impact des réformes du marché du travail et rendre la facture des pensions plus supportable dans les années à venir.
Cette mesure répond à une volonté d'éviter un transfert de charges non compensé. Selon les dernières données du SPF Emploi et du Bureau fédéral du Plan, la Belgique compte encore près de 320 000 demandeurs d'emploi inoccupés au troisième trimestre 2024, alors que plus de 176 000 postes restent vacants. Dans un tel contexte, l'inadéquation entre l'offre et la demande exige une politique qui encourage l'insertion sans négliger ceux qui se heurtent à de vraies difficultés.
Je vous informe par ailleurs que la question portant sur la mesure relative à l'aide au CPAS est à poser à ma collègue Van Bossuyt, qui est compétente en la matière.
Notre ligne directrice est claire: la dignité passe par l'emploi, et nous devons éviter à tout prix la désinformation prolongée. Toutefois, cela ne signifie pas l'abandon. Les orientations et les textes étant encore au stade de projets ne faisant pas l'objet d'un arbitrage politique, il est prématuré à ce stade d'apporter des réponses relatives à un dossier qui n'est pas encore stabilisé politiquement et qui se trouve, de surcroît, dans les mains de ma collègue Van Bossuyt. Néanmoins, l'information suivante peut être transmise: le SPF ETCS et le SPP Intégration sociale ont pris contact afin d'organiser, une fois que le texte réglementaire de la réforme sera définitif, une réunion entre eux pour examiner les conséquences de celle-ci sur l'organisation des CPAS. Voilà, madame la députée, ma réponse – qui fut très rapide, je vous le concède.
Voorzitter:
Oui, nous l'avions constaté, monsieur le ministre!
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, c'était effectivement rapide. J'irai revoir la vidéo pour récupérer quelques éléments que je n'ai pas forcément compris dans un premier temps. Par contre, je tiens à vous signaler que je dépose la question également chez votre collègue. Il est quand même ici question de chômeurs de longue durée. Comme cela relève de vos compétences, je vous ai posé la question. J'entends que vous comptez mener une concertation pour faciliter justement l'arrivée de ces chômeurs de longue durée au niveau des CPAS. J'aurais dès lors une sous-question. Avez une date à nous communiquer? En effet, depuis le temps que vous annoncez ce transfert des chômeurs de longue durée vers les CPAS, j'imagine que vous avez quand même pu anticiper et discuter avec les différentes institutions pour que cette arrivée se fasse de manière un petit peu plus souple que le tsunami qui est prévu. Des chiffres nous sont donnés via différentes études. On sait donc quels citoyens se cachent derrière ces chiffres. En ayant ces différents profils, les CPAS peuvent déjà entamer en amont différentes démarches pour que cette insertion se passe de manière plus souple. Monsieur le ministre, je reviendrai potentiellement avec des questions complémentaires à ce sujet.
Het kunstenaarsstatuut
Bekijk antwoord
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, vous le savez, les métiers des arts et de la culture sont marqués par l’intermittence des revenus, la discontinuité des parcours et la pluriactivité. Le régime de protection sociale spécifique, dit "statut du travailleur des arts", est donc une réponse solidaire, adaptée et conquise de haute lutte – lutte à laquelle vous avez d’ailleurs contribué activement lors de la réforme de 2022.
Pourtant, aujourd’hui, ce régime est menacé: la limitation généralisée des allocations de chômage à deux ans, telle qu’envisagée dans les projets actuels, aurait des effets dévastateurs sur les personnes sous statut, en leur imposant une logique administrative rigide, fondée sur des critères de disponibilité ou d’activation, profondément incompatibles avec les réalités du secteur culturel.
Je m’étonne d’autant plus que cette remise en cause repose sur un exposé budgétaire biaisé, qui qualifie "d’explosion" une augmentation pourtant attendue et budgétée dès l’origine de la réforme et donc aussi par le MR. Il n’y a pas eu de dérapage; il y a eu une mise en œuvre assumée d’une réforme ambitieuse. Ce que vous appelez "explosion des chiffres", c’est tout simplement l’ouverture du droit à davantage de personnes tels que les: techniciens/ techniciennes, soutiens, jeunes, femmes, précaires. Ce qui est visé, c’est un écosystème entier, et c’est précisément ce qui était voulu par la réforme du statut.
Dès lors, je vous pose cette question simple mais essentielle: pouvez-vous garantir que les personnes sous statut de travailleur des arts ne seront pas impactées par la limitation des allocations de chômage à deux ans? Vous avez évoqué l'idée de créer un statut de travailleur des arts en dehors de la sécurité sociale, quelle forme cela prendrait-il? Quel budget financerait alors ce statut? Confirmez-vous que votre intention à terme est que l'argent public ne finance plus la culture et les arts?
David Clarinval:
Madame la députée, comme vous l'indiquez, depuis octobre 2022, un système modifié pour les travailleurs des arts a effectivement été mis en place. Ce système est devenu dans une seconde phase pleinement opérationnel à partir du 1 er janvier 2024, avec la création de la Commission du travail des arts qui a remplacé l'ancienne Commission des artistes.
En résumé, en matière d'admission et d'indemnisation, ce système implique pour l'essentiel les éléments suivants. Pour être admis au bénéfice des allocations du travail des arts, le travailleur des arts doit disposer d'une attestation délivrée par la Commission du travail des arts et satisfaire à une condition d'admissibilité plus souple de seulement 156 jours de travail durant une période de référence prolongeable de 24 mois, calculés en divisant par 1,26 du salaire mensuel de référence les rémunérations brutes perçues pour les jours de travail salarié effectifs situés dans la période de référence de 24 mois, quels que soient la nature de l'activité, artistique ou non, le secteur, la durée du contrat de travail ou encore les modes de rémunération.
Le bénéfice des règles spécifiques est accordé pour une période de maximum 36 mois, laquelle peut être prolongée indéfiniment par la suite, pour autant que le travailleur des arts soit toujours en possession d'une attestation du travail des arts valable et qu'il prouve au moins 78 jours de travail sur cette période, calculés de la même manière dans une période de 3 ans précédant immédiatement la fin de la période d'admission.
Le montant journalier de l'allocation du travail des arts correspond à 60 % du salaire brut moyen, plafonné à 3 199 euros sur une base mensuelle, perçu pendant la période de référence. Ledit montant reste inchangé sans application d'une quelconque dégressivité pendant la période de chômage complet en tant que travailleur des arts et ne peut être revu, à l'expiration de chaque période de 36 mois, qu'à la hausse.
Les chiffres communiqués par l'ONEM démontrent que la souplesse des conditions d'admissibilité au régime, le grand nombre d'attestations délivrées par la Commission du travail des arts et les avantages qu'implique le régime conduisent à une augmentation exponentielle du nombre de travailleurs des arts au sein de la population des chômeurs complets, passant de 5 038 en 2022, à 7 252 en 2023 et à 8 560 en 2024. Cela se reflète dans les dépenses budgétaires puisqu'en 2024, un montant de 137 millions d'euros d'allocations du travail des arts a été versé par rapport au montant de 109 millions en 2023. Cette augmentation exponentielle, selon l'ONEM, dépasse largement le coût supplémentaire budgétisé pour le nouveau régime. En 2024, une moyenne de 11 millions d'euros par mois a été versée aux travailleurs des arts contre une moyenne de seulement 5 millions d'euros par mois avant l'entrée en vigueur du nouveau régime en 2022. Ce coût supplémentaire de plus de 60 millions d'euros sur une base annuelle est nettement supérieur au budget prévu à cet effet, lequel a été fixé définitivement à seulement 11,4 millions d'euros pour 2024. Près de la moitié du nombre de chômeurs complets bénéficiant actuellement d'allocations du travail des arts – 3 989 pour 2024 – sont au chômage complet depuis cinq ans ou plus. La durée moyenne d'occupation n'est que d'environ 65 jours par an pour le travailleur des arts.
L'administration m'indique que, dans le cadre des réformes proposées, le maintien du régime très divergent des allocations du travail des arts pourrait conduire à une inégalité de traitement disproportionnée et injustifiable entre les travailleurs des arts et les chômeurs complets qui ne sont pas admis à ce régime, à la fois sur le plan de l'admissibilité aux droits, aux allocations, de la limitation ou non du droit aux allocations dans le temps et du montant des allocations.
J'ai toujours souhaité défendre des réformes qui sont justes et équilibrées. C'est la raison pour laquelle nous travaillons actuellement à une réforme ambitieuse des allocations du chômage. Le gouvernement adoptera une position sur ce dossier dans les jours ou les semaines à venir.
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, vous m'avez fourni beaucoup d'informations que je n'avais pas demandées. Nous aurions donc pu gagner du temps étant donné que vous m'avez fait le récapitulatif de tout le dossier.
Cependant, j'ai obtenu peu de réponses concrètes par rapport au sort qui sera réservé aux travailleurs des arts. Vous ne confirmez pas, mais vous n'affirmez pas non plus qu'il y aura effectivement une limitation du chômage dans le temps, bien que j'aie entendu le mot "justes". Souvent, lorsque le terme "justice" est évoqué, cela aboutit à un nivellement par le bas, visant à harmoniser toutes les situations sur le statut le moins favorable.
Ce que vous qualifiez d'augmentation exponentielle est, en réalité, simplement la conséquence de la mise en place de ce statut, comme vous l'avez vous-même mentionné.
Il a été mis en place à partir du 1 er janvier 2024. Ce sont donc ici simplement les effets qui sont produits 'une réforme qui permet justement d'assurer des moyens de vie dignes à des personnes qui travaillent dans le secteur des arts. Ce sont des étiers dotés de spécificités, telles l'intermittence des revenus et de longues périodes de création qui ne permettent pas de cocher une case sur un papier cinq jours sur sept.
Ce sont les réalités du secteur auxquelles – nous avons travaillé à ce dossier ensemble – nous avons voulu répondre. Donc dire aujourd'hui que cela coûte trop cher est une fausse réponse. Il faut plutôt alors chercher le moyen d'assurer les budgets pour ces personnes.
Vous dites que certaines personnes ne travaillent que 65 jours par an, mais donner une représentation de théâtre 65 fois par an, c'est énorme! Rendez-vous compte, imaginez-vous devoir monter sur les planches 65 fois par an. Tout cela sans compter, évidemment, le fait que derrière, il y a de la formation, de la création, de la rédaction et des répétitions, plus parfois des représentations qui sont gratuites.
En conclusion, je pense qu'il est vraiment important de bien se rappeler de quelles spécificités on parle, plutôt que de traiter les gens comme des profiteurs. J'entends les réalités que l'ONEM vous relate, où il est dit que des personnes sont au chômage depuis cinq ans, or, ce sont des personnes qui bénéficient en effet de ce régime particulier qui est relatif à leurs conditions de travail et de vie qui sont particulières.
Tout ceci nous fait très peur. J'entends que des réformes sont en cours, avec des discussions qui doivent encore avoir lieu. Je m'interroge beaucoup aussi sur les droits d'accès à la pension pour toutes ces personnes.
Enfin, j'espère que cette réforme ne contient pas un plan caché pour museler ceux qui contestent, qui dénoncent et qui proposent un autre projet de société que le vôtre, que vous voudriez faire taire.
Voorzitter:
La question n° 56004167C de M. Vincent Van Quickenborne est transformée en question écrite. La réunion publique de commission est levée à 13 h 13. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.13 uur.