Commissievergadering op 16 juli 2025

Mijn eerste vraag gaat over het Belgisch standpunt in verband met de uitbreiding van de kmo-faciliteiten naar middelgrote ondernemingen, de zogenaamde de small mid-caps , die een serieuze verbetering zouden kunnen zijn. De Commissie schat in dat deze maatregelen de bedrijven jaarlijks tot 400 miljoen euro kunnen besparen en de administratieve lasten met 25 % kunnen verminderen.

Hoe evalueert u het voorstel van de Europese Commissie om een aparte categorie van small mid-caps te creëren? Welke impact verwacht u voor de Belgische bedrijven? Heeft België reeds zijn standpunt bepaald? Plant u op nationaal niveau bijkomende initiatieven of aanpassingen aan het kmo-beleid om deze maatregel te ondersteunen?

Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik voel dat er een vervolgvraag zal komen, aangezien er nog niet echt een standpunt is bepaald en de impact ook nog niet duidelijk is. Wordt dus vervolgd. Ik ben alleszins blij dat u met een positieve blik naar dergelijke evoluties kijkt.

Mevrouw de minister, deze vraag gaat over het feit dat de Europese Commissie in mei een nieuwe en ambitieuze strategie voor de eengemaakte markt heeft gepresenteerd. Die strategie heeft tot doel om bestaande handels- en investeringsbelemmeringen in de Europese Unie weg te nemen. De Commissie stelde onder meer maatregelen voor ter vereenvoudiging van regelgeving, de invoering van een digitale kmo-ID, de versterking van grensoverschrijdende dienstverlening en de aanstelling van nationale sherpa’s.

Die strategie beantwoordt een expliciet verzoek van de Europese Raad en van de ministers bevoegd voor Concurrentievermogen en bouwt voort op recente rapporten.

In het licht daarvan stel ik graag de volgende vragen.

Hoe evalueert u als minister de impact en de relevantie van die nieuwe strategie voor België?

Welke voorbereidende of reeds lopende initiatieven neemt België om de voorgestelde maatregelen tijdig en doeltreffend te implementeren?

Zal België ingaan op de oproep van de Commissie om een hooggeplaatste vertegenwoordiger, de zogenaamde sherpa, aan te wijzen? Zo ja, tegen wanneer?

Hoe zal België bijdragen aan de ontwikkeling, promotie en toepassing van de digitale kmo-ID?

Ziet u bijkomende kansen of knelpunten voor België in verband met de zogenaamde verschrikkelijke tien belemmeringen die de Commissie prioritair wil aanpakken?

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Opnieuw, er zullen nog een aantal vervolgvragen komen, maar wij kijken alleszins uit naar uw verdere initiatieven.

Mevrouw de minister, de voorbije jaren is er heel wat te doen geweest over de wurgcontracten in de horeca. Daarover hebben we trouwens zeer interessante hoorzittingen gehouden in de vorige legislatuur. Toen werd onder meer geschetst dat heel wat jonge ondernemers in een soort val trappen en later met zware financiële verliezen blijven zitten, waarvoor ze nog vele jaren moeten opdraaien. Dat er iets moest gebeuren, stond in de sterren geschreven. De vraag is alleen op welke manier dat moet gebeuren. Doet men dat via een nieuwe gedragscode of past men daarvoor de wet aan? In het verleden hebben we daar wel vaker van mening over verschild. De vorige gedragscode dateerde hoe dan ook van 2015 en er is nu, 10 jaar later, een update gekomen. Een van de redenen daarvoor is de vaststelling dat de relaties tussen horeca-uitbaters en drankenleveranciers vaak bijzonder onevenwichtig zijn.

Mevrouw de minister, die nieuwe gedragscode is een soort engagementsverklaring binnen de sector zelf. Toch stellen we vast dat daarnaast ook elk gewest zijn verantwoordelijkheid zal moeten nemen en nog een aantal regels moet uitwerken. Ik vroeg me dan ook af in welke mate er inmiddels overleg heeft plaatsgevonden in het kader van dat regionale juridische kader. Wat is de stand van zaken? Hoe zal er in de toekomst worden opgetreden tegen misbruiken? Uiteindelijk blijft het ook maar een gedragscode.

Wat die betere regulering van de commerciële brouwerijcontracten betreft, zullen een aantal praktijken in de toekomst verboden worden. Kunt u daar dieper op ingaan, meer specifiek op de manier waarop dat zal worden geregeld?

Wat zijn de nieuwe voorwaarden inzake niet-concurrentiebedingen, aankoopquota en opzegvoorwaarden? Tot slot heb ik nog een vraag over de bescherming van het immaterieel erfgoed van horecazaken en de manier waarop dat in de toekomst zal worden beschermd.

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals gesteld was een update na 10 jaar zeker wenselijk en broodnodig. Het is positief dat u het gesprek met de sector bent aangegaan en dat daaruit een aantal maatregelen zijn voortgekomen. U verwijst verder naar de nieuwe B2B-wet, waarbij in artikel VI.105 van het Wetboek van economisch recht een verwijzing is opgenomen naar de gedragscode. Dat is goed. Hopelijk zal dat volstaan en zult u als minister ook verder waken over de correcte uitvoering van de gemaakte afspraken. Dat is van groot belang. We spreken hier over de toekomst van veelal jonge ondernemers die het risico nemen om een horecazaak op te starten, uit te baten of over te nemen. Als dat mislukt omwille van contractuele verplichtingen of wat dan ook, kan het niet de bedoeling zijn dat zij 20 jaar later nog schulden moeten afbetalen. We moeten ervoor zorgen dat er zo weinig mogelijk pijnlijke gevallen zijn. Dat kan alleen als de gedragscode in de toekomst correct wordt toegepast. Ik reken op u als minister om erover te waken dat er in de komende jaren een voldoende grondige evaluatie gebeurt. Ofwel blijkt dan dat de gedragscode voldoende werd aangescherpt, ofwel dat bijkomende maatregelen nodig zijn. In dat geval moet er worden ingegrepen. We zullen die evaluatie de komende jaren zeker samen maken.

Mevrouw de minister, dit is een onderwerp waarover we ook al uitgebreid van gedachten hebben gewisseld tijdens de besprekingen van de beleidsverklaring en de beleidsnota’s. Dit betreft de administratieve lasten voor kmo's, waarvoor u beloofd hebt inspanningen te leveren. Er zijn vandaag onderzoeken die aantonen dat meer dan 50 % van de kmo's financiële verliezen lijdt als gevolg van administratieve lasten. Daar moet dringend iets aan gebeuren. We zijn het er beiden over eens dat dat noodzakelijk is.

Recent is bovendien de Europese loontransparantierichtlijn aangenomen, die opnieuw zware administratieve en juridische verplichtingen oplegt aan alle ondernemingen, dus ook de kmo's, die daar toch het slachtoffer van zijn. Dat staat nog los van het feit dat kmo's in de toekomst al een grote omslag moeten maken naar digitale facturatie en dergelijke. U begrijpt ongetwijfeld wat ik bedoel.

Daarom ben ik vooral benieuwd, mevrouw de minister, naar de zogenaamde quick wins die u ondertussen hebt gerealiseerd, nadat u al verschillende maanden bevoegd bent voor kmo's. Wat is op dit moment de stand van zaken? In uw beleidsnota gaf u aan te willen werken aan een administratieve vereenvoudiging voor kmo's. Daarbij stelde u dat u alle betrokken partijen zou vragen om een lijst van prioriteiten aan u over te maken. Wat is de stand van zaken daarvan? Vermoedelijk is intussen al enige vooruitgang geboekt.

U gaf ook aan te zullen samenwerken met de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO (HRZKMO). Welke overlegmomenten hebben al plaatsgevonden en wat is daaruit voortgevloeid?

Daarnaast zou u met de FOD Beleid en Ondersteuning (FOD BOSA) werken aan een hervorming van het RIA-formulier (regelgevingsimpactanalyse). In welke vereenvoudigingen wordt daarbij voorzien? Welke maatregelen zult u dit jaar treffen om de administratieve lasten voor kmo's te verlichten? Welke plannen liggen er nog op tafel en welk tijdspad wordt daarbij gevolgd?

Mevrouw de minister, ik begrijp dus goed dat u op 5 juni 2025, dus vorige maand, het advies van de Hoge Raad hebt ontvangen en dat daarvan momenteel een analyse wordt gemaakt. Ik begrijp ook heel goed dat u antwoordt dat dat advies is geformuleerd op basis van alle federaties die in de Hoge Raad actief zijn. Het is heel belangrijk dat het een breed gedragen advies is waarmee u ook verder aan de slag zult gaan. Het is dus uitkijken naar dat kmo-plan waarover u al veel hebt verklaard. Ik hoop dat u snel met dat kmo-plan op de proppen komt, want er is al veel over verklaard, maar ik kijk vooral uit naar het concrete plan an sich. Het tijdspad is mij immers niet altijd even duidelijk. Ik begrijp dat u uw tijd wilt nemen en dat u ook afhankelijk bent van een aantal adviezen die u nog moet krijgen, maar ik hoop dat het kmo-plan misschien nog in 2025 kan worden voorgesteld. Ik zie u knikken. Ik houd u daar graag aan, want wij komen daar ook heel graag op terug.

Er is bijzonder veel te doen rond de defensie-industrie. Er zal de komende jaren ook zwaar worden geïnvesteerd. Zo wil de Europese Commissie dat via Europese leningen defensieprojecten financieren ten bedrage van 150 miljard euro. Mevrouw de minister, ik ben daarover wel een beetje bezorgd, in de zin dat vooral grote ondernemingen daarvan zullen profiteren. Onze kmo's – en wij zijn een echt kmo-land - zullen daaruit veel minder voordeel kunnen halen, terwijl ze nochtans voldoende sterk staan en over de nodige mogelijkheden beschikken om onderdelen te produceren voor de defensiesector.

Uit een recente enquête van Agoria leren we dat technologiebedrijven grote interesse hebben om defensiegerelateerde activiteiten op te starten. Dat blijkt niet zo evident te zijn. Denk maar aan obstakels op het vlak van financiering en exportregels.

Mevrouw de minister, wat zult u ondernemen opdat kmo's eveneens toegang krijgen tot de Europese financiering voor de defensie-industrie?

Bent u van oordeel dat Belgische bedrijven een voordeel kunnen halen uit de Europese miljardeninjectie in de sector?

Welke maatregelen zult u nemen om de toegang van kmo's tot defensieactiviteiten te faciliteren? Wat hebt u daaromtrent al ondernomen?

Heeft er al overleg plaatsgevonden en zo ja, wat was het resultaat?

Mevrouw de minister, dat het EDF technologiebedrijven voldoende ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen, is uiteraard toe te juichen. Dat is evenwel maar een kant van het verhaal. Uw antwoord is te algemeen en u gaat niet in op mijn pleidooi dat kmo's toegang moeten krijgen tot projecten om defensieonderdelen te produceren. Stel dat een kmo morgen wil meedoen en de nodige knowhow in huis heeft, hoe zal die weten dat men kan meedingen? Een en ander is niet zo evident en ook niet erg tastbaar. Bedrijven moeten voldoende op de hoogte zijn van wat er mogelijk is en waaraan ze kunnen deelnemen. Dat heeft deels te maken met de onbekendheid met de industrie, die heel specifiek is. Kmo’s zijn vaak toeleveranciers in heel andere domeinen, maar ze zijn perfect in staat om ook de defensie-industrie te bedienen. Dat vraagt echter een bepaalde omschakeling. Het is een belangrijk onderdeel van onze economie in de komende jaren, omdat er veel in wordt geïnvesteerd. Veel kmo’s hebben het moeilijk en zij moeten een switch maken in de manier waarop ze de markt benaderen en in de producten die zij aanbieden. Voor mij blijft het heel vaag hoe die bedrijven precies moeten weten op welke manier ze kunnen meedingen in het verhaal van de defensie-industrie. Op dat vlak blijf ik dus wat op mijn honger. Het antwoord was eigenlijk iets te algemeen, mevrouw de minister. Ik denk dat de kmo’s nood hebben aan meer specifieke antwoorden. Dat mis ik vandaag wel. Ik ga ervan uit dat we, wanneer de ter beschikking gestelde fondsen concreter worden, nog over het thema zullen kunnen debatteren.

Mevrouw de minister, het letterwoord Peppol hoeft eigenlijk geen verdere uitleg meer. Mijn vraag gaat uiteraard over e-facturatie. Sinds 1 maart van dit jaar is die verplicht voor transacties met de overheden voor bepaalde overheidsopdrachten. Vanaf 1 januari 2026 wordt Peppol uitgebreid naar alle B2B-transacties tussen Belgische btw-plichtige ondernemingen.

Handelingen tussen Belgische bedrijven en consumenten zijn vrijgesteld, maar leveranciers moeten wel Peppol kunnen ontvangen, zelfs als zij enkel facturen aan particulieren uitsturen.

Mevrouw de minister, binnen de Europese Unie geldt pas een algemene verplichting voor e-facturatie vanaf 2030. Waarom voert u die verplichting reeds vroeger in?

Wat zijn volgens u de gevolgen voor ondernemingen die deels B2B en deels B2C werken en daarbij nog geen gebruikmaken van digitale facturatie?

In welke ondersteuning wordt er voorzien voor oudere of minder digitaal bewuste ondernemers om de overgang werkbaar te maken?

Om als onderneming toegang te krijgen tot een Peppol accesspoint via een erkende aanbieder of softwareleverancier worden in de meeste gevallen bijkomende kosten aangerekend. De kosten voor de implementatie van die software zijn voor kmo's vandaag nog fiscaal aftrekbaar en dat blijft het geval tot en met 2027. Wat is volgens u het effect op de rendabiliteit van ondernemingen wanneer die stimulans zal wegvallen? Hebt u ter zake analyses uitgevoerd en welke resultaten hebben die opgeleverd?

Tot slot, in uw beleidsnota maakt u melding van een communicatiecampagne over e-facturatie. Ik meen dat ze binnenkort zal starten, want 1 januari komt in zicht. Bent u van oordeel dat met zo'n communicatiecampagne alle ondernemingen voldoende voorbereid zullen zijn? Wat zijn uw doelstelling voor het bereik met die campagne en welke kanalen zult u gebruiken voor die communicatie?

Madame la ministre, à compter du 1 er janvier 2026, toutes les entreprises et indépendants belges assujettis à la TVA devront émettre leurs factures sous format électronique structuré via le réseau sécurisé Peppol.

Cette réforme, inscrite dans une directive européenne et transposée par un arrêté royal marque un tournant majeur dans la digitalisation de notre économie. Si les objectifs poursuivis tels que la réduction de la fraude, la simplification administrative ou le gain d'efficacité sont louables, de nombreux indépendants, en particulier les plus petits, ne semblent pas encore informés ou préparés à ce changement profond. De surcroît, certains logiciels et solutions Peppol engendrent des frais mensuels ou annuels non négligeables pour des volumes de facturation souvent modestes. Cela peut créer un surcoût difficile à absorber sans accompagnement ciblé.

Madame la ministre, quelle stratégie de communication spécifique est envisagée à destination des indépendants pour les sensibiliser à cette échéance, leur expliquer clairement les démarches à suivre et les outils disponibles? Prévoyez-vous un accompagnement pratique pour les indépendants les plus fragiles, artisans, prestataires de services, micro-entrepreneurs qui n'ont ni logiciel comptable ni ressources informatiques? Les incitants fiscaux prévus, comme la déduction majorée à 120 % sur les logiciels, sont-ils maintenus, élargis ou adaptés afin de garantir une réelle accessibilité à la facturation électronique pour tous? Un monitoring spécifique est-il mis en place en concertation avec les fédérations de comptables et les organisations d'indépendants pour suivre la mise en œuvre et identifier les éventuels obstacles pratiques d'ici 2026?

Madame la ministre, à partir du 1 er janvier 2026, la facturation électronique deviendra obligatoire pour les transactions entre entreprises dites B2B. Cela concernera près de 1,2 million d'entreprises soumises à la TVA, auxquelles viendront s'ajouter à 250 000 entreprises déjà inscrites sur le réseau Peppol.

Peppol centralisera donc la transmission de documents commerciaux standardisés. Cette initiative européenne devrait entrer en vigueur en 2030 mais notre pays anticipe cette obligation, qui débutera dès le 1 er janvier prochain. Je ne reviendrai pas sur tous les avantages cités par le collègue précédent et j'en viens directement à mes questions.

Madame la ministre, pour certains indépendants, le passage à Peppol réclame des coûts initiaux non négligeables lorsque le capital de départ a déjà été épuisé ou lorsque nous sommes au démarrage d'une aventure entrepreneuriale. On peut entendre évidemment qu'il y aura un retour sur investissement à terme, mais avant d'en arriver là, l'investissement doit être fait. Pour ceux qui se posent des questions sur cet investissement de départ, particulièrement pour les nouvelles entreprises, quelles réponses pouvez-vous apporter à ceux qui fustigent les coûts pour se conformer à Peppol?

Ensuite, sans manquer de bonne volonté, des petites et moyennes entreprises utilisent à l'heure actuelle des systèmes moins récents qui nécessiteront des adaptations importantes ainsi qu'une période d'apprentissage, qu'il faut pouvoir caser dans une vie aussi effrénée que celle d'indépendant ou d'entrepreneur. Que répondez-vous à ces indépendants qui jugent cette échéance du 1 er janvier précoce? Par ailleurs, que se passera-t-il le 1 er janvier 2026 pour les entreprises non inscrites sur Peppol?

Il semblerait que le réseau Peppol ne permette pas de générer deux fois la même facture en cas de non-paiement et de nécessité d'envoyer un rappel. Pourriez-vous nous éclairer sur cette problématique?

Enfin, les entreprises étrangères qui ne sont pas ou pas encore soumises au réseau Peppol constituent également un problème. Pourriez-vous nous communiquer l'étendue du réseau et son avenir pour les transactions B2B qui sont loin de s'arrêter au marché européen?

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoorden.

Het ligt misschien aan mij, maar ik heb geen antwoord gehoord, of althans niet begrepen, op de vraag waarom u aan gold-plating doet. Mogelijk is die beslissing reeds eerder genomen. Europa legt de verplichting pas op vanaf 2030, terwijl wij reeds in 2026 starten met een volledige verplichting. België wil anticiperen door reeds voor 2030 een tolerantieperiode te voorzien, maar een startdatum in 2026 lijkt ons toch bijzonder vroeg. Dat is jammer en volgens mij niet in overeenstemming met de regeerverklaring of de ambities van de regering om geen gold-plating meer toe te passen.

Wat betreft de digitaal kwetsbaren maken wij ons ernstige zorgen. U hebt uitgebreid geantwoord over de communicatiestrategie, maar grotendeels is die digitaal. U zult daarmee ongetwijfeld de ondernemers bereiken die vandaag al digitaal actief zijn. Onze bezorgdheid gaat echter uit naar de tuinman, de bouwvakker of de ramenwasser, vaak eenmanszaken en doorgaans laaggeschoolde personen die digitaal nog niet mee zijn. Zij bedienen vaak uitsluitend particuliere klanten en werken nog met papieren facturen. Binnenkort zullen zij echter verplicht digitale facturen moeten ontvangen van hun leveranciers, zoals voor kuisproducten of bouwmaterialen, die geleverd worden door grotere ondernemingen. De grote ondernemingen zullen hun facturen via Peppol bezorgen, maar die eenmanszaken zullen op 1 januari helemaal niet klaar zijn om die digitale facturen te ontvangen.

Wie digitaal kwetsbaar is, zult u via e-Box niet bereiken. In het beste geval ontvangen die ondernemers, als ik het goed begrepen heb, in september een brief op papier. Zij zullen schrikken en niet klaar zijn op 1 januari. Daarom moet u anticiperen en nu al in overleg treden met uw collega-minister Jambon over die transitietolerantieperiode – inderdaad een moeilijk woord – om zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen. Die periode zou bijvoorbeeld de eerste drie of zes maanden van volgend jaar kunnen omvatten, specifiek voor de digitaal kwetsbare ondernemers.

Madame la ministre, contrairement à mon collègue précédent, je suis un député vraiment heureux, parce que j'ai reçu des réponses à toutes mes questions. Je suis surtout rassuré par rapport à toutes les annonces que vous avez faites. Toutes les tranches d'indépendants vont être informées prochainement.

La campagne de sensibilisation, qui débute au mois de septembre, sera largement suffisante pour que les indépendants et les entrepreneurs soient prêts en 2026.

Je vous remercie pour tout votre travail de coordination et de sensibilisation à la formation.

Madame la ministre, nous allons commencer par dissiper tout doute. Vous avez rappelé dans votre réponse que la facturation électronique avait été décidée par l’ancien gouvernement, auquel siégeait mon parti.. Vous avez raison sur ce point mais ce n’est pas parce que je pose une question que je critique une mesure, loin s’en faut. Je suis un papa indépendant, avec une expérience personnelle en tant qu’indépendant, ayant créé une entreprise au cours de ma carrière. Je vous assure donc que vous aurez toujours avec moi un défenseur des indépendants, mais également des PME. Si je vous ai interrogé, c’est parce qu’une décision a été prise. Il faut maintenant pouvoir l’assumer et l’accompagner. Je vous remercie pour vos réponses. J’entends qu’un plan de communication a été mis en œuvre. Vous avez été très précis en nous donnant son montant exact d'environ 190 000 euros. Utiliser les réseaux sociaux, notamment Meta, est une avancée pour la communication, mais il faut tenir compte de la fracture numérique et du fait que des petits artisans ou des indépendants n’ont pas encore cette accessibilité aisée. Aussi importe-t-il de travailler avec les autres réseaux. J'ai entendu que d'autres professions, comme les comptables, y étaient incluses. Le bouche-à-oreille sera prépondérant en la matière. La fameuse période de transition, de tolérance, que vous allez plaider au niveau du gouvernement, est essentielle. Il serait vraiment regrettable de manquer le coche en sanctionnant de manière excessive et injuste celles et ceux qui, pour des raisons aussi légitimes que le manque d’information, de temps ou bien d’autres contraintes, n’auraient pas pu effectuer la transition vers la facturation électronique. Il serait donc judicieux d'envisager une période de clémence, d’acclimatation, d’accompagnement raisonnable. Comme vous défendez les indépendants et les PME, j’espère que vous serez entendue au gouvernement pour que l’on puisse appliquer, notamment via votre collègue des Finances, cette période de clémence, cette transition, sans taper directement et sans sanctionner celles et ceux qui travaillent déjà très durement.

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over een probleem dat blijft groeien, namelijk de winkeldiefstallen.

Wij stellen immers vast dat het aantal winkeldiefstallen de voorbije twee jaar met maar liefst 20 % is gestegen. Uit de statistieken blijkt dat gemiddeld 1 % van de omzet verloren gaat door winkeldiefstallen. Wanneer men weet dat de totale omzet van de Belgische detailhandel 120 miljard euro bedraagt, dan kunnen we allemaal uitrekenen hoe groot de schade voor de Belgische economie is, namelijk maar liefst 1,2 miljard euro. Dat is niet weinig. Dat heeft zware financiële gevolgen voor de retailsector, maar de impact is vaak des te groter voor kleine ondernemers.

Behalve de economische schade moeten wij ook denken aan het veiligheidsgevoel van winkeliers, medewerkers, klanten en anderen.

Wanneer we de huidige wetgeving bekijken, zien we dat er slechts heel beperkte mogelijkheden zijn voor winkeliers om zich te verdedigen tegen diefstal. Denk bijvoorbeeld aan de maximumboete van 350 euro die vandaag kan worden gevraagd zonder tussenkomst van het parket. Winkeliers afficheren ook heel vaak dat er bij diefstal een boete van 350 euro wordt gevraagd. Dat is echter niet evident, want het systeem is niet in elke politiezone ingeburgerd, temeer daar er dan telkens een agent of interventieploeg ter plaatse moet komen.

Daarom zijn bijkomende maatregelen nodig die u kunt nemen om de strijd tegen winkeldiefstal op te voeren, waar vooral kmo's vaak het slachtoffer van zijn. Ik heb dan ook een aantal belangrijke vragen.

Wat zult u ondernemen om de bedrijven te ondersteunen in hun strijd tegen de winkeldiefstallen, die in stijgende lijn zijn?

Wat is uw standpunt over een systeem waarbij een privébedrijf kan optreden om winkeldiefstallen minnelijk af te handelen? Ik verwees daarnet al naar de rol van de agenten. Wat is uw mening over een dergelijk systeem?

Ik begrijp dat u dat niet alleen kunt aanpakken. Welk overleg hebt u bijgevolg gehad met uw collega-minister?

Mevrouw de minister, het kmo-plan duikt heel vaak op. Het is permanent aanwezig. We kijken er altijd naar uit, maar het is er nog niet. Ook hier is het dus wachten op de inhoud. U zegt dat u van de sector een aantal voorstellen hebt ontvangen. Dat is goed. Ik begrijp ook dat u daarover moet overleggen met de minister van Justitie en dat dat later een plaats zal krijgen in het kmo-plan. Ik had dan uiteraard wel graag vernomen wat de meest voorname voorstellen zijn die u hebt ontvangen. Dat had u vandaag wel kunnen vertellen, los van het overleg dat u voert met uw collega's of van wat u in de toekomst zult opnemen in het kmo-plan. Ik begrijp eveneens dat niet alle gemaakte voorstellen zullen worden weerhouden, maar dit was eigenlijk wel het ideale moment geweest om de voorstellen die u hebt ontvangen kort toe te lichten. Zowel wij als de buitenwereld hebben daar immers nood aan. Ik vind het dan ook jammer dat u daarop niet dieper bent ingegaan. U begon namelijk met te zeggen dat u bijzonder kort zou zijn in uw antwoord. Daarna noemde u wat tot op vandaag nog steeds een black box is, namelijk het kmo-plan. We zullen dus moeten wachten tot het verder zal worden toegelicht in het najaar.

Madame la ministre, dernièrement, lors d'une réunion avec un groupement d'indépendants, une question revenait régulièrement. Alors qu'il est obligatoire, depuis 2022, pour des entreprises, même petites et moyennes, de proposer une alternative électronique de paiement, nous nous demandions pourquoi, lorsqu'un commerçant utilise Payconic, le montant est directement transféré sur le compte de l'indépendant ou de la PME, alors que si le montant est payé par carte, il y a un délai de 24 heures, voire davantage. Car si un paiement est réalisé un vendredi, généralement, le paiement parviendra sur le compte de l'indépendant ou de la société le lundi, voire le mardi.

Nous avions des difficultés à comprendre les contraintes techniques. Ce qui est possible avec Payconic, (paiement instantané) ne l'est visiblement pas avec la carte, étant donné la temporisation de 24, 48 heures voire davantage. Lorsqu'une entreprise en est à attendre le paiement instantané, on peut penser qu'elle est déjà dans des difficultés financières. Mais la discussion s'axait plutôt sur la question de savoir si l'on joue avec notre argent ou l'argent qui devrait être sur notre compte à ce moment-là. Je vous pose la question pour avoir une réponse technique à ce fait.

Madame la ministre, comment expliquer cette différence de timing qui persiste entre le paiement électronique par QR code et celui via un terminal de paiement dont le coût est d'ailleurs à charge des entreprises? S'agit-il d'un frein d'ordre technique? Là aussi, ce serait assez incompréhensible, puisque c'est possible via le QR code. Quel levier pourrait-il être envisagé pour lever ce frein et que l'instantanéité devienne la norme pour tous les paiements électroniques?

Quel est le parcours de cet argent entre le moment où le montant est débité du compte du consommateur et le moment où l'indépendant le reçoit sur son compte? Existe-t-il une transparence sur la traçabilité de cet argent ou sort-il de tout radar?

Que répondez-vous aux indépendants qui sont dans l'incompréhension et tiennent à recevoir directement dans leur caisse les transactions réalisées, peu importe la voie électronique utilisée?

Merci, madame la ministre, pour votre réponse. Je suis content de voir que, dans le cadre de vos compétences, vous êtes aussi interloquée par ce délai. Effectivement, c'est la double peine: quand on a un terminal en location, on paye cette location, et chaque transaction effectuée par carte, montre connectée, ou autre, coûte quelques centimes. Avec ce service payant, on serait en attente de recevoir l'argent directement sur son compte. Or, ici, il n'en est rien. Vous l'avez rappelé, ce délai de 24 heures ou d'un jour ouvrable – rallongé lorsque c'est avant un week-end, mais en tout cas moins de quatre jours – est très long. Vous avez rappelé les règles en vigueur par rapport au secteur bancaire. Les personnes qui m'ont interrogé espéraient que les banques ne jouent pas en plus avec leur argent en transit et ne profitent pas de ce délai pour faire, sur la masse, des transactions plus ou moins à risque afin de faire fructifier leurs revenus. J'entends que d'autres solutions pourraient arriver sur le marché, ce qui serait une bonne chose. Actuellement, on vise à supprimer le cash pour une série de raisons, et on encourage les gens à payer de manière électronique. Auparavant, les indépendants, un boulanger par exemple, avaient l'argent de leurs ventes directement dans leurs caisses. Si les clients payent tout de manière électronique, il faut compter avec ce délai. Certes, si la stabilité de la société tient sur ce petit délai, c'est qu'elle est déjà en grande difficulté. Nous nous attendrions quand même, aujourd'hui, à l'heure où les limites technologiques n'existent quasi plus, à ce qu'un payement via terminal arrive directement sur le compte de l'indépendant. J'espère que ce sera le cas dans les mois et les années à venir.

Mevrouw de minister, de Orde van Architecten, dat begint stilaan toch wel een heel verhaal te worden, en niet bepaald een positief verhaal. Wanneer we zien wat daar de voorbije jaren allemaal is gebeurd en hoe sterk het rommelt binnen die organisatie, dan moeten we opnieuw tot de conclusie komen dat die organisatie niet meer functioneert. Ik denk dat dat heel duidelijk is, ook op basis van signalen van binnenuit.

Ik vind het jammer dat er in de voorbije jaren, toen ik het debat ook met uw voorganger voerde, telkens werd gezegd dat er geen grote wijzigingen nodig waren. Ik denk daarbij, bijvoorbeeld, aan het regionaliseren van de werking, want het gaat vandaag om een bijzonder ingewikkelde structuur, die niet transparant is en waarvan mensen binnen de organisatie zelf ook aangeven dat het zo niet langer kan. Het is veelzeggend dat inmiddels 273 architecten hebben geweigerd hun lidgeld te betalen aan de orde, omdat volgens hen het toezichtsorgaan geen voeling heeft met wat er leeft bij de 16.000 leden. Er zijn ook de moties van wantrouwen geweest tegen de voorzitter van de Nationale Raad en de ondervoorzitter van de Vlaamse Raad, die dan werden weggestemd.

Het blijft maar aanslepen. Ik vraag mij dan ook af hoelang dat nog kan blijven duren, mevrouw de minister. In uw beleidsnota geeft u aan dat u de orden wilt moderniseren en de structuren verder wilt democratiseren. Wat houden die hervormingen precies in? Kunt u dat toelichten? Wanneer zullen die hervormingen dan eindelijk worden doorgevoerd? De situatie gaat immers alleen maar van kwaad naar erger.

Ik heb daarnet ook al aangegeven dat de neuzen aan Franstalige en Nederlandstalige kant niet in dezelfde richting wijzen. Dat is geen fait divers. Overweegt u om een structureel overleg tussen de twee aparte taalvleugels in te stellen, in plaats van de overkoepelende structuur in stand te houden?

Bovendien is er sprake van uiteenlopende visies over de optimale aanwending van de financiële middelen. Met welke maatregelen zult u zorgen voor meer financiële transparantie? Hoe zult u ervoor zorgen dat de aangestelde mandatarissen een correcte representatie vormen van de architectenpopulatie? Ook in dat dossier, in dat verhaal zou ik willen weten welk overleg u hebt gehad met de betrokken partijen?

Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. U bent begonnen met te zeggen "indien nodig". Dan vrees ik al het ergste. We zitten hier namelijk met een vrij groot probleem, een probleem dat misschien heel klein begonnen is, maar dat stilaan de allure van een thriller begint aan te nemen. Als men het verhaal van de voorbije jaren bekijkt, gaat het gaat van kwaad naar erger. Er komen voortdurend nieuwe elementen bij. Dan hebben we het nog niet gehad over de bezorgdheden van de jonge architecten, die trouwens in de vorige legislatuur alle partijen hebben gecontacteerd over de schrijnende toestanden waarmee zij geconfronteerd worden. U zegt dat de regeringscommissaris erop toeziet dat alles correct verloopt. Dan denk ik dat hij veel werk heeft, want er verloopt daar niks correct. Het draait gewoon vierkant binnen de Orde van Architecten. Opnieuw zegt u dat u over de structuur van de Orde van Architecten een aantal voorstellen hebt ontvangen, die u zult bekijken. U lijkt wel heel veel voorstellen te krijgen, van overal. Alleen vind ik het dan vreemd dat u, als we daarover vragen stellen, nooit zegt welke voorstellen u hebt ontvangen. Ook hier hebt u dat niet gedaan. Als ik daar dan vragen over stel, ga ik ervan uit dat u meedeelt dat u contact hebt gehad, welke voorstellen er zijn gedaan en dat u zult bekijken in welke mate die haalbaar zijn. Maar dat doet u niet. Het is al een moeilijk dossier en eigenlijk hangt u opnieuw een mistgordijn op. Is dat niet jammer? We voeren hier toch een open debat met elkaar en we delen, hoop ik, dezelfde bezorgdheid. We kunnen concluderen dat het probleem groot is en dat het moet worden opgelost. Als we echter niet op een open manier met elkaar in debat kunnen treden en u enkel zegt dat u voorstellen ontvangen hebt en wel zult zien wat daaruit voort zal vloeien, dan vind ik dat jammer. Op welke manier kunnen wij dan de regering controleren? Op die manier wordt het bijzonder moeilijk, mevrouw de minister. In dit dossier, maar ook in die vele andere dossiers waarover we vragen stellen, doen we dat met de beste bedoelingen, om met elkaar in debat te treden. Dat is belangrijk in het Parlement. Ik zou u dus willen aanraden, als u overleg hebt gehad en er worden voorstellen geformuleerd, die ook openlijk op tafel te leggen. Dat wil daarom niet zeggen dat u die moet uitvoeren of dat u daar allemaal op moet ingaan, maar laten we toch op zijn minst die zaken benoemen, zoals het hoort in het Parlement.

Mevrouw de minister, vandaag volgt handel en economie alsmaar vaker het ritme van de 24 urenmaatschappij. Steeds meer winkels zijn niet alleen langer open, maar ook structureel zeven dagen op zeven. Dat wordt vaak verkocht als vooruitgang of klantgerichtheid, maar in de werkelijkheid schuiven we de rekening systematisch door naar de zelfstandigen, de werknemers en de samenleving.

Nemen we er even recente Belgische cijfers bij. Volgens onderzoek van Securex en de Universiteit Gent werkt een zelfstandige gemiddeld 57 uur per week. In de detailhandel ligt dat cijfer nog hoger. Structurele zeven-op-zevenopeningen betekenen voor veel zelfstandigen nog minder rust. In de praktijk betekent het vaak dat ze zes of zelfs zeven dagen per week in hun winkel staan, zonder extra hulp of middelen. Ook werknemers dragen de gevolgen. Uit signalen van vakbonden blijkt dat flexibiliteit wordt afgedwongen zonder echte keuze en dat de werk-privébalans nog meer onder druk komt te staan. De werkdag rekt uit, het weekend verdwijnt.

Uit een studie van de Universiteit Antwerpen blijkt dat regimes van verlengde openingsuren niet noodzakelijk leiden tot hogere omzet, maar veeleer tot een spreiding van de aankopen. De economische winst is beperkt en de sociale kosten zijn hoog. Grote ketens kunnen dat aan met ploegenwerk en flexibele arbeidssystemen, kleine handelaars niet. Ze worden meegesleurd in een systeem dat hen op termijn uit de markt drukt. Ondertussen verliezen ook de consumenten. De verdwijning van zelfstandige handelaars leidt tot een verschraling van het straatbeeld, minder keuze, minder nabijheid en uiteindelijk tot een afname van het sociale weefsel. Het recht op rust, op een vrije zondag of een vrije dag dreigt te verdwijnen voor steeds grotere groepen. Willen wij zo'n samenleving?

Mevrouw de minister, als overheid kunnen we niet neutraal blijven tegenover die evolutie. We kunnen de vrije concurrentie niet laten ontsporen tot een race naar beneden, ten koste van kleine ondernemers en werkende mensen.

Bent u zich bewust van de negatieve sociale impact van permanente zeven-op-zevenopeningen, zoals die blijkt uit studies en signalen uit de sector? Erkent u dat zelfstandigen hierdoor onder zware druk komen te staan, met negatieve gevolgen voor hun gezondheid, gezinsleven en economische leefbaarheid?

Welke stappen onderneemt u om een gelijk speelveld te garanderen tussen grote ketens en kleine handelaars, die vaak niet de capaciteit hebben om zeven dagen open te zijn?

Overweegt u een maatschappelijk debat of evaluatie over de wenselijkheid van een volledig vrije regeling van winkelopeningen in ons land met het oog op economische en sociale duurzaamheid?

Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoorden. U verklaart dat winkeliers niet verplicht zijn om hun winkel op zondag te openen, maar door de concurrentie van grote ketens zullen velen geen andere keuze hebben. Ik begrijp de maatregel niet zo goed, want hij levert geen meerwaarde op, de experts raden het af en de kleine zelfstandigen gaan er niet mee akkoord. Alleen de grote ketens hebben er baat bij.

Structurele winkelopeningen zeven dagen op zeven lijken misschien neutraal, maar in de praktijk versterken ze de ongelijkheid. Wij vragen een beleid dat rust, rechtvaardigheid en leefbaarheid vooropstelt en niet louter stoelt op een economische logica. Ik ben blij te vernemen dat er preventieve maatregelen zijn tegen burn-outs, maar door toe te staan dat het ritme in de economie wordt opgedreven, zal het de andere kant uitgaan.

Madame la ministre, l'Union des Classes Moyennes a récemment cosigné une tribune en faveur de l'économie circulaire afin qu'elle devienne un levier stratégique pour les PME belges. Cette prise de position, soutenue par d'autres acteurs économiques, s'inscrit dans la perspective de la future transposition en droit belge du Circular Economy Act européen, attendu d'ici fin 2026.

Selon l'UCM, cette transition pourrait permettre aux petites entreprises (PME et TPE) de réduire leur dépendance aux matières premières et de relocaliser certaines activités. Mais aussi, de contribuer à un redéploiement économique local durable, tout en créant potentiellement de nouveaux emplois. Elle plaide également pour un cadre fiscal incitatif (par exemple, une TVA réduite sur la réparation ou le réemploi) et un accès facilité aux matières secondaires.

Cette transition dans l'entreprenariat pourrait avoir de nombreux effets bénéfiques tant pour l'emploi, que l'économie et pour le développement durable. De la même manière qu'un indice de réparabilité permet de mieux appréhender les secondes vies de certains appareils, une telle réforme s'inscrit dans une démarche environnementalement favorable pour les PME.

Mes questions, madame la ministre, sont:

Quelles actions concrètes prévoyez-vous pour accompagner les PME dans leur transition vers un modèle économique circulaire?

Le futur Plan d'action fédéral pour l'économie circulaire inclura-t-il des dispositifs de soutien spécifiques aux PME et TPE, notamment en matière de fiscalité, d'investissements ou d'accès aux matières recyclées?

Comment le fédéral travaille-t-il en coordination avec les Régions pour garantir que les petites entreprises belges soient incluses dans cette dynamique, et non laissées de côté au profit des seules grandes structures?

Envisagez-vous, avec votre collègue en charge des Finances, de proposer une réforme fiscale favorisant les activités de réparation, de réemploi ou d'écoconception comme le propose l'UCM?

Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses précises. Encore une fois, je remarque que vous avez bien pris cette thématique de l'économie circulaire en main. J'entends parler de coordination, d'information, de sensibilisation, de la mise en place de groupes de travail, d'un portail de l'économie circulaire, de concertation avec les Régions. Je me réjouis du travail accompli, qui est encore en route pour les prochaines semaines.

Madame la ministre, la solution de paiement européenne Wero, amenée à remplacer Payconiq d'ici 2026, sera prochainement intégrée à cinq banques supplémentaires, couvrant ainsi 98 % des consommateurs belges. Si cette évolution vise une simplification des paiements pour les usagers, elle suppose également une adaptation rapide mais faiblement contraignante pour les indépendants et petits commerçants.

La digitalisation des outils de paiement représente un défi technologique, administratif et financier, en particulier pour les plus petites structures. Ces dernières ne disposent pas toujours des ressources nécessaires pour suivre ce virage numérique. Or, le système Wero (comme Payconiq) est facile à mettre en place et ne demande pas de solution payante comme un terminal Bancontact.

Le déploiement de Wero pourra permettre aux PME d'offrir une solution de paiement numérique à moindre en frais. Cela pourrait donc être bénéfique pour le secteur, en particulier pour ceux visant à développer leurs ventes en ligne.

Mes questions, madame la ministre, sont:

Quelles mesures spécifiques sont envisagées par votre administration afin d'accompagner les indépendants et TPE dans l'adoption de Wero?

Existe-t-il un soutien technique ou financier prévu pour l'acquisition ou la mise à jour des systèmes de paiement compatibles avec cette nouvelle solution?

Un suivi des difficultés rencontrées par les indépendants est-il prévu lors de cette transition?

Madame la ministre, je vous remercie tout simplement pour toutes vos réponses précises.

Madame la ministre, l'IA s'impose de plus en plus dans le quotidien des jeunes. Selon la dernière étude Digimeter de Imec, deux tiers des jeunes flamands de 18 à 24 ans utilisent régulièrement l'IA, ce chiffre grimpe à 72 % chez les étudiants.

D'un côté, l'IA est un outil précieux qui permet parfois de travailler plus vite et plus efficacement et de nombreux étudiants s'en servent pour résumer des cours ou encore pour rédiger des travaux. Certains enseignants commencent même à l'intégrer comme outil dans leurs cours. Mais cette utilisation pose aussi des questions. Des dérives apparaissent comme le fait que des étudiants réalisent leurs travaux entièrement avec l'IA, et parfois sans comprendre réellement ce qu'ils produisent. Je me demande donc quel est l'impact sur le développement des jeunes et leur capacité à réfléchir par eux-mêmes.

L'étude souligne aussi le risque d'augmentation de la fracture numérique. Seuls 28 % des jeunes déclarent savoir utiliser l'IA de manière efficace, et 36 % expriment le besoin de suivre une formation. J'attire également l'attention sur une inégalité d'accès: certains étudiants paient pour des outils d'IA avancés, ce qui leur offre un avantage considérable par rapport à ceux qui ne peuvent pas se le permettre.

Face à ces constats, madame la ministre, je voudrais vous posez les questions suivantes: Quelle analyse faites-vous de cette évolution et de son impact chez les jeunes? Quelles actions le gouvernement envisage-t-il pour former les jeunes à une utilisation responsable et de l'intelligence artificielle? Comment comptez-vous répondre aux risques d'inégalités entre jeunes concernant l'accès à l'IA?

Madame la ministre, selon le dernier rapport de l'institut Reuters, les IA conversationnelles comme ChatGPT deviennent de plus en plus les sources d'information favorites parmi les plus jeunes. Bien que leur utilisation reste aujourd'hui limitée à environ 7 % des personnes sondées, elle atteint déjà 12 % chez les moins de 35 ans et 15 % chez les moins de 25 ans.

Les IA offrent des avantages importants en matière de personnalisation de l'information, de traduction ou de synthèse de contenus complexes. Mais le rapport souligne que de nombreux répondants restent sceptiques quant à la fiabilité de l'information générée par les IA où l'intervention humaine est quasi absente. Les IA comme ChatGPT traitent des masses de contenus issus du journalisme professionnel, sans toujours garantir la transparence ni la vérification des sources.

Dans ce contexte où l'IA devient une porte d'entrée majeure à l'information pour les nouvelles générations, comment le gouvernement envisage-t-il d'assurer que l'utilisation croissante des IA conversationnelles comme ChatGPT ne nuise pas à une information fiable et à l'esprit critique, en particulier chez les jeunes? À l'heure où certains médias passent des accords avec les IA tandis que d'autres choisissent la voie du contentieux, comment le gouvernement envisage-t ‑ il d'encadrer ces nouvelles relations afin de garantir un équilibre entre innovation technologique, rémunération du travail journalistique et accès à une information fiable?

Merci, madame la ministre, pour vos réponses, qui sont très complètes. Vous venez de terminer en soulevant un point très intéressant. On ne pourra pas faire sans l'évolution de ChatGPT ou d'ailleurs d'autres plateformes qui commencent à voir le jour. Il faut rester attentif à en éviter les dérives, tout en permettant aux jeunes d'utiliser ces avancées comme de véritables outils en leur offrant la possibilité d'évoluer avec ceux-ci. Comme vous l'avez dit, cela passe par l'éducation. Il y a matière à creuser de ce côté-là. Aujourd'hui, on y chipote, on regarde un petit peu comment cela fonctionne. Selon moi, ChatGPT n'est pas utilisé d'une manière optimale alors qu'il pourrait être un outil dont l'utilisation doit être enseignée aux jeunes en les encadrant face aux dérives. Je resterai attentif à la suite et ne manquerai pas de revenir vers vous.

Madame la ministre, la Belgique a récemment été la cible d'une nouvelle cyberattaque imputée au collectif russe NoName. Cette attaque a paralysé des sites essentiels tels que MyGov.be ainsi que le site du Parlement wallon. Si cette attaque n'a, a priori, pas permis de voler des données, cela reste préoccupant.

Ce n'est d'ailleurs pas la première fois que notre pays est pris pour cible. En octobre dernier déjà, plusieurs sites d'autorités belges avaient été paralysés pendant plusieurs jours. Ces cyberattaques à répétition soulèvent des questions quant à la solidité de notre cybersécurité et à la protection des données personnelles de nos citoyens.

Madame la ministre,

Quelle est votre réaction face à cette nouvelle attaque ciblant des infrastructures numériques stratégiques?

Allez-vous collaborer avec le Centre pour la Cybersécurité Belgique (CCB) à l'avenir pour faire face à ces enjeux? Si oui, de quelle manière?

De manière plus large, comment comptez-vous assurer la résilience de nos systèmes numériques pour protéger à la fois nos institutions et les données personnelles des citoyens.

Madame la ministre, vous avez remarqué comme moi la paralysie dans laquelle la Wallonie s'est retrouvée il y a quelques mois suite à ces cyberattaques. Il faut pouvoir mettre aussi des moyens dans la cybersécurité car nous risquons d'être victimes de plus en plus souvent de telles attaques. Il faut qu'on soit prêt. Je suis rassurée mais il va falloir mettre les moyens nécessaires pour la suite.

Madame la ministre, la prostitution de mineurs sur Internet est une réalité particulièrement préoccupante en Belgique. Selon les données récentes du centre de traite des êtres humains de la police fédérale, 112 cas ont été détectés en 2024. Cependant, ces chiffres ne représentent que la partie émergée de l'iceberg: il est estimé que 86 % des cas passent toujours sous les radars. C'est énorme. Ce phénomène est facilité par les réseaux sociaux tels que Facebook ou TikTok.

Les criminels ciblent prioritairement des jeunes vulnérables, souvent issus de milieux précaires ou confrontés à des problèmes familiaux, financiers ou psychologiques. Si une majorité des victimes vient de l'étranger, les jeunes Belges ne sont pas épargnés.

Face à ce constat alarmant, j'ai plusieurs questions.

Avez-vous mené une réflexion sur cette problématique et/ou eu des échanges avec la ministre de la Justice à ce sujet? Si oui, quelles en sont les conclusions? Sinon, en avez-vous l'intention? Soutiendriez-vous des initiatives comme le projet pilote de la police fédérale visant à créer de faux profils pour traquer les proxénètes en ligne? C'est une question que je pose également. Qu'envisagez-vous pour sensibiliser les jeunes face à ces dangers?

J'ai une autre question qui se base, elle, sur des plateformes bien précises; telles que Onlyfans ou MYM, qui sont devenues en quelques années de véritables empires numériques sur lesquels n'importe qui peut vendre des contenus érotiques ou pornographiques. Il y a un phénomène, qui s'appelle le home porn , qui a fait l'objet d'une enquête réalisée par des journalistes de France 2, récemment. On y parle d'un modèle économique, où de jeunes femmes, parfois et même souvent mineures, produisent et vendent elles-mêmes du contenu sexuel, souvent sous la pression d'agents qui, eux, par contre, en tirent énormément de profits. C'est un business qui est extrêmement lucratif, et qui attire des personnes de plus en plus jeunes, mineures, qui parviennent à contourner l'âge imposé par les règles sur ces plateformes. En parallèle, des agents se professionnalisent dans le secteur et développent de véritables réseaux commerciaux, parfois en exploitant la vulnérabilité des plus jeunes.

Madame le ministre, êtes-vous au fait de ces pratiques? Disposez-vous de données sur la présence d'utilisateurs belges mineurs sur ces plateformes? Quelle est votre analyse de cette évolution numérique? Surtout, quelles actions envisagez-vous pour prévenir l'exploitation de mineurs en ligne sur ces plateformes?

Merci, madame la ministre, pour vos réponses. Nous sommes ici face à un enjeu majeur, sur lequel vous avez la possibilité d'actionner un levier. J'entends que les fonctions de vos collègues ne sont pas les vôtres et que vous n'avez pas tous les moyens d'action en votre possession. Nous ne manquerons pas de leur faire part de notre question également, ne fût-ce que pour étoffer les statistiques. Ce point pourrait mettre en lumière pas mal d'éléments intéressants. J'ai hâte de voir la suite, surtout pour ces jeunes qui ne comprennent pas forcément toujours le piège dans lequel ils se retrouvent finalement. Nous reviendrons vers vous avec potentiellement d'autres questions, mais aussi avec les données qui m'auront été fournies par vos collègues.

Madame la ministre, le développement rapide de l'intelligence artificielle générative – capable de produire des textes, des images, des vidéos ou des voix synthétiques – soulève des enjeux majeurs en matière de régulation, de sécurité de l'information et de respect des droits fondamentaux.

Meta, à travers ses différentes plateformes (Facebook, Instagram, WhatsApp) intègre de plus en plus ces technologies, notamment via la génération de contenus visuels ou textuels automatisés, parfois personnalisés pour les utilisateurs. Ces outils peuvent avoir des usages positifs, mais ils comportent également des risques importants: création de deepfakes, diffusion massive de désinformation, manipulation d'opinions publiques, ou encore propagation automatisée de contenus haineux.

Face à ces dérives possibles, il est impératif que l'État belge se dote de leviers juridiques et institutionnels pour encadrer l'usage de ces technologies, en cohérence avec le droit européen, tout en garantissant la liberté d'expression et la sécurité des utilisateurs.

Dans ce cadre, je souhaite vous poser les questions suivantes:

Comment le gouvernement fédéral entend-il encadrer juridiquement l'utilisation de l'IA générative sur les plateformes de Meta, en particulier lorsqu'il s'agit de contenus manipulés ou trompeurs?

Des discussions ont-elles été engagées avec Meta pour que les outils d'IA générative qu'elle propose respectent les obligations belges en matière de vie privée, de lutte contre la haine en ligne et de modération des contenus?

Le gouvernement prévoit-il des mécanismes de signalement renforcés ou des obligations de transparence sur les contenus générés par l'IA sur ces plateformes?

Des dispositifs sont-ils en place pour évaluer l'impact des contenus IA sur les comportements en ligne et les processus démocratiques en Belgique, notamment lors d'échéances électorales?

Enfin, la Belgique plaide-t-elle au niveau européen pour l'inclusion de garde-fous spécifiques aux IA génératives dans le cadre du règlement sur l'intelligence artificielle (AI Act) et du Digital Services Act (DSA)?

Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses. J'entends que l'enjeu se situe probablement davantage à l'échelle européenne. Cependant, il subsiste une marge de manœuvre pour notre pays et, par conséquent, de votre côté. J'entends que vous souhaitez continuer à protéger les citoyens des dérives. Dès lors, j'espère que vous pourrez nous proposer quelque chose de plus approfondi que l'IA Act. Nous verrons. Certains pays, du reste, vont plus loin. Pourquoi ne ferions-nous pas de même?

Madame la ministre, la présence des mineurs sur les plateformes de Meta – notamment Instagram, Facebook et WhatsApp – demeure massive, malgré les limites d’âge affichées.

Avec l’intégration progressive de l’intelligence artificielle dans ces environnements, de nouveaux risques émergent pour les jeunes utilisateurs. Les assistants conversationnels, par exemple, peuvent générer du contenu sans filtre, fournir des réponses inadaptées ou influencer des comportements. Les algorithmes de personnalisation, s’ils ne sont pas rigoureusement encadrés, peuvent enfermer les adolescents dans des bulles informationnelles ou les exposer à des contenus inappropriés, notamment en matière de santé mentale, d’image corporelle ou encore de sexualité.

La Belgique doit veiller à ce que ces technologies soient utilisées dans le respect du droit à la protection de l’enfance, de la vie privée et du développement harmonieux des jeunes. Cela implique un encadrement spécifique, une transparence accrue et des mécanismes de contrôle adaptés.

Madame la ministre, quelles mesures concrètes le gouvernement fédéral prévoit-il pour encadrer l’exposition des mineurs aux outils d’intelligence artificielle intégrés aux plateformes de Meta? Des discussions ont-elles été engagées avec Meta afin d’imposer des garde-fous spécifiques sur les fonctionnalités basées sur l’IA accessibles aux utilisateurs mineurs? Des contrôles ou audits indépendants sont-ils prévus pour évaluer les effets des contenus générés ou proposés par l’IA sur les publics jeunes? Comment les autorités belges s’assurent-elles que le consentement parental est bien respecté et que les paramètres de confidentialité pour mineurs sont suffisamment stricts sur les plateformes concernées? Enfin, le gouvernement belge plaide-t-il au niveau européen pour un encadrement renforcé des intelligences artificielles destinées ou accessibles aux mineurs, dans le cadre du Digital Services Act (DSA) ou de l’ AI Act ?

Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je prends la balle au rebond et j'entends votre appel. Nous serons effectivement amenés à rediscuter de ce sujet à la rentrée parlementaire.

Madame la ministre, l'émergence rapide des intelligences artificielles génératives bouleverse profondément le monde de la création visuelle. Grâce à des bases de données massives, souvent constituées sans consentement, des algorithmes peuvent désormais reproduire des illustrations, des planches de bande dessinée ou des styles graphiques très identifiables en quelques secondes. Le cas emblématique des œuvres inspirées du studio Ghibli par l'IA, largement diffusées en ligne sans autorisation, a ravivé les craintes des auteurs quant à la perte de contrôle sur leur travail.

En Belgique aussi, de nombreux dessinateurs, illustrateurs et auteurs s'alarment: leurs créations, publiées sur les réseaux ou dans des publications en ligne, sont aspirées par des systèmes d'IA sans leur accord, pour ensuite générer des images « à la manière de », détournant ainsi leur style, leur identité artistique, et leur potentiel économique.

Au-delà du droit d'auteur, il s'agit d'un enjeu de reconnaissance du travail, de respect de la création et de protection des professions artistiques à l'heure de l'automatisation. Ce phénomène menace non seulement la viabilité économique de nombreux artistes indépendants, mais aussi l'équilibre du secteur culturel dans son ensemble.

Dans ce contexte, je souhaite vous poser les questions suivantes:

Le gouvernement fédéral prévoit-il un accompagnement spécifique pour les dessinateurs, illustrateurs et artistes visuels belges impactés par la reproduction non autorisée de leurs œuvres via l'IA?

Des mesures de soutien économique (fonds d'aide, accès à la formation, compensation) sont-elles envisagées pour les artistes dont l'activité est fragilisée par l'automatisation générative?

Une réflexion est-elle en cours avec les entités compétentes en matière culturelle pour mettre en place une stratégie conjointe de protection des créateurs face à l'IA?

Des campagnes d'information ou de sensibilisation à destination des artistes sont-elles prévues pour les aider à protéger leurs œuvres face aux usages non consentis des IA?

Enfin, le gouvernement plaide-t-il, au niveau européen, pour une reconnaissance explicite des droits des artistes dans le cadre du futur AI Act, en lien avec les risques d'appropriation algorithmique de leurs styles ou de leurs œuvres?

Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Nous suivrons attentivement ce dossier, comme tous les autres.

Madame la ministre, une lettre ouverte récemment adressée à la Commission européenne par plusieurs associations de journalistes et d'éditeurs de presse alerte sur les dérives liées à l'usage de l'IA dans le secteur des médias. Le collectif rappelle que si l'IA peut-être une force bénéfique pour nos sociétés, elle ne doit pas se développer au détriment de la créativité humaine, de l'indépendance éditoriale et de la fiabilité de l'information.

L'IA générative puise aujourd'hui massivement dans des contenus créés par des journalistes pour produire des contenus. Il est important de savoir que cela se fait sans autorisation de ceux-ci et sans rémunération. Les journalistes appellent à un encadrement plus strict de l'usage de l'IA dans le secteur des médias, en exigeant notamment de la transparence sur les sources utilisées, la responsabilité des producteurs de systèmes d'IA et la rémunération des ayants droit. Ils demandent aussi que l'Europe protège activement le lien entre les contenus humains et leur réutilisation par les machines.

Madame la ministre, pouvez-vous nous donner les initiatives que le gouvernement belge entend soutenir ou proposer tant au niveau national qu'européen pour garantir la responsabilité et la juste rémunération des contenus journalistiques belges utilisés par les IA?

Madame la ministre, avez-vous une idée du délai, suite de l'analyse que vous réalisez actuellement?

D'accord, mais ma question concernait plutôt l'Union européenne. Je me doutais bien qu'il fallait un peu de temps pour l'analyse.

Merci beaucoup.

Madame la ministre, une nouvelle prise de position a relancé le débat sur l'usage des réseaux sociaux chez les jeunes. La ministre flamande Vooruit de la Santé a plaidé pour une interdiction d'accès aux réseaux sociaux pour les enfants, évoquant des contenus toxiques, une influence néfaste sur la santé mentale, et un âge moyen d'inscription bien inférieur à la limite théorique de 13 ans.

Elle va plus loin en demandant un débat cette limite d'âge et en insistant sur la nécessité d'une action européenne pour mieux réguler les algorithmes et identifier les plus jeunes utilisateurs. Cette position est défendue au sein même de votre majorité fédérale. Certains experts mettent en garde contre les approches trop restrictives et insistent sur la nécessité de comprendre les usages réels des jeunes, pour qui les réseaux sociaux représentent un espace de socialisation important.

Face à une hausse préoccupante des troubles liés à la santé mentale chez les jeunes et à la prolifération de contenus problématiques en ligne, le statu quo ne semble plus tenable. Mais encore faut-il trouver un équilibre entre protection, éducation et droits fondamentaux des enfants à participer à la vie numérique.

Dès lors, madame la ministre:

Quelle est votre position sur la proposition de votre partenaire de coalition de réfléchir à une interdiction d'accès aux réseaux sociaux pour les mineurs en dessous d'un certain âge?

Êtes-vous favorable à une initiative belge pour réguler plus strictement l'accès aux réseaux sociaux?

Que proposez-vous afin de rendre les jeunes et leurs familles mieux armés face aux risques liés aux réseaux sociaux?

Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Encore une fois, j'entends la main tendue. J'espère que tout ce qui vous sera amené de l'opposition pourra être reçu et entendu si nous sommes sur la même longueur d'onde. Voilà ce que j'avais à ajouter.

Madame la ministre, la Commission européenne a récemment infligé deux amendes significatives à des géants du numérique: 500 millions d'euros à Apple et 200 millions à Meta. Ces sanctions font suite à des violations de la Digital Markets Act (DMA) entré en vigueur en 2023.

Dans le cas d'Apple, l'amende vise les restrictions imposées aux développeurs d'applications souhaitant orienter les utilisateurs vers des alternatives à l'App Store. Pour Meta, c'est la manière dont les données personnelles sont exploitées à des fins publicitaires qui est remise en cause: l'utilisateur devait soit accepter le traitement de ses données, soit payer pour éviter les publicités – une forme de chantage qui ne colle pas avec nos exigences européennes.

Ces décisions interviennent dans un contexte géopolitique délicat comme avec les accusations de "discrimination" fiscale par Trump que la Première ministre italienne Giorgia Meloni, par exemple, semble prête à suivre.

Madame la ministre, en tant que représentante de la Belgique dans les discussions européennes sur le numérique, il me semble essentiel de connaître votre position.

Pouvez-vous nous dire comment vous comptez défendre la ligne européenne tout en préservant les intérêts belges?

Soutenez-vous pleinement l'approche de la Commission dans l'application de la DMA?

Quelles initiatives envisagez-vous pour faire respecter les droits numériques des citoyens belges?

Merci, madame la ministre. Je n'ai rien à ajouter pour le moment.

Merci, monsieur le président. Madame la ministre, vous avez récemment annoncé le dépôt d'une plainte contre la plate-forme TikTok en raison de la prolifération de contenus préoccupants qui font l'apologie de la maigreur extrême, de régimes dangereux et, plus généralement, de comportements susceptibles de déclencher des troubles du comportement alimentaire, cela en particulier chez les adolescentes. Bien que moi, je n'en sois plus une, je suis moi-même une utilisatrice de TikTok et je peux vous avouer que cela me consterne systématiquement. En effet, je tombe sur ce contenu-là très régulièrement.

Vous avez à juste titre rappelé que l'identification à des corps irréalistes peut être un facteur déterminant dans le développement de ce genre de troubles, qui touchent désormais 13 % des Belges entre 10 et 64 ans, avec une proportion inquiétante chez les jeunes filles.

Votre initiative, qui s'inscrit dans le cadre du DSA, marque une volonté forte de régulation. Nous le saluons. Cependant, au vu de la récurrence des alertes, des engagements peu suivis d'effets de la part de TikTok, et de l'ampleur du phénomène, nous nous posons plusieurs questions.

Pourriez-vous détailler les fondements juridiques de la plainte déposée par vos services contre TikTok et les manquements à la réglementation européenne qui sont visés par celle-ci? Quelle sera l'implication concrète de la Belgique dans l'enquête ouverte par la Commission européenne? Avez-vous déjà eu des échanges sur le sujet? En attendant d'éventuelles sanctions européennes, quelles mesures envisagez-vous pour protéger les publics les plus vulnérables en Belgique, notamment les mineurs, contre l'exposition à des contenus toxiques? Je vous remercie pour vos réponses.

Je vous remercie, madame la ministre, pour vos réponses. Comme pour l’ensemble des sujets, mais ici en particulier, il faut vraiment s’y atteler. En effet, le contenu proposé – notamment celui évoqué dans la question que je vous pose aujourd’hui – peut avoir des conséquences véritablement désastreuses sur la santé des jeunes filles qui y sont exposées. Par exemple, toute une série de régimes sont proposés sans encadrement. Il faut y travailler davantage. Je ne vais pas revenir sur les différents appels que vous nous avez formulés, mais nous reviendrons peut-être avec des propositions.

Monsieur le président, je me réfère à mes deux questions telles que déposées par écrit.

Madame la ministre, récemment, le journal L'Écho publiait un reportage intitulé « Les data centers vont-ils prendre en otage le réseau électrique belge? ».

Cette tension peut fragiliser l'équilibre du système, en particulier lors des pics de consommation, et nuire à sa robustesse. »

Je n'interroge pas ici Mathieu Bihet, ministre de l'Énergie, mais vous occupez le poste de ministre en charge du Numérique mais j'estime que vous avez votre rôle à jouer sur l'équilibre à trouver entre la pérennité de ces data centers détenus par exemple par Microsoft et notre résilience énergétique, par exemple en invitant les acteurs du numérique à faire des économies là où ils le peuvent. Si je n'ai aucun exemple concret pour que les data centers soient moins énergivores, c'est du fait du manque de transparence des géants du numérique. Comme le souligne L'Écho, Google ne donne pas de consommation détaillée par site.

Le manque de transparence ne s'illustre pas uniquement sur la consommation détaillée site par site mais également sur les données hébergées par ces centres. Je suis stupéfait de lire qu'ils ne sont pas destinés uniquement à des clients belges. Sur base de leur bonne foi, LCL assure qu'une majorité de leurs clients sont belges; Microsoft parle de clients locaux et régionaux; Google, quant à elle, est restée muette sur la question.

Madame la ministre, pourrions-nous avoir votre retour sur ce manque de transparence de la part des GAFAM quant à leur consommation d'électricité et la provenance de leur clientèle? Les autorités publiques sont-elles en mesure d'inviter ces géants du numérique à faire preuve de plus de transparence?

Je vous remercie pour vos réponses.

Madame la ministre, en parallèle à ma question sur le manque de transparence des géants du numérique quant à la consommation d'électricité de leur data centers, je tenais à vous interroger sur la consommation cette fois en eau de ces même data centers, une problématique tout aussi importante lorsque l'on voit que les périodes de sécheresse tendent à se répéter en raison du dérèglement climatique.

En 2023, Google avait indiqué la consommation en eau pour ses six centres de données en Europe. Le plus énergivore était celui basé à Saint-Ghislain, avec un peu plus d'un million de m² d'eau, l'équivalent de la consommation annuelle d'environ 10.700 ménages wallons.

Le Soir nous apprenait que quelque 70% de cette quantité s'est évaporée lors du processus de refroidissement tandis que 30% ont été relâchés dans la rivière voisine, la Haine.

Madame la ministre, dans la même logique que ma question sur la consommation d'électricité, pouvez-vous inviter les géants du numérique à communiquer leur consommation en eau de leurs data centers? Google l'a fait en 2023, pouvez-vous inviter l'entreprise à communiquer sur l'année 2024?

Nous voyons qu'une partie de l'eau utilisée s'évapore mais qu'une autre reste encore utilisable. En 2022, la Belgique n'a connu que 661,5mm de précipitations. Le printemps de cette année 2025 a été exceptionnellement sec, avec seulement 7,8 mm de pluie tombés. Le Hainaut, connu pour avoir de très nombreuses terres agricoles, est particulièrement touchée par la sécheresse et le sera encore à l'avenir: un système de réutilisation de l'eau à destination de l'agriculture est-il envisageable? Là encore, comptez-vous inviter les géants du numérique à faire preuve d'économie et à leur soumettre l'idée d'une réutilisation de leur eau?

Je vous remercie pour vos réponses.

Merci, madame la ministre, pour vos réponses. Si je me suis adressé à vous sur cette question, c'est parce que je connais votre sens de la mesure, et je suis convaincu que, dans vos fonctions, vous êtes en position de rechercher un équilibre essentiel: celui entre, d'une part, la pérennité des data centers tels que celui de Microsoft et d'autre part, notre résilience énergétique. J'entends que c'est dans cette voie que vous souhaitez vous inscrire, et je vous en remercie.

Dans ma région, principalement dans le Hainaut – à Mons ou encore à Farciennes – nous accueillons plusieurs data centers d'importance. En 2024, ces infrastructures représentaient à elles seules environ 4 % de la consommation totale d'électricité. C'est considérable. Les projections annoncent une hausse à 12 % très prochainement, voire 15 % d'ici 2035. Il est donc clair que ni vous, ni moi, ne souhaitons freiner le progrès ni empêcher l'accès au numérique, mais il nous faut, dans le même temps, agir avec discernement.

C'est cette voie de la pondération que je souhaite également défendre ici, au sein de ce Parlement, et je me réjouis que vous la fassiez entendre au sein du gouvernement. Quant à la question de la transparence des GAFAM concernant leur consommation énergétique, j'ai bien noté qu'une directive européenne devrait venir encadrer cet aspect, et c'est une avancée positive.

Certes, certaines entreprises prennent déjà des initiatives en ce sens, comme vous l'avez mentionné, mais à mes yeux, cette démarche devrait être généralisée tant elle sont énergivores et tant elles ont aussi des comptes à rendre à la population.

Mevrouw de minister, heel wat banken breiden de toepassingsmogelijkheden van hun mobiele apps uit. Het is dus niet langer enkel mogelijk om overschrijvingen uit te voeren of het saldo na te kijken, maar ook om bioscooptickets, wegvignetten, dienstencheques of tickets voor het openbaar vervoer aan te schaffen. Het wordt stilaan een amalgaam van mobiele bankapps en een steeds groeiend aanbod aan externe diensten.

Daardoor beschikken banken over enorme hoeveelheden gegevens over de specifieke voorkeuren van hun klanten. Dat is niet zonder risico’s, zoals eind mei nog bleek toen er persoonsgegevens van 5.000 klanten van KBC zijn gelekt na een datalek bij KBC Securities.

Mevrouw de minister, acht u het wenselijk om de concentratie van persoonsgegevens in commerciële apps, en met name in bankapps, te beperken? Op welke veiligheidsgaranties kunnen gebruikers van die apps rekenen? Welke sancties dreigen voor KBC en de externe dienstverlener die dat lek heeft veroorzaakt? Welke sancties kunnen worden opgelegd bij datalekken waarbij duizenden mensen getroffen worden? Welke maatregelen zult u nemen om burgers in de toekomst beter te beschermen? Hebt u hierover bijkomend overleg gehad?

Ik kijk uit naar uw antwoorden.

Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

Ik kijk samen met u enorm uit naar die evaluatie van de wet op de gegevensbescherming. De vorige directie van de Gegevensbeschermingsautoriteit heeft ons begin dit jaar al opgeroepen om die evaluatie uit te voeren. Nu er een nieuwe directie is aangesteld, hoop ik dat die evaluatie spoedig kan volgen.

De concentratie van gegevens bij bepaalde private bedrijven blijft immers toenemen. We hebben het hier vaak over GAFAS, maar onze banken weten intussen ook alles wat wij doen en centraliseren heel wat gegevens op hun servers. Blijkbaar hebben externe leveranciers van die banken toegang tot die data. Zo gebeuren er fouten, zoals in dit geval is gebeurd voor 5.000 klanten van de KBC. Hieruit blijkt dat de huidige wetgeving ontoereikend is.

De vraag rijst wat er gebeurt als er incidenten gebeuren. KBC zegt natuurlijk dat het de nodige maatregelen heeft getroffen, maar wie controleert dat? Wie gaat na of er daadwerkelijk voldoende tegenmaatregelen zijn genomen?

Mevrouw de minister, u hebt verklaard dat men bij een datalek een boete van 2 % van de omzet of 10 miljoen euro riskeert. Ik dacht dat dit het dubbele was en dat KBC in dit geval een boete van 4 % of 20 miljoen euro riskeert. Het kan aan mij liggen, maar ik dacht dat die cijfers hoger lagen.

Vorige maand kwam in de actualiteit dat Meta op maar liefst meer dan 5 miljoen websites trackers geïnstalleerd had. Die kunnen gegevens uitwisselen tussen de Meta-apps en de browser op een smartphone, een Android-smartphone in dit geval. De gegevens tussen de browser en bijvoorbeeld de Facebook- of Instagram-app worden niet uitgewisseld via het internet, maar binnen het eigen toestel. Op die manier omzeilt Meta de wetgeving.

De apps registreren niet alleen welke websites de klant bezoekt, maar ook diens online aankopen. Volgens de GDPR-wetgeving mogen platformen niet zomaar gegevens wegsluizen en bundelen zonder toestemming van de gebruiker. Ook het besturingssysteem van de smartphone moet voorkomen dat apps gegevens uit andere apps of uit de browser kunnen lezen.

Meta heeft naar aanleiding van dat lek, of het uitkomen van de zaak, aangegeven dat het die trackingmethode voorlopig on hold zet, maar we kunnen niet uitsluiten dat het bedrijf die later opnieuw activeert of overstapt op een andere manier van tracking. Daaruit volgen de volgende vragen.

Welke controles worden er uitgevoerd op deze specifieke naleving van de GDPR-wetgeving? Welke maatregelen zult u nemen om dergelijk misbruik beter te monitoren en te voorkomen? Hebt u hierover overleg gehad op Europees niveau? Zo ja, welke afspraken werden daar gemaakt? Wat is het aantal Belgische slachtoffers van die illegale tracking door Meta op Android-telefoons? Tot slot, op welke compensatie kunnen de Belgische slachtoffers rekenen?

Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik heb uw voorstel om rechtstreeks contact op te nemen met de GBA goed genoteerd. Ik ben ook benieuwd naar de onderlinge samenwerking met de gegevensbeschermingsautoriteiten op Europees niveau. Die zou de komende jaren dus in positieve zin evolueren. De technologie blijft natuurlijk ook evolueren. We komen ook steeds meer te weten over de monitoring van ons onlinegedrag. Men hoort daar onze toestemming voor te vragen via cookies en algemene voorwaarden, maar dat systeem is gewoon allesbehalve optimaal. Los van de begrijpelijkheid daarvan voor de burger, wordt in veel gevallen helemaal geen toestemming gevraagd wanneer wij ons online begeven. Ik denk dat er, ten eerste, extra sensibilisering nodig is. Ten tweede moeten bedrijven, Meta in dit geval, die de regels niet respecteren streng gestraft worden. Op dat vlak blijf ik op mijn honger.

​ Madame la ministre, la sécurité informatique est une priorité dans notre société à la digitalisation croissante. Parmi les éléments à surveiller au vu de leur importance, nos réseaux électriques sont une priorité. Les enquêtes de sécurité se multiplient en Europe tant ces derniers peuvent être vulnérables en cas de piratage informatique.

Or, il ressort que les onduleurs utilisés par la plus-part des prosumers sont fabriqués en Chine et ils pourraient servir de chevaux de Troie afin de pénétrer le réseau et le pirater. Aux Etats-Unis, des chercheurs ont découvert des appareils de communications non-autorisé dans des onduleurs chinois. Ils seraient en théorie capable de contourner les pares-feux et hacker les installations photovoltaïques des citoyens; mais aussi de remonter jusqu'aux serveurs centraux et donc de provoquer une série de pannes en paralysant le réseau tout en entier.

Comme pour les antennes 5G fournies par Huawei, le risque de voir des hackers chinois pénétrer nos réseaux informatiques via des portes dérobées, installées en amont, ne doit pas être pris à la légère. Certains pays se sont spécialisés dans les cyberattaques et les ingérences de ce type. Il est primordial que la Belgique, et a fortiori l'Europe, réduisent les risques de piratage.

Mes questions, madame la ministre, sont:

Travaillez-vous avec le Premier Ministre sur ces questions de cybersécurité?

Le numérique belge peut-il être piraté via des onduleurs?

Avez-vous d'autres cas de tentatives de piratage via des chevaux de Troie?

Les onduleurs reliés aux panneaux solaires installés par la Régie des Bâtiments sont-ils sans risque?

Quid de ceux posés sur des sites comme le "16"?

Madame la ministre, je vous remercie pour les informations communiquées. Je ne manquerai pas, suite à votre invitation, de consulter le CCB et éventuellement d'interpeller notre premier ministre pour d'autres éléments de réponse.

​ Monsieur le ministre, la société DIGI a lancé un nouvel abonnement à prix choc de 3€. Cette nouvelle démarque pourrait permettre une baisse des prix du secteur. Cependant, il est préoccupant de se demander si une telle promotion à un sens au vu des difficultés déjà rencontrées par l'opérateur belgo-roumain à assurer ses services.

De plus, si d'autres entreprises embrayent pour suivre comme ce fut le cas avec Hey ! du Groupe Orange lors de l'abonnement à 5€, il faudra s'assurer que cela n'est pas un coup de com' mais bien une réelle promotion continue dans le temps. En effet, Hey ! a profité de l'action de DIGI pour s'aligner sur un abonnement à bas cout avant de faire disparaître rapidement son offre.

Il faut s'assurer que lorsqu'une telle action est mise en place, elle dure un certain temps avant d'être remplacée, sans quoi les consommateurs ne pourront pas en bénéficier.

Mes questions, monsieur le ministre, sont:

L'IBPT peut-elle mettre une durée minimale sur des promotions lancées par des opérateurs?

Les opérateurs sont-ils libres de proposer n'importe quelle promotion malgré de difficultés de fonctionnement déjà établies?

L'IBPT contrôle-t-il si les promotions sont tenables financièrement par les opérateurs?

Autrement dit, une offre « à perte » peut-elle être lancée, même temporairement, afin de profiter d'un effet d'annonce?

Monsieur Dufrane, vous savez que je prends beaucoup de matières de ce gouvernement en charge, mais ici, concernant votre question sur les promotions des opérateurs de télécom, je vous demanderai de vous adresser au ministre Clarinval qui est chargé de l'Inspection économique au sein du SPF Économie. Il n'est pas dans les compétences de l'IBPT de contrôler le respect du Code de droit économique, en ce compris les règles applicables aux pratiques de commerce, à la vente à perte ou à la publicité, pas plus que les manières de se faire concurrence. Rien dans les lois et arrêtés dont l'IBPT assure le contrôle ne consiste en une règle applicable à la question posée.

Merci, madame la ministre. Je suis désolé pour ce jeu de transfert de questions. À la base j'avais transmis cette question à M. le ministre Prévot, qui avait l'IBPT en charge, et il m'a orienté vers vous. Il y a peut-être eu une erreur d'aiguillage. Je ne manquerai pas d'interpeller votre collègue Clarinval à ce sujet.

Il est évidemment toujours très difficile de s'y retrouver dans les compétences, mais l'IBPT n'est effectivement pas chargé de contrôler les prix ou les publicités ou tout ce qui est en relation avec cela. C'est l'inspection économique qui est en charge de ces matières. Je dirai à M. Prévot qu'il s'est trompé, ce qui n'est pas bien.

Non, je dirai que l'erreur est humaine. Ce n'est pas bien dérangeant. Merci de votre réponse, madame la ministre.

Dank u, voorzitter. Mijn vraag betreft onze digitale infrastructuur, meer bepaald Cipal Schaubroeck. Dat bedrijf is in 2016 ontstaan uit de fusie van de intercommunale Cipal en de private IT-groep Schaubroeck. Het ontwikkelt en beheert softwaretoepassingen voor gemeentelijke administraties, belastingen en bouwdossiers.

Deze Vlaamse IT-dienstverlener werd onlangs verkocht aan het Nederlandse Total Specific Solutions, dat deel uitmaakt van het Canadese bedrijf Constellation Software. Cipal Schaubroeck heeft een bijna-monopolie omdat het werkt voor 70 % van de Vlaamse lokale besturen. Dat roept bezorgdheden op over marktconcurrentie, prijszetting en toekomstige controle.

De Interfederale Screeningscommissie heeft haar fiat gegeven voor de overname. Mevrouw de minister, bent u van oordeel dat publieke softwareontwikkeling moet worden beschermd? Acht u een digitale ondersteuningsstructuur noodzakelijk in het kader van onze strategische autonomie?

Welke maatregelen zult u nemen opdat overheidsinstellingen kunnen rekenen op betaalbare software en technische ondersteuning? Hebt u daarover bijkomend overleg gehad?

Mevrouw de minister, u hebt niet specifiek geantwoord op de case van Cipal Schaubroeck. Voor onze IT zijn we sterk afhankelijk van buitenlandse bedrijven. We hadden een zeer sterke speler met eigen softwareontwikkeling – een mooi voorbeeld van een intercommunale die samengaat met een privaatbedrijf en is uitgegroeid tot een grote groep en aan liefst 70 % van onze Vlaamse lokale besturen levert. Nu moeten we vaststellen dat dat mooie succesverhaal in België eindigt en dat het bedrijf in buitenlandse handen terechtkomt. U verklaart dat u de overheid sterker wilt maken, maar dat zal niet gebeuren door zulke groepen in buitenlandse handen te laten verdwijnen. Onze afhankelijkheid neemt daardoor alleen maar toe. Ik kijk dus uit naar de concrete stappen die uw digitaal agentschap zal zetten om ons opnieuw op het juiste spoor te krijgen.

Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over Peppol en dus over de e-facturatie die sinds 1 maart 2025 verplicht is voor transacties met overheden in het kader van overheidsopdrachten, maar vanaf 1 januari 2026 wordt uitgebreid naar alle B2B-transacties tussen btw-plichtige Belgische ondernemingen. Handelingen tussen btw-plichtige ondernemingen en consumenten zijn voorlopig vrijgesteld, maar leveranciers moeten wel Peppol kunnen ontvangen, zelfs als zij vandaag enkel facturen aan particulieren uitsturen.

Daarover heb ik enkele vragen.

Waarom wordt het systeem reeds op 1 januari 2026 ingevoerd? De Europese Unie legt de maatregel immers pas op vanaf 2030.

Wat zijn volgens u de gevolgen voor ondernemingen die deels B2B en deels B2C werken en daarbij nog geen gebruik maken van digitale facturatie?

Om als onderneming toegang te krijgen tot een Peppol Access Point, worden in de meeste gevallen bijkomende kosten aangerekend. De kosten voor de implementatie van de software zijn voor kmo’s vandaag 120 % fiscaal aftrekbaar, tot en met 2027. Wat gebeurt er echter daarna? Wat is het effect op de rendabiliteit van ondernemingen wanneer die stimulans zal wegvallen? Welke analyses hebt u daaromtrent uitgevoerd?

Welke ondersteuning wordt er ingebouwd voor oudere of minder digitaal bewuste ondernemers om de overgang werkbaar te maken?

Ten slotte, hoe rijmt u de verplichting met de stelling in uw beleidsnota waarin u aangaf steeds een niet-digitaal alternatief te zullen garanderen, omdat digitalisering een keuze moet zijn en geen verplichting?

Madame la ministre, un peu plus tôt dans la matinée, j'ai interrogé, sur un autre volet évidemment mais sur la même thématique, votre collègue, Mme Simonet. Je reviens sur cette thématique puisque, à partir du 1 er janvier 2026, en Belgique, la facturation électronique deviendra obligatoire pour les transactions entre entreprises dites "B2B". Ainsi, dès l'année prochaine, près d'1,2 million d'entreprises soumises à la TVA viendront s'ajouter aux 250 000 déjà inscrites sur le réseau Peppol, qui centralisera la transmission de documents commerciaux standardisés.

Si la question de sa mise en œuvre et des interrogations qui persistent auprès des indépendants relèvent de la compétence de votre collègue, un volet extrêmement important de cette échéance vous concerne, à savoir la protection des données dans ce réseau.

La crainte est réelle car au plus une activité se concentre en un même lieu ou ici en un même réseau, au plus une attaque peut être dommageable. Tout le monde connaît le concept de "guerre hybride" et de "cyberattaque". Récemment, des sites de l'administration wallonne ont également été attaqués. Il est déjà arrivé que l'on réussisse également à attaquer des sites censés être très sécurisés. C'est pourquoi je tenais à vous interroger sur la capacité de résilience du réseau Peppol.

Madame la ministre, la centralisation des transactions entre entreprises via le réseau Peppol fait de ce dernier une cible pour les hackers, des puissances étrangères ou même dans le cadre de l'espionnage économique. Pourriez-vous nous donner votre retour sur la résilience du réseau Peppol face à ces nombreuses menaces?

Dank u, mevrouw de minister. Deze transitie moet een opportuniteit zijn, zegt u, maar volgens mij is het verkeerd om bedrijven te verplichten, zeker kleine bedrijven en eenmanszaken die vandaag helemaal niet digitaal actief zijn, zoals de tuinman, de bouwvakker of de glazenwasser. Dat zijn mensen die in sommige gevallen niet zo lang naar school zijn geweest en papieren facturen uitsturen. Die ondernemers moeten binnenkort in staat zijn om via Peppol digitale facturen te ontvangen, verplicht vanaf 1 januari 2026.

Ik vind het natuurlijk goed dat u de minister van Financiën gaat vragen om hierover verder studiewerk te verrichten, maar dan moet u wel zeer snel aan de slag gaan om de resultaten van die studie voor 1 januari volgend jaar te ontvangen en indien nodig bijkomende maatregelen te nemen.

Minister Simonet sprak daarnet over het bekijken van een tolerantieperiode voor digitaal zwakke ondernemers indien dat nodig zou zijn. Ik raad de regering aan niet te wachten totdat de feiten zich stellen. Stel alstublieft de kleine ondernemers gerust. Gun hun een overgangsperiode en de tijd tot u de nodige begeleiding en ondersteuning op poten hebt gezet. Leg hun geen onnodige verplichtingen op vanaf begin volgend jaar, want voor de Europese Commissie hebben we nog tijd tot en met 2030. Maak dus alstublieft een uitzondering voor de kleine zelfstandigen.

Effectivement, c'est une transposition de directive européenne. Une fois n'est pas coutume, nous avons été plus rapides que l'Europe. Malheureusement – je le déplore souvent –, notamment au niveau de la protection du consommateur, nous sommes souvent très attentistes. J'ai déposé de nombreux textes où je demandais au gouvernement et à vos collègues d'aller plus vite que l'Europe, ce qui semblait très compliqué. En l'occurrence, vous héritez d'une situation qui a été décidée sous la Vivaldi. En effet, la facturation numérique a été décidée sous le gouvernement de la Vivaldi.

Mais comme je l'ai dit à votre collègue, puisque la décision a été prise d'aller plus vite que l'Europe, il faut pouvoir l'assumer et prendre des mesures d'accompagnement. J'avais déjà plaidé le fait, auprès de votre collègue par le biais d'autres questions, qu'il fallait évidemment tenir compte de celles et ceux qui, aujourd'hui encore, sont victimes de cette fameuse fracture numérique et qui ne peuvent accéder à toute l'information avec autant de facilité que d'autres entreprises ou indépendants et indépendantes plus connectés.

Je prends ce message comme un message d'encouragement: vous allez plaider auprès du ministre des Finances, pour un meilleur accompagnement des PME. Parce qu'il faut le rappeler: toutes les entreprises ne sont pas hyper connectées et ne sont pas logées à la même enseigne, et en particulier face au numérique. Il est donc nécessaire de tenir compte de ces spécificités, et cela me semble éminemment important.

Pour le reste, j'entends que vous êtes relativement confiante par rapport à Peppol et que vous l'avez qualifié de hautement sécurisé et résilient face aux menaces, ce qui est évidemment aussi de nature à nous rassurer.

De telecomwet beschermt consumenten en ondernemingen bij langdurige storingen van telecomdiensten. Bij een volledige onderbreking van de dienst gedurende minstens 8 uur op dezelfde locatie heeft de abonnee recht op 1 euro schadevergoeding. Per bijkomende 24 uur komt daar 50 cent bij. Die compensatiebedragen zijn marginaal in verhouding tot de enorme impact die een dergelijke storing heeft voor, bijvoorbeeld, telewerkenden of commerciële gebruikers. Bovendien mogen operatoren overmacht inroepen en zijn de voorwaarden daarvoor bijzonder vaag.

Mevrouw de minister, bent u van oordeel dat de compensatie voor geleden schade correct is?

Acht u het aangewezen om in een vergoeding te voorzien bij kortere onderbrekingen dan acht uur of om het compensatiebedrag te verhogen?

Bent u van plan een scherpere definitie van overmacht in te voeren?

Bent u, ten slotte, voorstander van een vergoeding op basis van het type abonnement of op basis van het reële gebruik?

De vigerende regeling moet klanten beschermen tegen lange storingen en operatoren stimuleren om hun diensten snel te herstellen. Belangrijk om te weten is dat de regeling geen schadevergoeding is, maar veeleer een billijkheidsmaatregel.

Als een klant tijdelijk geen dienstverlening heeft ontvangen, hoeft hij voor die dagen geen abonnementsgeld te betalen. Indien een klant extra schade heeft geleden door de storing, kan hij die schade verhalen op de operatoren of via de rechter. De compensatieregeling heeft enkel betrekking op het abonnementsgeld, niet op andere schade.

In onze beleidsverklaring hebben we aangekondigd dat we de bedragen en voorwaarden van de regeling zullen herbekijken. We wachten daarvoor nog op een uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Zolang die er niet is, kunnen we niets doen.

De wet met betrekking tot compensaties bij telecomstoringen verduidelijkt het begrip overmacht niet. Daarom geldt de betekenis in het Burgerlijk Wetboek. Overmacht is een onverwachte en oncontroleerbare situatie waarbij het niet eerlijk zou zijn om van de operator te vragen dat hij betaalt. Dat principe bestaat al in het burgerlijk recht en moet dus niet opnieuw in de wet worden uitgelegd.

Ik dank u voor het antwoord, mevrouw de minister. We moeten dus de aanbeveling van het Grondwettelijk Hof afwachten. Ik raad u aan dat u, wanneer u de regeling aanpast, conform het regeerakkoord, het Nederlandse en het Duitse voorbeeld voor ogen houdt. Daar worden tot drie keer hogere bedragen uitbetaald bij telecomstoringen. De schade voor wie van thuis werkt of onderneemt en zijn verbinding ziet wegvallen, is reëel. Op het moment moet men zelf actief zijn schade bij de telecomoperator verhalen. In andere landen is er een automatische toepassing van een schaderegeling. Ik denk dat het op dat vlak een stuk eenvoudiger kan. Gelukkig is het aantal grote telecomstoringen in ons land beperkt, ook al lijdt daar een niet te verwaarlozen aantal personen, namelijk 5.000 tot 10.000 per jaar, dagelijks onder. Ik kijk dan ook uit naar uw werkzaamheden hieromtrent.

Mevrouw de minister, de meeste maatregelen uit de wet betreffende artificial intelligence worden van kracht op 2 augustus 2026. De regels voor AI-systemen met een onaanvaardbaar risico zullen al na zes maanden van toepassing zijn, maar die voor AI-systemen voor algemene doeleinden pas na twaalf maanden.

Tegen augustus 2025 moeten de lidstaten wel al de nationale autoriteiten aanwijzen die toezicht zullen houden op de naleving en vanaf 1 augustus 2025 gelden er transparantieverplichtingen voor aanbieders en gebruikers van AI-modellen met algemene doeleinden.

Mevrouw de minister, kunt u de formele aanduiding van het BIPT als nationale regulerende autoriteit bevestigen? Zullen er ook regionale autoriteiten betrokken worden bij dat toezicht? Hoe zult u ervoor zorgen dat die autoriteiten naast controleren ook actief adviseren?

Hoe ziet u concreet de samenwerking tussen die regulerende autoriteit of autoriteiten en de FOD Economie verantwoordelijk voor de algemene coördinatie van de implementatie van de AI Act? Werd de lijst van relevante actoren onder artikel 77 van de AI-verordening reeds bepaald?

Ten slotte, de technologiefederatie heeft de federale regering onlangs gecontacteerd met de oproep om de AI-verplichtingen pas te laten ingaan twaalf maanden na de publicatie van die normen, voorzien voor midden 2026. Ondersteunt u die vraag voor een realistische invoering?

Dank u, mevrouw de minister, voor de bevestiging dat het BIPT een centrale, maar niet exclusieve rol zal spelen. Er zullen ook andere, marktspecifieke toezichthouders worden ingeschakeld. De coördinatie tussen die instanties is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Ik heb u niet horen spreken over de mogelijke rol van regionale overheden in dat toezicht. Daarop blijft het wachten. Ik kijk uit naar de gecentraliseerde helpdesk omtrent regelgeving die u zult creëren. Ik hoop dat die er snel zal komen. Ik zal dit samen met u opvolgen. Helaas heb ik u niet horen antwoorden op de uitdrukkelijke vraag van Agoria om uitstel te krijgen om aan de AI-verplichtingen te voldoen. Dat is nochtans een logische vraag van de technologiefederatie. Hoe kunnen onze technologiebedrijven immers voldoen aan bepaalde AI-verplichtingen als de bijbehorende regels nog niet uitgeklaard of zelfs gepubliceerd zijn? Ik hoop dat u de technologiefederatie op dat punt alsnog een gunstig antwoord zult geven.

Madame la ministre, la réforme des télés locales initiée par vos collègues du gouvernement wallon entraîne de sérieuses questions quant à la survie de certaines de ces télés. Elles sont poussées par la ministre à diversifier leurs sources de financement. Une de ces sources de revenus est constituée d'un paiement de trois euros par box, par abonné, par les opérateurs télécoms. Or, la tendance est à la disparition de cette box au profit d'abonnements internet. Les télés locales proposent, car cela engendre des pertes de recettes pour les télés, serait de transférer ces charges vers les abonnements Internet. Un rapport de force et un bras de fer commence à s'engager à ce sujet.

Pourriez-vous intervenir pour faire en sorte que des revenus puissent être dégagés des abonnements Internet pour les télévisions locales?

Madame la ministre, je vous remercie.

Je n'ai pas parlé d'une taxe supplémentaire. Les bénéfices dégagés par les opérateurs internet sont notoirement assez élevés. Par exemple, les abonnements internet payés par les Belges sont plus élevés que ceux que paient les Français. J'image que c'est un dossier qui vous préoccupe également.

Donc, une partie des montants payés par les usagers pourraient être versés aux télés locales, comme c'est le cas pour les box. Vu que la redevance de trois euros par box est de moins en moins versée, cela signifie que les opérateurs sont en train d'engranger des bénéfices sur cette baisse tendancielle.

Dès lors, il serait logique qu'un transfert puisse être opéré, pas de 3 euros vu le nombre d'abonnements internet, mais par exemple à hauteur de 50 cents par abonnement. Je ne crois pas que cela tuerait les opérateurs. En revanche, cela pourrait dégager des bénéfices importants pour les télés locales, car elles en ont bien besoin. C'était la première partie de ma réponse.

Ensuite, je commence à en avoir un peu marre qu'on nous réponde systématiquement: "Cela ne relève pas de ma compétence, je n'ai rien à voir dans ce dossier. La matière relève de la responsabilité des gouvernements régionaux." Excusez-moi, Les Engagés ne sont-ils pas membres du gouvernement wallon? Ne cautionnent-ils pas la réforme? Soit vous prenez vos responsabilités, vous vous assoyez autour de la table et vous trouvez des solutions ensemble pour faire en sorte que les fameux moyens qui sont demandés par la ministre Galant puissent être trouvés, notamment grâce aux solutions que je propose. A un moment donné, vous ne répondez plus de rien!

Aussi, ne me dites pas que vous allez chercher des solutions, alors que vous ne disposez d'aucun levier et qu'aucune discussion n'est engagée avec les opérateurs régionaux. Convoquez une conférence interministérielle, organisez des rencontres, des réunions! Cela pourrait se faire.

Je pense que ce genre de réflexions vis-à-vis de l'opposition est tout à fait déplacé. Avez-vous déjà assisté à une séance plénière complète, où vos collègues, les uns après les autres, nous disent "c'est pas moi, c'est mon collègue"? Ici, nous sommes nombreux à pouvoir témoigner de ce genre de réponses que nous recevons systématiquement. Cela commence, en effet, à être un peu fatigant.

Madame la ministre, vous avez officiellement déposé une candidature pour une usine d'intelligence artificielle (IA) en Belgique. Cette candidature s'inscrire dans le cadre du programme InvestAI qui vise à ce que l'Europe développe ses propres infrastructures dans le domaine de l'IA et plus globalement afin qu'elle retrouve une part de souveraineté numérique là où d'autres pays sont déjà bien avancés dans cette course technologique.

La décision est attendue en septembre prochain. Il s'agit d'implanter une AI Factory (AIF) sur deux sites, un de chaque côté de la frontière linguistique, qui travailleront en tandem, ce que je fais déjà l'Institut flamand Imec et le centre de recherche wallon Cenearo.

Face au défi que représente l'IA, l'union semble continuer à faire la force et notre groupe ne peut que s'en réjouir. C'est main dans la main que la Belgique et plus largement l'Europe pourra faire face aux grandes puissances dont aucune ne devrait se permettre d'obtenir un quelconque monopole.

Si le projet est retenu, le coût de l'AIF belge est évalué à 80 millions d'euros, dont la moitié serait subsidiée par l'Europe. Une décision est attendue pour septembre 2025.

Madame la ministre, mes questions sont les suivantes: Premièrement, le coût est évalué à 80 millions d'euros dont la moitié serait subsidié par l'UE: pourriez-vous être plus explicite sur ce coût et cette répartition? Au-delà de l'investissement, quelles recettes sont attendues des travaux qui seront menés dans cette usine consacrée à l'IA? Deuxièmement, a-t-on déjà une estimation de nombre d'emplois qui seraient créés dans l'hypothèse où la candidature belge soit retenue? Troisièmement, quels types de travaux seront menés dans cette usine? Quatrièmement, planifiez-vous des aménagements législatifs dans le cadre de cette candidature (comme par exemple la mise en place de zones de test sans règle), si oui lesquels et quel est l'agenda? Enfin, quels sont les autres pays qui ont déposé une candidature pour implanter cette usine sur leur sol?

Je vous remercie pour vos réponses.

Madame la ministre, vous avez récemment annoncé le dépôt officiel, avec le soutien des Régions, de la candidature belge pour accueillir une AI Factory dans le cadre du programme européen InvestAI. Ce projet, qui est entre un simple hub et une giga-factory, repose sur deux sites complémentaires, l'un à Zellik (Green Energy Park), l'autre à Charleroi (Cenaero), qui collaboreraient de manière interconnectée.

Le coût estimé de cette AI Factory s'élève à 80 millions d'euros, dont la moitié serait cofinancée par l'Union européenne. Cette infrastructure s'inscrit dans une dynamique d'accélération numérique et de souveraineté technologique européenne, et pourrait offrir des perspectives économiques et sociales importantes pour notre pays, en particulier dans les zones concernées.

Mes questions, Madame la ministre, sont: Quelles sont les estimations actuelles en matière d'emplois directs et indirects que l'implantation de cette AI Factory pourrait générer, en particulier sur les sites de Zellik et Charleroi? Qui financera l'autre moitié du projet? Autrement dit, est-ce que les régions et/ou l'Etat fédéral seront aussi des investisseurs? Quid des villes où ils seraient situés? Le projet prévoit-il des partenariats structurants avec les centres de recherche, les universités, les hautes écoles ou les centres de formation en lien avec l'intelligence artificielle et la haute performance informatique? Une réflexion est-elle engagée, en concertation avec les Régions et les acteurs de l'emploi, pour anticiper les besoins en compétences et soutenir la création de formations adaptées à ces profils technologiques? Comment le projet entend-il favoriser l'implantation de start-up ou d'entreprises autour de cette future AI Factory, afin de structurer un véritable écosystème local d'innovation? Des garanties existent-elles sur le fait que les retombées du projet, en cas de sélection, bénéficieront de manière équilibrée aux deux sites retenus et aux territoires environnants?

Mevrouw de minister, onlangs hebben we uit de pers mogen vernemen dat u in het raam van de Europese projectoproep EuroHPC, een aanvraag hebt ingediend om in België een AI Factory te vestigen. Het project, zou bestaan uit twee onderling verbonden sites, één in Zellik en één in Charleroi. Deze sites zou kmo's toegang geven tot de infrastructuur die nodig is om eigen AI-modellen of praktische toepassingen ervan te bouwen.

Ik kom tot mijn concrete vragen, mevrouw de minister.

Met dit project zou een investering van zo'n 80 miljoen euro gemoeid zijn, waarvan de helft gefinancierd wordt door Europa. Wie zal de overige helft financieren?

Zult u ook een aanvraag indienen in het raam van het InvestAI-fonds, een fonds van 200 miljard euro, waarvan 20 miljard is bedoeld voor de bouw van datacentra?

Welke bedrijven, instellingen, universiteiten of onderzoekscentra zullen deelnemen aan het project?

Zijn er plannen grensoverschrijdend samen te werken met nabij gelegen regio's, bijvoorbeeld de Euregio, of in Benelux-verband?

Merci madame la ministre d'avoir scrupuleusement répondu à toutes les questions que j'avais posées. Le dépôt de la candidature est un acte important car il faut pouvoir positionner notre pays en tant qu'acteur crédible en cette matière. C'était une bonne idée de déposer notre candidature.

L'idéal serait que l'on soit sélectionné. J'ai l'impression que ce dossier avance bien et peut-être pour une fois sans tiraillement communautaire; nous avançons dans un sens commun. C'est peut être une bonne chose à retenir pour d'autres projets.

Vous avez affirmé que c'est soutenu par un partenariat et un consortium solide – avec 21 acteurs. Nous verrons la suite dans quelques semaines, au mois de septembre je pense, en espérant que cette candidature soit acceptée et validée.

Madame la ministre, je tiens vraiment à vous remercier. Vous avez répondu à toutes mes questions. Je ne peux que me réjouir et vous féliciter de vous investir dans ce dossier mais aussi de soutenir et stimuler l'innovation, la compétitivité et l'emploi de notre Belgique. Il ne reste plus qu'à mettre toute notre énergie pour que cette candidature soit acceptée et se concrétise.

Mevrouw de minister, wij ondersteunen volledig uw ambitie in deze kandidatuur om meer AI-infrastructuur naar onze contreien te halen en zo stappen te zetten in de richting van Europese autonomie op dit vlak. Ik heb echter op al mijn vragen geen concreet antwoord gekregen. U hebt geantwoord op de vraag inzake de financiering en verduidelijkt dat ook de regio’s zullen moeten bijdragen, maar u hebt geen verdeelsleutel genoemd. Ik ben benieuwd naar hoe die financiering verdeeld zal worden.

U hebt evenmin geantwoord op de vraag of u zult meedingen naar het Europese fonds voor de bouw van een gigafabriek. Het datacenter is immers, op wereldschaal bekeken, vrij kleinschalig. Zult u dus ook meedingen om een van de vijf Europese gigafabrieken naar onze contreien te halen?

Met betrekking tot duurzaamheid, zult u ten slotte nog een studie laten uitvoeren over hoe beide sites kunnen worden voorzien van duurzame energie en van koelwater, waaraan zulke infrastructuur bijzonder veel nood heeft. Ik kijk uit naar de resultaten van die studie. Ik hoop natuurlijk dat het zover komt dat u ze ook daadwerkelijk zult kunnen uitvoeren.

Een kanttekening daarbij is dat Elia en Fluvius al eerder hebben aangegeven dat nieuwe bedrijfsaansluitingen op het hoogspanningsnet on hold zijn geplaatst. Met andere woorden, er is amper nog ruimte voor bijzonder grote energieverbruikers in ons land. Ik ben dan ook zeer benieuwd hoe deze AI-fabrieken in de toekomst op een duurzame manier van stabiele elektriciteit en koelwater zullen kunnen worden voorzien. Het is een dossier dat moet worden opgevolgd.

Madame la ministre, Telenet a récemment lancé une offre mobile spécifiquement pensée pour les enfants, baptisée Telenet Mobile Junior. Elle inclut un volume limité de données et d'appels, ainsi qu'un accès gratuit à l'application ChatLicense, destinée à enseigner aux plus jeunes un usage responsable du numérique et des réseaux.

Cette initiative met en évidence une évolution du marché vers des services numériques ciblant les enfants, combinant accès technologique et visée éducative. Elle pose toutefois des questions fondamentales quant à l'encadrement de l'éducation numérique hors cadre scolaire, à la qualité pédagogique des outils numériques mis à disposition des mineurs, et à l'intérêt général qu'ils peuvent servir.

L'éducation au numérique devient une préoccupation importante au vu de la digitalisation de la société. Il est primordial que les niveaux de pouvoir travaillent de concert pour surveiller l'impact du numérique et former les jeunes générations à son usage.

Mes questions, madame la ministre, sont:

Le gouvernement fédéral dispose-t-il d'un cadre d'évaluation ou de labellisation pour les applications numériques à visée éducative proposées aux enfants?

Envisagez-vous de renforcer ou de soutenir la diffusion de telles applications via des partenariats public-privé, en lien avec les opérateurs ou les éditeurs responsables?

Des synergies sont-elles prévues avec les Régions ou les Communautés afin d'uniformiser les efforts d'éducation au numérique et de prévention des risques liés à l'usage des écrans?

Madame la ministre, je vous remercie de ne pas avoir botté en touche et d'avoir apporté toutes ces réponses. Je suis vraiment heureux de vous voir suivre la matière avec autant de détermination. Je rappelle que la nouvelle génération est la première à naître après le smartphone. Il est donc important de mettre en place un enseignement en lien avec cette technologie. Je me réjouis de voir que le gouvernement se positionne en faveur de ces applications d'apprentissage numériques.

Febelfin en Belgian Mobile ID bundelen hun krachten om het publiek te waarschuwen voor een toename van oplichtingspogingen gebaseerd op psychologische manipulatie van slachtoffers, ook wel “social engineering" genoemd. Febelfin publiceerde de afgelopen maanden nieuwe flyers met antifraudenummers en informatie over hoe men aangifte kan doen bij de politie in geval van online fraude.

Hebt u reeds zicht op de evolutie van de online criminaliteit in 2024 en de eerste zes maanden van 2025? Zult u uw sensibiliseringscampagnes in het bijzonder richten op specifieke doelgroepen?

Fraudeurs trachten door het gebruik van persoonlijke gegevens en het veinzen van dringendheid slachtoffers te manipuleren tot het digitaal bevestigen van acties. Hoe kunnen tools als itsme volgens u veiliger worden?

Hoeveel procent van de slachtoffers van online criminaliteit doet tot op heden aangifte bij de lokale politie? Hoeveel speelt een slachtoffer van online fraude gemiddeld kwijt? Hoeveel procent van dat gestolen bedrag kan worden gerecupereerd?

Op welke manieren raadt u slachtoffers van online fraude aan om aangifte te doen, naast een aangifte bij de lokale politie?

Madame la ministre, récemment, la fédération bancaire FEBELFIN et l'application d'identité ITSME ont lancé une mise en garde contre une augmentation significative des tentatives d'escroquerie en juillet et août.

En commission Économie, face aux différent(e)s membres de l'exécutif assurant la protection des consommateurs, j'ai pu observer l'ingéniosité des arnaqueurs qui utilisent des techniques telles que le "phishing", le "jackpotting", le "skimming" ou encore le "shimming".

Dans le cas présent, il s'agit d'une escroquerie par le biais de l'ingénierie sociale – les fraudeurs vous manipulent pour obtenir des informations confidentielles. Ils se font passer pour des banques ou des administrations et ce que j'observe, c'est qu'il devient de plus en plus compliqué de déceler la fraude. Je dirais même qu'à l'heure actuelle, plus personne n'est à l'abri d'être la victime d'une escroquerie tant les innovations sont nombreuses en la matière.

FEBELFIN et ITSME précisent bien le recours de plus en plus courant de la manipulation psychologique. Les deux organismes listent toute une série d'avertissements, de comportements à adopter ou à ne pas adopter. Nos concitoyennes et concitoyens doivent trouver le bon équilibre entre méfiance et confiance tant la technologie peut être utile mais c'est un secteur dans lequel foisonnent des personnes aux mauvaises intentions.

Madame la ministre, ma question est simple:

En dehors de cette mise en garde et des comportements à adopter ou à ne pas adopter de la part des utilisateurs, comment lutter contre les différentes escroqueries, particulièrement celle dite "d'ingénierie sociale", pour assurer la sécurité (des données) des Belges?

Dank u, mevrouw de minister. We delen de ambitie om de digitale weerbaarheid van onze burgers te verhogen. Het gevaar is bijzonder aanwezig. Het is acuut en steeds meer mensen worden het slachtoffer van online fraude.

U had het over de specifieke doelgroepen die u wenst te bereiken in uw communicatiecampagnes: jongeren en ouderen. Ik hoop dan ook dat u met specifieke organisaties zult samenwerken om die doelgroepen te bereiken.

Ik wil ook nog even aanstippen dat ook mensen die digitaal mee zijn, door de technologische evolutie, mede dankzij artificiële intelligentie, in de toekomst het slachtoffer van online fraude zullen worden. Hackers of mensen met slechte bedoelingen zullen immers zo goed worden in het opzetten van bepaalde scenario’s dat we er allemaal kunnen intrappen.

Ik deel uw vaststelling dat veel te weinig mensen aangifte doen. We zullen er samen met de minister van Binnenlandse Zaken over waken dat het percentage slachtoffers dat aangifte doet, stijgt. Of dat nu gebeurt via de lokale politie of via safeonweb.be is bijzaak, zolang er maar aangifte wordt gedaan.

Tot slot, het recupereren van gelden. Mensen verliezen vandaag duizenden of tienduizenden euro’s aan online fraudeurs. In sommige gevallen kan een deel met de hulp van de bank worden gerecupereerd. In andere gevallen kan er bijna niets worden gerecupereerd. Elke euro die aan fraudeurs verloren gaat, is een pijnlijke zaak. Ik hoop dat u samen met de banksector stappen zult kunnen zetten om de recuperatie van gelden te versnellen en te verbeteren.

Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. On voit que les fraudeurs, en tout cas celles et ceux qui souhaitent arnaquer nos concitoyennes et nos concitoyens, font preuve d'ingéniosité numérique, mais en recourant aussi à l'ingénierie sociale comme en témoigne l'usage de techniques de persuasion. La communication est donc essentielle. Il faut pouvoir toucher tous les publics cibles, avec une attention particulière pour les seniors, celles et ceux qui sont les moins connectés, afin de pouvoir les sensibiliser à ce type de fraude. Mon papa s'est fait avoir. Pourtant, c'est un senior connecté et, je pense, sensibilisé, parce que cela fait quand même des années que je lui casse les oreilles avec la protection du consommateur – dans le cadre de ma fonction, mais pas seulement. Cela peut donc toucher pas mal de monde. Les fraudeurs font preuve de beaucoup d'habileté, et leurs méthodes sont beaucoup moins "brutes de décoffrage" que naguère. Cette subtilité accrue peut même faire douter quelqu'un de sensibilisé quant à la véracité du message ou du messager qu'il a en ligne. En tout cas, j'entends votre volonté de vous y attaquer, dans le cadre de vos compétences, et je ne peux évidemment que vous y encourager.

Madame la ministre, la Fondation des Brûlés de Belgique a récemment tiré la sonnette d'alarme face à une pratique inquiétante apparue sur les réseaux sociaux et notamment sur TikTok: les burn lines . Il s'agit d'un vrai défi incitant les jeunes, principalement des adolescentes, à se provoquer volontairement des brûlures décoratives à l'aide de briquets, de métal chauffé ou de sèche-cheveux. Cette forme d'automutilation délibérée n'est pas anodine. Les professionnels alertent sur les risques de cicatrice permanente, d'infections, de douleurs chroniques et, même à terme, d'un risque accru de cancers de la peau. Une nouvelle fois, un défi dangereux et sans intérêt nous vient de TikTok. Or, ce dernier peut avoir des conséquences graves pour la santé au vu des risques de maladie et de cancer pouvant en découler.

Le SPF Santé publique a-t-il été informé et a-t-il recensé des cas en Belgique? Les hôpitaux, centres de brûlés ou médecins généralistes ont-ils fait remonter des signalements de brûlures? Des campagnes de prévention, de sensibilisation spécifique aux comportements d'automutilation via les réseaux sociaux sont-ils envisagés? Dans le cadre des politiques de santé mentale, des ressources et outils d'accompagnement sont-ils prévus pour les professionnels confrontés à ces cas?

Madame la ministre, je tiens à vous remercier pour votre détermination dans ce dossier et pour la rapidité avec laquelle vous avez réagi, car ce sont vraiment de dangereux challenges. Je vous remercie aussi de continuer à avancer en matière de protection des mineurs. Je suis on ne peut plus satisfait de votre suivi et de vos réponses.

Mevrouw de minister, we hebben deze maand in de internationale pers vernomen dat de Europese Unie een app voor leeftijdsverificatie heeft gelanceerd. Die app is ontworpen om later naadloos geïntegreerd te worden in de digitale portefeuille en zou de leeftijd controleren zonder dat er persoonlijke gegevens worden gedeeld.

Wanneer wordt die app uitgerold in België? Zal België een eigen nationale versie van de app ontwikkelen? Zo ja, kunt u dat toelichten?

Kunt u verduidelijken hoe de leeftijd op een privacyvriendelijke en veilige manier geverifieerd zal worden? Wordt er een verbinding gemaakt met nationale eID-systemen en is dat eenmalig? Wordt er daarna met geanonimiseerde tokens gewerkt?

Hoe zal worden voorkomen dat leeftijdsgegevens later gebruikt kunnen worden voor gerichte reclame of tracking?

Zal de app ook toegankelijk zijn voor kwetsbare groepen, zoals mensen met oudere smartphones of met fysieke beperkingen? Wat zijn de modaliteiten?

Welke minimum- of maximumleeftijden zullen toegang geven tot welke websites of platformen of moeten platformen zelf de risico’s voor jongeren beoordelen?

Welke garantie is er dat de leeftijdsverificatie enkel wordt toegepast voor toegang tot 18+-content en niet zal worden uitgebreid naar bijvoorbeeld politiek gevoelige thema’s?

Bent u voorstander van leeftijdscontrole via deze app of verkiest u dat platformen beschermingsmaatregelen inbouwen vanaf het ontwerp van hun site?

Vindt u dat online leeftijdscontrolemechanismen minderjarigen voldoende beschermen of zijn er aanvullende maatregelen nodig?

Ten slotte, u hebt eerder aangegeven dat u voorstander bent van een minimumleeftijd om te kunnen inloggen op sociale media. Zal die app ook daarvoor worden ingezet?

Mevrouw de minister, ik dank u voor de toelichting bij de eerste versie van de white label app van de Europese Unie. Uit uw antwoord op de vragen van mevrouw Meunier kon ik opmaken dat u voorstander bent van effectieve leeftijdsverificatie, niet zomaar een inschatting maken van de leeftijd van gebruikers, maar daadwerkelijk een methode voor effectieve verificatie invoeren in de toekomst. Daar kijken we dan ook enorm naar uit. Uit uw antwoord heb ik eveneens begrepen dat u nog niet beslist hebt of België zal deelnemen aan dat pilootproject van de Europese Unie. De feiten nopen ertoe snel werk te maken van een gemeenschappelijk standpunt over leeftijdsverificatie. Er moet spoedig een keuze worden gemaakt, of dat nu met die Europese app gebeurt, via itsme of met een andere methode. Er moeten snel stappen worden gezet. In elk geval ben ik opgetogen over uw aandacht voor privacy en digitale inclusie, die wij te allen tijde verder zullen opvolgen. We kijken dus uit naar het vervolg.

Madame la ministre, « Déconnecté de la réalité », tels sont les mots employés par Annemie Turtelboom, membre de la Cour des comptes européenne, lors de la présentation d'un rapport de l'organisme sur la stratégie de la Commission.

Déconnecté de la réalité est l'objectif de l'Union européenne (UE) de représenter 20% du marché mondial de puces électroniques d'ici 2030.

Quiconque s'intéresse un tant soit peu à la géoéconomie sait combien la question des semi-conducteurs est centrale. Ils se retrouvent dans toutes les nouvelles technologies et Taïwan possède un quasi-monopole sur la production.

C'est pourquoi l'UE a lancé le Chips Act en vue de réduire cette dépendance vis-à-vis des fabricants extérieurs au marché européen. Si l'initiative était ambitieuse, l'objectif est raté: l'UE ne devrait atteindre que 11,7% du marché mondial de puces électroniques d'ici 2030.

Consciente de l'enjeu, il me revient que la Commission européenne préparerait déjà sa prochaine stratégie en matière de semi-conducteurs via un Chips Act 2.0.

Madame la ministre,

Pourrions-nous avoir votre retour face à cet objectif qui ne sera pas atteint en 2030 en termes de production de puces électroniques?

Quel rôle la Belgique a-t-elle joué et/ou continuera-t-elle de jouer vis-à-vis de ce Chips Act?

De même, quel rôle notre pays jouera-t-il quant à un éventuel Chips Act 2.0? Avez-vous des détails concernant ce deuxième volet stratégique?

Globalement, comment le gouvernement compte-t-il peser sur la réduction de notre dépendance envers les fabricants, principalement Taïwan?

Je vous remercie pour vos réponses.

Je remercie Mme la ministre qui a répondu aux quatre questions que je lui ai posées.

Madame la ministre, le 26 juin dernier, l'exécutif danois a annoncé vouloir renforcer la protection de ses concitoyens face aux dérives de l'IA générative. Concrètement, le pays voudrait modifier sa loi sur les droits d'auteur afin que chaque Danois et Danoise puisse automatiquement posséder les droits concernant sa voix, son corps et ses traits de visage.

Il s'agit d'une politique ambitieuse que ne couvre pas à l'heure actuelle la réglementation européenne actuelle dite AI Act et qui a comme avantage de protéger les professions artistiques dont on sait la menace qui pèse sur le milieu face aux dérives de l'intelligence artificielle générative – j'en veux pour preuve la grève des doubleurs et acteurs du secteur du jeu vidéo aux États-Unis.

Madame la ministre, pourriez-vous nous donner votre retour sur cette initiative tout droit venue du Danemark? La Belgique pourrait-elle suivre le pas? Quelle est la position du gouvernement?

Je vous remercie pour votre réponse.

Je vous remercie madame la ministre pour vos réponses. Je trouvais effectivement que l’initiative danoise avait le mérite d’exister et qu'elle mettait en lumière un vide juridique concernant les personnes qui ne sont plus titulaires des droits sur leur voix, leur corps ou même sur les traits de leur visage. Aux États-Unis, depuis de nombreux mois, des doubleurs et des acteurs du secteur du jeu vidéo sont en grève. Les doubleurs, par exemple, voient leur voix copiée par intelligence artificielle après une seule utilisation, puis systématiquement réutilisée dans des films sans rémunération supplémentaire. Ils ne sont donc payés qu’une fois, et perdent ensuite les droits sur leur propre voix. Nous devons observer avec une attention particulière ce qui se passe au Danemark, qui met en lumière ce vide juridique. Nous devons aussi nous demander si, demain, nous ne devrions pas, nous aussi, envisager d’étendre ces droits ou, à tout le moins, de renforcer la protection de ce droit fondamental: celui de disposer de sa voix, de son corps et de ses traits du visage. J’en veux pour preuve les personnes issues du secteur artistique, qui sont directement concernées.

Mevrouw de minister, onlangs was er een storing bij de uitgever Mediahuis, maar de gevolgen waren relatief beperkt: inwoners van West-Vlaanderen ontvingen geen fysieke krant. Als minister van Digitalisering hoef ik u ongetwijfeld niet te herhalen dat veel cruciale diensten online verlopen en alles in de cloud wordt opgeslagen. De veiligheid van datacentra is dan ook van groot belang. Welnu, in een krantenbericht wees een expert inzake datacentra, verbonden aan de KUL, onlangs op verschillende kwetsbaarheden in ons beleid rond datacentra. Zo zou België geen centraal register of centrale kaart hebben waarop alle glasvezelkabels staan aangeduid. Dat verhoogt uiteraard het risico op beschadiging van kabels, bijvoorbeeld bij graafwerken.

Een ander probleem dat de expert aanhaalt, zijn de vele risico’s in geval van stroomuitval of een tekort aan elektriciteit. Ik heb het even opgezocht en blijkbaar is een probleem met de elektriciteitstoevoer inderdaad een van de grootste oorzaken van storingen in datacentra. Daarnaast zouden nieuwe datacentra soms op beperkingen in het elektriciteitsnet botsen; dat is een kwestie van energiebeheer. Ten slotte klaagt hij het gebrek aan noodplannen bij het wegvallen van datacentra aan, plannen die wel bestaan voor elektriciteitsuitval of een tekort aan water. Er zouden overigens geen minimale veiligheidseisen voor datacentra bestaan. Hoewel de uitbaters van datacentra uiteraard niet lichtzinnig omgaan met de veiligheid en wel degelijk de nodige voorzorgsmaatregelen nemen, lijkt het mij toch belangrijk om minimale veiligheidseisen vast te leggen.

Hoe kijkt u aan tegen het idee van een centraal register? Ziet u daarbij een rol weggelegd voor ofwel de FOD Economie of het BIPT? Die laatste beschikt bijvoorbeeld al over een kaart van de glasvezelkabels en daarop kan een centraal register voor glasvezelkabels worden geënt.

Klopt het dat er vandaag nog steeds geen nationaal noodplan bestaat voor de digitale infrastructuur en de datacentra? Wie is hiervoor bevoegd? Is er een mapping of overzicht van wat de datacentra aan elektriciteit nodig hebben en kunnen ze rekenen op toevoer van voldoende stroom? Wordt de mogelijke impact van een energie-uitval op onze digitale infrastructuur al onderzocht? Zijn er geen noodplannen voor het wegvallen van datacentra en hoe kan dat verholpen worden? Klopt het dat datacentra geen minimale veiligheidseisen worden opgelegd en welke oplossing biedt u daarvoor?

Ik kijk alvast uit naar bevredigende antwoorden op die hele reeks vragen.

Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoorden. Ik heb begrepen dat, aangezien de datacentra wellicht onder het toepassingsgebied van de CER-richtlijn vallen, er, zodra die is omgezet, een beter toezicht en controle op de veiligheid van de datacentra mogelijk worden. Dat is uiteraard een zeer goede zaak. Vorige week bleven de gevolgen van de uitval van het datacenter beperkt, maar toen twee jaar geleden de server van de politie uitviel, kreeg onder andere de douane een hele dag geen toegang tot de database en konden geseinde personen niet gecontroleerd worden. Een storing kan dus voor serieuze veiligheidsproblemen zorgen, om nog maar te zwijgen van de economische schade. Denk maar aan het serieus kostenplaatje voor de economie na de storing van Telenet in West-Vlaanderen gedurende een hele dag. Ik juich dus toe dat u werk maakt van de bescherming van de datacenters. Wat het centrale register betreft, er wordt inderdaad informatie uitgewisseld, maar de vraag van de expert bestond erin dat de nutsmaatschappijen en de operatoren hun verantwoordelijkheid moeten nemen om een en ander correct te registreren. Een centraal register waarin alle gegevens en kabels ondergronds gemakkelijk terug te vinden zijn, zou op zich een meerwaarde betekenen voor de veiligheid van de infrastructuur en de data-infrastructuur. Dat kan misschien nog eens herbekeken worden.

Mevrouw de minister, de laatste vraag is geen onbelangrijke vraag, maar ze klinkt wat technisch. Ze gaat over de verdere vrijmaking van de markt, zodat de vierde operator, DIGI, zijn fibernetwerk op volle kracht kan uitrollen. De vierde operator is een maatregel die enkele jaren geleden werd genomen, omdat we vaststelden dat België een duur telecomland was en we meer betaalden voor onze telecomfactuur dan in de buurlanden.

DIGI is op het vlak van mobiele telefonie gezwind van start gegaan. We zien bijvoorbeeld in de prijsvergelijking van het BIPT dat de komst van die vierde speler effectief gezorgd heeft voor een betere internationale rangschikking en voor een goedkoper aanbod van mobiele telefonie. De andere operatoren hebben zich uiteraard ook moeten positioneren: ofwel hebben ze prijsverlagingen moeten doorvoeren via de B-merken, ofwel hebben ze grotere datapakketten ter beschikking gesteld van de consument om de concurrentie tegemoet te komen.

Nu staan we voor de uitrol van het vast internet. Belgen zijn nogal honkvast qua telecomoperator en kiezen vaak voor een gebundeld pakket van zowel mobiele telefonie als vast internet. Indien we effectief willen zorgen voor lagere telecomfacturen, is het ook belangrijk dat we kunnen zorgen voor een volwaardig fiber- en internetaanbod bij alle operatoren. Dat zal de consument zeker ten goede komen.

Daarmee komen we bij de uitrol van en de toegang tot de wachtkabels, want de operatie om fiber uit te rollen is natuurlijk een zeer kapitaalsintensieve procedure. Dat gaat gepaard met veel mankracht en werkuren, wat resulteert in een hoog kostenplaatje.

Mijn centrale vraag is dan ook hoe we ervoor kunnen zorgen dat de vierde operator, DIGI, ook toegang krijgt tot de ducts , de kabelgoten, zodat ook zij op een kwalitatieve en goedkopere manier hun glasvezelnetwerk kunnen uitrollen.

Kunnen telecomoperatoren vandaag verplicht worden om hun ducts voor andere operatoren open te stellen? Is het zo dat het gebruik van de wachtgoten van andere operatoren, bijvoorbeeld Free in Frankrijk, hen heeft toegelaten om snel uit te breiden? Ik meen dat dat ook in Portugal en het Verenigd Koninkrijk het geval is geweest. Op welke manier konden die andere operatoren toegang krijgen tot die ducts ? Welke verplichtingen golden daarbij? Bestaan er toegangsverplichtingen in de andere landen? Zo ja, met welke resultaten?

Kunnen operatoren verplicht worden om hun kabelgoten voldoende ruim aan te leggen, zodat andere operatoren ze eveneens kunnen gebruiken?

Kunnen operatoren verplicht worden om hun plannen bij de aanleg van nieuwe ducts kenbaar te maken, zodat andere operatoren kunnen vragen om hun ducts te gebruiken?

Kan het BIPT geen toegangsverplichtingen opleggen bij de uitrol van fiber ducts ?

Mijn zesde vraag heeft betrekking op de onderhandelingen die momenteel lopen met de Belgische Mededingingsautoriteit. Wordt bij die onderhandelingen rekening gehouden met de problematiek van de openstelling van fiber ducts voor alle telecomoperatoren, in het kader van de samenwerking tussen Proximus en Telenet? Ik zou dat alleszins een goede zaak vinden.

Indien het nog niet bestaat, kan er geen kaart of centraal register van ducts worden aangelegd? Kunnen de kabelgoten van andere nutsbedrijven ook voor de uitrol van fibernetwerken worden gebruikt? Zo ja, kunnen die dan ook worden betrokken bij het opstellen van een centraal register?

Dank u wel voor uw antwoorden, mevrouw de minister. Het belangrijkste is uiteraard dat over de toegang van operatoren tot de kabelgoten van anderen. Ik heb u horen zeggen dat ter zake binnenkort een omzetting van de Europese wetgeving moet gebeuren, die aan redelijke voorwaarden in een effectieve toegang voor andere operatoren voorziet. Ik meen dat dit zowel voor de concurrentiepositie als voor de levensvatbaarheid van de vierde operator zeer belangrijk is. Het slechtste scenario zou immers zijn dat we enkel in de dichtbevolkte steden een fibernetwerk zouden hebben voor een lagere prijs en dat we in minder bevolkte gebieden een duopolie zouden krijgen van de twee grote operatoren, die hun prijs niet naar beneden zouden aanpassen. Ik meen dat het zowel voor de snelheid van de toekomstige uitrol van het fibernetwerk voor België als voor de prijs voor de consument superbelangrijk is dat we de volgende stappen kunnen nemen. Het is ook belangrijk dat de overlast voor de lokale besturen en de burgers beperkt kan worden. We hebben in het verleden immers kunnen merken dat er vaak veel vragen gesteld worden als er werken plaatsvinden omdat een oprit eerst opengegooid wordt, weer dichtgegooid wordt, en dat een maand later een nieuwe operator die oprit weer opengooit. Ik meen dat het zowel op economisch vlak als op het vlak van overlast belangrijk is naar een samenwerking te gaan. Ik meen dat dit voor de samenleving en voor de consument het beste verhaal is. Alvast bedankt voor uw antwoorden. We kijken uit naar een volgende ontmoeting en naar de bespreking van de omzetting van die wetgeving.

Monsieur le président, nous allons essayer de rester dans les délais que la ministre a accepté de nous accorder. Je vais donc m'en référer à ma question telle que déposée par écrit.

​ Madame la ministre, ce lundi, le SPF Économie a dévoilé l'édition 2025 de son Belgian Digital Economy Overview, un rapport qui dresse un état des lieux de la numérisation dans notre pays au regard des objectifs européens à remplir d'ici 2030.

La Belgique peut se targuer d'afficher, je cite: "des résultats solides en matière d'intelligence artificielle, de 5G et de services publics en ligne". Toute une série de points abordée au cours de cette commission le démontre. Nos principales faiblesses portent sur la formation de talents TIC et sur le raccordement à la fibre optique.

À la lecture de ce rapport, j'ai quelques questions à vous poser.

Madame la ministre, 93,8 % des ménages belges disposent d'un accès à l'internet fixe à très haut débit et ce, grâce à la large disponibilité du réseau câblé. Si ce taux est élevé, il ne classe notre pays qu'à la 8 e position au niveau européen: quels sont les pays qui nous devancent et comment le font-ils alors que notre territoire compte une large densité de population sur une petite superficie (ce qui, sauf erreur de ma part, devrait faciliter l'étendue du réseau câblé)?

Seuls 30,7% des ménages sont actuellement raccordés à la fibre optique jusqu'au domicile (FTTH) ou au bâtiment (FTTB). Ce chiffre classe la Belgique à toute la dernière position. Comment l'expliquer et quels efforts seront déployés d'ici 2030 pour ne plus être tout en bas du classement?

Enfin, le taux d'actifs au sein des métiers TIC semble stagner: pourrions-nous avoir votre retour sur ce volet?

Merci madame la ministre. Vous avez répondu à mes deux premières questions, ce qui n'amène pas de commentaire supplémentaire.

Quant à la troisième, vous y avez répondu également et je partage votre sentiment quant au taux d'actifs au sein des technologies de l'information et de la communication, qui reste un indicateur important. On constate une stagnation depuis 2022, surtout parce que nous manquons de main-d'œuvre formée. Votre engagement à plaider pour davantage de formation est donc une bonne chose. Pouvoir inciter les femmes, jeunes ou moins jeunes, à rentrer dans le programme Women in Digital pourrait aussi, dans un contexte multifactoriel, aider à développer l'emploi au sein des TIC.

Enfin, j'entends que vous avez lancé un plan national, et je ne manquerai pas de revenir vers vous quand je l'aurai lu.