meeting-commission
De terugkeer naar Afghanistan De terugkeer van Afghanen Onderhandelingen met de taliban over ons asielbeleid De gedwongen terugkeer naar Afghanistan De oplossingen voor Afghanen zonder verblijfsvergunning De onderhandelingen met de taliban Mevrouw de minister, u zegt dat u met het Afghaanse talibanregime wilt praten om de terugkeer van Afghanen mogelijk te maken. Aldus zou u onderhandelen met een terroristische organisatie. U wilt onderhandelen met een regime dat de deugdzaamheidswet heeft ingevoerd. Ter verduidelijking, die wet legt op dat vrouwen niet mogen studeren, werken of in het openbaar spreken, en dat zij niet alleen hun huis mogen verlaten. Vrouwen worden zodoende volledig onderdrukt en van hun vrijheid en identiteit beroofd. Voor mannen gelden eveneens strengere regels, onder meer over de lengte van de baard en het bijwonen van verplichte gebedsmomenten. Wie niet luistert, wordt opgepakt. Hoe oordeelt u zelf over het leven onder het talibanregime? Voor ons is het duidelijk dat het een bestaan is met constante angst voor willekeurige arrestaties, zware lijfstraffen en openbare executies. Iedereen die buitenlandse troepen of de vorige regering steunde, wordt door de taliban als verrader beschouwd. Ik sprak met verschillende Afghaanse mannen in België, mannen die in het leger zaten, bij de politie werkten of een kantoorfunctie bij de Amerikanen hadden. Uit angst voor wat de taliban hen zou aandoen, zijn zij naar Europa gevlucht. Ik zie hen nog voor mij, met foto’s in leger- of politie-uniform. Toch kregen veel van hen een negatieve beslissing op hun asielaanvraag, omdat er te weinig bewijs zou zijn. Het waren doodsbange mannen. Mevrouw de minister, wat verwacht u dat er met hen zal gebeuren als zij worden teruggestuurd? Wordt er vooraf beoordeeld of zij bij terugkeer moeten vrezen voor hun leven? Is hun terugkeer in overeenstemming met het principe van non-refoulement? Hebt u intussen alternatieven onderzocht? Wat is er gebeurd met diegenen die vrijwillig naar Afghanistan terugkeerden? De voorzitster : Collega’s, met uw goedvinden zal ik vandaag mijn vragen stellen vanop de voorzittersstoel. Mevrouw de minister, de pers berichtte dat u bezig bent met de vorming van een Europees front om met het Afghaanse talibanregime te onderhandelen over de terugkeer van illegale en criminele Afghanen. Onlangs vond een EU-overleg plaats tussen de migratieministers van verschillende Europese landen en de Europese Commissaris voor Migratie, Magnus Brunner. Het doel van dat overleg was een strenger migratiebeleid binnen de Europese Unie tot stand te brengen. Een van de belangrijkste thema’s was de terugkeer van illegale en criminele asielzoekers naar landen als Afghanistan. In ons land krijgt 48 % van de Afghaanse asielzoekers effectief bescherming. Dat betekent dat meer dan de helft moet terugkeren. Een gedwongen terugkeer is momenteel echter onmogelijk. We hebben vernomen dat intussen 20 lidstaten hun handtekening hebben gezet onder een gezamenlijke brief aan de Eurocommissaris. Het draagvlak om deze problematiek kordaat aan te pakken is dus zeer groot. We moeten een oplossing vinden voor de struikelblokken waar wij en andere EU-landen tegenaan lopen. We merken ook op dat veel Afghanen, zowel binnen als buiten de asielcentra, als daders betrokken waren bij geweldsincidenten. In dit land is er geen plaats voor personen die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Minister, enkel en alleen al in Brugge werden verschillende vrouwen lastiggevallen in het station door een Afghaanse onderdaan, die vervolgens in een gesloten centrum werd opgesloten. Een andere Afghaan pleegde in Roeselare een drievoudige moord. Daarover gaat het, collega Daems. Het gaat over mensen die geen enkel respect tonen voor degenen die hier op een vreedzame manier willen samenleven, onze onderdanen, de Vlamingen, in al hun verscheidenheid, en die dus zware criminele feiten plegen, gaande van slagen en verwondingen tot prostitutie en moord. Minister, kunt u toelichting geven over het overleg met de Europese ministers en de Eurocommissaris? Welke landen nemen deel aan dat overleg? Wat waren de conclusies ervan? Welke Europese of nationale initiatieven zullen er worden genomen om de terugkeer te realiseren? Madame la ministre, il semble effectivement que, grâce au gouvernement Arizona, la Belgique soit désormais à la pointe du dialogue avec les Talibans puisque vous avez évoqué dans la presse la possibilité d’un dialogue avec les autorités de fait en Afghanistan, afin de permettre la reprise de ressortissants afghans déboutés du droit d’asile. Vous le rappellerez sans doute mais, en moyenne, un Afghan sur deux est débouté et un Afghan sur deux est reconnu. C’est une position qui a suscité de nombreuses réactions, tant sur le plan moral que sur le plan diplomatique, au vu du caractère répressif du régime taliban et des risques évidents encourus par les personnes concernées en cas de retour forcé. Rappelons que les Talibans sont à la fois une organisation terroriste et une théocratie, qui dénie notamment une série de droits élémentaires aux femmes – cela est bien connu, ce n’est pas pour autant que les hommes y sont excessivement bien traités. On ne compte plus les exécutions publiques de soldats, de policiers, de fonctionnaires ou de personnes soupçonnées de collaborer avec le gouvernement précédent: des journalistes, des intellectuels, des enseignants, des chefs tribaux ou religieux considérés comme opposants sont régulièrement assassinés ou enlevés. Pouvez-vous donc préciser la nature exacte des contacts envisagés avec les Talibans? On a vu que vous aviez aussi pris le lead au niveau européen. S’agira-t-il de discussions directes ou via des intermédiaires? De qui parle-t-on? Et je rebondis ici sur le petit débat qui a eu lieu entre les collègues De Vreese et Daems. Il est vrai que, dans un article, vous parlez de « criminels ». De mon côté, j’ai vu d’autres sources où l’on parle de toute personne déboutée du droit d’asile. Pourriez-vous clarifier ce point : de qui parle-t-on exactement? Qui souhaitez-vous réellement renvoyer aux Talibans? Confirmez-vous qu’il s’agit de tout ressortissant afghan débouté du droit d’asile, sans exception? Cela pourrait-il donc également concerner des femmes? En effet, même si le taux de reconnaissance est beaucoup plus élevé pour les femmes – environ 96 % – il y a des femmes afghanes qui sont déboutées du droit d’asile et que donc, théoriquement, vous pourriez renvoyer aux Talibans. Comment, par ailleurs, conciliez-vous cela, qu’il s’agisse de criminels ou non, avec les obligations internationales de notre pays, concernant notamment le non-refoulement? Minister, op 1 oktober heb ik u ondervraagd over de terugkeer naar Afghanistan. U stelde toen: de pistes worden verder onderzocht; we doen het nodige achter de schermen, in alle discretie. Op 2 oktober pakte u in alle nieuwskoppen uit met het nieuws dat u de Europese Commissie zou vragen werk te maken van de terugkeer van illegale Afghanen. De discretie die de dag daarvoor nog nodig was, was die dag blijkbaar helemaal niet meer nodig, waarschijnlijk omdat u de krantenkoppen wilde halen. Wat houdt u tegen het voorbeeld van Duitsland te volgen, dat zelf werk maakt van de terugkeer van illegale Afghanen? Tijdens de vorige commissievergadering wees ik u er al op dat Duitsland al 81 criminele Afghanen op een vlucht naar hun land van herkomst terugstuurde. Bovendien kondigde de Duitse regering aan dat het daarbij niet zal blijven. Ze liet ondertussen twee nieuwe Afghaanse consulaire beambten inreizen om de terugkeerreizen verder te ondersteunen. Bent u van plan om naast de toepassing van het Europese plan, waarvan we weten dat het iets voor de lange termijn is, op korte termijn van de terugkeer van illegale Afghanen werk te maken? Tien jaar geleden al berichtte men in Het Nieuwsblad dat men aan het Europese front aan het werken was aan een plan om illegale Afghanen terug te sturen, maar we weten allemaal dat, als de Europese Commissie initiatieven aankondigt, daar nooit iets van komt of dat het minstens veel te lang duurt. Waarop wacht u om er zelf werk van te maken? Mevrouw de minister, begin oktober kondigde u aan dat u in gesprek wou gaan met de taliban met betrekking tot de terugkeer van Afghanen in onwettig verblijf en overlegde u daarover met de Europese migratieministers en de eurocommissaris in München. Daar kwam meteen vrij forse kritiek van UNHCR op wegens het risico van schending van het non-refoulementprincipe en van de mensenrechten en naar verluidt zouden 20 Europese collega’s schriftelijk uiting hebben gegeven aan dezelfde bekommering. Ik stel vast dat de beschermingsgraad van Afghanen in ons land bijzonder laag is, namelijk 34,3 %, tegenover 88 % in Nederland en 93 % in Duitsland. Veel Afghanen bevinden zich in een uitzichtloze positie en vrijwillige terugkeer is vaak niet mogelijk, aangezien ze geen reisdocumenten of een laissez-passer verkrijgen. Er is nood aan terugkeerakkoorden met verschillende landen, al is Afghanistan misschien wel een van de moeilijkste landen om dat mee te doen, toch als we onze principes over onder meer gendergelijkheid aan boord willen houden. Er werd al verwezen naar Duitsland, maar dat is natuurlijk slechts een halve vergelijking. In Duitsland bestaat immers een systeem van gedoogsteun, waarbij Afghanen worden geduld op het grondgebied en tijdelijk toelating krijgen om er te wonen en te werken. Kunt u bevestigen of uw initiatief alleen gaat over criminelen? Ik hoor collega’s zeggen dat het over criminelen gaat, maar ik lees soms dat het over Afghanen in het algemeen gaat. Is er daarbij sprake van een gradatie in criminaliteit? Komt iemand die een appel heeft gestolen – en ik zeg niet dat dat mag – of de openbare orde heeft geschonden tijdens een betoging, dan ook in aanmerking of is een bepaald niveau van criminaliteit vereist? Hoe verliep uw overleg? Hoe kunt u garanderen dat we de Afghanen die we terugsturen, niet rechtstreeks de folterkamers insturen? Dat kan volgens mij immers niet de bedoeling zijn. Hoe kijkt u naar het Duitse gedoogsysteem? Welke oplossingen ziet u voor Afghanen die zich hier in onwettig verblijf bevinden en buiten hun wil om niet kunnen terugkeren? Madame la ministre, vous avez récemment évoqué dans les médias la possibilité d'organiser l'expulsion forcée de ressortissants afghans. Or l'Afghanistan est dirigé par un régime totalitaire, islamiste et fondamentaliste, depuis la prise du pouvoir par les talibans en août 2021. Aucun É tat membre de l'Union européenne, y compris la Belgique, ne reconnaît ce régime. Celui-ci est tellement odieux et infréquentable que toute coopération consulaire est exclue, notamment la collaboration en vue de l'identification et du retour forcé des personnes qui ont fui ce régime. La situation sur place est dramatique, en particulier – mais pas seulement – pour les femmes. Selon Afghan Witness, 332 femmes et filles ont été tuées entre janvier 2022 et juin 2024. Plus de 800 cas de violences fondées sur le genre ont également été recensés. Le rapporteur spécial des Nations Unies signale des violences sexuelles, des tortures, des détentions arbitraires visant celles qui ne respectent pas le port du voile. À ce jour, 1 500 femmes ont été emprisonnées par le régime des talibans. Par ailleurs, les personnes LGBT ainsi que les minorités ethniques et religieuses continuent d'être persécutées. Dans ce contexte, envisager des retours forcés soulève des questions de respect des droits fondamentaux, en particulier celui de l'article 3 de la CEDH qui interdit l'expulsion d'une personne vers un lieu où elle risque d'être soumise à la torture ou à des traitements inhumains ou dégradants. Le HCR recommande, du reste, la suspension de tout retour forcé vers l'Afghanistan. Pour justifier ces mesures, vous parlez dans la presse de l'expulsion de personnes ayant commis des crimes particulièrement graves. L'interdiction de la torture et des mauvais traitements s'applique à tout le monde, sans distinction, par exemple aux exilés qui ont sombré dans la délinquance en consommant des stupéfiants, parfois après de longs mois passés à la rue parce que la Belgique ne leur a pas garanti l'accueil pendant la demande d'asile. N'oublions pas non plus que les personnes en séjour précaire telles que les demandeurs d'asile vont déjà écoper statistiquement de peines plus lourdes, échappant aux sursis et aux aménagements de peine en raison de l'instabilité de leur séjour en Belgique. Madame la ministre, votre prédécesseur Theo Francken s'était tristement illustré en 2017 en annonçant l'arrivée en Belgique d'une mission d'identification soudanaise qui allait permettre au régime soudanais d'identifier des exilés présents en Belgique en vue de leur rapatriement forcé par les autorités belges. On se souvient de cette photo sur laquelle M. Francken posait tout sourire aux côtés du chef des services secrets de l'ex-président soudanais Omar el-Bechir, qui est aujourd'hui incarcéré pour crime de guerre. On vous sent enthousiaste de marcher dans les pas de votre prédécesseur mais vous avez un désavantage par rapport à lui, madame la ministre. Cela risque d'être compliqué de trouver un haut gradé taliban qui acceptera de poser en photo en serrant la main d'une femme. Voilà, coup dans l'eau! L'affaire Francken avait donné lieu à une enquête du CGRA qui avait conclu, sans surprise, que ces missions d'identification n'offraient absolument pas les garanties suffisantes du respect de l'article 3 de la CEDH. Madame la ministre, la Belgique ne devrait-elle pas plutôt accueillir les personnes qui ont fui le régime de terreur des talibans, plutôt que de les livrer à ces autorités sans scrupules? Sur quelle base juridique la Belgique pourrait-elle organiser des retours vers un régime qu'elle ne reconnaît pas et avec lequel elle n'a aucun lien consulaire officiel? Si c'est votre intention d'expulser uniquement des personnes ayant commis certains crimes, quels critères seront suivis par votre administration pour déterminer la gravité des faits commis? Et, pour éviter qu'une personne ne soit expulsée vers les talibans à la suite de faits mineurs, une évaluation individuelle des risques sera-t-elle systématiquement mise en œuvre pour chaque personne concernée? Avec quelles garanties et quels recours légaux? Enfin, quelles garanties concrètes pourraient selon vous être obtenues quant à la sécurité et au traitement des personnes expulsées dans un tel contexte de violation massive des droits humains? De voorzitster : Bedankt, collega Schlitz. Ik zou wel willen vragen om de spreektijd te respecteren. Ik denk dat andere collega’s ook wel 2 minuten extra zouden willen hebben. Ik ben nu zeer tolerant geweest, maar ten opzichte van de andere collega’s is het correct om te proberen zich aan de timing te houden. Ik stel me flexibel op als het een paar seconden meer is, maar hier ging het om bijna 2 minuten. Mevrouw de minister, aan u het woord om te antwoorden op de vele vragen. Dank u wel, mevrouw de voorzitster. Beste leden, de vele vragen die u gesteld hebt, tonen aan dat het debat dat ik op Europees niveau op gang heb getrokken, leeft. Dat is natuurlijk niet onlogisch. Verschillende parlementsleden hebben er al naar verwezen dat minder dan de helft van de Afghanen die in België een verzoek om internationale bescherming indienen, ook effectief die bescherming krijgt. Cela signifie que le CGRA, une instance indépendante, estime que ces personnes ne craignent pas de persécutions au sens de la Convention de Genève relative au statut des réfugiés et ne remplissent pas non plus les conditions pour bénéficier de la protection subsidiaire. Le CGRA considère donc lui-même qu'il n'existe aucun risque de violation du principe de non-refoulement. Ces décisions sont d'ailleurs confirmées en appel par le Conseil du Contentieux des Étrangers. Ik wil er ook op wijzen dat de Dienst Vreemdelingenzaken aan uitgeprocedeerde asielzoekers een bevel tot het verlaten van het grondgebied aflevert. Ook dat bevel is gemotiveerd op artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarnaar sommigen onder u verwijzen. Deze beoordeling gaat bovendien ruimer dan degene die reeds door het CGVS werd uitgevoerd, aangezien die beperkt is tot de nood aan internationale bescherming. Ook deze beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken doorstaan systematisch de rechterlijke toets van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Zoals u weet, kan tegen de terugkeerbeslissing zowel een annulatie- als een schorsingsverzoek worden ingediend. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij de burgerlijke rechter dringende en voorlopige maatregelen te vragen via een procedure in kort geding. Nadien is de conclusie heel duidelijk, deze mensen hebben geen nood aan bescherming en hun terugkeer vormt geen schending van het non-refoulementbeginsel, noch van artikel 3 van het EVRM. Ik lees uiteraard ook de reacties en de stemmingmakerijen – wat hier daarnet trouwens opnieuw gebeurde – alsof wij vrouwen en kinderen in de armen van de taliban zouden duwen. Dat is uiteraard niet het geval, want het zijn net meestal zij die behoren tot de helft van de verzoekers die wél een beschermingsstatuut krijgen. Wanneer we vaststellen dat afgewezen Afghanen, die illegaal op het grondgebied verblijven en een terugkeerverplichting hebben, moeilijk kunnen worden teruggestuurd naar Afghanistan sinds de regimewissel en we de afgelopen tijd verschillende gewelddadige incidenten hebben gezien – waarnaar mevrouw De Vreese verwees – acht ik het mijn plicht als minister van Asiel en Migratie om een oplossing te zoeken in het belang van onze samenleving en de veiligheid ervan. In die optiek is een gedoogbeleid, zoals sommigen suggereren, geen optie. Wanneer terugkeer moeilijk is, moeten we daarvoor oplossingen zoeken en ons niet zomaar neerleggen bij de situatie of een vorm van regularisatie of gedoogbeleid voeren. Ik heb de discussie over de terugkeer naar Afghanistan daarom op Europees niveau opgestart. Ik heb daarover inderdaad overleg gehad met Europees commissaris Brunner en ik heb de problematiek ook op tafel gelegd tijdens de Munich Migration Summit, waarnaar de heer Vandemaele verwees, die werd georganiseerd door de Duitse minister Dobrindt. Dat was dus geen algemene ministerraad van de ministers van Binnenlandse Zaken of van Asiel en Migratie, maar een overleg in beperkte kring. In München waren Duitsland, Zwitserland, Zweden, Polen, Nederland, Oostenrijk, Denemarken en Luxemburg aanwezig, evenals wij als Belgische delegatie en commissaris Brunner. Ik heb daar vastgesteld dat er heel veel steun was voor mijn voorstel. Ik heb dat vervolgens breder opengetrokken op Europees niveau via een brief aan commissaris Brunner. De brief werd door twintig landen ondertekend. Mijnheer Vandemaele, u hebt het over ‘een twintigtal’, maar het gaat effectief om twintig landen. Dat betreft dus een heel ruime meerderheid. Collega’s, jullie vroegen over welke landen het gaat. In alfabetische volgorde gaat het om België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Slowakije, Tsjechië en Zweden. Ook Duitsland, dat al resultaten heeft geboekt, verleent dus zijn volledige steun. Zoals mevrouw Van Belleghem reeds heeft vermeld, heeft Duitsland inderdaad al resultaten geboekt. Het feit dat Duitsland de vraag ondersteunt, toont echter aan dat dat land het belang inziet van het gebruik van de Europese hefboom. Ik kies inderdaad bewust voor Europese samenwerking. Dat is volgens mij de meest logische en ook de oplossing met de grootste kans op succes. Het gaat immers om een gezamenlijke strategie waarmee wij meer diplomatiek gewicht in de schaal kunnen leggen. Dat zal meer opleveren dan een versnipperde aanpak. Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. In uw communicatie in de pers de laatste weken was u niet duidelijk. U sprak niet alleen over Afghanen die voor criminele feiten waren veroordeeld, maar u had het ook over illegale óf criminele Afghanen. Ik denk dat het nu duidelijk is dat u beiden bedoelt, dus ook Afghanen zonder een wettelijk verblijf die geen criminele feiten hebben gepleegd. Dat vind ik echt heel problematisch, mevrouw de minister. Doelbewust mensen terugsturen naar een leven onder de taliban is op alle vlakken gewoon fout. De VN zegt daarover heel duidelijk dat de schendingen van mensenrechten er zo wijdverbreid en systematisch zijn, dat ze kunnen neerkomen op misdaden tegen de menselijkheid. Met zo'n regime gaat u samenwerken. Dat is verwerpelijk beleid. Al jaren verkeerden Afghanen hier in een juridisch limbo, een vacuüm tussen erkenning en terugkeer. Er zijn wel degelijk alternatieven. U kunt mensen uit Afghanistan een tijdelijk verblijf geven. U kunt hen de optie geven om hier een leven op te starten. In de plaats daarvan laat u hen gewoon in de steek en stuurt u hen in de handen van de taliban, zolang u er maar geen last van hebt. Nogmaals, dat is verwerpelijk beleid. Mevrouw Daems, u noemt dat verwerpelijk beleid. Dat mag u eens gaan uitleggen aan de slachtoffers en hun familie in Roeselare. Mevrouw de minister, ik ben heel blij dat u uw taak ernstig neemt. Een minister van Asiel en Migratie moet inderdaad ook aan de component veiligheid denken, maar het gaat ruimer dan dat. Het is moeilijk om hier in de illegaliteit te overleven en mensen die dat doen, komen vaak in de criminaliteit terecht. Een goed migratiebeleid heeft als sluitstuk een terugkeerbeleid. Als twintig ministers, en niet de minste, dat initiatief ondersteunen vanuit de Europese Unie, dan toont dat weldegelijk aan dat de wil bestaat om tot een oplossing te komen, niet alleen voor illegale Afghanen, maar ook, en als absolute prioriteit, voor Afghanen die hier criminele feiten hebben gepleegd. Collega’s, daarnaast, de toetsing van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gebeurt voor elke nationaliteit, dus ook voor de Afghanen. De diensten nemen dat heel ernstig. De minister heeft daarnet de volledige procedure uitgelegd, maar daar wordt, volgens wat ik in de repliek hoor, niet naar geluisterd. Het is blijkbaar niet zo leuk om hier te horen zeggen dat er in dit land zodanig veel grendels zijn om te verzekeren dat artikel 3 van dat Verdrag wordt gerespecteerd dat het op den duur bijna onmogelijk wordt om aan terugkeer te werken. Mevrouw de minister, het is noodzakelijk dat u werkt aan een efficiënt en krachtig terugkeerbeleid en u geniet daarvoor ten volle onze steun. Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. On y voit un peu plus clair. Comme souvent avec vous, il faut aller chercher vos réponses dans ce que vous dites, mais aussi dans ce que vous ne dites pas. Vous n’avez pas réitéré vos propos sur les criminels. Vous avez parlé du taux de reconnaissance. Nous devons en déduire que nous sommes bien d’accord: vous ne visez pas seulement les criminels. Vous visez tous les ressortissants afghans déboutés du droit d'asile, a priori , hommes ou femmes, d'ailleurs. Admettons avec vous que d'après le CGRA, ces personnes ne courent pas de danger, que l'article 3 ne serait pas enfreint et qu'il n'y aurait pas de problème, mais nous le vérifierons quand même. Il reste la question de principe, du fait que notre pays, avec ou sans autres pays européens, ne trouve pas que négocier avec les talibans soit problématique. Est-ce que vraiment, tout l'Arizona est raccord avec cela? Je cherche un député, MR ou Les Engagés, mais il n'y en a jamais sur ces questions, malheureusement. C'est une vraie question. Notre ministre des Affaires étrangères est-il d'accord avec le fait que la Belgique se mette à négocier, demain, avec les talibans? Quant à la question de savoir s’il est scandaleux de renvoyer des criminels vers des criminels – puisqu'au fond, tout le monde est d'accord pour dire que le régime taliban est criminel –, on sent bien la petite musique de l’époque consiste à dire que ce ne serait pas si grave. Or, oui, en toute hypothèse, ça le serait quand même. Mais peu importe, puisque vous avez vous-même reconnu que ce n'est pas le fond du sujet. Il s'agit de tout ressortissant afghan débouté du droit d'asile, quels que soient les faits qu'il ait pu commettre ou non, et quel que soit éventuellement son genre. Cette pétition de principe, même si on sent qu’il y a aussi une opération de communication vis-à-vis de l'opinion publique là-derrière et que la réalisation n'est pas pour demain, est tout de même préoccupante. Nous interrogerons donc aussi le ministre des Affaires étrangères. Mevrouw de minister, ik vraag u al acht maanden om werk te maken van de terugkeer van illegale Afghanen. U was voortdurend aan het onderzoeken hoe de piste via Istanboel kon worden verwezenlijkt, maar u kon daar nooit iets over zeggen. In plaats van de eigen piste te verwezenlijken, zegt u nu dat de Europese Commissie er werk van moet maken, maar het Europese front waarvan u spreekt, bestaat al tien jaar, zonder enig resultaat. Duitsland doet het zelf. Het wacht niet op de Europese Commissie en kan wel terugkeer organiseren. Intussen stopt de toestroom naar ons land niet. In 2025 werden al 3.121 Afghaanse asielaanvragen ingediend, wat de grootste groep vormt. Ook de groep illegalen groeit dagelijks. Dit jaar werden al 1.311 bevelen om het grondgebied te verlaten uitgereikt aan Afghanen, maar er heeft geen enkele gedwongen terugkeer plaatsgevonden. De oplossing ligt niet bij de Europese Unie, maar bij uzelf. U hoeft er niet langer over te discussiëren op Europees niveau. Dat is al gebeurd. U moet zelf handelen, zoals Duitsland dat doet. Bovendien heeft Duitsland aangeboden om ook onze illegale Afghanen terug te sturen. Wij konden mee op die vlucht. Duitsland heeft dat voorstel gedaan aan andere lidstaten, om illegale Afghanen terug te sturen. Het is dus bijzonder vreemd dat u daar nog geen gebruik van hebt gemaakt. Het heeft geen zin om er telkens opnieuw over te praten, het is tijd dat u er effectief werk van maakt. Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoord, maar u blijft hangen in stoerdoenerij. U kunt u wel zeggen dat Afghanen het grondgebied moeten verlaten, maar als ze, zoals mevrouw De Vreese zegt, in de illegaliteit blijven rondhangen, dan zorgt dat natuurlijk voor problemen. Daarop hebt u eigenlijk niet geantwoord. U hebt enkel gezegd dat u tussentijds geen oplossing zult zoeken. Daarmee zegt u in feite: blijf maar rondhangen aan Brussel-Zuid, doe maar wat u wilt. U schuift enkel een oplossing op lange termijn naar voren. Mevrouw de minister, u hebt niet gezegd dat het alleen over criminelen gaat, ondanks wat mevrouw De Vreese verklaarde, die voortdurend herhaalt dat het over criminelen gaat. Het gaat over iedereen zonder geldige verblijfstitel. De taliban vormen een regime dat wij niet erkennen. Er geldt een negatief reisadvies voor landgenoten die naar dat land willen reizen en er is geen consulaire bijstand mogelijk. Sta mij toe om uw collega Kanko te citeren: “Ik druk mijn diepste bezorgdheid uit over de mensenrechten in dat land en in het bijzonder over de rechten van vrouwen, meisjes en religieuze of etnische minderheden. Het is een regime van geweld en intimidatie tegen vrouwen, journalisten en iedereen die anders denkt.” Als men met zo’n regime moet onderhandelen om een terugkeerbeleid vorm te geven, dan is er volgens mij een ernstig probleem. Wij zijn als partij niet tegen een terugkeerbeleid. Een terugkeerbeleid zal altijd het sluitstuk vormen van een rechtvaardig migratiebeleid, absoluut. Als uw eerste gesprekspartner evenwel de taliban is, dan hebben we echt een probleem en hebt u de bodem volledig uit het vat geslagen wat morele principes betreft. De voorzitster : Collega Vandemaele, omdat u mij vermeld hebt, wil ik toch iets rechtzetten. Ik heb daarnet ook verwezen naar criminele Afghanen en illegale Afghanen die zich in dit land bevinden. U verwijst naar verschillende minderheidsgroepen die etnische minderheden zijn en duidelijk onder de Conventie van Genève vallen, en dus onder die erkenningsgraad. Mevrouw de voorzitster, ik vind dat u nu uw boekje te buiten gaat. U bent nu voorzitter van de commissie en u moet gewoon de debatten faciliteren. U moet mijn antwoord of repliek niet corrigeren. Beperk u tot het modereren van het debat als voorzitter, punt. De voorzitster : Ik heb net aan de diensten gevraagd of er in de commissie iets bestaat als een ‘persoonlijk feit’. U hebt mijn naam genoemd en mij verkeerd weergegeven. Ik had gevraagd of ik daarover mocht tussenkomen. Als dat niet blijkt te bestaan, zal ik dat in het vervolg niet meer doen. Op basis van welk artikel in het Reglement zou dat zijn? Zoiets als een persoonlijk feit bestaat niet in de commissie. De voorzitster : Ik zal het even nakijken, maar u had mij vermeld, en ik geef enkel correct weer wat ik daarnet heb gezegd. U had mij niet correct geciteerd. La façon dont se déroule cette commission est un peu surprenante pour quelqu'un qui n'y siège pas chaque semaine. La présidente pose des questions depuis le banc de la présidence et interrompt ensuite les députés. Ce n'est pas tout à fait orthodoxe comme manière de présider, madame la présidente. Bref, revenons-en au sujet qui nous occupe aujourd'hui. Nous avons pu comprendre dans vos réponses, madame la ministre, que vous visez tous les ressortissants afghans qui sont déboutés du droit d'asile. Cela signifie que n'importe quel réfugié qui n'a pas reçu la protection internationale pourrait être renvoyé. Nous sommes déjà dans un système complètement absurde qui déboute des personnes du droit d'asile alors qu'elles ne sont pas renvoyables. Or, aujourd'hui, on sait à quel point il est ultra nécessaire de faire en sorte que ces profils-là soient acceptés le plus vite possible dans le circuit pour pouvoir se former, trouver un emploi et reconstruire leur vie après les violences extrêmes et la traversée extrêmement difficile qu'ils ont dû effectuer pour arriver dans notre pays. Pour moi, la place d'un réfugié afghan est dans une classe de français ou de néerlandais, pas dans un centre fermé, pas dans un avion pour retourner vers un régime complètement autoritaire qui a de très fortes de chances de lui ôter la vie. Vous vous vantez, madame la ministre, de vous ranger aux côtés de la Hongrie, de l'Italie de Mme Meloni, mais tout cela, vous le faites avec le mandat de votre majorité. Je vois que Les Engagés nous ont rejoints dans cette commission. Madame Pirson, donnez-vous mandat à Mme la ministre pour être le moteur au niveau européen afin d'engager des discussions avec le régime des talibans? Agit-elle bien dans le cadre du mandat que vous lui accordez? C'est la question que nous nous posons tous. Que fait le MR et que font Les Engagés dans ce dossier? Comment est-ce possible? Comment pouvez-vous amener la Belgique sur ce terrain-là? Franchement, je ne comprends pas. Nous continuerons à interroger aussi M. Prévot sur ce sujet. Je vous remercie. De voorzitster : Mevrouw Schlitz, uw verwijten pik ik niet. Ik heb aan het begin van de vergadering aan de leden van de commissie gevraagd of het voor hen goed was om mijn vragen hier vooraan op de voorzittersstoel te stellen. Ik vervang de heer Depoortere, die hier vandaag niet aanwezig kon zijn. Daarover is geen enkele opmerking gekomen. Trouwens, ook de heer Depoortere vraagt dat stelselmatig. Wij werken steeds op die manier hier in de commissie. U was zelf te laat. Het is dan ook compleet ongepast, wanneer u zelf volledig over uw spreektijd bent gegaan, dat u hier dergelijke opmerkingen maakt. Mijnheer Vandemaele, ik heb de vraag gesteld aan de diensten of een en ander kon. Zij zoeken dat nu uit. Indien blijkt dat het niet kan om te reageren op een antwoord wegens een persoonlijk feit, zullen wij dat absoluut niet meer doen. Wij gaan nu over naar interpellatie nr. 56000149i van mevrouw Van Belleghem over de verijdelde terroristische aanslag. Mevrouw Schlitz, de discussie is afgerond. Si Mme la présidente veut faire un incident, je vais répondre. Elle a surenchéri alors qu’elle pouvait choisir de clore l’incident. Je suis donc obligée, pour le rapport, de corriger ce qui est dit. J’étais en commission des Affaires sociales parce qu’énormément de commissions se déroulent simultanément. Je suis arrivée à temps pour ma question (…) De voorzitster : Collega Schlitz… Pouvez-vous me laisser terminer ma phrase? De voorzitster : Mevrouw Schlitz, ik wil de vergadering graag voortzetten. De agenda van de commissie staat vast. Wat uw agenda is, is uw zaak. Ik kan alleen maar zeggen dat er in het begin van de commissie afspraken worden gemaakt. Ik heb alle begrip. Madame la présidente, vous avez fait la même chose avec mon collègue Vandemaele. Vous avez interrompu sa prise de parole en ouvrant votre micro. Ce n'est pas tout à fait correct. Vous pouvez simplement laisser terminer une phrase et permettre à la commission de se poursuivre. Op 9 oktober werden we opnieuw geconfronteerd met een verontrustende realiteit. Een jihadistisch geïnspireerde aanslag op premier De Wever en mogelijk ook op andere politici werd verijdeld. Bij huiszoekingen in Antwerpen werden drie jongvolwassenen opgepakt. Volgens informatie van VRT Nieuws gaat het om drie Belgen. De 18-jarige en de 24-jarige zouden van Marokkaanse herkomst zijn en de 23-jarige van Tsjetsjeense afkomst. Dit bewijst dat onze nationaliteitswetgeving veel te laks is. De verijdelde aanslag is bovendien geen geïsoleerd incident, maar past in een zorgwekkend patroon. Het dreigingsniveau in ons land is, sinds de aanslag twee jaar geleden op de Zweedse voetbalsupporters door de illegaal Lassoued, verhoogd van niveau drie naar niveau vier. Dat betekent dat een terroristische aanslag mogelijk en waarschijnlijk is en dat de dreiging bovendien ernstig is. De verijdelde aanslag, maar ook veel andere criminele gebeurtenissen, leren ons twee zaken. Ten eerste zijn vreemdelingen oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers. De laatste cijfers waarover ik beschik, dateren van 2021. Het is overigens een schande dat daar niet beter over gepubliceerd en gerapporteerd wordt. In 2021 was 13,4 % van de bevolking niet-Belg, maar die groep was wel goed voor 36 % van de verdachten van criminele feiten en 28 % van de veroordeelden. Marokkanen, Turken, Congolezen, Algerijnen en Albanezen worden bij de niet-EU-burgers in absolute cijfers het vaakst veroordeeld, op de voet gevolgd door Afghanen. We zien dat ook aan de samenstelling van de gevangenisbevolking. Een op de drie gevangenen is illegaal en bijna de helft, zo’n 45 %, heeft niet de Belgische nationaliteit. Deze cijfers geven bovendien een onvolledig beeld, want ze spreken alleen over de nationaliteit en niet over de herkomst of de dubbele nationaliteit van individuen. Dat is een tweede groot manco in ons beleid. Zodra vreemdelingen onze nationaliteit hebben gekregen, dit jaar zullen dat er wellicht 75.000 of meer zijn, verdwijnen ze uit de statistieken, ze worden dan gerekend als Belg, hoewel ze een vreemde herkomst hebben. In dit land mogen daarover geen statistieken worden bijgehouden of, erger nog, gebeurt dat gewoon niet. Mijn collega’s van het Vlaams Belang hebben of zullen andere bevoegde ministers hierover ondervragen via interpellaties, maar een aantal aspecten met betrekking tot de verijdelde aanlag hebben betrekking op asiel en migratie. Kunt u bevestigen dat de drie verdachten de Belgische nationaliteit hebben, maar van buitenlandse herkomst zijn? Hebben zij onze nationaliteit verworven? Wat is de herkomst van deze individuen? Hoe verklaart u dat zij de Belgische nationaliteit hebben gekregen, maar zich alsnog hebben gekeerd tegen de samenleving die hen heeft opgenomen? Betreft het personen van de eerste, tweede of derde generatie? Zijn het personen die naar hier zijn gekomen via asiel, gezinshereniging of reguliere migratie, of gaat het om in België geboren kinderen van migranten? Welke conclusies trekt u daaruit met betrekking tot het migratie- en integratiebeleid? In dit land, met gescheiden bevoegdheden, raakt men immers steeds aan de bevoegdheid van iemand anders, hetzij federaal, hetzij op het niveau van de deelstaten. Welke maatregelen hebt u genomen om de vorming van parallelle samenlevingen tegen te gaan, die als voedingsbodem dienen voor extremisme en islamitisch extremisme? Welke concrete maatregelen hebt u genomen om de gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de dienst Vreemdelingenzaken, politie, Justitie en inlichtingendiensten te verbeteren sinds uw aantreden? Waarom zijn er nog steeds hiaten in de opvolging van geradicaliseerde personen? Mijn belangrijkste vraag is wellicht de volgende. Hoe ver staat het met de beloofde illegalendatabank? Het is inmiddels twee jaar geleden dat een aanslag werd gepleegd op Zweedse voetbalsupporters door een illegaal die al verschillende bevelen had gekregen om het grondgebied te verlaten. Ik heb u al schriftelijke vragen gesteld over die illegalendatabank. U antwoordde dat u ermee bezig bent. Wat is de stand van zaken met betrekking tot die illegalendatabank, die toentertijd door premier De Croo werd beloofd? Hoeveel radicale of extremistische personen hebt u sinds uw aantreden daadwerkelijk uit het land verwijderd? Graag kreeg ik concrete cijfers en percentages. Welke specifieke maatregelen neemt u tegen extremisme in asielcentra? Bestaat er een systematische screening en monitoring? Meer algemeen, erkent u dat vreemdelingen in de criminaliteitscijfers oververtegenwoordigd zijn? Wat zult u daaraan doen? Zult u in de toekomst cijfers over de herkomst van mensen blijven bijhouden? In Nederland bestaat er een uitstekende rapportage van dergelijke cijfers, waarmee men perfect de herkomst van bepaalde personen kan nagaan. Uiteraard gebeurt dit alles met respect voor de privacy van de betrokkenen. Daar weet men bovendien via welk migratiemotief men naar het land is gekomen. Wij zouden ook een dergelijk systeem moeten ontwikkelen. Bent u daarvan een voorstander of niet? Mevrouw Van Belleghem, er zijn veel vragen gesteld, dus ik heb ook een lang antwoord. Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik ook geschokt was door het nieuws over de plannen voor een terreurdaad tegen onze eerste minister, Bart De Wever, en andere politici, waaronder de burgemeester van Antwerpen, Els van Doesburg. Ik leef met hen mee en met hun familie, die daarbij ook wordt betrokken. Hulde ook aan de betrokken veiligheidsdiensten voor het werk dat zij hebben geleverd om die terreurdaad te verijdelen. Dit bewijst de noodzaak om de veiligheid van alle burgers in ons land te verbeteren. Dat is een doelstelling die deze federale regering ten volle onderschrijft en waaraan ik, samen met mijn collega’s van Binnenlandse Zaken en Justitie, dagelijks werk. Op uw eerste en tweede vraag kan ik u meedelen dat, in het belang van het onderzoek, persoonlijke en individuele informatie niet kan worden gedeeld. Het gaat wel om personen met de Belgische nationaliteit. Dit zijn dus vragen voor de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Wat uw vragen over radicalisering betreft, kan ik u meedelen dat wij met de federale regering tal van maatregelen nemen om radicalisering tegen te gaan en om geradicaliseerde personen of terroristen van ons grondgebied te verwijderen of hen bij binnenkomst te onderscheppen. Specifiek binnen mijn bevoegdheden neem ik de volgende maatregelen. We voeren een levenslang inreisverbod in voor terroristen en geradicaliseerden die op de OCAD-lijst als entiteit A worden gekwalificeerd, wat nu neerkomt op de geregistreerde gevalideerde personen in de Gemeenschappelijke Gegevensdatabank Terrorisme, Extremisme, Radicaliseringsproces. De duur van een inreisverbod voor zware criminelen wordt zoveel mogelijk opgetrokken. Sinds mijn aantreden is al aan een persoon een inreisverbod van 30 jaar opgelegd, wat neerkomt op levenslang. Dat was de eerste keer dat dit gebeurde. Geestelijke beoefenaars van erkende erediensten moeten slagen voor een inburgerings- en taaltest om de gecombineerde vergunning te bekomen. Houden zij zich niet aan de taalvereisten, geven zij blijk van radicalisering en respecteren zij onze verlichte waarden en normen niet, zoals de gelijkwaardigheid van eenieder en de scheiding van kerk en staat, dan wordt hun verblijfsrecht ingetrokken en worden zij onmiddellijk en gedwongen het land uitgezet. Daarnaast worden ook reeds verregaande stappen gezet om de woonstbetreding mogelijk te maken in het kader van de gedwongen terugkeer. Deze maatregel zal uitgevoerd worden ten opzichte van vreemdelingen die een bevel om het grondgebied te verlaten hebben gekregen en een gevaar vormen voor de openbare orde of voor de nationale veiligheid wegens feiten van extremisme, radicalisering of terrorisme of die veroordeeld werden voor ernstige misdrijven. De gronden van weigering, beëindiging en intrekking van het verblijf op basis van het gevaar dat uitgaat van de persoon en/of een veroordeling tot een gevangenisstraf worden waar mogelijk uitgebreid, zo ook de mogelijkheden voor de Dienst Vreemdelingenzaken om het onbeperkt verblijf na een intrekking van de status te beëindigen. De toepassing hiervan en de effectieve uitwijzing vormen een absolute topprioriteit van deze regering. Vluchtelingen met subsidiaire bescherming en ook verzoekers om internationale bescherming die een gevaar vormen voor onze openbare orde of nationale veiligheid verliezen hun status of de mogelijkheid op een beschermingsstatuut. Ook wanneer vreemdelingen ons grondgebied betreden, worden op verschillende manieren preventieve onderzoeken uitgevoerd naar signalen van terrorisme of radicalisering. Bij de registratie van een verzoek om internationale bescherming worden bijvoorbeeld meerdere controles uitgevoerd. De verzoekers beschikken echter niet noodzakelijk over identiteitsdocumenten, waardoor de controles die de Dienst Vreemdelingenzaken kan uitvoeren eerder beperkt zijn en meestal gebeuren op basis van een verklaarde identiteit. Het SIS wordt ook geraadpleegd om na te gaan of de persoon niet geseind staat als niet-toelaatbaar op het grondgebied. In het geval van een meervoudige aanvraag wordt eveneens de Algemene Nationale Gegevensbank geconsulteerd. De Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid screenen sinds september 2015 systematisch verzoekers afkomstig uit Syrië en Irak in het kader van de islamitische dreiging. Op 30 november 2015 heeft de DVZ gevraagd om de screening uit te breiden naar alle nationaliteiten. De DVZ bezorgt bovendien dagelijks lijsten met verzoekers om internationale bescherming aan de inlichtingendiensten ter controle in hun bestanden. De DVZ wordt op de hoogte gebracht wanneer er een hit is. De screenings vormen geen definitief antwoord. De DVZ kan gedurende de hele procedure contact opnemen om een problematisch profiel te signaleren. Sinds 1 december 2015 ontvangt de federale politie namenlijsten van verzoekers voor screening en sinds 16 december 2015 controleert de politie ook de vingerafdrukken in haar databank. Geradicaliseerde personen die illegaal in het land verblijven, worden zoveel mogelijk in een gesloten centrum geplaatst met het oog op hun onmiddellijke terugkeer naar hun land van herkomst. Ik verdubbel daarvoor het aantal plaatsen in de gesloten centra, wat ik al een aantal keer heb onderstreept. Sinds mijn aantreden zijn 18 personen, die werden opgevolgd door de cel radicalisme, verwijderd van het grondgebied. Het betrof 3 EU-onderdanen en 15 onderdanen van derde landen. 6 van hen werden overgedragen aan een andere lidstaat in het kader van de Dublinverordening, 4 werden bilateraal overgedragen en 8 keerden terug naar hun land van herkomst. Voor uw overige vragen met betrekking tot radicalisering verwijs ik u naar mijn collega-ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Wat de illegalendatabank betreft, kan ik meedelen dat momenteel de laatste administratieve drempels worden weggewerkt. Alle informatie over de woon- en verblijfplaats van vreemdelingen in illegaal verblijf moet worden gecentraliseerd en toegankelijk gemaakt voor alle betrokkenen, zodat notificatie van beslissingen, intercepties, vrijwillige en gedwongen terugkeer kunnen worden verzekerd. De gegevensuitwisseling tussen de DVZ en de politiediensten wordt geoptimaliseerd. Een goed voorbeeld van de samenwerking tussen de DVZ en de politie op het terrein zien we bij de binnenkomstcontroles. Integratie is essentieel om een sterke basis te leggen en een toekomst op te bouwen binnen de nieuwe gemeenschap. Daarom worden de rechten en plichten, waarden en normen die in onze samenleving gelden toegelicht in een bindende nieuwkomersverklaring, die elke binnenkomer ondertekent bij de visum- of verblijfsaanvraag. Daardoor stemmen ze onder andere in met de strikte neutraliteit van de staat en ook met de gendergelijkheid. Met deze federale regering sluiten we daarover een samenwerkingsakkoord af met de deelstaten. Wie de verklaring weigert te ondertekenen of de bepalingen in de nieuwkomersverklaring niet respecteert en zich overeenkomstig artikel 1/2, paragraaf 3 van de Vreemdelingenwet onvoldoende integreert in onze samenleving, wordt de toegang tot het land ontzegd, of verliest desgevallend zijn verblijfsrecht. Wat uw vraag uw vraag over de strijd tegen radicalisering in de asielcentra betreft, sinds maart 2016, onder voormalig staatssecretaris Theo Francken, bestaat er een procedure voor het melden van mogelijke gevallen van radicalisering binnen de opvangstructuren. Sinds augustus 2017 wordt die procedure beheerd door een expert radicalisme, die verantwoordelijk is voor het analyseren van de melding, het doorsturen ervan naar de cel Radicalisme bij de Dienst Vreemdelingenzaken en het opvolgen van de meldingen door samen met de verbindingsofficier van de federale politie de verbinding te verzorgen tussen de betrokken opvangstructuren en de bevoegde instanties. De expert radicalisme neemt deel aan de werkgroep Asiel en Migratie, die wordt voorgezeten door de Dienst Vreemdelingenzaken, en waar maandelijks individuele zaken kunnen worden besproken in aanwezigheid van de politie- en veiligheidsdiensten. De expert radicalisme organiseert regelmatig sessies voor het personeel van Fedasil met als doel het verbeteren van de opsporing van tekenen van radicalisering bij asielzoekers via contextualisering, dus via een combinatie van indicatoren en inzicht in de culturele achtergrond. Zoals ik al heb opgemerkt, blijf ik vanuit mijn bevoegdheden en in samenwerking met mijn collega-ministers voortwerken aan een veiligere samenleving voor alle burgers van dit land. Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Op de illegalendatabank wachten we al twee jaar. U stelt intussen al weken dat u de laatste hand daaraan legt. Wat u nu hebt voorgelezen, is exact hetzelfde als uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik heb ontvangen. Wat is echter de concrete datum waarop de illegalendatabank effectief in werking zal treden? Niemand die het weet. Kunt u ons dat nu nog meegeven? Hetzelfde geldt voor de nieuwkomersverklaring. Er wordt al tien jaar overleg gepleegd met de deelstaten, maar die verklaring is ook al tien jaar de facto dode letter zolang de deelstaten daar niet mee instemmen. Wanneer zal de nieuwkomersverklaring er komen? Hoe zit het trouwens ook met het inburgeringsexamen en het overleg met de deelstaten? Wanneer zal dat plaatsvinden? Ook dat dreigt dode letter te worden. Ten slotte wil ik nogmaals het belang van cijferrapportage benadrukken. Ik weet dat de website migratie.be er niet komt, maar er is wel degelijk een verband tussen massa-immigratie en criminaliteit. De laatste cijfers waarover ik beschik, dateren van 2021. Ze tonen aan dat vreemdelingen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Het is echter bijzonder moeilijk om in dit land cijfers te pakken te krijgen. De laatste cijfers waarover ik beschik, dateren van 2021. Toen ik in 2022 de cijfers voor Barbara Pas probeerde op te vragen, kreeg ik te horen dat ze niet konden worden bezorgd wegens technische problemen. Dat is verschrikkelijk. Wanneer we over de grenzen kijken, bijvoorbeeld naar Duitsland, vinden we die cijfers gewoon objectief terug en wordt op de officiële overheidswebsite objectief erkend dat vreemdelingen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Hier zijn zulke gegevens nooit terug te vinden. Wie het probleem wil oplossen, moet het uiteraard eerst erkennen. De voorzitster : Ik wil even terugkomen op de vraag of er in commissie kan worden ingegaan op een persoonlijk feit. De diensten verwijzen daaromtrent naar artikel 55 van het Reglement waarin staat dat het altijd is toegestaan dat men het woord vraagt voor de beantwoording van een persoonlijk feit. In dat artikel wordt niet gespecificeerd of dat in commissie of in de plenaire vergadering gebeurt. Mijnheer Vandemaele, indien u daarover nog vragen hebt, kan daar zeker in de Conferentie van voorzitters over worden gesproken, eventueel ook over een mogelijke wijziging. Artikel 55 is het artikel waarnaar werd verwezen om aan te geven dat ik wel degelijk mocht tussenkomen. Vlaams Belang dient overigens geen motie in. Mevrouw de voorzitter, het was geen persoonlijk feit. Ik zal de vraag inderdaad voorleggen aan de Conferentie van voorzitters, want het is absoluut ongebruikelijk om een persoonlijk feit in te roepen in een commissievergadering. De stopzetting van de federale subsidies voor de winteropvang De afschaffing van de federale subsidies voor het winterplan De afschaffing van het winterplan en de oproep van het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding Het winterplan en de oproep van het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding Madame la ministre, il y a quelques semaines, je vous ai interpellée en session plénière à propos de la suppression brutale et irresponsable des subventions fédérales au plan grand froid. Je voudrais vous rappeler que l'accord de coopération concernant le sans-abrisme et l'absence de chez-soi du 12 mai 2014 précisait les compétences et les responsabilités des différents niveaux de gouvernement dans la lutte contre le sans-abrisme. Certes, ce sont les autorités locales qui, en premier lieu, ont la compétence pour l'accueil des sans-abris. Cependant, les autorités fédérales, par le biais du SPP Intégration sociale, fournissent depuis de nombreuses années les moyens supplémentaires nécessaires pour soutenir l'hébergement d'urgence aigu pendant la période hivernale. Il s'agissait d'un financement annuel accordé aux cinq grandes villes et destiné à la mise en place d'un accueil de jour, de soirée et de nuit pour les sans-abris présentant des besoins sociaux aigus. Vous avez brutalement décidé de supprimer ce financement parce que vous considérez cette compétence, qui relève pourtant de votre responsabilité, comme une "compétence usurpée". Avec le groupe PS, nous avons dans la foulée déposé une motion demandant que vous communiquiez rapidement la liste des politiques que votre gouvernement ne financera plus au motif qu'elles sont des compétences usurpées, car nous voulons à tout prix éviter que vous puissiez mener d'autres politiques inhumaines pour ce motif. Nous nous sommes alors rendu compte que nous étions loin d'être les seuls à nous alarmer puisque, depuis, le Réseau Belge de Lutte contre la Pauvreté a exprimé son inquiétude face aux conséquences de votre décision. Il rappelle que le nombre de personnes sans abri est bien plus élevé que prévu en Flandre et en Wallonie, et que ce nombre est en très forte croissance à Bruxelles. Il rappelle surtout que la fin du financement fédéral du plan grand froid menace directement la capacité d'accueil cet hiver. Il demande à ce qu'une consultation urgente soit organisée dans le cadre de la conférence interministérielle de l'Intégration sociale et de l'Économie sociale afin d'aboutir à des solutions structurelles à court et à long terme. Par ailleurs, Madame la ministre, quand vous évoquez ces prétendues compétences usurpées, nous parlons, nous, de vies humaines avant tout. Le sans-abrisme, je vous l'ai déjà dit également, ne s'arrête pas aux frontières régionales et nécessite une coordination fédérale. Avez-vous pu prendre connaissance de la lettre ouverte du Réseau Belge de Lutte contre la Pauvreté? Quelle est votre réponse à leurs préoccupations et à leur appel au réexamen de votre décision? Y aura-t-il prochainement une conférence interministérielle à ce sujet et, si oui, à quelle échéance? Comptez-vous rétablir un financement de transition pour le plan grand froid cet hiver, afin d'éviter que des milliers de personnes ne se retrouvent sans solution d'accueil d'urgence? La réponse me paraît simple: oui ou non. Enfin, quand le Parlement recevra-t-il la liste exhaustive des politiques que vous ne financerez plus pour cause de compétence usurpée? Madame la ministre, nous connaissons bien votre intention affirmée de mettre fin aux compétences dites usurpées au nom de la viabilité financière de l'entité fédérale. C'est conforme à votre note de politique générale ainsi qu’à l'accord de gouvernement. Cette orientation s'inscrit vraiment dans une volonté de clarification institutionnelle. On l'entend pleinement. Malgré l'annonce récente de la suppression des subsides fédéraux destinés au plan grand froid, alors que nous sommes seulement à quelques semaines de l'arrivée de la période hivernale, Les Engagés soulèvent quand même de grandes inquiétudes. Ces plans ne sont pas pour nous des dispositifs secondaires. Ils constituent chaque année un filet de sécurité vital pour des milliers de personnes qui sont tombées sans abri. Ils permettent l'ouverture de lits supplémentaires, la mobilisation de services de première ligne et la coordination avec les CPAS et les associations. Cette décision un peu brutale de mettre un terme au financement fédéral intervient à un moment critique et suscite vraiment de vives interrogations, tant sur le plan pratique que sur le plan humain. Madame la ministre, une concertation accrue avec les entités fédérées est-elle prévue pour garantir qu'aucune personne ne se retrouve à la rue sans solution durant cet hiver? Avez-vous déjà pris contact avec vos homologues régionaux? Même si nous avons déjà eu l'information par voie de presse, pouvez-vous préciser à la Chambre quelles sont les grandes villes concernées par cette suppression de subsides et à combien s'élève le montant total retiré? Madame la ministre, dans une lettre ouverte, le Réseau belge de lutte contre la pauvreté interpelle sur les conséquences possibles de la fin du financement fédéral du plan Grand Froid. À l’approche de l’hiver, les acteurs de terrain sont déjà très inquiets quant à la capacité d’accueil. Selon le réseau, le nombre de personnes sans abri est beaucoup plus élevé que prévu en Flandre et en Wallonie, et en très forte croissance à Bruxelles. Face à ce constat, les signataires de la lettre ouverte appellent à un réexamen de la décision de mettre fin au financement annuel du plan Grand Froid par le gouvernement fédéral. Les organisations à l’origine de l’appel demandent également qu’une consultation urgente soit organisée dans le cadre de la Conférence interministérielle de l’Intégration sociale et de l’ É conomie sociale (CIM) afin d’aboutir à « des solutions structurelles à court et à long terme ». Madame la ministre, pouvez-vous m’indiquer combien de personnes sont sans abris aujourd’hui, région par région? Avez-vous évalué l’impact des mesures de votre gouvernement sur l’augmentation du sans-abrisme? Avez-vous mis ce sujet à l’ordre du jour de la CIM? Quand s’est-elle réunie? Quelles décisions ont été prises afin de coordonner efficacement la lutte contre le "sanschezsoirisme"? Vos collègues des Engagés ont exprimé leur indignation face à cette suppression. Ont-ils été en mesure de bloquer votre initiative? Quelles actions ont-ils entreprises pour y parvenir? Mesdames Meunier, Pirson et Schlitz, je vous remercie. Comme vous l'avez souligné dans vos questions, l'accueil des sans-abris relève avant tout de la compétence des pouvoirs locaux. Par le passé, un soutien fédéral a été débloqué pour les grandes villes à titre strictement supplétif. En réponse à vos questions, au total, nous mettons fin aux subsides pour l'accueil hivernal dans cinq villes. Il s'agit de Liège, Charleroi, Bruxelles, Anvers et Gand, soit 65 000 euros par ville. Je considère évidemment que l'accueil hivernal est très précieux, mais l'accueil des sans-abris n'est pas une compétence fédérale. Depuis des années, des instances indépendantes, telles que le SPF BOSA et l'Inspection des Finances, soulignent qu'il n'est pas admissible que nous continuions à payer au niveau fédéral pour des compétences régionales ou locales. Ce gouvernement fédéral a très clairement convenu dans l'accord de gouvernement que nous ne paierons plus pour des matières qui ne relèvent pas de la compétence fédérale. C'est notamment de cette manière que le gouffre de la dette est devenu si profond. Pour chaque problème, des subsides étaient accordés. Nous y mettons un terme. Il est assez cynique que les partis qui nous ont conduit à ces difficultés crient aujourd'hui depuis les tribunes que cette politique est dure, alors que ce sont précisément eux qui ont détruit tout le système. Bien trop longtemps, on a omis de rétablir l'ordre. On a toujours demandé à quelqu'un d'autre de payer l'addition. Mais cela ne constitue pas une politique durable. J'ai entre-temps appris qu'Anvers tout comme le ministre-président wallon reconnaissent la répartition des compétences et assumeront leurs responsabilités en prévoyant eux-mêmes le montant de 65 000 euros. Chacun doit jouer son rôle dans cette problématique très complexe du sans-abrisme. J'ai bien reçu, le lundi 29 septembre, la lettre du Réseau Belge de Lutte contre la Pauvreté. Comme je viens de le dire, je reconnais que l'accueil hivernal est particulièrement précieux, mais l'accueil des personnes sans abri ne relève pas des compétences fédérales. Dans le cadre de la Conférence interministérielle Politique des grandes villes, Intégration sociale et Lutte contre la pauvreté, une première réunion s'est tenue fin juin, au cours de laquelle une concertation a eu lieu avec mes collègues ministres des Régions et Communautés afin de délimiter les domaines d'action de chaque partie. Le 1 er octobre, voici deux semaines, s'est tenue la première réunion d'un groupe de travail sur le sans-abrisme. Nous y discuterons de la manière de mieux coordonner les efforts et de parvenir à une politique cohérente en matière de sans-abrisme dans le respect des compétences de chacun. En ce qui concerne l'accueil hivernal dans la Région de Bruxelles-Capitale, bien que l'Inspection des finances évoque également ici un dépassement de compétences, nous comprenons évidemment la situation difficile dans laquelle se trouve la ville de Bruxelles. Je comprends que la suppression simultanée du soutien financier à la ville et à la Région aurait un impact important. Dans son avis, l’Inspection des finances a laissé la possibilité de prolonger le soutien pour la Région Bruxelles-Capitale d'une année supplémentaire. Je cite l'avis de l'Inspection des finances: "(…) éventuellement permettre, à titre de mesure transitoire et afin de pouvoir communiquer préalablement, un dernier accueil hivernal en 2025-2026." Je tiens également à souligner que ce soutien financier est d'une nature totalement différente du soutien apporté à la ville. Cet hiver, nous attribuons à la Région une aide financière d'environ un million d'euros. Merci, madame la ministre, mais vous n'avez que très partiellement, voire pas du tout, répondu à mes questions. Je n'ai toujours aucune nouvelle de la liste exhaustive des politiques que vous ne financerez plus pour cause de compétences dites usurpées. Nous l'attendons depuis quelques semaines maintenant. Je vous repose la question aujourd'hui. Je n'ai toujours pas de réponse. Cela vous paraît un peu cynique que les partis, notamment de l'opposition, critiquent et qualifient la politique que vous menez de dure à l'égard de celles et ceux qui n'ont plus rien. Je rappelle qu’on ne parle pas de personnes qui ont les moyens, mais de personnes qui sont dans la rue. Je suis désolée de vous le redire aussi: c'est une politique qui est dure et brutale. Nous continuerons à le dénoncer. Vous n'allez pas chercher l'argent là où il est réellement, c'est-à-dire dans la poche de ceux qui ont d'énormes moyens, des millionnaires, des milliardaires. Vous auriez pu le faire. Vous faites le choix, qui est politique, d'aller chercher l'argent chez celles et ceux qui n'en ont déjà pas, chez celles et ceux qui dorment déjà dehors. Comme c'était le cas il y a quelques semaines, je constate que le choix est assumé, que vous n'avez aucune remise en question à ce sujet et qu'il n'y a manifestement pas moyen de négocier. Par ailleurs, j'entends que Bruxelles doit assumer tout le fardeau du fédéral et que les partis francophones de votre majorité n'en ont que faire. J'ai entendu notre collègue des Engagés soulever le fait qu'il s'inquiète quand même. Je vous rappelle que vous êtes à la table des négociations, que vous étiez là pour signer l'accord de gouvernement et que pour toutes les décisions qui sont prises par la ministre, bien qu'elle ne soit pas de votre parti aujourd'hui, vous vous trouvez quand même autour de la table. Il existe quand même une solidarité collective autour de ces décisions. Madame la ministre, il en va de même pour les grandes villes que vous ciblez. Je vous rappelle quand même que Gand est votre ville. Elle-même souligne la difficulté dans laquelle vous êtes en train de la placer. Je le souligne. Je continuerai, avec mon groupe, à faire entendre la voix de celles et de ceux que vous êtes en train de noyer. Pour notre part, nous continuerons à faire des propositions beaucoup plus constructives que celles-là, pour permettre à ces gens de voir un semblant de bout au tunnel dans lequel vous êtes en train de les enfoncer, madame la ministre. Madame la ministre, merci pour vos réponses et vos éclaircissements. Je suis contente d'entendre que des solutions ont été trouvées pour Bruxelles, à court terme en tout cas. Permettez-moi néanmoins d'exprimer notre préoccupation. Notre président s'était aussi exprimé sur le sujet. Pour lui, une solidarité ne se rompt pas comme ça sans concertation. Nous devons quand même constater que c'est ce qui s'est produit. Une décision a été prise sans dialogue avec les Régions, les CPAS et même au sein du gouvernement. Le plan grand froid n'est pas seulement un choix politique, madame la ministre, c'est une obligation légale, un devoir moral. Depuis la déclaration de Lisbonne qui a été signée en 2021 par l'ensemble des pays de l'Union, c'est un engagement partagé de mettre fin au sans-abrisme à l'horizon 2030. Donc, rompre la chaîne de la solidarité à quelques semaines de l'hiver suscite franchement une inquiétude inutile, tant pour les personnes concernées que pour ceux qui les accompagnent sur le terrain. Les Engagés vous demandent avec force de rétablir ou de poursuivre une véritable concertation avec les entités fédérées à l'avenir, dans la mise en œuvre dans l'accord de gouvernement. En effet, protéger les plus vulnérables contre le froid n'est pas option, c'est le cœur de notre solidarité; et nous vous savons aussi sensible à ce sujet, madame la ministre. Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses. Je n'en attendais pas plus de votre part, puisque nous avons déjà eu cette discussion. Au demeurant, je savais bien que le courrier envoyé par les associations qui tentent de vous alerter au sujet des graves difficultés auxquelles vont se heurter plusieurs personnes cet hiver n'allait pas vous faire bouger d'un iota. Bref, cela ne me surprend pas. Cela dit, je me demande parfois comment cela se passe dans votre cabinet. Un de vos collaborateurs est-il chargé d'identifier dans quelles politiques sociales il faut couper? Je suppose qu'il y a des points bonus quand cela peut toucher davantage les francophones ou des villes de gauche. Est-ce ainsi que cela fonctionne, madame la ministre? À la fin du mois, consulte-t-on un petit tableau pour voir qui a réussi à couper le plus pour emmerder les bourgmestres "rouges" en Wallonie? Blague à part, ce que vous êtes en train d'accomplir est absolument catastrophique. Vous vous dissimulez derrière des arguments invoquant des compétences usurpées. Or, en réalité, votre gouvernement est en train de refourguer ses problèmes aux autres en excluant 180 000 personnes du chômage, en faisant la chasse aux malades, en réduisant le montant des pensions à tel point que certains vieilliront dans une précarité extrême avec une pension moyenne de 1 072 euros par mois. Que voulez-vous faire avec cela? En parallèle, ce sont les grandes villes qui vont trinquer, ce sont les CPAS qui vont devoir assumer certaines missions à votre place en accompagnant des personnes qui ont été exclues d'un système dont elles avaient le droit de bénéficier. Or vous n'assumez pas vos responsabilités. Les CPAS sont en train de licencier à cause des coupes que vous avez décidé d'opérer. Une de mes amies, Barbara, travaille dans un CPAS. Après 10 ans de travail, elle a été licenciée à quelques mois de l'exclusion des chômeurs. Les CPAS ne sont pas prêts à accueillir toutes ces personnes. Par conséquent, nous allons au-devant de très grandes difficultés, madame la ministre. Madame la présidente, je voudrais réagir. Madame Schlitz, si j'ai l'habitude que vous m'insultiez chaque fois que je prends la parole, je n'accepte pas du tout que vous insultiez mes collègues au sein du cabinet. Donc, vous pouvez m'insulter tout votre soûl, mais n'insultez pas des gens qui travaillent au quotidien avec sincérité! Voilà que vous riez, maintenant! Des gens qui travaillent avec sincérité pour exclure des personnes du chômage. J’ai l’habitude que vous m’insultiez. Insulter les gens, c'est ce que vous faites. Vous pouvez m'insulter, mais pas les gens qui travaillent dans mon cabinet. Merci. De voorzitster : Nog een laatste woord, mevrouw Schlitz. Le dernier mot est au Parlement. Madame la ministre, je ne vous insulte pas, vous. Ce que je fais, c'est vous dire que les politiques que vous menez font le jeu du Vlaams Belang. C'est ce que je vous ai répondu la dernière fois. Est-ce que je vous insulte, vous? Regardez, ils se frottent les mains. Ils le savent. Qu'est-ce que je vous dis aujourd'hui? Qu'on dirait qu'en effet, vous êtes en train de faire en sorte avec vos équipes – vous ne travaillez pas toute seule – de rendre plus difficile le quotidien d'un certain nombre de personnes et de certains dirigeants au niveau wallon, au niveau des grandes villes en particulier. Voilà ce qui est en train de se passer. Ce n’est qu’un décryptage de la méthode politique que vous mettez en place. Et je n'insulte personne, madame la ministre. Je ne vous ai pas attaquée personnellement. Ce sont vos politiques que j'attaque et que je dénonce. De voorzitster : Misschien moeten we het laatste woord aan het Parlement laten, zoniet blijven we discussiëren. Ik denk niet dat jullie het met elkaar eens zullen worden. De wachtlijst bij Fedasil Mevrouw de minister, op 17 september antwoordde u op mijn vraag of er door uw beleid kinderen op straat slapen. Ik citeer uit uw antwoord: “Vandaag hoeft geen enkele verzoeker op straat te slapen. De wachtlijst van de alleenstaande mannen, momenteel 1.900 personen, is volledig weggewerkt, met inbegrip van de Brussels Deal die 2.000 plaatsen bevat”. Ik vond dat opmerkelijk en heb dat gedubbelcheckt. Op de website van Fedasil zag ik dat er op dat moment nog 1.945 personen op de wachtlijst stonden. In een contact met Myria liet Fedasil bovendien weten dat de wachtlijst nog drie maanden bedraagt. De Dienst Vreemdelingenzaken deelt nog steeds flyers uit waarin staat dat de wachtlijst de enige toegang is tot opvang voor alleenstaande mannen. Ook staat in een pushbericht van Fedasil: “Currently Fedasil cannot give shelter to all asylum seekers. You can register on the waiting list”. U hebt het over de Brussels Deal, maar daar is plaats voor 2.000 mensen. Er staan echter nog steeds meer dan 1.900 personen op de wachtlijst, terwijl de Brusselse opvang niet uitsluitend voor verzoekers om internationale bescherming is bestemd. Ik wil daarover graag opheldering krijgen, mevrouw de minister. Bestaat er op dit moment nog een wachtlijst voor opvang? Zo ja, hoeveel personen staan daarop? Tot hoelang is de wachttijd opgelopen? Hoeveel verzoekers om internationale bescherming worden momenteel in de Brusselse opvang opgevangen? ? Mevrouw Daems, het klopt dat er nog een wachtlijst bestaat voor de reguliere opvang bij Fedasil en haar partners, maar ik benadruk dat er voor alle personen op die lijst in een huisvestingsoplossing voorzien is. Dankzij de Brussels Deal zijn er immers 2.000 plaatsen in de daklozenopvang en het aantal wachtenden ligt daar momenteel onder. Op 13 oktober ging het volgens de gegevens van Fedasil om 1.825 personen. De gemiddelde wachttijd om door te stromen van een plaats volgens de Brussels Deal naar het reguliere opvangnetwerk bedraagt op dit moment ongeveer drie maanden. De coördinatie van die Brusselse plaatsen verloopt via Bruss’Help. Het is dus niet Fedasil zelf, maar wel Bruss’Help dat de opvangplaatsen toewijst en beheert. Mevrouw de minister, zoals ik het nu begrijp, is er nog steeds een wachtlijst voor reguliere opvang. Ik vind het dus misleidend om te zeggen dat de wachtlijst volledig weggewerkt is. Zolang die mensen niet in het reguliere opvangnetwerk van Fedasil worden opgevangen, lopen zij wel de nodige begeleiding mis die ze bij Fedasil wel zouden krijgen. Dat is toch geen onbelangrijk detail. De afschaffing van de subsidies voor Housing First Madame la ministre, me revoilà avec vos compétences usurpées. À plusieurs reprises, vous avez indiqué que des mesures et initiatives clés dans le soutien à l'intégration sociale seraient abandonnées par le gouvernement fédéral, avec toujours le même argument, à savoir qu'elles constitueraient des compétences usurpées. Parmi celles-ci figure aussi, après le plan grand froid, le projet Housing First. Le Housing First , c'est quoi? C'est permettre à un public particulièrement fragilisé, sans domicile et rencontrant des problématiques de santé mentale et d'assuétudes, d'avoir accès à un logement tout en recevant un accompagnement adapté, intensif et pluridisciplinaire. C'est un projet qui a montré d'ailleurs toute son importance au fil des années. Votre accord de gouvernement promettait d'intensifier la lutte contre le sans-abrisme et de continuer des projets tels que le Housing First. Lors des discussions de votre note de politique générale, vous avez confirmé vouloir continuer à miser sur des projets tels que le Housing First, avec le soutien de la Loterie Nationale, qui a dégagé des moyens en faveur de l'innovation sociale contre le sans-abrisme au cours des 12 dernières années. Vous avez également précisé qu'actuellement, un peu plus de 2,5 millions d'euros étaient disponibles pour le Housing First via la Loterie Nationale. Cependant, comme pour le plan grand froid, votre volonté n'est pas celle-là. Votre volonté est de mettre un coup d'arrêt à cette politique essentielle. Madame la ministre, j'ai plusieurs questions. Qu'en est-il aujourd'hui concrètement du soutien fédéral au Housing First? Confirmez-vous avoir supprimé le budget lié au Housing First à partir de 2026? Confirmez-vous votre volonté de mettre un stop au financement du projet? Une concertation avec l'ensemble du gouvernement a-t-elle eu lieu dans le cadre de ce désengagement? Vos collègues et partenaires du gouvernement, des Régions et Communautés partagent-ils votre analyse relative aux compétences usurpées dans le cadre du Housing First? Enfin, des discussions préalables à votre décision de désinvestissement ont-elles été menées avec les entités fédérées? Pourront-elles bien compenser votre désinvestissement dans ce cadre? Madame Meunier, Housing First est un projet important dans la lutte contre le sans-abrisme et la privation de domicile. Le projet Housing First vise à favoriser l'intégration sociale des sans-abris les plus vulnérables qui cumulent à la fois des problèmes psychologiques et des problèmes de dépendance. Chaque année, le SPF Intégration sociale reçoit un budget de la Loterie Nationale, à laquelle vous avez fait référence, afin d'organiser un appel à projets. Cet appel à projets soutient la mise en œuvre de nouveaux parcours Housing First en Belgique. La Loterie Nationale met à disposition environ 1,3 million d'euros par an. Les moyens non utilisés peuvent être reportés aux années suivantes. De cette manière, un budget de 2 551 450 euros sera disponible en 2026. Ce projet que je soutiens constitue une approche innovante et efficace dans la lutte contre le sans-abrisme. C'est pourquoi j'examine en détail si et comment, au niveau fédéral, nous pouvons concrétiser davantage mon soutien à cette approche réussie. Je dois cependant constater que Housing First, comme le souligne également l'Inspection des Finances, relève d'une compétence qui n'appartient pas au niveau fédéral. Comme je l'ai déjà souligné à plusieurs reprises, ce gouvernement a décidé de réduire progressivement les soi-disant compétences usurpées, c'est-à-dire les compétences indûment exercées. Le projet Housing First étant actuellement soutenu par des moyens de la Loterie Nationale, il convient donc d'examiner de quelle manière cette initiative pourrait être durablement ancrée au niveau de compétences adéquat. Dans le cadre de la Conférence interministérielle Politique des grandes villes, Intégration sociale et Lutte contre la pauvreté, une première réunion s'est tenue fin juin, au cours de laquelle une concertation a eu lieu avec mes collègues ministres des Régions et Communautés afin de délimiter les domaines d'action des différentes parties. Voici deux semaines, le 1 er octobre, s'est tenue une première réunion d'un groupe de travail sur le sans-abrisme. Nous y discuterons de la manière dont nous pourrons mieux coordonner les efforts et parvenir à une politique cohérente en matière de sans-abrisme dans le respect des compétences de chacun. Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses. J'entends que ce projet compte beaucoup pour vous et que vous le reconnaissez. Vous confirmez que cela reste une compétence usurpée et qu'à terme, le fédéral va réduire la voilure. Des Conférences interministérielles se tiennent. Néanmoins, je n'ai pas bien compris si le financement était maintenu pour 2026. ( Oui ). J'imagine que vous verrez bien comment cela se passera pour la suite. En tout cas, nous restons dans le même état d'esprit que pour le plan grand froid. Vous vous doutez bien que, pour les mêmes raisons, cette situation ne nous convient pas. En effet, cela concerne des milliers de sans-abris qui sont soumis à des assuétudes et qui souffrent de graves problèmes psychologiques. De plus, ils sont prises en charge par des professionnels et, de manière pluridisciplinaire, par des experts. Désinvestir dans ce projet comme dans le plan grand froid, cela revient à maximiser la précarisation et la présence de ces personnes dans la rue. Surtout, cela signifie que vous ne leur proposez pas un encadrement adéquat, alors qu'elles n'ont plus rien, qu'elles sont très éloignées du logement et qu'elles ne disposent pas des moyens psychologiques de se rendre compte de leur situation. Nous reviendrons vous interroger, car nous restons très attentifs à ce dossier. De gevangeniscapaciteit in het buitenland De gevangeniscapaciteit in het buitenland Gevangenissen in de Balkan Het overbrengen van gevangenen naar Kosovo (opvolging) Het gevangenisbeleid Mevrouw de minister, we weten allemaal dat onze gevangenissen kampen met een enorme druk door overbevolking en dat heel wat van onze gedetineerden geen rechtmatig verblijf in ons land hebben. Meer bepaald 4.400 van die personen verblijven hier illegaal. Daarom streeft u, samen met de volledige regering en conform het regeerakkoord, ernaar om in het buitenland een gevangenis te bouwen of te huren om deze veroordeelde gedetineerden daar onder te brengen. Het regeerakkoord voorziet daarnaast nog andere hefbomen. Zo moeten we ook inzetten op interstatelijke overbrengingen. De eerste piste moet altijd zijn om ervoor te zorgen dat die mensen hun gevangenisstraf uitzitten in het land van herkomst, als dat kan. Dat is echter ook niet altijd wenselijk. We denken daarbij aan personen van wie we weten dat ze bij aankomst in hun land van herkomst onmiddellijk zouden worden vrijgelaten. Het is uiteraard niet de bedoeling om op die manier strafloosheid te bevorderen. Onlangs hebt u, samen met de minister van Justitie, een missie ondernomen naar Kosovo en Albanië om de verschillende pistes te onderzoeken om illegale gedetineerden uit onze gevangenissen onder te brengen in Kosovaarse penitentiaire instellingen. Mevrouw de minister, kunt u toelichting geven over de aanpak om gevangeniscapaciteit in het buitenland te realiseren? Welke volgende stappen staan nu op de agenda? Kunt u ook toelichting geven over de missie? Wat waren de conclusies en resultaten van uw bezoek? Minister, ik kreeg net een pushmelding dat Oostenrijk een criminele illegale Afghaan zelf teruggestuurd heeft naar Afghanistan. Het heeft niet gewacht op de Europese deal maar heeft die man zelf teruggestuurd, net zoals Duitsland dat doet. Er is dus nog een reden bijgekomen waarom u niet op die brief hoeft te wachten. Minister, u hebt al meermaals gesteld dat, gelet op de overbevolking in de gevangenissen, u ernaar streeft om overeenkomsten af te sluiten met andere Europese landen om definitief veroordeelde criminele illegalen hun straf daar te doen uitzitten. Met het oog daarop trok u naar Kosovo en naar Albanië. Wat zijn uw bevindingen van dit bezoek? Staat Kosovo ervoor open om illegale gevangenen in een Kosovaarse penitentiaire instelling onder te brengen? Hoe ziet de deal met Albanië eruit? Is er een deal, ja of neen? Zijn er nog gesprekken en/of bezoeken gepland? Daarnaast stonden op uw lijstje andere landen, zoals Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië, Litouwen en Estland. Zult u met die landen ook nog gesprekken voeren of plant u werkbezoeken? Zo ja, met welke landen en wanneer? Mevrouw de minister, u bent samen met de minister van Justitie op reis geweest naar Albanië en Kosovo om te bekijken of we mensen in onwettig verblijf daar in een gevangenis zouden kunnen steken. Dat is een knettergek idee. De praktijkvoorbeelden uit het buitenland tonen aan dat dit totaal onhaalbaar, zeer duur en niet functioneel is. Hoe beoordeelt u de missie in de Balkan? Werd u daar met open armen ontvangen en werd u de zevende hemel beloofd? Hoe realistisch acht u het om in Kosovo of Albanië een gevangenis te bouwen of te huren? Hoe staat het met de haalbaarheid en betaalbaarheid? Er zijn gigantische juridische en praktische obstakels. Hebt u oplossingen voor die bezwaren? Wat gebeurt er met personen zonder wettig verblijf na afloop van hun straf? U kunt die personen natuurlijk tijdelijk onderbrengen in Kosovo, maar als de straf is uitgezeten keert men simpelweg terug naar België. Waar zouden zij anders naartoe gaan? Wat is dan het nut van een buitenlandse gevangenis, als er geen terugkeerovereenkomsten bestaan met die landen? Het is onhaalbaar en onbetaalbaar. Hebt u er trouwens al enig zicht op wat het folietje van u en mevrouw Verlinden ons als belastingbetalers zal kosten? Madame la ministre, vous êtes partie en mission cet été, avec votre collègue de la Justice Verlinden, en Albanie et au Kosovo pour négocier la possibilité d’envoyer des détenus de nos prisons belges dans un pays qui n’est membre ni de l’Union européenne ni du Conseil de l’Europe. Il s’agit en grande partie d’y envoyer des personnes étrangères, sans garantie de respect de leurs droits fondamentaux. Madame la ministre, qu'avez-vous retenu de ce voyage? Quels sont les éléments positifs et négatifs? Quels sont les freins que vous avez pu identifier dans ce projet? J'en ai déjà discuté avec la ministre Verlinden en commission avant le voyage. On avait notamment évoqué le fait que le Kosovo n'est pas signataire de la Charte des droits fondamentaux de l’Union européenne et de la Convention européenne des droits de l'homme (CEDH). Comment peut-on assurer une politique humaine et digne des ressortissants étrangers en prison au Kosovo? Par ailleurs, on sait par observation de l’expérience de nos voisins européens que le Danemark, par exemple, débourse déjà 200 millions d'euros par an pour un projet qui n'est pas encore effectif. Comment, dès lors, justifiez-vous, dans le cadre d'un budget particulièrement difficile à boucler, qu'on puisse débourser de tels montants pour un projet qui est particulièrement bancal tant au regard des droits humains que du respect des détenus concernés? En outre, cela représente un manque à gagner pour la Belgique de créer ce projet là-bas plutôt que d'investir ces montants chez nous dans des politiques, notamment de prévention et de réinsertion pour les détenus. Madame la ministre, je voudrais revenir sur quelques chiffres. En mai 2025, selon nos données, 12 883 personnes étaient incarcérées, et parmi celles-ci, près de la moitié ne possédaient pas la nationalité belge. Parmi ces personnes, 4 077 n’avaient aucun droit de séjour. Ces chiffres sont assez édifiants, et il faut en prendre pleinement la mesure. À ce sujet, un projet figure dans l’accord de gouvernement, qui est assez clair: il s’agit d’évaluer la possibilité d’établir une collaboration avec un pays étranger afin que ces personnes puissent y purger leur peine. Vous avez ainsi effectué une visite au Kosovo avec la ministre de la Justice. Je ne vais pas revenir sur tous les détails, puisque mes collègues ont déjà mis en avant toute une série d’éléments. Madame la ministre, où en êtes-vous concrètement avec le Kosovo, au-delà de cette visite? Quels sont les autres États éventuellement concernés par ce type de projet? Quelles seraient les modalités permettant à ces détenus de purger leur peine dans ces pays? Et surtout, selon quels critères allons-nous définir quels détenus seraient transférés là-bas? Je pense qu’il faut se poser cette question de manière très précise. Enfin, le Mécanisme national de prévention des mauvais traitements en détention met en garde contre les risques de violation des droits humains, notamment en ce qui concerne le droit de visite, qui semble plus complexe dans le cadre de tels projets. Quelles réponses pouvez-vous apporter à ces critiques? Mijnheer Vandemaele, de volgende keer dat u op missie gaat, zal ik ook vragen of u een postkaartje van uw reis kunt bezorgen en een reisverslagje kunt maken. Collega’s, de huidige regering heeft een duidelijke ambitie, met name een forse uitbreiding van de terugkeer van criminelen in illegaal verblijf. Dat doen wij niet met woorden maar met daden. Wij investeren namelijk in elke schakel van het terugkeerproces. Mijnheer Vandemaele, het gaat dus niet over folietjes maar over noodzakelijke maatregelen om onder meer de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan, tenzij u de overbevolking in de gevangenissen wilt minimaliseren. Voor ons is het echter belangrijk om elke schakel te onderzoeken. De terugkeer van illegale criminelen is één schakel in dat proces. Dat is dus geen folietje. La première action consiste à miser sur la prévention. La mission en Albanie et au Kosovo a été constructive. Nous avons conclu des accords visant à lutter contre l'immigration illégale vers la Belgique et à accélérer les retours vers l'Albanie et le Kosovo. Ainsi, une plate-forme numérique sera mise en place dès cette année, afin de faciliter et de sécuriser l'identification des ressortissants entre la Belgique et l'Albanie. Nous avons également abordé cette question au Kosovo. De tweede actie betreft de invoering van snelle procedures en de organisatie van de terugkeer. Mensen zonder verblijfsrecht moeten terugkeren, vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet. We moeten vermijden dat zij in een grijze zone terechtkomen, waar criminaliteit vaak de enige uitweg is. Daarom versterk ik mijn diensten, zodat beslissingen sneller kunnen worden genomen en mensen geen valse hoop krijgen. De derde actie betreft de strijd tegen criminaliteit door personen zonder verblijfsrecht. Wie illegaal in België verblijft en bovendien kiest voor criminaliteit, heeft hier niets te zoeken. Die personen moeten gedwongen terugkeren. Om de terugkeer van die personen op te drijven, verhogen we het aantal plaatsen in de gesloten centra; ook de woonstbetreding zal een impact hebben. Daarnaast sluiten we nieuwe partnerschappen met landen van herkomst, volgens het principe voor wat hoort wat. We voeren ook een levenslang inreisverbod in voor terroristen, versterken onze terugkeerdiensten, verhogen het aantal escorteurs en zorgen ervoor dat wie weigert te vertrekken, bij voorkeur vrijwillig en desnoods met dwang, van ons grondgebied wordt verwijderd. De regering kiest voor veiligheid, verantwoordelijkheid en een geloofwaardig terugkeerbeleid dat onze burgers beschermt. De geraamde kostprijs is nog onderwerp van onderhandeling. In ieder geval kost een gedetineerde in België gemiddeld 67.000 euro per jaar. Die kostprijs zal vermoedelijk lager liggen in een andere lidstaat. Wat het vervolg van de gesprekken over asiel en migratie betreft, we zullen met beide landen technische opvolggesprekken voeren over informatiecampagnes, zodat minder mensen zich aan onze grens aanbieden zonder te voldoen aan de binnenkomstvoorwaarden. Onze diensten werken intussen verder aan de ingebruikname van het digitale platform, dat de identificatie en dus ook de terugkeer aanzienlijk zal verkorten en veiliger zal doen verlopen. Op de vraag of er nog andere landen op de lijst staan, kan ik het volgende meedelen. Albanië en Kosovo zijn niet de enige landen waarover Cedoca een rapport heeft opgesteld. Monsieur Dubois, c'est sur base de l'avis du Cedoca que ces pays ont été choisis. Le Cedoca a réalisé une étude sur le respect des droits de l'homme dans ces pays. Cette exigence de respect des droits de l’homme figurait très clairement dans l'accord de gouvernement: il faut un État qui respecte l' É tat de droit. C'est donc sur base de cette étude faite par une agence indépendante que ce choix a été opéré. We bekijken in de regering op basis van het Cedoca-rapport met welke andere landen we gelijkaardige gesprekken zullen aangaan. Dat zal dus gebeuren. Ten slotte, wat moet er gebeuren met degenen die hun straf hebben uitgezeten en niet kunnen worden teruggestuurd? Die materie behoort tot de afspraken die met het betrokken land moeten worden besproken. Het is de bedoeling dat de terugkeer zoveel mogelijk vanuit het derde land wordt georganiseerd. Indien dat alsnog niet mogelijk blijkt, zal de opvolging van een latere terugkeer vanuit België moeten gebeuren. Het is inderdaad niet evident om gevangenen in een buitenlandse gevangenis onder te brengen. Denemarken heeft op dat vlak al heel wat voorbereidend werk verricht. U hoeft dus wat Kosovo betreft niet meer van nul te vertrekken. Daarom kan ik uw eerste missie alleen maar toejuichen. Er wordt nogal smalend gedaan over reizen naar het buitenland, maar ik vind het zeer belangrijk dat u als minister van Asiel en Migratie uw contacten goed onderhoudt, in het bijzonder uw diplomatieke contacten met buitenlandse ministers. Uw migratiebeleid staat of valt immers met samenwerking. Maar nogmaals, het is geen evidente piste. Aangezien de overbevolking een ernstig probleem is – de situatie is er niet menswaardig -, een probleem dat we moeten aanpakken, moeten wat ons betreft ook niet-evidente pistes zeker onderzocht en uitgewerkt worden. Overigens hoor ik weinig alternatieve voorstellen van degenen die veel kritiek op de maatregel hebben. Ik ben benieuwd wat dan volgens hen de oplossing zou zijn, want op dit moment zijn de gevangenissen zo overvol dat mensen op een matras op de vensterbank moeten slapen. Van re-integratie is helemaal geen sprake. Wat mogen we dan verwachten van de recidivecijfers? Ik maak me daarover absoluut zorgen. In verband met het visumvrij reizen vanuit Albanië, de Albanese overheid en de bevoegde minister zijn er zich zeer goed van bewust dat zij, als ze het draagvlak voor het visumvrij reizen willen behouden, ook moeten meewerken aan de terugkeer van vooral criminele onderdanen, probleem waar ze ook zeer verveeld mee zitten. Dat is altijd al hun ingesteldheid geweest. Minister, ik denk dan ook dat u met de Albanese overheid zeker goede contacten moet onderhouden. Mevrouw de minister, de overbevolking in de gevangenissen bedroeg op 22 september 2.058 mensen. De meest goedkope en dus de primaire oplossing is om vreemdelingen, zeker illegale vreemdelingen, hun straf te laten uitzitten in het land van herkomst. Dat is de meest logische oplossing. De cijfers zullen nu niet veel verschillen in grootteorde, maar op 1 januari 2025 zaten er 1.041 Marokkanen in de gevangenis, waarvan 691 illegaal. De vorige regering had toch een overeenkomst gesloten met Marokko om hun illegalen en criminele Marokkanen terug te nemen? Waarom zetten we daar niet harder op in? Verder zitten er ook 624 Algerijnen, 387 Nederlanders en 317 Albanezen in onze gevangenissen. U bent naar Albanië gegaan om een deal te sluiten om daar eventueel een gevangenis te openen. Zouden we er niet beter eerst werk van maken om al die Albanezen in onze gevangenissen, waarvan 230 illegaal, hun straf te laten uitzitten in een Albanese gevangenis, zonder dat wij daarvoor moeten betalen? Bovendien zitten er ook nog eens 273 Roemenen in onze gevangenissen. Als 80 % van al die mensen hun straf uitzitten in het land van herkomst, dan is er geen overbevolking meer in onze gevangenissen. U zult misschien zeggen dat dit een simplistische redenering is, maar ze kan wel doorgetrokken worden naar andere lidstaten. Er zitten immers ook nog veel Fransen, Italianen en Polen in onze gevangenissen. Laat hen toch allemaal hun straf uitzitten in het land van herkomst. Mevrouw de minister, ik doe inderdaad een beetje lacherig over het onderwerp, want ik vind dat eigenlijk een knettergek idee. Uit uw antwoord leid ik af dat uw reis niets heeft opgeleverd op het vlak van gevangeniscapaciteit. U sprak over terugkeerakkoorden, maar ook die gesprekken hebben niets opgeleverd. Met alle respect, maar ons bezighouden met dergelijke folies levert niets op. Vorige vrijdag heb ik de laatste West-Vlaamse gevangenis bezocht, ik heb ze nu alle vier bezocht. Daarnet ontving ik de cijfers met betrekking tot Ieper. Die gevangenis heeft een capaciteit van 169 plaatsen. Er verblijven daar 200 mensen, met 24 grondslapers. Die cijfers ontving ik vijf minuten geleden. U kunt mij niet verwijten dat ik de gevangenisproblematiek niet ernstig neem, integendeel. Iedereen met wie ik in die gevangenissen spreek, zegt echter unisono dat de regering zich niet moet bezighouden met dergelijke stoerdoenerij of ballonnetjes waarvan iedereen weet dat ze niet uitgevoerd zullen worden. Iedereen weet dat die plannen pokkeduur en onhaalbaar zijn, maar toch houdt u zich daarmee bezig. Dat gebeurt alleen om niet te moeten werken aan het echte probleem. Er is immers wel degelijk een probleem met overbevolking in onze gevangenissen. In West-Vlaanderen gaat het over Brugge en Ieper. Daar is het aantal gevangenen mensonterend hoog. Ik heb cellen bezocht met grondslapers, waar drie mensen in een heel kleine ruimte moeten verblijven. We moeten ons schamen dat dit nog gebeurt. Er bestaan echter oplossingen. Het gaat dan bijvoorbeeld over die 1.000 geïnterneerden. Het gaat dan over het feit dat er te veel mensen in voorlopige hechtenis zitten. Zo zit 30 tot 40 % van de gevangenen in voorlopige hechtenis. Onze fractie heeft in de commissie voor Justitie al tientallen voorstellen op tafel gelegd, mevrouw De Vreese. Mevrouw de minister, houd u niet bezig met onnozele reisjes die niets zullen opleveren. Laten we werken aan wat echt belangrijk is, namelijk de aanpak van de overbevolking. Dat zullen we niet doen in Kosovo of in andere landen, dat moeten wij in ons eigen land doen. Madame la ministre, la construction d'une prison au Kosovo ne résoudra en rien le problème de la surpopulation carcérale que nous rencontrons aujourd'hui. Cela va prendre des années et coûter des centaines de millions d'euros aux finances publiques, alors que votre gouvernement n'arrive pas à boucler son budget. En plus, c'est reporter ce choix sur les gouvernements futurs et les générations futures. Je considère donc qu’il est totalement irresponsable, au regard de la situation, d'avancer vers cette solution qui est, par ailleurs, purement symbolique. Des solutions existent. Nous en avons mis des tas sur la table sous la précédente législature et encore récemment. Actuellement, des personnes ayant roulé sans permis se trouvent en prison, et je pense que ce n’est pas leur place. Il faut envisager des pistes pour sortir ces personnes de prison et permettre la mise en place de peines alternatives. Ce serait beaucoup plus utile pour la société dans son ensemble, pour lutter contre la récidive et, comme vous le disiez, pour les finances publiques, auxquelles ces personnes coûtent 67 000 euros par détenu et par an. Ce sont des montants que nous ne pouvons plus nous permettre. C'est un immense gâchis. Il faut évidemment agir en amont, par la prévention, et lutter contre l'insécurité. Il faut faire en sorte que les personnes ne tombent pas dans certains réseaux et ne se retrouvent finalement pas en prison. Il y a évidemment un travail à mener de ce côté-là. Par ailleurs, en ce qui concerne les garanties des droits fondamentaux, je ne vous ai pas entendue, à part sur le fait que le Cedoca, le service de documentation du CGRA, a rendu un rapport. Je serais curieuse de lire si le contenu de ce rapport est si élogieux que cela sur le respect des droits humains, sur les conditions de détention et les garanties procédurales au Kosovo. S'il est possible d'obtenir ce rapport, je pense qu'il serait utile que la commission y ait accès. Je vous remercie. Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse qui illustre que ce projet doit être perçu de manière globale, en collaboration avec tous les acteurs, dont votre collègue de la Justice ainsi que les pays tiers. En tout cas, il en ressort que notre point faible est la politique de retour. Il reste donc encore énormément de travail à accomplir. Il faut surtout éviter que de nombreuses personnes restent dans des zones grises. Il importe donc de trouver des solutions, de poursuivre les discussions et d'appliquer les accords conclus avec les pays tiers. C'est la priorité. S'agissant du choix des pays, j'entends qu'un rapport a été rendu par le Cedoca. Il serait, par conséquent, judicieux de pouvoir y accéder. Par ailleurs, une visite a bien eu lieu, mais sans que rien de concret n'ait encore été décidé dans l'application du projet. Nous resterons, bien entendu, très vigilants à l'égard de deux aspects. Je pense tout d'abord au budget, car il faut que ce projet coûte moins cher que d'autres; sinon cela n'aurait aucun sens. Il faudra apporter des garanties solides en ce domaine. Ensuite, je rappelle la nécessité de respecter les droits, puisque nous devons rester vigilants à l'évolution des pratiques et régimes des pays concernés. Reste enfin la question que j'ai posée au sujet des critères qui nous aideront à déterminer quels sont les détenus qui seront obligés de purger leur peine dans une prison à l'étranger. C'est en effet une question très sensible qui mérite que nous y réfléchissions dès à présent, si ce projet prend forme comme prévu. Je vous remercie de la suite que vous entendrez y donner. De toegang tot zorg en de hygiënische omstandigheden in de Fedasilcentra Monsieur la ministre, la situation dans les centres d’accueil Fedasil suscite une inquiétude croissante, non seulement sur le plan social mais également sur le plan sanitaire. La surcharge des structures entraîne une dégradation des conditions de vie: promiscuité, manque d’intimité, hygiène parfois insuffisante et difficultés d’accès aux soins de santé de première ligne. Plusieurs témoignages font état de graves retards dans la prise en charge médicale, d’un manque criant de personnel soignant et d’une absence de suivi psychologique adapté pour des personnes souvent fragilisées par leur parcours migratoire. Des mineurs, des femmes enceintes, des personnes en situation de handicap ou encore des victimes de traumatismes ne reçoivent pas l’attention particulière que leur état de santé nécessiterait. Cette réalité expose non seulement les demandeurs d’asile à des risques accrus en matière de santé physique et mentale, mais elle exerce également une pression considérable sur les équipes médicales présentes, déjà en sous-effectif et confrontées à des conditions de travail difficiles. Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes: Quelles mesures urgentes le gouvernement entend-il prendre pour garantir un accès effectif et rapide aux soins de santé dans les centres Fedasil, afin d’éviter que des pathologies mineures ne se transforment en situations graves faute de suivi médical adéquat? Comment votre ministère compte-t-il répondre de manière spécifique à la crise de santé mentale dans les centres, où l’on constate une multiplication des cas de dépression, de stress post-traumatique et d’anxiété, aggravés par la promiscuité et l’incertitude prolongée du parcours d’asile? Quelle concertation entretenez-vous avec votre collègue en charge de la Migration? Enfin, des investissements spécifiques sont-ils prévus pour renforcer la présence de personnel médical et paramédical dans ces centres, ainsi que pour améliorer les infrastructures sanitaires, afin de garantir un environnement de vie digne et respectueux de la santé publique? D’avance, je vous remercie. Madame Schlitz, les membres du personnel des centres d'accueil de Fedasil accomplissent un excellent travail. Ils doivent – nous en convenons tous – faire face à des situations souvent difficiles. Chaque centre d'accueil dispose d'un bureau médical qui assure l'accueil des nouveaux arrivants, le triage et la gestion des rendez-vous auprès des prestataires de soins externes. En cas d'absence de l'équipe médicale ou de besoin de renforts, Fedasil fait appel à ses équipes mobiles ou à des infirmiers externes. À l'heure actuelle, il n'existe pas de liste d'attente pour les consultations auprès des infirmiers ou des médecins généralistes. Par ailleurs, des activités de base sont organisées dans les centres, afin de réduire le stress et d'améliorer le bien-être général des résidents. L'Agence renforce également la détection précoce des problèmes psychiques afin d'orienter plus rapidement les personnes qui ont besoin d'un suivi thérapeutique. Je tiens toutefois à souligner que la meilleure façon de lutter durablement contre le stress lié à la surpopulation dans les centres est de réduire les flux d'entrée et d'accélérer les sorties. Cela permet de diminuer la pression sur le réseau d'accueil et sur le personnel. Le gouvernement s'y emploie pleinement à travers des mesures ciblées de maîtrise des flux et une politique de retour renforcée. En ce qui concerne le personnel, Fedasil a élaboré un plan d'action pour améliorer le bien-être de ses équipes, y compris les infirmiers. L'arrêté royal publié par le SPF BOSA permettra en outre d'engager des infirmiers disposant d'une expérience spécifique au niveau B2 et B3. Enfin, s'agissant des infrastructures, Fedasil met l'accent sur le principe de "fix the basics", soit la réalisation des projets les plus critiques, notamment ceux qui concernent les installations sanitaires. Environ 30 % des bâtiments dépendent de la Régie des Bâtiments, à laquelle les mêmes priorités et besoins ont été communiqués. Merci pour vos réponses, madame la ministre. Je pense toutefois que dans le cas présent, il faut être attentif au cri d'alerte qui a été lancé dans la presse par différents témoins. J'espère donc que vous prenez au sérieux les retours que vous recevez par rapport à cette situation et que des actions seront menées. J'entends qu'il y a une responsabilité de la Régie des Bâtiments, mais il est indispensable que les personnes soient dans les meilleures conditions. C'est essentiel pour leur parcours en Belgique. À titre personnel, mais aussi pour l'ensemble de la collectivité, j'espère que vous pourrez entrer en dialogue et faire en sorte que des améliorations puissent voir le jour dans les prochains mois. De voorzitster : De vragen nr. 56008991 en nr. 56009006 van de heer Vandemaele worden in schriftelijke vragen omgezet. De zelfmoord van een Palestijnse vluchteling in een Belgisch gesloten centrum De zelfmoord van een jonge Palestijnse vluchteling in een gesloten centrum De zelfdoding in het gesloten centrum 127bis De zelfdoding in het centrum 127bis Madame la présidente, madame la ministre, le mardi 7 octobre, Mahmoud, palestinien de Gaza, s'est suicidé au centre fermé 127 bis dans lequel il était détenu depuis trois mois. D'après les premières informations nous parvenant, Mahmoud était dans un état psychologique très fragile. Sa maman venait de décéder en Palestine au moment où il a été enfermé et le reste de sa famille se trouvait encore là-bas. Son avocate a révélé qu'il avait besoin d'un suivi médical, qui lui a été refusé. On a refusé de lui donner des médicaments, disant qu'il n'était pas malade. "Une personne comme lui ne devrait pas être dans un centre fermé, il aurait dû aller à l'hôpital", a témoigné son avocate. Elle explique également avoir signalé la fragilité psychologique de son client dans une requête introduite le 23 septembre au Conseil du Contentieux des Étrangers, dont l'Office des étrangers a été informé. L'état psychologique de Mahmoud, déjà fragilisé par le parcours d'exil et les violences subies à Gaza et en Grèce, a été aggravé par le décès de sa mère. Il avait d'ailleurs déjà fait au moins une tentative de suicide, qui était documentée par une hospitalisation en urgence pour intoxication médicamenteuse. Il était détenu en centre fermé en raison de la politique absurde qui consiste à forcer les réfugiés à résider dans le pays qui leur a accordé le statut, même si ce pays ne leur permet pas de vivre dans des conditions conformes à la dignité humaine, même s'ils ont de la famille ou un réseau de solidarité en Belgique. Rappelons que vous, madame la ministre, avez décidé de pousser encore plus loin cette politique de l'absurde en retirant l'hébergement à ces personnes en Belgique. Mahmoud a survécu au blocus de Gaza, à l'occupation israélienne, aux bombardements, à l'apartheid. Son espoir, sa volonté de vivre ont traversé tout ça, mais vous, vous avez réussi à le briser. Ce suicide démontre que les filtres qui sont censés protéger ces personnes vulnérables d'un renvoi vers un pays comme la Grèce sont gravement défaillants. Mahmoud était vulnérable; et pourtant il faisait l'objet d'un renvoi forcé. Madame la ministre, compte tenu de ce précédent gravissime, prévoyez-vous de remettre en question de façon fondamentale votre politique concernant les dossiers M? Combien de décès ont eu lieu dans les différents centres fermés du pays ces 10 dernières années? Comment sont-ils répartis parmi les différents centres? Parmi ces décès, combien étaient des suicides? Madame la ministre, Mahmoud Ezzat Farag Allah était un jeune réfugié palestinien de 26 ans et Mahmoud est mort. Pour être plus précis, cette mort, il se l’est donnée après trois mois de détention au centre fermé 127bis de Steenokkerzeel, à 26 ans! Pendant cette détention, son état psychologique s'est dégradé rapidement. Après avoir fui les bombes, le génocide, après avoir laissé sa famille à Gaza et pris la route seul, Mahmoud reçoit enfin le statut de réfugié en Grèce, dont on connaît la valeur. Mais nous savons que la Grèce n’est pas en mesure d’assurer des conditions de vie dignes et de respecter ses engagements en matière d’accueil. Ce n'est pas nous qui le disons; c'est désormais l'ensemble des tribunaux européens. C’est pourquoi, comme beaucoup d’autres, il arrive en Belgique. Et votre politique les range sous ce nouveau statut M à qui on refuse automatiquement toute demande d’asile. Les statuts M étaient une catégorie administrative abstraite, maintenant ils ont un visage, celui de Mahmoud. Son avocate rapporte qu’il s’est vu refuser un traitement médical nécessaire et qu’une requête a été introduite à ce sujet au Conseil du Contentieux des Étrangers. Ce n’est pas le premier suicide au 127bis, madame la ministre. J’avais déjà interpellé Mme Nicole de Moor en 2024 à la suite de la mort de deux personnes détenues dans ce centre. Les associations nous alertaient à propos des conditions de détention violentes – il faut pouvoir le dire – en vigueur dans ce centre. L’État belge enferme et semble à présent choisir de laisser mourir. Madame la ministre, une enquête administrative a-t-elle été ouverte concernant la mort de Mahmoud? Possédez-vous des informations complémentaires concernant ce décès? A-t-il reçu un soutien médical et psychologique dès lors que son état de santé ne pouvait être ignoré à la suite du contrôle médical obligatoire prévu par l’article 13 de l’arrêté royal de 2002? Pouvez-vous nous donner plus d’informations concernant le refus de soins psychologiques nécessaires? Est-ce un cas isolé? Quelles sont les conditions actuelles du soutien psychologique en vigueur au centre fermé 127bis? Mevrouw de minister, ik zal niet alles herhalen wat de collega’s al gezegd hebben. Begin oktober is inderdaad een Palestijnse man die opgesloten was in het centrum 127bis uit het leven gestapt. Voorafgaand daaraan was er een heel traject van verschillende pogingen en van incidenten waarbij de alarmsignalen helemaal op rood hadden moeten staan. Mijn vraag is of er een intern onderzoek loopt naar wat daar gebeurd is en naar er wat fout gelopen kan zijn? Een meer algemene vraag, worden mensen medisch en psychologisch gescreend op kwetsbaarheid wanneer ze opgesloten worden in een gesloten centrum? In hoeverre wordt die informatie mee in overweging genomen bij de beslissing of men iemand wel of niet opsluit? Is er een protocol voor het centrum om, als er pogingen tot zelfdoding zijn, daarmee om te gaan? Welke maatregelen worden er genomen om zelfdoding te voorkomen in een gesloten centrum? Ik heb zelf al een aantal van die centra bezocht. Gisteren heb ik geprobeerd centrum 127bis te bezoeken, maar men heeft me daar een halfuur laten wachten en toen ben ik maar weer weggegaan. Ik ga zeker nog eens terug. Ik vraag me af in welke medische begeleiding daar wordt voorzien. Wanneer ik zulke centra bezoek, hoor ik daar immers heel weinig over medische of psychologische begeleiding. Hebt u intenties om ter zake stappen vooruit te zetten, of wilt u het gewoon laten zoals het is? Mevrouw de minister, opnieuw heeft iemand zich van het leven beroofd in een gesloten centrum. Het is de zoveelste zelfdoding. Dit keer gaat het over Mahmoud, een jonge Palestijn van 26 jaar. Vijf dagen voordat hij in 127bis werd opgesloten, werd hij al opgenomen op de spoedafdeling van het Brusselse Sint-Jansziekenhuis wegens een overdosis Lyrica, een poging tot zelfdoding dus. Hij kreeg echter niet de hulp die hij nodig had. In plaats daarvan werd hij opgesloten in een gesloten centrum. Ik ben ervan overtuigd dat zijn dood vermeden had kunnen worden. Ik heb daar enorm veel vragen over. Mevrouw de minister, kreeg Mahmoud de nodige psychologische hulp? Klopt het dat er in 127bis geen psycholoog beschikbaar is die Arabisch spreekt en dat men genoodzaakt is om vertaalapps te gebruiken? Waarom had Mahmoud toegang tot de medicijnen die hij gebruikte om uit het leven te stappen in een gesloten centrum? Wat gebeurde er na zijn eerdere pogingen tot zelfdoding? Waarom werd hij opgesloten in isolatie? Klopt het dat hij na het vernemen van de dood van zijn moeder 14 uur lang geen toegang kreeg tot zijn telefoon? Hoeveel zelfdodingen gebeurden er al in de gesloten centra? Wat zult u ondernemen om de leefbaarheid in de gesloten centra te verbeteren, in het bijzonder in het gesloten centrum 127bis, dat door velen wordt omschreven als het allerergste? Geachte Kamerleden, de feiten die zich hebben afgespeeld in het gesloten centrum 127bis, waarbij een persoon zichzelf van het leven heeft beroofd, hebben mij en zeker ook de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken uiteraard geraakt. Het is een menselijk drama dat ik ten zeerste betreur. Ik moet wel zeggen dat ik doorgaans niet over individuele personen communiceer, maar de onterechte insinuaties die hier geuit worden, brengen mij ertoe om toch bepaalde informatie te delen. De DVZ neemt alle voorzorgsmaatregelen ter harte om de situatie van personen die in zijn gesloten centra worden opgesloten te laten voldoen aan de normen die internationaal en nationaal werden opgelegd. Ik wil hier heel graag de personeelsleden van onder meer centrum 127bis hartelijk bedanken voor het werk dat zij elke dag doen, vaak in heel moeilijke omstandigheden. Ik heb hier opnieuw bijzondere zaken ten aanzien van de personeelsleden gehoord, misschien niet persoonlijk, maar er werden toch insinuaties gemaakt. Ik wil hen heel graag oprecht bedanken voor het werk dat zij elke dag doen. Het beleid en de werking van de gesloten centra zijn vastgelegd in de wet van 15 december 1980 en het koninklijk besluit van 2 augustus 2002. Dans les cas de personnes bénéficiant d'une protection internationale, chaque situation individuelle est examinée au cas par cas par une instance indépendante, le CGRA, et en cas de recours, par une juridiction indépendante, le Conseil du Contentieux des Étrangers. Aucun refus automatique n'est pris. Dans ce cadre, il me paraît important de rappeler l'existence d'une communication de la Commission européenne datée du 4 avril 2025 relative au statut de la gestion de la migration en Grèce. Si la Commission reconnaît que des améliorations peuvent encore être nécessaires en Grèce, elle souligne les nombreux efforts faits depuis des années par la Grèce en collaboration entre autres avec les structures et agences européennes. La Grèce a développé un système national de gestion des migrations doté des infrastructures, des équipements et des outils nécessaires. Pour répondre à la question de savoir si je compte revoir la politique relative aux demandes introduites par des personnes bénéficiant déjà d'une protection internationale dans un autre État membre, la réponse est négative. Je le répète, l'asile a pour but d'offrir une protection à ceux qui en ont besoin et non de garantir de meilleurs avantages sociaux. La personne dont il est question bénéficiait de cette protection en Grèce et a introduit à cinq reprises consécutives une demande de protection en Belgique. Toutes ses demandes ont été refusées par le CGRA et ces décisions ont été confirmées par le Conseil du Contentieux des Étrangers. Conformément aux dispositions de l'arrêté royal, cet homme a été soumis à un premier bilan de santé lors de son arrivée au centre. Cette première évaluation visait à déterminer de manière exhaustive son état de santé physique et mental à son arrivée. Pendant son séjour, il a été suivi systématiquement par le service médical et le service psychologique. Ce suivi a été mis en place d'une part, à l'initiative des services du centre et d'autre part, à la demande expresse de l'intéressé lui-même. L'encadrement consistait en des entretiens formels et des consultations planifiées, avec un suivi informel via les observations quotidiennes du personnel et les discussions dans le cadre de la concertation pluridisciplinaire quotidienne. Le suivi par le service médical – infirmiers et/ou médecins – et le suivi psychologique comprenait 40 contacts formels et informels enregistrés, dont 10 consultations auprès du médecin du centre, ainsi qu'un encadrement quotidien assuré par les éducateurs de groupes. Il ne peut donc clairement pas être question d'un refus de soutien psychologique. Suite aux tragiques événements entourant le décès de M. Farag Allah, une enquête interne a été immédiatement ouverte. Cette enquête, qui a pour objectif d'établir en détail les circonstances de l'incident, est en cours et des entretiens sont menés avec les collaborateurs, les résidents et les autres parties concernées afin d'obtenir une vision complète de la situation. Au cours des 10 dernières années, neuf décès ont été enregistrés dans les centres fermés: trois au centre fermé de Merksplas, un à Bruges, trois à Vottem et deux au centre 127 bis . Six d'entre eux étaient dus à un suicide. Een beslissing tot vasthouding steunt op een individuele beoordeling van alle elementen in het dossier. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de medische informatie waarover de DVZ op dat moment beschikt. Die medische elementen worden bovendien opnieuw geëvalueerd door de beroepsinstanties. Zoals ik toelichtte, bestaat in de gesloten centra reeds een ruime medische en psychologische omkadering. De bewoners worden bij de intake ingelicht over de mogelijkheid om een beroep te doen op psychologische bijstand. Bovendien worden bewoners met kwetsbaarheden besproken tijdens een multidisciplinair overleg. Als er in het land van herkomst nood is aan bijkomende medische ondersteuning, kan ze worden geboden via een special needs programma. De voorzitster : Mevrouw de minister, u hebt uw spreektijd enigszins overschreden, maar het is belangrijk om over dergelijke zware thema’s de volledige informatie te kunnen geven. Madame la ministre, je vous remercie pour la réponse. Nous sommes ici face à une personne qui s'est suicidée parce qu'elle était enfermée dans un centre fermé en raison de nos politiques. Tout ne s'est donc pas passé comme il le fallait. Il y a bien eu des dysfonctionnements, et j'estime que les propos de l'avocate de Mahmoud, selon lesquels elle avait signalé la fragilité psychologique de son client qui s'est ensuite vu refuser des médicaments, doivent être pris en compte dans le cadre de l'enquête que vous avez annoncée. Je suis soulagée par cette annonce d'enquête. En effet, la première partie de la réponse laissait entendre que vous étiez prêts à recommencer, prêts à assumer, au nom de vos politiques, que des Palestiniens se suicident en prison au nom d'un imbroglio administratif voulant renvoyer des personnes ayant obtenu un statut en Grèce – un pays qui ne respecte absolument pas, au regard de nombreux rapports, les droits des personnes qui ont besoin de l'accueil le plus élémentaire. Une personne dans un tel état psychologique ne devait pas être renvoyée vers la Grèce, c'est une évidence. Je suis donc heureuse d'entendre qu'une enquête sera menée tout du moins. Il y a quelques années, cet événement aurait entraîné la démission de la ministre, mais nous n'en sommes plus là, comme nous le savons. J'espère que cette enquête mènera à des changements de fond au niveau de la politique de l'asile. En effet, plus aucun demandeur d'asile, plus aucune personne sans titre de séjour ne doit se suicider dans notre pays en raison de nos politiques de migration absurdes. Ce principe devrait constituer votre boussole, madame la ministre. Madame la ministre, j'ai eu peur en écoutant la première partie de votre réponse, parce que j'ai eu l'impression que vous y justifiiez votre politique d'asile au lieu de regarder simplement en face qu'un homme s'était suicidé en centre fermé, sous la responsabilité de l' É tat. Comme pour les décès en cellule de prison ou de commissariat, un décès sous la responsabilité de l' É tat, donc d'une entité censée protéger, est inadmissible. Cette seule considération ne devrait même pas vous mener à devoir justifier quoi que ce soit en préambule à votre intervention. Rien ne peut justifier le décès d'une femme ou d'un homme au sein d'un bâtiment géré par l' É tat. Cela dit, je suis quelque peu soulagé, à l'instar de ma collègue, en apprenant qu'une enquête interne aura lieu. Au-delà de cette procédure, il faut aussi pouvoir se dire les choses franchement. Comme en prison, les soins de santé sont déficitaires en centre fermé. Les soins de santé psychologique le sont encore plus. L'accès à un médecin n'est pas garanti. Non, il ne l'est pas. Je ne compte pas le nombre de visites que j'ai effectuées en centre fermé et au cours desquelles on nous a dit qu'il n'y avait pas de médecin sur place, que, par conséquent, les examens étaient accomplis par des infirmiers ou des infirmières qui n'ont pas la qualité de médecin et qu'il fallait parfois se contenter d'une ou deux visites hebdomadaires pour s'entretenir cinq à dix minutes maximum avec un médecin. Ce n'est pas ce que j'appelle un suivi en soins de santé, a fortiori lorsque des complications psychologiques graves apparaissent pouvant déboucher sur un suicide. Ce fait devrait vous inciter à réfléchir en général au système de soins de santé en centre fermé ainsi qu'à la nécessité non d'une enquête administrative menée en coup de vent, mais d'une véritable enquête publique destinée à définir les causes profondes de ce suicide. Mevrouw de minister, het eerste deel van uw antwoord doet niet ter zake. Het is een menselijk drama en alle betrokkenen zijn er het hart van in. Het is daarom belangrijk dat de procedures worden geëvalueerd. Het is positief dat er een intern onderzoek loopt. Over het werk van de medewerkers bestaat geen discussie. Zij doen hun stinkende best om er in steeds moeilijkere omstandigheden iets van te maken. Dat is niet hun verantwoordelijkheid, maar die van u. Ook ik bezoek regelmatig de gesloten centra. Alle directeurs geven aan dat de fysieke en psychologische medische begeleiding absoluut niet goed verloopt. U kunt zeggen dat er veertig consultaties zijn enzoverder, maar wij parlementsleden stellen tijdens onze bezoeken aan die centra vast dat de medische begeleiding allesbehalve goed verloopt. Men kan met moeite nog een arts in een naburig dorp vinden die als het ware tussen de soep en de patatten die taak erbij neemt, omdat het niet anders kan. Hier komen beweren dat alles goed geregeld is en perfect werkt en kritiek wegzetten als depreciatie voor het personeel, dat pik ik niet. Ik ben niet tegen het personeel. Het personeel doet elke dag zijn stinkende best. De realiteit blijft echter dat de fysieke en psychologische medische begeleiding volstrekt ondermaats is. Daarom stel ik voor dat u niet enkel een intern onderzoek voert naar dit specifieke geval, maar ook aan uw diensten vraagt om de volledige medische begeleiding in de gesloten centra grondig te evalueren. Wij dragen immers een verantwoordelijkheid tegenover de mensen die we daar opsluiten om hun minimale standaarden te waarborgen. Er is een groot verschil tussen wat u hier verklaart en de realiteit op het terrein. Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoorden. Het is goed dat er een onderzoek werd geopend en dat de omstandigheden worden onderzocht. Mijn collega in het Brussels Parlement heeft inmiddels het gesloten centrum 127bis bezocht en er gesproken met mensen die Mahmoud hebben gekend. Hem werd verteld dat er geen psychologe beschikbaar is die Arabisch spreekt en dat men er genoodzaakt is om van vertaalapps gebruik te maken. Ik heb u gevraagd of dat klopt, maar u hebt daarop niet geantwoord. Het gesloten centrum 127bis wordt door velen als het allerergste beschreven. Ik heb u gevraagd wat u zult ondernemen om de leefbaarheid in dat centrum te verbeteren. Daarop heb ik geen antwoord gekregen. Dat betreur ik. Een opsluiting in een gesloten centrum is een van de meest verschrikkelijke zaken. Ik ga ervan uit dat u ook al meerdere gesloten centra hebt bezocht. Ik denk dat u kunt toegeven dat het allesbehalve aangename plaatsen zijn, integendeel. Mahmoud had nood aan hulp. Hij was psychisch bijzonder kwetsbaar en in de plaats van hulp werd hij opgesloten. Ik heb zelf ook al verschillende centra bezocht. De medische begeleiding daar kan echt beter. Dat is niet omdat het personeel faalt, daar gaat het helemaal niet om, maar om het beleid dat daarvoor verantwoordelijk is. Het is uw beleid dat ervoor moet zorgen dat er gepaste psychologische hulp beschikbaar is. Dat is, voor alle duidelijkheid, niet de verantwoordelijkheid van het personeel, maar wel van u. De voorzitster : Teneinde enige vaart in de agenda te krijgen, zet mevrouw Van Belleghem vraag nr. 56009049C om in een schriftelijke vraag. De website migratie.be In het kader van een transparant en evidencebased beleid, zoals Nicole de Moor dat altijd noemde, en als remedie tegen fake news werd vijf jaar geleden een toegankelijke website aangekondigd waar de belangrijkste cijfers over asiel en migratie zouden worden gepubliceerd. Eerder gaf u aan dat Myria juni 2025 als einddatum en lanceermoment voor de website had vastgelegd. Recent hebt u mij echter laten weten dat de website om budgettaire redenen werd stopgezet. Graag kreeg ik een antwoord op de hiernavolgende vragen. Is de budgettaire krapte de enige reden waarom u het project hebt stopgezet? Tot voor zei u immers nog dat Myria juni 2025 als datum had opgegeven. Wat is er veranderd? Speelden andere motieven mee? Wat waren de geraamde meerkosten om het project alsnog te realiseren? Hoeveel heeft het project tot nu toe effectief in totaal gekost? Graag kreeg ik de volledige kostprijs inclusief btw. Mevrouw Van Belleghem, ik benadruk graag nogmaals dat het initiatief voor de website waarover uw vraag gaat, werd genomen door de vorige federale regering en niet door mij. Dat hebt u zelf ook aangehaald. De budgettaire krapte is zeker niet het enige motief. Op dit ogenblik ligt onze prioriteit elders, namelijk bij de implementatie van het migratiepact, de digitalisering van de workflow asiel en migratie en het nakomen van onze wettelijke verplichtingen op het vlak van statistiek. Het is daarom niet wenselijk om personeel vrij te maken voor de ontwikkeling van de website Migratie.be. Ik gebruik het beschikbare budget liever om een krachtdadig beleid te voeren om eindelijk orde op zaken te stellen. De website is bovendien nog ver van online. De Dienst Vreemdelingenzaken publiceert op zijn website al heel wat cijfergegevens, net als het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De DVZ meldt mij dat er wordt van uitgegaan dat geen externe firma meer moet worden ingeschakeld en er dus geen bijkomende ontwikkelingskosten meer zijn. Er is wel een maandelijkse licentiekost, die momenteel 2.677,13 euro inclusief btw bedraagt. Er zijn ook de personeelskosten voor de opvolging van het project. Het project wordt opgevolgd door anderhalve fte, ingeschaald in niveau A2. Tot nu toe heeft het project al 290.740,93 euro gekost. Voor ontwikkeling, data-analyse enzovoort gaat het om 258.615,37 euro inclusief btw, terwijl de licentiekost die tot en met 31 oktober 2025 is betaald, 32.125,56 euro inclusief btw bedraagt. Dat zijn de twee componenten waarop het totale bedrag gebaseerd is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de kostprijs van intern personeel van de DVZ. Dank u voor uw antwoord. De website was in feite al ontwikkeld en bijna klaar. Uiteindelijk is op de eindmeet besloten om de website in de vuilbak te gooien. Het is nochtans van groot belang om duidelijke cijfers over asiel en migratie te hebben, bijvoorbeeld over terugkeercijfers. Om te weten hoeveel illegalen teruggekeerd zijn, moet men niet alleen de website van de DVZ raadplegen, maar ook die van Fedasil. De beide instanties publiceren op verschillende tijdstippen. Er is nooit een volledig overzicht. Binnenkort zouden we dat wel hebben, maar het project wordt stopgezet, terwijl het juist belangrijk is om instroom en uitstroom te monitoren. Ook voor de cijfers van de asielinstroom zijn er blijkbaar al prognoses voor oktober beschikbaar. Waarom worden de cijfers niet wekelijks of maandelijks gepubliceerd? In Nederland worden asielcijfers per week gepubliceerd. Hier ontvangen we de cijfers pas ongeveer een halve maand na afloop van de betreffende maand. U staat duidelijk niet voor transparantie. De opschorting van de behandeling van asieldossiers van Syriërs De terugkeer van Syriërs Mevrouw de minister, eind juni maakte het CGVS bekend dat de opschorting van de behandeling van dossiers van asielzoekers uit Syrië werd verlengd tot eind oktober, in tegenstelling tot Nederland en Duitsland, waar men heeft beslist om de behandeling van dergelijke te hervatten. Het is intussen eind oktober. Hebt u er zicht op wanneer de behandeling van Syrische asielaanvragen kan worden hervat? Hoe staat het met de gedwongen terugkeer naar Syrië? We zien immers dat Duitsland zijn inspanningen fors heeft opgevoerd. Mevrouw de minister, in de vorige commissievergadering gaf u toelichting bij de stand van zaken met betrekking tot de terugkeer van Syriërs. We zagen toen een positieve, stijgende trend van het aantal Syriërs dat vrijwillig terugkeert naar het land van herkomst. Medio september waren er reeds 171 Syriërs vrijwillig teruggekeerd. Daarnaast onderzoeken uw diensten de mogelijkheid voor identificatie en gedwongen terugkeer naar Syrië en zijn er ook contacten tussen dit land, Nederland en Duitsland om best practices te delen en te bekijken hoe er op Europees niveau kan worden samengewerkt. Ten slotte schortte het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de behandeling van verzoeken om internationale bescherming van Syriërs op vanaf 9 december 2024. Kunt u toelichting geven bij de vrijwillige terugkeer van Syriërs? Hoeveel Syriërs zijn er sinds 1 januari teruggekeerd? Kunt u toelichting geven bij de jongste federale en Europese ontwikkelingen inzake identificatie en gedwongen terugkeer van Syriërs? In hoeverre werd het thema besproken in de voorbije JBZ-raad? Welke stappen hebt u reeds gedaan om een systeem van gedwongen terugkeer te bespoedigen? Wat met de opschorting van de behandeling van verzoeken om internationale bescherming van Syriërs? Wanneer zal de opschorting worden stopgezet? Mevrouw Van Belleghem, mevrouw De Vreese, de situatie in Syrië is in de afgelopen maanden sterk veranderd. U ondervroeg me eerder al over de vrijwillige terugkeer van Syriërs: de cijfers gaan dit jaar in stijgende lijn. In de Europese Unie verblijven op dit ogenblik zo’n 1,2 miljoen Syriërs. Sinds 2025 ligt de effectieve terugkeer heel wat hoger dan voordien: op Europees niveau gaat het om 3.135 personen in de eerste helft van 2025, het drievoudige van de voorgaande periodes. Er is een duidelijke toename van vrijwillige terugkeer: van 240 naar 2.905 in dezelfde periode. Vanuit België keerden in 2025 al 172 Syriërs vrijwillig terug. Er zijn 25 dossiers hangend. Mijn administratie voert gesprekken met de Syrische permanente vertegenwoordiging, waarbij de mogelijkheden worden besproken inzake praktische samenwerking voor identificatie en terugkeer van Syriërs met een strafblad. Die besprekingen bevinden zich nog in een preliminaire fase. Er vond nog geen dergelijke terugkeer plaats. De intentie is kleinschalig te beginnen, met de focus op personen met een strafblad, voor de reikwijdte uit te breiden. Op die manier zorgen we ervoor dat Syrië voldoende capaciteit heeft om de betrokkenen opnieuw op te nemen, en zorgen we ervoor dat de terugkeer werkbaar en duurzaam is. De kwestie kwam aan bod tijdens een lunchdiscussie van de JBZ-Raad op 14 oktober, dus vorige week. Tijdens die discussie waren alle lidstaten het erover eens dat stabiliteit en wederopbouw van Syrië essentieel zijn voor een waardige en duurzame terugkeer. Er was een sterke oproep voor het behoud van de dialoog met de Syrische autoriteiten. Vele lidstaten benadrukten dat vrijwillige terugkeer meer moet worden aangemoedigd ten aanzien van Syrische onderdanen met een terugkeerbesluit. Er was eveneens een sterke wens om mogelijkheden te verkennen inzake de gedwongen terugkeer van Syrische onderdanen, vooral van degenen die een veiligheidsgevaar vormen. Sommige lidstaten gaven aan al contact te hebben met de Syrische autoriteiten hierover en beschikken op dat vlak over expertise. Terugkeer naar Syrië blijft op de agenda staan van het Deense voorzitterschap en zal de komende maanden verder op Europees niveau worden besproken. Het moratorium op de behandeling van dossiers van verzoekers om internationale bescherming uit Syrië bij het CGVS loopt in principe eind oktober af. Op basis van de beschikbare informatie zal het CGVS het heropstarten van de dossieroverweging opnieuw in overweging nemen. Mevrouw de minister, 1.211 Syriërs hebben dit jaar al asiel aangevraagd. 656 hebben een bevel gekregen om het grondgebied te verlaten, amper 172 zijn vrijwillig teruggekeerd. De instroom blijft dus veel groter dan de uitstroom. U zegt dat sommige lidstaten in contact staan met Syrië, maar waarom staat u niet in contact met Syrië? Duitsland zet zijn inspanningen voort om illegale Syriërs gedwongen terug te sturen. Achter de schermen wordt intensief gewerkt aan een overeenkomst met Damascus. Sinds kort neemt het BAMF, het Duitse equivalent van het CGVS, opnieuw beslissingen over asielaanvragen van Syriërs, meer bepaald alleenstaande mannelijke soennieten. Bovendien kregen de diensten al maanden geleden de opdracht om bestaande verblijfstitels en asielstatussen van Syrische criminelen opnieuw te evalueren, een eerste voorwaarde om tot uitzetting te kunnen overgaan. In juni besliste een rechtbank in Hamburg dat in bepaalde delen van Syrië geen sprake meer is van een onzekere toestand. In juli bevestigde een rechtbank in Bremen dat standpunt. Er zijn dus wel degelijk mogelijkheden tot gedwongen terugkeer. Die terugkeer mag niet alleen vrijwillig zijn, de mogelijkheid van gedwongen terugkeer moet u als stok achter de deur houden. Minister, u hebt er in uw antwoord op gewezen dat er contacten zijn met de Syrische permanente vertegenwoordiging. Het is belangrijk dat die diplomatieke contacten behouden blijven. We zien een stijgende trend in de vrijwillige terugkeer. Dat is dus een vooruitgang. Voor de rest heb ik er alle vertrouwen in dat u de zaak van nabij opvolgt. Vrouwen die op straat uit voorzorg hun gedrag en/of kledij aanpassen Het onveiligheidsgevoel en mijdgedrag van meisjes en jonge vrouwen in onze steden Mevrouw de minister, zoals u wellicht hebt gehoord, heeft zich in Antwerpen een incident voorgedaan waarbij een achttienjarige jonge vrouw een vreemdeling heeft neergestoken omdat die haar eenentwintigjarige vriendin agressief probeerde aan te randen. Steeds meer mensen, zeker jonge vrouwen, zoals ik in Antwerpen zeer goed merk, vertellen ons dat ze de straat op gaan met iets op zak om zich te kunnen verdedigen, soms dus zelfs met een mes, zo blijkt. Uit onderzoek blijkt dat maar liefst negen op de tien meisjes of jonge vrouwen al eens grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt. Meer dan een vierde van de vrouwen voelt zich vaak onveilig op straat. Niet minder dan 40 % – dat is toch onvoorstelbaar hoog – kiest ervoor om na een negatieve ervaring bepaalde plaatsen te vermijden. Die plaatsen bevinden zich natuurlijk doorgaans in onze grote steden. Denk aan Antwerpen en Brussel en wellicht ook Gent, mevrouw de minister, maar dat laatste zult u beter weten. In Nederland vond ook de verschrikkelijke moord door een asielzoeker op de zeventienjarige Lisa plaats. De directe aanleiding voor mijn vraag is de getuigenis van de politicologe Hanieh Ziaei – ik hoop dat ik haar naam correct uitspreek. Ik citeer haar: “Ik durf in Brussel geen rok of decolleté meer te dragen zonder me ongemakkelijk te voelen wegens het geïmporteerd conservatisme in sommige wijken. In Molenbeek voel ik de toenemende druk van zorgwekkend religieus obscurantisme.” Het zou een uitspraak van het Vlaams Belang of wellicht ook van de N-VA kunnen zijn, maar het is dus een getuigenis van een politicologe met migratieroots, zo leert haar naam. Zij staat niet alleen. Steeds vaker horen en lezen we dat soort getuigenissen van vrouwen die in bepaalde wijken uit voorzorg hun gedrag of kledij aanpassen. We lezen dat op sociale media, maar soms ook in de mainstreammedia. Mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat ik daarover vragen stel. Ik heb dat ook gedaan in de vorige legislatuur in het Vlaams Parlement, want ik vind dat fenomeen, waarbij vrouwen in de openbare ruimte hun kledij of gedrag aanpassen uit angst, een van de meest zorgwekkende, zo niet de zorgwekkendste tendens in ons land, in onze samenleving. Ik heb deze vraag trouwens ook aan de minister van Binnenlandse Zaken gesteld. U bent bevoegd voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid, een hele mond vol. Ik denk dan ook dat u op drie terreinen een bevoegdheid hebt om dat probleem aan te pakken. Mevrouw de minister, wat is uw reactie? Welke stappen zet u om ervoor te zorgen, denkend aan de hoge cijfers die ik heb vermeld, dat meisjes en vrouwen in elke wijk, gemeente en stad zichzelf kunnen zijn en zich nergens in onze openbare ruimte uit vrees censureren of hun kledij of gedrag aanpassen? Mijnheer Van Rooy, dat is een heel lange vraag en u uit veel bezorgdheden. Ik vrees dat mijn antwoord iets korter zal zijn. Ik wil beginnen met te benadrukken dat ik elke daad van onderdrukking ten aanzien van vrouwen en elke daad van belaging in het algemeen ten stelligste veroordeel. Dat is het minste en belangrijk om te onderstrepen. Uw vragen hebben betrekking op beleidsdomeinen die niet onder mijn bevoegdheid vallen. Daarom verwijs ik u door naar de Vlaamse minister bevoegd voor Inburgering en Integratie en naar mijn collega-minister van Binnenlandse Zaken, voor uw vragen over veiligheid. Minister, uw antwoord was teleurstellend. Ik heb die vraag gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en vond zijn antwoord eveneens teleurstellend. U bent verantwoordelijk voor asiel, immigratie, maatschappelijke integratie en grootstedenbeleid. De vraag raakt aan al die drie beleidsdomeinen. Ik zal de situatie toelichten en citeer opnieuw politicologen om aan te tonen hoe ernstig ze wel is. ʺ In Brussel durf ik geen rok of decolleté meer te dragen zonder me ongemakkelijk te voelen door geïmporteerd religieus obscurantisme in sommige wijken ʺ , zegt een politicologe met migratieroots. Minister, gisteren klopte u zich op de borst omdat de asielinstroom zogezegd daalt. Aan huidig tempo zullen we dit jaar uitkomen op 35.596 asielaanvragen, dat is meer dan in 2023, toen de verschrikkelijke vivaldiregering op stoom was. Waar komen al die asielzoekers vandaan? Uit islamitische, Afrikaanse landen waar vrouwenonderdrukking en vrouwenhaat diep in de cultuur verankerd zijn. U hebt als minister de kernbevoegdheid om dat probleem aan te pakken of in ieder geval niet te laten verergeren. Mevrouw Van Bossuyt, het spijt me het te moeten zeggen, maar uw asielbeleid is tot op heden slecht en zelfs gevaarlijk voor meisjes en vrouwen in dit land. Wandel eens door onze grote steden. Ik ben recent nog in Molenbeek geweest. Wat men daar ziet en voelt, maakt het moeilijk voor een vrouw een kort rokje te dragen of een jood om een keppeltje te dragen. Dat zijn ook groepen in onze samenleving die bang zijn, die overlast ondervinden. Minister Van Bossuyt, draai die kraan dicht, want die vrouwenhaatculturen zijn hier al, die verspreiden zich in onze wijken en die laat u tot nader order alleen maar uitbreiden. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.36 uur. La réunion publique de commission est levée à 12 h 36.

Commissievergadering op 21 oktober 2025

🏛️ Commissie Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken

Van 10h03 tot 12h36 (2 uur en 33 minuten)

10 vragen

Voorgezeten door

N-VA Maaike De Vreese

Volledig verslag op dekamer.be

Vragen

De volgende vragen werden gesteld tijdens deze commissievergadering.

De terugkeer naar Afghanistan
De terugkeer van Afghanen
Onderhandelingen met de taliban over ons asielbeleid
De gedwongen terugkeer naar Afghanistan
De oplossingen voor Afghanen zonder verblijfsvergunning
De onderhandelingen met de taliban

Gesteld door

PVDA-PTB Greet Daems
N-VA Maaike De Vreese
DéFI François De Smet
VB Francesca Van Belleghem
Groen Matti Vandemaele
Ecolo Sarah Schlitz

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Greet Daems:

Mevrouw de minister, u zegt dat u met het Afghaanse talibanregime wilt praten om de terugkeer van Afghanen mogelijk te maken. Aldus zou u onderhandelen met een terroristische organisatie. U wilt onderhandelen met een regime dat de deugdzaamheidswet heeft ingevoerd. Ter verduidelijking, die wet legt op dat vrouwen niet mogen studeren, werken of in het openbaar spreken, en dat zij niet alleen hun huis mogen verlaten. Vrouwen worden zodoende volledig onderdrukt en van hun vrijheid en identiteit beroofd. Voor mannen gelden eveneens strengere regels, onder meer over de lengte van de baard en het bijwonen van verplichte gebedsmomenten. Wie niet luistert, wordt opgepakt.

Hoe oordeelt u zelf over het leven onder het talibanregime? Voor ons is het duidelijk dat het een bestaan is met constante angst voor willekeurige arrestaties, zware lijfstraffen en openbare executies. Iedereen die buitenlandse troepen of de vorige regering steunde, wordt door de taliban als verrader beschouwd.

Ik sprak met verschillende Afghaanse mannen in België, mannen die in het leger zaten, bij de politie werkten of een kantoorfunctie bij de Amerikanen hadden. Uit angst voor wat de taliban hen zou aandoen, zijn zij naar Europa gevlucht. Ik zie hen nog voor mij, met foto’s in leger- of politie-uniform. Toch kregen veel van hen een negatieve beslissing op hun asielaanvraag, omdat er te weinig bewijs zou zijn. Het waren doodsbange mannen.

Mevrouw de minister, wat verwacht u dat er met hen zal gebeuren als zij worden teruggestuurd? Wordt er vooraf beoordeeld of zij bij terugkeer moeten vrezen voor hun leven? Is hun terugkeer in overeenstemming met het principe van non-refoulement?

Hebt u intussen alternatieven onderzocht?

Wat is er gebeurd met diegenen die vrijwillig naar Afghanistan terugkeerden?

De voorzitster : Collega’s, met uw goedvinden zal ik vandaag mijn vragen stellen vanop de voorzittersstoel.

Maaike De Vreese:

Mevrouw de minister, de pers berichtte dat u bezig bent met de vorming van een Europees front om met het Afghaanse talibanregime te onderhandelen over de terugkeer van illegale en criminele Afghanen. Onlangs vond een EU-overleg plaats tussen de migratieministers van verschillende Europese landen en de Europese Commissaris voor Migratie, Magnus Brunner. Het doel van dat overleg was een strenger migratiebeleid binnen de Europese Unie tot stand te brengen.

Een van de belangrijkste thema’s was de terugkeer van illegale en criminele asielzoekers naar landen als Afghanistan. In ons land krijgt 48 % van de Afghaanse asielzoekers effectief bescherming. Dat betekent dat meer dan de helft moet terugkeren. Een gedwongen terugkeer is momenteel echter onmogelijk. We hebben vernomen dat intussen 20 lidstaten hun handtekening hebben gezet onder een gezamenlijke brief aan de Eurocommissaris. Het draagvlak om deze problematiek kordaat aan te pakken is dus zeer groot. We moeten een oplossing vinden voor de struikelblokken waar wij en andere EU-landen tegenaan lopen. We merken ook op dat veel Afghanen, zowel binnen als buiten de asielcentra, als daders betrokken waren bij geweldsincidenten. In dit land is er geen plaats voor personen die een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid.

Minister, enkel en alleen al in Brugge werden verschillende vrouwen lastiggevallen in het station door een Afghaanse onderdaan, die vervolgens in een gesloten centrum werd opgesloten. Een andere Afghaan pleegde in Roeselare een drievoudige moord. Daarover gaat het, collega Daems. Het gaat over mensen die geen enkel respect tonen voor degenen die hier op een vreedzame manier willen samenleven, onze onderdanen, de Vlamingen, in al hun verscheidenheid, en die dus zware criminele feiten plegen, gaande van slagen en verwondingen tot prostitutie en moord.

Minister, kunt u toelichting geven over het overleg met de Europese ministers en de Eurocommissaris? Welke landen nemen deel aan dat overleg? Wat waren de conclusies ervan? Welke Europese of nationale initiatieven zullen er worden genomen om de terugkeer te realiseren?

François De Smet:

Madame la ministre, il semble effectivement que, grâce au gouvernement Arizona, la Belgique soit désormais à la pointe du dialogue avec les Talibans puisque vous avez évoqué dans la presse la possibilité d’un dialogue avec les autorités de fait en Afghanistan, afin de permettre la reprise de ressortissants afghans déboutés du droit d’asile. Vous le rappellerez sans doute mais, en moyenne, un Afghan sur deux est débouté et un Afghan sur deux est reconnu. C’est une position qui a suscité de nombreuses réactions, tant sur le plan moral que sur le plan diplomatique, au vu du caractère répressif du régime taliban et des risques évidents encourus par les personnes concernées en cas de retour forcé.

Rappelons que les Talibans sont à la fois une organisation terroriste et une théocratie, qui dénie notamment une série de droits élémentaires aux femmes – cela est bien connu, ce n’est pas pour autant que les hommes y sont excessivement bien traités. On ne compte plus les exécutions publiques de soldats, de policiers, de fonctionnaires ou de personnes soupçonnées de collaborer avec le gouvernement précédent: des journalistes, des intellectuels, des enseignants, des chefs tribaux ou religieux considérés comme opposants sont régulièrement assassinés ou enlevés.

Pouvez-vous donc préciser la nature exacte des contacts envisagés avec les Talibans? On a vu que vous aviez aussi pris le lead au niveau européen. S’agira-t-il de discussions directes ou via des intermédiaires? De qui parle-t-on? Et je rebondis ici sur le petit débat qui a eu lieu entre les collègues De Vreese et Daems. Il est vrai que, dans un article, vous parlez de « criminels ». De mon côté, j’ai vu d’autres sources où l’on parle de toute personne déboutée du droit d’asile.

Pourriez-vous clarifier ce point : de qui parle-t-on exactement? Qui souhaitez-vous réellement renvoyer aux Talibans? Confirmez-vous qu’il s’agit de tout ressortissant afghan débouté du droit d’asile, sans exception? Cela pourrait-il donc également concerner des femmes? En effet, même si le taux de reconnaissance est beaucoup plus élevé pour les femmes – environ 96 % – il y a des femmes afghanes qui sont déboutées du droit d’asile et que donc, théoriquement, vous pourriez renvoyer aux Talibans. Comment, par ailleurs, conciliez-vous cela, qu’il s’agisse de criminels ou non, avec les obligations internationales de notre pays, concernant notamment le non-refoulement?

Francesca Van Belleghem:

Minister, op 1 oktober heb ik u ondervraagd over de terugkeer naar Afghanistan. U stelde toen: de pistes worden verder onderzocht; we doen het nodige achter de schermen, in alle discretie.

Op 2 oktober pakte u in alle nieuwskoppen uit met het nieuws dat u de Europese Commissie zou vragen werk te maken van de terugkeer van illegale Afghanen. De discretie die de dag daarvoor nog nodig was, was die dag blijkbaar helemaal niet meer nodig, waarschijnlijk omdat u de krantenkoppen wilde halen. Wat houdt u tegen het voorbeeld van Duitsland te volgen, dat zelf werk maakt van de terugkeer van illegale Afghanen? Tijdens de vorige commissievergadering wees ik u er al op dat Duitsland al 81 criminele Afghanen op een vlucht naar hun land van herkomst terugstuurde. Bovendien kondigde de Duitse regering aan dat het daarbij niet zal blijven. Ze liet ondertussen twee nieuwe Afghaanse consulaire beambten inreizen om de terugkeerreizen verder te ondersteunen.

Bent u van plan om naast de toepassing van het Europese plan, waarvan we weten dat het iets voor de lange termijn is, op korte termijn van de terugkeer van illegale Afghanen werk te maken? Tien jaar geleden al berichtte men in Het Nieuwsblad dat men aan het Europese front aan het werken was aan een plan om illegale Afghanen terug te sturen, maar we weten allemaal dat, als de Europese Commissie initiatieven aankondigt, daar nooit iets van komt of dat het minstens veel te lang duurt. Waarop wacht u om er zelf werk van te maken?

Matti Vandemaele:

Mevrouw de minister, begin oktober kondigde u aan dat u in gesprek wou gaan met de taliban met betrekking tot de terugkeer van Afghanen in onwettig verblijf en overlegde u daarover met de Europese migratieministers en de eurocommissaris in München. Daar kwam meteen vrij forse kritiek van UNHCR op wegens het risico van schending van het non-refoulementprincipe en van de mensenrechten en naar verluidt zouden 20 Europese collega’s schriftelijk uiting hebben gegeven aan dezelfde bekommering.

Ik stel vast dat de beschermingsgraad van Afghanen in ons land bijzonder laag is, namelijk 34,3 %, tegenover 88 % in Nederland en 93 % in Duitsland. Veel Afghanen bevinden zich in een uitzichtloze positie en vrijwillige terugkeer is vaak niet mogelijk, aangezien ze geen reisdocumenten of een laissez-passer verkrijgen. Er is nood aan terugkeerakkoorden met verschillende landen, al is Afghanistan misschien wel een van de moeilijkste landen om dat mee te doen, toch als we onze principes over onder meer gendergelijkheid aan boord willen houden.

Er werd al verwezen naar Duitsland, maar dat is natuurlijk slechts een halve vergelijking. In Duitsland bestaat immers een systeem van gedoogsteun, waarbij Afghanen worden geduld op het grondgebied en tijdelijk toelating krijgen om er te wonen en te werken.

Kunt u bevestigen of uw initiatief alleen gaat over criminelen? Ik hoor collega’s zeggen dat het over criminelen gaat, maar ik lees soms dat het over Afghanen in het algemeen gaat. Is er daarbij sprake van een gradatie in criminaliteit? Komt iemand die een appel heeft gestolen – en ik zeg niet dat dat mag – of de openbare orde heeft geschonden tijdens een betoging, dan ook in aanmerking of is een bepaald niveau van criminaliteit vereist?

Hoe verliep uw overleg?

Hoe kunt u garanderen dat we de Afghanen die we terugsturen, niet rechtstreeks de folterkamers insturen? Dat kan volgens mij immers niet de bedoeling zijn.

Hoe kijkt u naar het Duitse gedoogsysteem?

Welke oplossingen ziet u voor Afghanen die zich hier in onwettig verblijf bevinden en buiten hun wil om niet kunnen terugkeren?

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, vous avez récemment évoqué dans les médias la possibilité d'organiser l'expulsion forcée de ressortissants afghans. Or l'Afghanistan est dirigé par un régime totalitaire, islamiste et fondamentaliste, depuis la prise du pouvoir par les talibans en août 2021. Aucun É tat membre de l'Union européenne, y compris la Belgique, ne reconnaît ce régime. Celui-ci est tellement odieux et infréquentable que toute coopération consulaire est exclue, notamment la collaboration en vue de l'identification et du retour forcé des personnes qui ont fui ce régime.

La situation sur place est dramatique, en particulier – mais pas seulement – pour les femmes. Selon Afghan Witness, 332 femmes et filles ont été tuées entre janvier 2022 et juin 2024. Plus de 800 cas de violences fondées sur le genre ont également été recensés. Le rapporteur spécial des Nations Unies signale des violences sexuelles, des tortures, des détentions arbitraires visant celles qui ne respectent pas le port du voile. À ce jour, 1 500 femmes ont été emprisonnées par le régime des talibans. Par ailleurs, les personnes LGBT ainsi que les minorités ethniques et religieuses continuent d'être persécutées.

Dans ce contexte, envisager des retours forcés soulève des questions de respect des droits fondamentaux, en particulier celui de l'article 3 de la CEDH qui interdit l'expulsion d'une personne vers un lieu où elle risque d'être soumise à la torture ou à des traitements inhumains ou dégradants. Le HCR recommande, du reste, la suspension de tout retour forcé vers l'Afghanistan.

Pour justifier ces mesures, vous parlez dans la presse de l'expulsion de personnes ayant commis des crimes particulièrement graves. L'interdiction de la torture et des mauvais traitements s'applique à tout le monde, sans distinction, par exemple aux exilés qui ont sombré dans la délinquance en consommant des stupéfiants, parfois après de longs mois passés à la rue parce que la Belgique ne leur a pas garanti l'accueil pendant la demande d'asile. N'oublions pas non plus que les personnes en séjour précaire telles que les demandeurs d'asile vont déjà écoper statistiquement de peines plus lourdes, échappant aux sursis et aux aménagements de peine en raison de l'instabilité de leur séjour en Belgique.

Madame la ministre, votre prédécesseur Theo Francken s'était tristement illustré en 2017 en annonçant l'arrivée en Belgique d'une mission d'identification soudanaise qui allait permettre au régime soudanais d'identifier des exilés présents en Belgique en vue de leur rapatriement forcé par les autorités belges. On se souvient de cette photo sur laquelle M. Francken posait tout sourire aux côtés du chef des services secrets de l'ex-président soudanais Omar el-Bechir, qui est aujourd'hui incarcéré pour crime de guerre.

On vous sent enthousiaste de marcher dans les pas de votre prédécesseur mais vous avez un désavantage par rapport à lui, madame la ministre. Cela risque d'être compliqué de trouver un haut gradé taliban qui acceptera de poser en photo en serrant la main d'une femme. Voilà, coup dans l'eau!

L'affaire Francken avait donné lieu à une enquête du CGRA qui avait conclu, sans surprise, que ces missions d'identification n'offraient absolument pas les garanties suffisantes du respect de l'article 3 de la CEDH.

Madame la ministre, la Belgique ne devrait-elle pas plutôt accueillir les personnes qui ont fui le régime de terreur des talibans, plutôt que de les livrer à ces autorités sans scrupules? Sur quelle base juridique la Belgique pourrait-elle organiser des retours vers un régime qu'elle ne reconnaît pas et avec lequel elle n'a aucun lien consulaire officiel? Si c'est votre intention d'expulser uniquement des personnes ayant commis certains crimes, quels critères seront suivis par votre administration pour déterminer la gravité des faits commis? Et, pour éviter qu'une personne ne soit expulsée vers les talibans à la suite de faits mineurs, une évaluation individuelle des risques sera-t-elle systématiquement mise en œuvre pour chaque personne concernée? Avec quelles garanties et quels recours légaux? Enfin, quelles garanties concrètes pourraient selon vous être obtenues quant à la sécurité et au traitement des personnes expulsées dans un tel contexte de violation massive des droits humains?

De voorzitster : Bedankt, collega Schlitz. Ik zou wel willen vragen om de spreektijd te respecteren. Ik denk dat andere collega’s ook wel 2 minuten extra zouden willen hebben. Ik ben nu zeer tolerant geweest, maar ten opzichte van de andere collega’s is het correct om te proberen zich aan de timing te houden. Ik stel me flexibel op als het een paar seconden meer is, maar hier ging het om bijna 2 minuten.

Mevrouw de minister, aan u het woord om te antwoorden op de vele vragen.

Anneleen Van Bossuyt:

Dank u wel, mevrouw de voorzitster. Beste leden, de vele vragen die u gesteld hebt, tonen aan dat het debat dat ik op Europees niveau op gang heb getrokken, leeft.

Dat is natuurlijk niet onlogisch. Verschillende parlementsleden hebben er al naar verwezen dat minder dan de helft van de Afghanen die in België een verzoek om internationale bescherming indienen, ook effectief die bescherming krijgt.

Cela signifie que le CGRA, une instance indépendante, estime que ces personnes ne craignent pas de persécutions au sens de la Convention de Genève relative au statut des réfugiés et ne remplissent pas non plus les conditions pour bénéficier de la protection subsidiaire. Le CGRA considère donc lui-même qu'il n'existe aucun risque de violation du principe de non-refoulement. Ces décisions sont d'ailleurs confirmées en appel par le Conseil du Contentieux des Étrangers.

Ik wil er ook op wijzen dat de Dienst Vreemdelingenzaken aan uitgeprocedeerde asielzoekers een bevel tot het verlaten van het grondgebied aflevert. Ook dat bevel is gemotiveerd op artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarnaar sommigen onder u verwijzen. Deze beoordeling gaat bovendien ruimer dan degene die reeds door het CGVS werd uitgevoerd, aangezien die beperkt is tot de nood aan internationale bescherming. Ook deze beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken doorstaan systematisch de rechterlijke toets van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Zoals u weet, kan tegen de terugkeerbeslissing zowel een annulatie- als een schorsingsverzoek worden ingediend. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bij de burgerlijke rechter dringende en voorlopige maatregelen te vragen via een procedure in kort geding. Nadien is de conclusie heel duidelijk, deze mensen hebben geen nood aan bescherming en hun terugkeer vormt geen schending van het non-refoulementbeginsel, noch van artikel 3 van het EVRM.

Ik lees uiteraard ook de reacties en de stemmingmakerijen – wat hier daarnet trouwens opnieuw gebeurde – alsof wij vrouwen en kinderen in de armen van de taliban zouden duwen. Dat is uiteraard niet het geval, want het zijn net meestal zij die behoren tot de helft van de verzoekers die wél een beschermingsstatuut krijgen.

Wanneer we vaststellen dat afgewezen Afghanen, die illegaal op het grondgebied verblijven en een terugkeerverplichting hebben, moeilijk kunnen worden teruggestuurd naar Afghanistan sinds de regimewissel en we de afgelopen tijd verschillende gewelddadige incidenten hebben gezien – waarnaar mevrouw De Vreese verwees – acht ik het mijn plicht als minister van Asiel en Migratie om een oplossing te zoeken in het belang van onze samenleving en de veiligheid ervan. In die optiek is een gedoogbeleid, zoals sommigen suggereren, geen optie. Wanneer terugkeer moeilijk is, moeten we daarvoor oplossingen zoeken en ons niet zomaar neerleggen bij de situatie of een vorm van regularisatie of gedoogbeleid voeren.

Ik heb de discussie over de terugkeer naar Afghanistan daarom op Europees niveau opgestart. Ik heb daarover inderdaad overleg gehad met Europees commissaris Brunner en ik heb de problematiek ook op tafel gelegd tijdens de Munich Migration Summit, waarnaar de heer Vandemaele verwees, die werd georganiseerd door de Duitse minister Dobrindt. Dat was dus geen algemene ministerraad van de ministers van Binnenlandse Zaken of van Asiel en Migratie, maar een overleg in beperkte kring. In München waren Duitsland, Zwitserland, Zweden, Polen, Nederland, Oostenrijk, Denemarken en Luxemburg aanwezig, evenals wij als Belgische delegatie en commissaris Brunner.

Ik heb daar vastgesteld dat er heel veel steun was voor mijn voorstel. Ik heb dat vervolgens breder opengetrokken op Europees niveau via een brief aan commissaris Brunner. De brief werd door twintig landen ondertekend. Mijnheer Vandemaele, u hebt het over ‘een twintigtal’, maar het gaat effectief om twintig landen. Dat betreft dus een heel ruime meerderheid.

Collega’s, jullie vroegen over welke landen het gaat. In alfabetische volgorde gaat het om België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Slowakije, Tsjechië en Zweden. Ook Duitsland, dat al resultaten heeft geboekt, verleent dus zijn volledige steun. Zoals mevrouw Van Belleghem reeds heeft vermeld, heeft Duitsland inderdaad al resultaten geboekt. Het feit dat Duitsland de vraag ondersteunt, toont echter aan dat dat land het belang inziet van het gebruik van de Europese hefboom.

Ik kies inderdaad bewust voor Europese samenwerking. Dat is volgens mij de meest logische en ook de oplossing met de grootste kans op succes. Het gaat immers om een gezamenlijke strategie waarmee wij meer diplomatiek gewicht in de schaal kunnen leggen. Dat zal meer opleveren dan een versnipperde aanpak.

Greet Daems:

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

In uw communicatie in de pers de laatste weken was u niet duidelijk. U sprak niet alleen over Afghanen die voor criminele feiten waren veroordeeld, maar u had het ook over illegale óf criminele Afghanen. Ik denk dat het nu duidelijk is dat u beiden bedoelt, dus ook Afghanen zonder een wettelijk verblijf die geen criminele feiten hebben gepleegd. Dat vind ik echt heel problematisch, mevrouw de minister. Doelbewust mensen terugsturen naar een leven onder de taliban is op alle vlakken gewoon fout. De VN zegt daarover heel duidelijk dat de schendingen van mensenrechten er zo wijdverbreid en systematisch zijn, dat ze kunnen neerkomen op misdaden tegen de menselijkheid. Met zo'n regime gaat u samenwerken. Dat is verwerpelijk beleid.

Al jaren verkeerden Afghanen hier in een juridisch limbo, een vacuüm tussen erkenning en terugkeer. Er zijn wel degelijk alternatieven. U kunt mensen uit Afghanistan een tijdelijk verblijf geven. U kunt hen de optie geven om hier een leven op te starten. In de plaats daarvan laat u hen gewoon in de steek en stuurt u hen in de handen van de taliban, zolang u er maar geen last van hebt. Nogmaals, dat is verwerpelijk beleid.

Maaike De Vreese:

Mevrouw Daems, u noemt dat verwerpelijk beleid. Dat mag u eens gaan uitleggen aan de slachtoffers en hun familie in Roeselare.

Mevrouw de minister, ik ben heel blij dat u uw taak ernstig neemt. Een minister van Asiel en Migratie moet inderdaad ook aan de component veiligheid denken, maar het gaat ruimer dan dat. Het is moeilijk om hier in de illegaliteit te overleven en mensen die dat doen, komen vaak in de criminaliteit terecht. Een goed migratiebeleid heeft als sluitstuk een terugkeerbeleid. Als twintig ministers, en niet de minste, dat initiatief ondersteunen vanuit de Europese Unie, dan toont dat weldegelijk aan dat de wil bestaat om tot een oplossing te komen, niet alleen voor illegale Afghanen, maar ook, en als absolute prioriteit, voor Afghanen die hier criminele feiten hebben gepleegd.

Collega’s, daarnaast, de toetsing van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gebeurt voor elke nationaliteit, dus ook voor de Afghanen. De diensten nemen dat heel ernstig. De minister heeft daarnet de volledige procedure uitgelegd, maar daar wordt, volgens wat ik in de repliek hoor, niet naar geluisterd. Het is blijkbaar niet zo leuk om hier te horen zeggen dat er in dit land zodanig veel grendels zijn om te verzekeren dat artikel 3 van dat Verdrag wordt gerespecteerd dat het op den duur bijna onmogelijk wordt om aan terugkeer te werken.

Mevrouw de minister, het is noodzakelijk dat u werkt aan een efficiënt en krachtig terugkeerbeleid en u geniet daarvoor ten volle onze steun.

François De Smet:

Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. On y voit un peu plus clair. Comme souvent avec vous, il faut aller chercher vos réponses dans ce que vous dites, mais aussi dans ce que vous ne dites pas.

Vous n’avez pas réitéré vos propos sur les criminels. Vous avez parlé du taux de reconnaissance. Nous devons en déduire que nous sommes bien d’accord: vous ne visez pas seulement les criminels. Vous visez tous les ressortissants afghans déboutés du droit d'asile, a priori , hommes ou femmes, d'ailleurs.

Admettons avec vous que d'après le CGRA, ces personnes ne courent pas de danger, que l'article 3 ne serait pas enfreint et qu'il n'y aurait pas de problème, mais nous le vérifierons quand même. Il reste la question de principe, du fait que notre pays, avec ou sans autres pays européens, ne trouve pas que négocier avec les talibans soit problématique. Est-ce que vraiment, tout l'Arizona est raccord avec cela? Je cherche un député, MR ou Les Engagés, mais il n'y en a jamais sur ces questions, malheureusement. C'est une vraie question. Notre ministre des Affaires étrangères est-il d'accord avec le fait que la Belgique se mette à négocier, demain, avec les talibans?

Quant à la question de savoir s’il est scandaleux de renvoyer des criminels vers des criminels – puisqu'au fond, tout le monde est d'accord pour dire que le régime taliban est criminel –, on sent bien la petite musique de l’époque consiste à dire que ce ne serait pas si grave. Or, oui, en toute hypothèse, ça le serait quand même. Mais peu importe, puisque vous avez vous-même reconnu que ce n'est pas le fond du sujet. Il s'agit de tout ressortissant afghan débouté du droit d'asile, quels que soient les faits qu'il ait pu commettre ou non, et quel que soit éventuellement son genre.

Cette pétition de principe, même si on sent qu’il y a aussi une opération de communication vis-à-vis de l'opinion publique là-derrière et que la réalisation n'est pas pour demain, est tout de même préoccupante. Nous interrogerons donc aussi le ministre des Affaires étrangères.

Francesca Van Belleghem:

Mevrouw de minister, ik vraag u al acht maanden om werk te maken van de terugkeer van illegale Afghanen. U was voortdurend aan het onderzoeken hoe de piste via Istanboel kon worden verwezenlijkt, maar u kon daar nooit iets over zeggen. In plaats van de eigen piste te verwezenlijken, zegt u nu dat de Europese Commissie er werk van moet maken, maar het Europese front waarvan u spreekt, bestaat al tien jaar, zonder enig resultaat. Duitsland doet het zelf. Het wacht niet op de Europese Commissie en kan wel terugkeer organiseren.

Intussen stopt de toestroom naar ons land niet. In 2025 werden al 3.121 Afghaanse asielaanvragen ingediend, wat de grootste groep vormt. Ook de groep illegalen groeit dagelijks. Dit jaar werden al 1.311 bevelen om het grondgebied te verlaten uitgereikt aan Afghanen, maar er heeft geen enkele gedwongen terugkeer plaatsgevonden.

De oplossing ligt niet bij de Europese Unie, maar bij uzelf. U hoeft er niet langer over te discussiëren op Europees niveau. Dat is al gebeurd. U moet zelf handelen, zoals Duitsland dat doet. Bovendien heeft Duitsland aangeboden om ook onze illegale Afghanen terug te sturen. Wij konden mee op die vlucht. Duitsland heeft dat voorstel gedaan aan andere lidstaten, om illegale Afghanen terug te sturen. Het is dus bijzonder vreemd dat u daar nog geen gebruik van hebt gemaakt. Het heeft geen zin om er telkens opnieuw over te praten, het is tijd dat u er effectief werk van maakt.

Matti Vandemaele:

Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoord, maar u blijft hangen in stoerdoenerij. U kunt u wel zeggen dat Afghanen het grondgebied moeten verlaten, maar als ze, zoals mevrouw De Vreese zegt, in de illegaliteit blijven rondhangen, dan zorgt dat natuurlijk voor problemen. Daarop hebt u eigenlijk niet geantwoord. U hebt enkel gezegd dat u tussentijds geen oplossing zult zoeken. Daarmee zegt u in feite: blijf maar rondhangen aan Brussel-Zuid, doe maar wat u wilt. U schuift enkel een oplossing op lange termijn naar voren.

Mevrouw de minister, u hebt niet gezegd dat het alleen over criminelen gaat, ondanks wat mevrouw De Vreese verklaarde, die voortdurend herhaalt dat het over criminelen gaat. Het gaat over iedereen zonder geldige verblijfstitel.

De taliban vormen een regime dat wij niet erkennen. Er geldt een negatief reisadvies voor landgenoten die naar dat land willen reizen en er is geen consulaire bijstand mogelijk.

Sta mij toe om uw collega Kanko te citeren: “Ik druk mijn diepste bezorgdheid uit over de mensenrechten in dat land en in het bijzonder over de rechten van vrouwen, meisjes en religieuze of etnische minderheden. Het is een regime van geweld en intimidatie tegen vrouwen, journalisten en iedereen die anders denkt.”

Als men met zo’n regime moet onderhandelen om een terugkeerbeleid vorm te geven, dan is er volgens mij een ernstig probleem.

Wij zijn als partij niet tegen een terugkeerbeleid. Een terugkeerbeleid zal altijd het sluitstuk vormen van een rechtvaardig migratiebeleid, absoluut. Als uw eerste gesprekspartner evenwel de taliban is, dan hebben we echt een probleem en hebt u de bodem volledig uit het vat geslagen wat morele principes betreft.

De voorzitster : Collega Vandemaele, omdat u mij vermeld hebt, wil ik toch iets rechtzetten. Ik heb daarnet ook verwezen naar criminele Afghanen en illegale Afghanen die zich in dit land bevinden. U verwijst naar verschillende minderheidsgroepen die etnische minderheden zijn en duidelijk onder de Conventie van Genève vallen, en dus onder die erkenningsgraad.

Matti Vandemaele:

Mevrouw de voorzitster, ik vind dat u nu uw boekje te buiten gaat. U bent nu voorzitter van de commissie en u moet gewoon de debatten faciliteren. U moet mijn antwoord of repliek niet corrigeren. Beperk u tot het modereren van het debat als voorzitter, punt.

De voorzitster : Ik heb net aan de diensten gevraagd of er in de commissie iets bestaat als een ‘persoonlijk feit’. U hebt mijn naam genoemd en mij verkeerd weergegeven. Ik had gevraagd of ik daarover mocht tussenkomen. Als dat niet blijkt te bestaan, zal ik dat in het vervolg niet meer doen.

Matti Vandemaele:

Op basis van welk artikel in het Reglement zou dat zijn? Zoiets als een persoonlijk feit bestaat niet in de commissie.

De voorzitster : Ik zal het even nakijken, maar u had mij vermeld, en ik geef enkel correct weer wat ik daarnet heb gezegd. U had mij niet correct geciteerd.

Sarah Schlitz:

La façon dont se déroule cette commission est un peu surprenante pour quelqu'un qui n'y siège pas chaque semaine. La présidente pose des questions depuis le banc de la présidence et interrompt ensuite les députés. Ce n'est pas tout à fait orthodoxe comme manière de présider, madame la présidente.

Bref, revenons-en au sujet qui nous occupe aujourd'hui. Nous avons pu comprendre dans vos réponses, madame la ministre, que vous visez tous les ressortissants afghans qui sont déboutés du droit d'asile. Cela signifie que n'importe quel réfugié qui n'a pas reçu la protection internationale pourrait être renvoyé. Nous sommes déjà dans un système complètement absurde qui déboute des personnes du droit d'asile alors qu'elles ne sont pas renvoyables. Or, aujourd'hui, on sait à quel point il est ultra nécessaire de faire en sorte que ces profils-là soient acceptés le plus vite possible dans le circuit pour pouvoir se former, trouver un emploi et reconstruire leur vie après les violences extrêmes et la traversée extrêmement difficile qu'ils ont dû effectuer pour arriver dans notre pays. Pour moi, la place d'un réfugié afghan est dans une classe de français ou de néerlandais, pas dans un centre fermé, pas dans un avion pour retourner vers un régime complètement autoritaire qui a de très fortes de chances de lui ôter la vie.

Vous vous vantez, madame la ministre, de vous ranger aux côtés de la Hongrie, de l'Italie de Mme Meloni, mais tout cela, vous le faites avec le mandat de votre majorité. Je vois que Les Engagés nous ont rejoints dans cette commission. Madame Pirson, donnez-vous mandat à Mme la ministre pour être le moteur au niveau européen afin d'engager des discussions avec le régime des talibans? Agit-elle bien dans le cadre du mandat que vous lui accordez? C'est la question que nous nous posons tous. Que fait le MR et que font Les Engagés dans ce dossier? Comment est-ce possible? Comment pouvez-vous amener la Belgique sur ce terrain-là? Franchement, je ne comprends pas. Nous continuerons à interroger aussi M. Prévot sur ce sujet. Je vous remercie.

De voorzitster : Mevrouw Schlitz, uw verwijten pik ik niet.

Ik heb aan het begin van de vergadering aan de leden van de commissie gevraagd of het voor hen goed was om mijn vragen hier vooraan op de voorzittersstoel te stellen. Ik vervang de heer Depoortere, die hier vandaag niet aanwezig kon zijn. Daarover is geen enkele opmerking gekomen. Trouwens, ook de heer Depoortere vraagt dat stelselmatig. Wij werken steeds op die manier hier in de commissie.

U was zelf te laat. Het is dan ook compleet ongepast, wanneer u zelf volledig over uw spreektijd bent gegaan, dat u hier dergelijke opmerkingen maakt.

Mijnheer Vandemaele, ik heb de vraag gesteld aan de diensten of een en ander kon. Zij zoeken dat nu uit. Indien blijkt dat het niet kan om te reageren op een antwoord wegens een persoonlijk feit, zullen wij dat absoluut niet meer doen.

Wij gaan nu over naar interpellatie nr. 56000149i van mevrouw Van Belleghem over de verijdelde terroristische aanslag.

Mevrouw Schlitz, de discussie is afgerond.

Sarah Schlitz:

Si Mme la présidente veut faire un incident, je vais répondre. Elle a surenchéri alors qu’elle pouvait choisir de clore l’incident. Je suis donc obligée, pour le rapport, de corriger ce qui est dit.

J’étais en commission des Affaires sociales parce qu’énormément de commissions se déroulent simultanément. Je suis arrivée à temps pour ma question (…)

De voorzitster : Collega Schlitz…

Sarah Schlitz:

Pouvez-vous me laisser terminer ma phrase?

De voorzitster : Mevrouw Schlitz, ik wil de vergadering graag voortzetten. De agenda van de commissie staat vast. Wat uw agenda is, is uw zaak. Ik kan alleen maar zeggen dat er in het begin van de commissie afspraken worden gemaakt. Ik heb alle begrip.

Sarah Schlitz:

Madame la présidente, vous avez fait la même chose avec mon collègue Vandemaele. Vous avez interrompu sa prise de parole en ouvrant votre micro. Ce n'est pas tout à fait correct. Vous pouvez simplement laisser terminer une phrase et permettre à la commission de se poursuivre.

Francesca Van Belleghem:

Op 9 oktober werden we opnieuw geconfronteerd met een verontrustende realiteit. Een jihadistisch geïnspireerde aanslag op premier De Wever en mogelijk ook op andere politici werd verijdeld. Bij huiszoekingen in Antwerpen werden drie jongvolwassenen opgepakt. Volgens informatie van VRT Nieuws gaat het om drie Belgen. De 18-jarige en de 24-jarige zouden van Marokkaanse herkomst zijn en de 23-jarige van Tsjetsjeense afkomst. Dit bewijst dat onze nationaliteitswetgeving veel te laks is.

De verijdelde aanslag is bovendien geen geïsoleerd incident, maar past in een zorgwekkend patroon. Het dreigingsniveau in ons land is, sinds de aanslag twee jaar geleden op de Zweedse voetbalsupporters door de illegaal Lassoued, verhoogd van niveau drie naar niveau vier. Dat betekent dat een terroristische aanslag mogelijk en waarschijnlijk is en dat de dreiging bovendien ernstig is. De verijdelde aanslag, maar ook veel andere criminele gebeurtenissen, leren ons twee zaken.

Ten eerste zijn vreemdelingen oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers. De laatste cijfers waarover ik beschik, dateren van 2021. Het is overigens een schande dat daar niet beter over gepubliceerd en gerapporteerd wordt. In 2021 was 13,4 % van de bevolking niet-Belg, maar die groep was wel goed voor 36 % van de verdachten van criminele feiten en 28 % van de veroordeelden. Marokkanen, Turken, Congolezen, Algerijnen en Albanezen worden bij de niet-EU-burgers in absolute cijfers het vaakst veroordeeld, op de voet gevolgd door Afghanen. We zien dat ook aan de samenstelling van de gevangenisbevolking. Een op de drie gevangenen is illegaal en bijna de helft, zo’n 45 %, heeft niet de Belgische nationaliteit. Deze cijfers geven bovendien een onvolledig beeld, want ze spreken alleen over de nationaliteit en niet over de herkomst of de dubbele nationaliteit van individuen.

Dat is een tweede groot manco in ons beleid. Zodra vreemdelingen onze nationaliteit hebben gekregen, dit jaar zullen dat er wellicht 75.000 of meer zijn, verdwijnen ze uit de statistieken, ze worden dan gerekend als Belg, hoewel ze een vreemde herkomst hebben. In dit land mogen daarover geen statistieken worden bijgehouden of, erger nog, gebeurt dat gewoon niet. Mijn collega’s van het Vlaams Belang hebben of zullen andere bevoegde ministers hierover ondervragen via interpellaties, maar een aantal aspecten met betrekking tot de verijdelde aanlag hebben betrekking op asiel en migratie.

Kunt u bevestigen dat de drie verdachten de Belgische nationaliteit hebben, maar van buitenlandse herkomst zijn? Hebben zij onze nationaliteit verworven? Wat is de herkomst van deze individuen? Hoe verklaart u dat zij de Belgische nationaliteit hebben gekregen, maar zich alsnog hebben gekeerd tegen de samenleving die hen heeft opgenomen?

Betreft het personen van de eerste, tweede of derde generatie? Zijn het personen die naar hier zijn gekomen via asiel, gezinshereniging of reguliere migratie, of gaat het om in België geboren kinderen van migranten? Welke conclusies trekt u daaruit met betrekking tot het migratie- en integratiebeleid? In dit land, met gescheiden bevoegdheden, raakt men immers steeds aan de bevoegdheid van iemand anders, hetzij federaal, hetzij op het niveau van de deelstaten.

Welke maatregelen hebt u genomen om de vorming van parallelle samenlevingen tegen te gaan, die als voedingsbodem dienen voor extremisme en islamitisch extremisme? Welke concrete maatregelen hebt u genomen om de gebrekkige informatie-uitwisseling tussen de dienst Vreemdelingenzaken, politie, Justitie en inlichtingendiensten te verbeteren sinds uw aantreden? Waarom zijn er nog steeds hiaten in de opvolging van geradicaliseerde personen?

Mijn belangrijkste vraag is wellicht de volgende. Hoe ver staat het met de beloofde illegalendatabank? Het is inmiddels twee jaar geleden dat een aanslag werd gepleegd op Zweedse voetbalsupporters door een illegaal die al verschillende bevelen had gekregen om het grondgebied te verlaten. Ik heb u al schriftelijke vragen gesteld over die illegalendatabank. U antwoordde dat u ermee bezig bent. Wat is de stand van zaken met betrekking tot die illegalendatabank, die toentertijd door premier De Croo werd beloofd?

Hoeveel radicale of extremistische personen hebt u sinds uw aantreden daadwerkelijk uit het land verwijderd? Graag kreeg ik concrete cijfers en percentages.

Welke specifieke maatregelen neemt u tegen extremisme in asielcentra? Bestaat er een systematische screening en monitoring?

Meer algemeen, erkent u dat vreemdelingen in de criminaliteitscijfers oververtegenwoordigd zijn? Wat zult u daaraan doen? Zult u in de toekomst cijfers over de herkomst van mensen blijven bijhouden?

In Nederland bestaat er een uitstekende rapportage van dergelijke cijfers, waarmee men perfect de herkomst van bepaalde personen kan nagaan. Uiteraard gebeurt dit alles met respect voor de privacy van de betrokkenen. Daar weet men bovendien via welk migratiemotief men naar het land is gekomen. Wij zouden ook een dergelijk systeem moeten ontwikkelen. Bent u daarvan een voorstander of niet?

Anneleen Van Bossuyt:

Mevrouw Van Belleghem, er zijn veel vragen gesteld, dus ik heb ook een lang antwoord.

Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik ook geschokt was door het nieuws over de plannen voor een terreurdaad tegen onze eerste minister, Bart De Wever, en andere politici, waaronder de burgemeester van Antwerpen, Els van Doesburg. Ik leef met hen mee en met hun familie, die daarbij ook wordt betrokken.

Hulde ook aan de betrokken veiligheidsdiensten voor het werk dat zij hebben geleverd om die terreurdaad te verijdelen. Dit bewijst de noodzaak om de veiligheid van alle burgers in ons land te verbeteren. Dat is een doelstelling die deze federale regering ten volle onderschrijft en waaraan ik, samen met mijn collega’s van Binnenlandse Zaken en Justitie, dagelijks werk.

Op uw eerste en tweede vraag kan ik u meedelen dat, in het belang van het onderzoek, persoonlijke en individuele informatie niet kan worden gedeeld. Het gaat wel om personen met de Belgische nationaliteit. Dit zijn dus vragen voor de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.

Wat uw vragen over radicalisering betreft, kan ik u meedelen dat wij met de federale regering tal van maatregelen nemen om radicalisering tegen te gaan en om geradicaliseerde personen of terroristen van ons grondgebied te verwijderen of hen bij binnenkomst te onderscheppen.

Specifiek binnen mijn bevoegdheden neem ik de volgende maatregelen. We voeren een levenslang inreisverbod in voor terroristen en geradicaliseerden die op de OCAD-lijst als entiteit A worden gekwalificeerd, wat nu neerkomt op de geregistreerde gevalideerde personen in de Gemeenschappelijke Gegevensdatabank Terrorisme, Extremisme, Radicaliseringsproces.

De duur van een inreisverbod voor zware criminelen wordt zoveel mogelijk opgetrokken. Sinds mijn aantreden is al aan een persoon een inreisverbod van 30 jaar opgelegd, wat neerkomt op levenslang. Dat was de eerste keer dat dit gebeurde.

Geestelijke beoefenaars van erkende erediensten moeten slagen voor een inburgerings- en taaltest om de gecombineerde vergunning te bekomen. Houden zij zich niet aan de taalvereisten, geven zij blijk van radicalisering en respecteren zij onze verlichte waarden en normen niet, zoals de gelijkwaardigheid van eenieder en de scheiding van kerk en staat, dan wordt hun verblijfsrecht ingetrokken en worden zij onmiddellijk en gedwongen het land uitgezet.

Daarnaast worden ook reeds verregaande stappen gezet om de woonstbetreding mogelijk te maken in het kader van de gedwongen terugkeer. Deze maatregel zal uitgevoerd worden ten opzichte van vreemdelingen die een bevel om het grondgebied te verlaten hebben gekregen en een gevaar vormen voor de openbare orde of voor de nationale veiligheid wegens feiten van extremisme, radicalisering of terrorisme of die veroordeeld werden voor ernstige misdrijven.

De gronden van weigering, beëindiging en intrekking van het verblijf op basis van het gevaar dat uitgaat van de persoon en/of een veroordeling tot een gevangenisstraf worden waar mogelijk uitgebreid, zo ook de mogelijkheden voor de Dienst Vreemdelingenzaken om het onbeperkt verblijf na een intrekking van de status te beëindigen. De toepassing hiervan en de effectieve uitwijzing vormen een absolute topprioriteit van deze regering.

Vluchtelingen met subsidiaire bescherming en ook verzoekers om internationale bescherming die een gevaar vormen voor onze openbare orde of nationale veiligheid verliezen hun status of de mogelijkheid op een beschermingsstatuut.

Ook wanneer vreemdelingen ons grondgebied betreden, worden op verschillende manieren preventieve onderzoeken uitgevoerd naar signalen van terrorisme of radicalisering.

Bij de registratie van een verzoek om internationale bescherming worden bijvoorbeeld meerdere controles uitgevoerd. De verzoekers beschikken echter niet noodzakelijk over identiteitsdocumenten, waardoor de controles die de Dienst Vreemdelingenzaken kan uitvoeren eerder beperkt zijn en meestal gebeuren op basis van een verklaarde identiteit. Het SIS wordt ook geraadpleegd om na te gaan of de persoon niet geseind staat als niet-toelaatbaar op het grondgebied. In het geval van een meervoudige aanvraag wordt eveneens de Algemene Nationale Gegevensbank geconsulteerd.

De Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid screenen sinds september 2015 systematisch verzoekers afkomstig uit Syrië en Irak in het kader van de islamitische dreiging. Op 30 november 2015 heeft de DVZ gevraagd om de screening uit te breiden naar alle nationaliteiten. De DVZ bezorgt bovendien dagelijks lijsten met verzoekers om internationale bescherming aan de inlichtingendiensten ter controle in hun bestanden. De DVZ wordt op de hoogte gebracht wanneer er een hit is.

De screenings vormen geen definitief antwoord. De DVZ kan gedurende de hele procedure contact opnemen om een problematisch profiel te signaleren. Sinds 1 december 2015 ontvangt de federale politie namenlijsten van verzoekers voor screening en sinds 16 december 2015 controleert de politie ook de vingerafdrukken in haar databank.

Geradicaliseerde personen die illegaal in het land verblijven, worden zoveel mogelijk in een gesloten centrum geplaatst met het oog op hun onmiddellijke terugkeer naar hun land van herkomst. Ik verdubbel daarvoor het aantal plaatsen in de gesloten centra, wat ik al een aantal keer heb onderstreept. Sinds mijn aantreden zijn 18 personen, die werden opgevolgd door de cel radicalisme, verwijderd van het grondgebied. Het betrof 3 EU-onderdanen en 15 onderdanen van derde landen. 6 van hen werden overgedragen aan een andere lidstaat in het kader van de Dublinverordening, 4 werden bilateraal overgedragen en 8 keerden terug naar hun land van herkomst. Voor uw overige vragen met betrekking tot radicalisering verwijs ik u naar mijn collega-ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.

Wat de illegalendatabank betreft, kan ik meedelen dat momenteel de laatste administratieve drempels worden weggewerkt. Alle informatie over de woon- en verblijfplaats van vreemdelingen in illegaal verblijf moet worden gecentraliseerd en toegankelijk gemaakt voor alle betrokkenen, zodat notificatie van beslissingen, intercepties, vrijwillige en gedwongen terugkeer kunnen worden verzekerd.

De gegevensuitwisseling tussen de DVZ en de politiediensten wordt geoptimaliseerd. Een goed voorbeeld van de samenwerking tussen de DVZ en de politie op het terrein zien we bij de binnenkomstcontroles.

Integratie is essentieel om een sterke basis te leggen en een toekomst op te bouwen binnen de nieuwe gemeenschap. Daarom worden de rechten en plichten, waarden en normen die in onze samenleving gelden toegelicht in een bindende nieuwkomersverklaring, die elke binnenkomer ondertekent bij de visum- of verblijfsaanvraag. Daardoor stemmen ze onder andere in met de strikte neutraliteit van de staat en ook met de gendergelijkheid. Met deze federale regering sluiten we daarover een samenwerkingsakkoord af met de deelstaten.

Wie de verklaring weigert te ondertekenen of de bepalingen in de nieuwkomersverklaring niet respecteert en zich overeenkomstig artikel 1/2, paragraaf 3 van de Vreemdelingenwet onvoldoende integreert in onze samenleving, wordt de toegang tot het land ontzegd, of verliest desgevallend zijn verblijfsrecht.

Wat uw vraag uw vraag over de strijd tegen radicalisering in de asielcentra betreft, sinds maart 2016, onder voormalig staatssecretaris Theo Francken, bestaat er een procedure voor het melden van mogelijke gevallen van radicalisering binnen de opvangstructuren. Sinds augustus 2017 wordt die procedure beheerd door een expert radicalisme, die verantwoordelijk is voor het analyseren van de melding, het doorsturen ervan naar de cel Radicalisme bij de Dienst Vreemdelingenzaken en het opvolgen van de meldingen door samen met de verbindingsofficier van de federale politie de verbinding te verzorgen tussen de betrokken opvangstructuren en de bevoegde instanties.

De expert radicalisme neemt deel aan de werkgroep Asiel en Migratie, die wordt voorgezeten door de Dienst Vreemdelingenzaken, en waar maandelijks individuele zaken kunnen worden besproken in aanwezigheid van de politie- en veiligheidsdiensten. De expert radicalisme organiseert regelmatig sessies voor het personeel van Fedasil met als doel het verbeteren van de opsporing van tekenen van radicalisering bij asielzoekers via contextualisering, dus via een combinatie van indicatoren en inzicht in de culturele achtergrond.

Zoals ik al heb opgemerkt, blijf ik vanuit mijn bevoegdheden en in samenwerking met mijn collega-ministers voortwerken aan een veiligere samenleving voor alle burgers van dit land.

Francesca Van Belleghem:

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.

Op de illegalendatabank wachten we al twee jaar. U stelt intussen al weken dat u de laatste hand daaraan legt. Wat u nu hebt voorgelezen, is exact hetzelfde als uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik heb ontvangen.

Wat is echter de concrete datum waarop de illegalendatabank effectief in werking zal treden? Niemand die het weet. Kunt u ons dat nu nog meegeven?

Hetzelfde geldt voor de nieuwkomersverklaring. Er wordt al tien jaar overleg gepleegd met de deelstaten, maar die verklaring is ook al tien jaar de facto dode letter zolang de deelstaten daar niet mee instemmen. Wanneer zal de nieuwkomersverklaring er komen?

Hoe zit het trouwens ook met het inburgeringsexamen en het overleg met de deelstaten? Wanneer zal dat plaatsvinden? Ook dat dreigt dode letter te worden.

Ten slotte wil ik nogmaals het belang van cijferrapportage benadrukken. Ik weet dat de website migratie.be er niet komt, maar er is wel degelijk een verband tussen massa-immigratie en criminaliteit.

De laatste cijfers waarover ik beschik, dateren van 2021. Ze tonen aan dat vreemdelingen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Het is echter bijzonder moeilijk om in dit land cijfers te pakken te krijgen. De laatste cijfers waarover ik beschik, dateren van 2021. Toen ik in 2022 de cijfers voor Barbara Pas probeerde op te vragen, kreeg ik te horen dat ze niet konden worden bezorgd wegens technische problemen. Dat is verschrikkelijk.

Wanneer we over de grenzen kijken, bijvoorbeeld naar Duitsland, vinden we die cijfers gewoon objectief terug en wordt op de officiële overheidswebsite objectief erkend dat vreemdelingen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Hier zijn zulke gegevens nooit terug te vinden. Wie het probleem wil oplossen, moet het uiteraard eerst erkennen.

De voorzitster : Ik wil even terugkomen op de vraag of er in commissie kan worden ingegaan op een persoonlijk feit. De diensten verwijzen daaromtrent naar artikel 55 van het Reglement waarin staat dat het altijd is toegestaan dat men het woord vraagt voor de beantwoording van een persoonlijk feit. In dat artikel wordt niet gespecificeerd of dat in commissie of in de plenaire vergadering gebeurt.

Mijnheer Vandemaele, indien u daarover nog vragen hebt, kan daar zeker in de Conferentie van voorzitters over worden gesproken, eventueel ook over een mogelijke wijziging. Artikel 55 is het artikel waarnaar werd verwezen om aan te geven dat ik wel degelijk mocht tussenkomen.

Vlaams Belang dient overigens geen motie in.

Matti Vandemaele:

Mevrouw de voorzitter, het was geen persoonlijk feit. Ik zal de vraag inderdaad voorleggen aan de Conferentie van voorzitters, want het is absoluut ongebruikelijk om een persoonlijk feit in te roepen in een commissievergadering.

De stopzetting van de federale subsidies voor de winteropvang
De afschaffing van de federale subsidies voor het winterplan
De afschaffing van het winterplan en de oproep van het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding
Het winterplan en de oproep van het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding

Gesteld door

PS Marie Meunier
Les Engagés Anne Pirson
PS Marie Meunier
Ecolo Sarah Schlitz

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Marie Meunier:

Madame la ministre, il y a quelques semaines, je vous ai interpellée en session plénière à propos de la suppression brutale et irresponsable des subventions fédérales au plan grand froid.

Je voudrais vous rappeler que l'accord de coopération concernant le sans-abrisme et l'absence de chez-soi du 12 mai 2014 précisait les compétences et les responsabilités des différents niveaux de gouvernement dans la lutte contre le sans-abrisme. Certes, ce sont les autorités locales qui, en premier lieu, ont la compétence pour l'accueil des sans-abris. Cependant, les autorités fédérales, par le biais du SPP Intégration sociale, fournissent depuis de nombreuses années les moyens supplémentaires nécessaires pour soutenir l'hébergement d'urgence aigu pendant la période hivernale. Il s'agissait d'un financement annuel accordé aux cinq grandes villes et destiné à la mise en place d'un accueil de jour, de soirée et de nuit pour les sans-abris présentant des besoins sociaux aigus.

Vous avez brutalement décidé de supprimer ce financement parce que vous considérez cette compétence, qui relève pourtant de votre responsabilité, comme une "compétence usurpée". Avec le groupe PS, nous avons dans la foulée déposé une motion demandant que vous communiquiez rapidement la liste des politiques que votre gouvernement ne financera plus au motif qu'elles sont des compétences usurpées, car nous voulons à tout prix éviter que vous puissiez mener d'autres politiques inhumaines pour ce motif.

Nous nous sommes alors rendu compte que nous étions loin d'être les seuls à nous alarmer puisque, depuis, le Réseau Belge de Lutte contre la Pauvreté a exprimé son inquiétude face aux conséquences de votre décision. Il rappelle que le nombre de personnes sans abri est bien plus élevé que prévu en Flandre et en Wallonie, et que ce nombre est en très forte croissance à Bruxelles. Il rappelle surtout que la fin du financement fédéral du plan grand froid menace directement la capacité d'accueil cet hiver. Il demande à ce qu'une consultation urgente soit organisée dans le cadre de la conférence interministérielle de l'Intégration sociale et de l'Économie sociale afin d'aboutir à des solutions structurelles à court et à long terme.

Par ailleurs, Madame la ministre, quand vous évoquez ces prétendues compétences usurpées, nous parlons, nous, de vies humaines avant tout. Le sans-abrisme, je vous l'ai déjà dit également, ne s'arrête pas aux frontières régionales et nécessite une coordination fédérale.

Avez-vous pu prendre connaissance de la lettre ouverte du Réseau Belge de Lutte contre la Pauvreté? Quelle est votre réponse à leurs préoccupations et à leur appel au réexamen de votre décision?

Y aura-t-il prochainement une conférence interministérielle à ce sujet et, si oui, à quelle échéance? Comptez-vous rétablir un financement de transition pour le plan grand froid cet hiver, afin d'éviter que des milliers de personnes ne se retrouvent sans solution d'accueil d'urgence? La réponse me paraît simple: oui ou non.

Enfin, quand le Parlement recevra-t-il la liste exhaustive des politiques que vous ne financerez plus pour cause de compétence usurpée?

Anne Pirson:

Madame la ministre, nous connaissons bien votre intention affirmée de mettre fin aux compétences dites usurpées au nom de la viabilité financière de l'entité fédérale. C'est conforme à votre note de politique générale ainsi qu’à l'accord de gouvernement. Cette orientation s'inscrit vraiment dans une volonté de clarification institutionnelle. On l'entend pleinement.

Malgré l'annonce récente de la suppression des subsides fédéraux destinés au plan grand froid, alors que nous sommes seulement à quelques semaines de l'arrivée de la période hivernale, Les Engagés soulèvent quand même de grandes inquiétudes. Ces plans ne sont pas pour nous des dispositifs secondaires. Ils constituent chaque année un filet de sécurité vital pour des milliers de personnes qui sont tombées sans abri. Ils permettent l'ouverture de lits supplémentaires, la mobilisation de services de première ligne et la coordination avec les CPAS et les associations. Cette décision un peu brutale de mettre un terme au financement fédéral intervient à un moment critique et suscite vraiment de vives interrogations, tant sur le plan pratique que sur le plan humain.

Madame la ministre, une concertation accrue avec les entités fédérées est-elle prévue pour garantir qu'aucune personne ne se retrouve à la rue sans solution durant cet hiver? Avez-vous déjà pris contact avec vos homologues régionaux? Même si nous avons déjà eu l'information par voie de presse, pouvez-vous préciser à la Chambre quelles sont les grandes villes concernées par cette suppression de subsides et à combien s'élève le montant total retiré?

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, dans une lettre ouverte, le Réseau belge de lutte contre la pauvreté interpelle sur les conséquences possibles de la fin du financement fédéral du plan Grand Froid. À l’approche de l’hiver, les acteurs de terrain sont déjà très inquiets quant à la capacité d’accueil.

Selon le réseau, le nombre de personnes sans abri est beaucoup plus élevé que prévu en Flandre et en Wallonie, et en très forte croissance à Bruxelles. Face à ce constat, les signataires de la lettre ouverte appellent à un réexamen de la décision de mettre fin au financement annuel du plan Grand Froid par le gouvernement fédéral.

Les organisations à l’origine de l’appel demandent également qu’une consultation urgente soit organisée dans le cadre de la Conférence interministérielle de l’Intégration sociale et de l’ É conomie sociale (CIM) afin d’aboutir à « des solutions structurelles à court et à long terme ».

Madame la ministre, pouvez-vous m’indiquer combien de personnes sont sans abris aujourd’hui, région par région? Avez-vous évalué l’impact des mesures de votre gouvernement sur l’augmentation du sans-abrisme? Avez-vous mis ce sujet à l’ordre du jour de la CIM? Quand s’est-elle réunie? Quelles décisions ont été prises afin de coordonner efficacement la lutte contre le "sanschezsoirisme"? Vos collègues des Engagés ont exprimé leur indignation face à cette suppression. Ont-ils été en mesure de bloquer votre initiative? Quelles actions ont-ils entreprises pour y parvenir?

Anneleen Van Bossuyt:

Mesdames Meunier, Pirson et Schlitz, je vous remercie. Comme vous l'avez souligné dans vos questions, l'accueil des sans-abris relève avant tout de la compétence des pouvoirs locaux. Par le passé, un soutien fédéral a été débloqué pour les grandes villes à titre strictement supplétif.

En réponse à vos questions, au total, nous mettons fin aux subsides pour l'accueil hivernal dans cinq villes. Il s'agit de Liège, Charleroi, Bruxelles, Anvers et Gand, soit 65 000 euros par ville. Je considère évidemment que l'accueil hivernal est très précieux, mais l'accueil des sans-abris n'est pas une compétence fédérale. Depuis des années, des instances indépendantes, telles que le SPF BOSA et l'Inspection des Finances, soulignent qu'il n'est pas admissible que nous continuions à payer au niveau fédéral pour des compétences régionales ou locales.

Ce gouvernement fédéral a très clairement convenu dans l'accord de gouvernement que nous ne paierons plus pour des matières qui ne relèvent pas de la compétence fédérale. C'est notamment de cette manière que le gouffre de la dette est devenu si profond. Pour chaque problème, des subsides étaient accordés. Nous y mettons un terme.

Il est assez cynique que les partis qui nous ont conduit à ces difficultés crient aujourd'hui depuis les tribunes que cette politique est dure, alors que ce sont précisément eux qui ont détruit tout le système. Bien trop longtemps, on a omis de rétablir l'ordre. On a toujours demandé à quelqu'un d'autre de payer l'addition. Mais cela ne constitue pas une politique durable.

J'ai entre-temps appris qu'Anvers tout comme le ministre-président wallon reconnaissent la répartition des compétences et assumeront leurs responsabilités en prévoyant eux-mêmes le montant de 65 000 euros. Chacun doit jouer son rôle dans cette problématique très complexe du sans-abrisme.

J'ai bien reçu, le lundi 29 septembre, la lettre du Réseau Belge de Lutte contre la Pauvreté. Comme je viens de le dire, je reconnais que l'accueil hivernal est particulièrement précieux, mais l'accueil des personnes sans abri ne relève pas des compétences fédérales.

Dans le cadre de la Conférence interministérielle Politique des grandes villes, Intégration sociale et Lutte contre la pauvreté, une première réunion s'est tenue fin juin, au cours de laquelle une concertation a eu lieu avec mes collègues ministres des Régions et Communautés afin de délimiter les domaines d'action de chaque partie. Le 1 er octobre, voici deux semaines, s'est tenue la première réunion d'un groupe de travail sur le sans-abrisme. Nous y discuterons de la manière de mieux coordonner les efforts et de parvenir à une politique cohérente en matière de sans-abrisme dans le respect des compétences de chacun.

En ce qui concerne l'accueil hivernal dans la Région de Bruxelles-Capitale, bien que l'Inspection des finances évoque également ici un dépassement de compétences, nous comprenons évidemment la situation difficile dans laquelle se trouve la ville de Bruxelles. Je comprends que la suppression simultanée du soutien financier à la ville et à la Région aurait un impact important.

Dans son avis, l’Inspection des finances a laissé la possibilité de prolonger le soutien pour la Région Bruxelles-Capitale d'une année supplémentaire. Je cite l'avis de l'Inspection des finances: "(…) éventuellement permettre, à titre de mesure transitoire et afin de pouvoir communiquer préalablement, un dernier accueil hivernal en 2025-2026."

Je tiens également à souligner que ce soutien financier est d'une nature totalement différente du soutien apporté à la ville. Cet hiver, nous attribuons à la Région une aide financière d'environ un million d'euros.

Marie Meunier:

Merci, madame la ministre, mais vous n'avez que très partiellement, voire pas du tout, répondu à mes questions. Je n'ai toujours aucune nouvelle de la liste exhaustive des politiques que vous ne financerez plus pour cause de compétences dites usurpées. Nous l'attendons depuis quelques semaines maintenant. Je vous repose la question aujourd'hui. Je n'ai toujours pas de réponse.

Cela vous paraît un peu cynique que les partis, notamment de l'opposition, critiquent et qualifient la politique que vous menez de dure à l'égard de celles et ceux qui n'ont plus rien. Je rappelle qu’on ne parle pas de personnes qui ont les moyens, mais de personnes qui sont dans la rue.

Je suis désolée de vous le redire aussi: c'est une politique qui est dure et brutale. Nous continuerons à le dénoncer. Vous n'allez pas chercher l'argent là où il est réellement, c'est-à-dire dans la poche de ceux qui ont d'énormes moyens, des millionnaires, des milliardaires. Vous auriez pu le faire.

Vous faites le choix, qui est politique, d'aller chercher l'argent chez celles et ceux qui n'en ont déjà pas, chez celles et ceux qui dorment déjà dehors. Comme c'était le cas il y a quelques semaines, je constate que le choix est assumé, que vous n'avez aucune remise en question à ce sujet et qu'il n'y a manifestement pas moyen de négocier.

Par ailleurs, j'entends que Bruxelles doit assumer tout le fardeau du fédéral et que les partis francophones de votre majorité n'en ont que faire.

J'ai entendu notre collègue des Engagés soulever le fait qu'il s'inquiète quand même. Je vous rappelle que vous êtes à la table des négociations, que vous étiez là pour signer l'accord de gouvernement et que pour toutes les décisions qui sont prises par la ministre, bien qu'elle ne soit pas de votre parti aujourd'hui, vous vous trouvez quand même autour de la table. Il existe quand même une solidarité collective autour de ces décisions.

Madame la ministre, il en va de même pour les grandes villes que vous ciblez. Je vous rappelle quand même que Gand est votre ville. Elle-même souligne la difficulté dans laquelle vous êtes en train de la placer. Je le souligne.

Je continuerai, avec mon groupe, à faire entendre la voix de celles et de ceux que vous êtes en train de noyer. Pour notre part, nous continuerons à faire des propositions beaucoup plus constructives que celles-là, pour permettre à ces gens de voir un semblant de bout au tunnel dans lequel vous êtes en train de les enfoncer, madame la ministre.

Anne Pirson:

Madame la ministre, merci pour vos réponses et vos éclaircissements. Je suis contente d'entendre que des solutions ont été trouvées pour Bruxelles, à court terme en tout cas.

Permettez-moi néanmoins d'exprimer notre préoccupation. Notre président s'était aussi exprimé sur le sujet. Pour lui, une solidarité ne se rompt pas comme ça sans concertation. Nous devons quand même constater que c'est ce qui s'est produit. Une décision a été prise sans dialogue avec les Régions, les CPAS et même au sein du gouvernement. Le plan grand froid n'est pas seulement un choix politique, madame la ministre, c'est une obligation légale, un devoir moral. Depuis la déclaration de Lisbonne qui a été signée en 2021 par l'ensemble des pays de l'Union, c'est un engagement partagé de mettre fin au sans-abrisme à l'horizon 2030. Donc, rompre la chaîne de la solidarité à quelques semaines de l'hiver suscite franchement une inquiétude inutile, tant pour les personnes concernées que pour ceux qui les accompagnent sur le terrain.

Les Engagés vous demandent avec force de rétablir ou de poursuivre une véritable concertation avec les entités fédérées à l'avenir, dans la mise en œuvre dans l'accord de gouvernement. En effet, protéger les plus vulnérables contre le froid n'est pas option, c'est le cœur de notre solidarité; et nous vous savons aussi sensible à ce sujet, madame la ministre.

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses. Je n'en attendais pas plus de votre part, puisque nous avons déjà eu cette discussion. Au demeurant, je savais bien que le courrier envoyé par les associations qui tentent de vous alerter au sujet des graves difficultés auxquelles vont se heurter plusieurs personnes cet hiver n'allait pas vous faire bouger d'un iota. Bref, cela ne me surprend pas. Cela dit, je me demande parfois comment cela se passe dans votre cabinet. Un de vos collaborateurs est-il chargé d'identifier dans quelles politiques sociales il faut couper? Je suppose qu'il y a des points bonus quand cela peut toucher davantage les francophones ou des villes de gauche. Est-ce ainsi que cela fonctionne, madame la ministre? À la fin du mois, consulte-t-on un petit tableau pour voir qui a réussi à couper le plus pour emmerder les bourgmestres "rouges" en Wallonie?

Blague à part, ce que vous êtes en train d'accomplir est absolument catastrophique. Vous vous dissimulez derrière des arguments invoquant des compétences usurpées. Or, en réalité, votre gouvernement est en train de refourguer ses problèmes aux autres en excluant 180 000 personnes du chômage, en faisant la chasse aux malades, en réduisant le montant des pensions à tel point que certains vieilliront dans une précarité extrême avec une pension moyenne de 1 072 euros par mois. Que voulez-vous faire avec cela? En parallèle, ce sont les grandes villes qui vont trinquer, ce sont les CPAS qui vont devoir assumer certaines missions à votre place en accompagnant des personnes qui ont été exclues d'un système dont elles avaient le droit de bénéficier. Or vous n'assumez pas vos responsabilités. Les CPAS sont en train de licencier à cause des coupes que vous avez décidé d'opérer. Une de mes amies, Barbara, travaille dans un CPAS. Après 10 ans de travail, elle a été licenciée à quelques mois de l'exclusion des chômeurs. Les CPAS ne sont pas prêts à accueillir toutes ces personnes. Par conséquent, nous allons au-devant de très grandes difficultés, madame la ministre.

Anneleen Van Bossuyt:

Madame la présidente, je voudrais réagir. Madame Schlitz, si j'ai l'habitude que vous m'insultiez chaque fois que je prends la parole, je n'accepte pas du tout que vous insultiez mes collègues au sein du cabinet. Donc, vous pouvez m'insulter tout votre soûl, mais n'insultez pas des gens qui travaillent au quotidien avec sincérité! Voilà que vous riez, maintenant!

Sarah Schlitz:

Des gens qui travaillent avec sincérité pour exclure des personnes du chômage.

Anneleen Van Bossuyt:

J’ai l’habitude que vous m’insultiez. Insulter les gens, c'est ce que vous faites. Vous pouvez m'insulter, mais pas les gens qui travaillent dans mon cabinet. Merci.

De voorzitster : Nog een laatste woord, mevrouw Schlitz.

Sarah Schlitz:

Le dernier mot est au Parlement. Madame la ministre, je ne vous insulte pas, vous. Ce que je fais, c'est vous dire que les politiques que vous menez font le jeu du Vlaams Belang. C'est ce que je vous ai répondu la dernière fois. Est-ce que je vous insulte, vous? Regardez, ils se frottent les mains. Ils le savent. Qu'est-ce que je vous dis aujourd'hui? Qu'on dirait qu'en effet, vous êtes en train de faire en sorte avec vos équipes – vous ne travaillez pas toute seule – de rendre plus difficile le quotidien d'un certain nombre de personnes et de certains dirigeants au niveau wallon, au niveau des grandes villes en particulier. Voilà ce qui est en train de se passer. Ce n’est qu’un décryptage de la méthode politique que vous mettez en place. Et je n'insulte personne, madame la ministre. Je ne vous ai pas attaquée personnellement. Ce sont vos politiques que j'attaque et que je dénonce. De voorzitster : Misschien moeten we het laatste woord aan het Parlement laten, zoniet blijven we discussiëren. Ik denk niet dat jullie het met elkaar eens zullen worden.

De wachtlijst bij Fedasil

Gesteld door

PVDA-PTB Greet Daems

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Greet Daems:

Mevrouw de minister, op 17 september antwoordde u op mijn vraag of er door uw beleid kinderen op straat slapen. Ik citeer uit uw antwoord: “Vandaag hoeft geen enkele verzoeker op straat te slapen. De wachtlijst van de alleenstaande mannen, momenteel 1.900 personen, is volledig weggewerkt, met inbegrip van de Brussels Deal die 2.000 plaatsen bevat”. Ik vond dat opmerkelijk en heb dat gedubbelcheckt.

Op de website van Fedasil zag ik dat er op dat moment nog 1.945 personen op de wachtlijst stonden. In een contact met Myria liet Fedasil bovendien weten dat de wachtlijst nog drie maanden bedraagt. De Dienst Vreemdelingenzaken deelt nog steeds flyers uit waarin staat dat de wachtlijst de enige toegang is tot opvang voor alleenstaande mannen. Ook staat in een pushbericht van Fedasil: “Currently Fedasil cannot give shelter to all asylum seekers. You can register on the waiting list”.

U hebt het over de Brussels Deal, maar daar is plaats voor 2.000 mensen. Er staan echter nog steeds meer dan 1.900 personen op de wachtlijst, terwijl de Brusselse opvang niet uitsluitend voor verzoekers om internationale bescherming is bestemd.

Ik wil daarover graag opheldering krijgen, mevrouw de minister.

Bestaat er op dit moment nog een wachtlijst voor opvang? Zo ja, hoeveel personen staan daarop? Tot hoelang is de wachttijd opgelopen? Hoeveel verzoekers om internationale bescherming worden momenteel in de Brusselse opvang opgevangen?

?

Anneleen Van Bossuyt:

Mevrouw Daems, het klopt dat er nog een wachtlijst bestaat voor de reguliere opvang bij Fedasil en haar partners, maar ik benadruk dat er voor alle personen op die lijst in een huisvestingsoplossing voorzien is. Dankzij de Brussels Deal zijn er immers 2.000 plaatsen in de daklozenopvang en het aantal wachtenden ligt daar momenteel onder. Op 13 oktober ging het volgens de gegevens van Fedasil om 1.825 personen.

De gemiddelde wachttijd om door te stromen van een plaats volgens de Brussels Deal naar het reguliere opvangnetwerk bedraagt op dit moment ongeveer drie maanden. De coördinatie van die Brusselse plaatsen verloopt via Bruss’Help. Het is dus niet Fedasil zelf, maar wel Bruss’Help dat de opvangplaatsen toewijst en beheert.

Greet Daems:

Mevrouw de minister, zoals ik het nu begrijp, is er nog steeds een wachtlijst voor reguliere opvang. Ik vind het dus misleidend om te zeggen dat de wachtlijst volledig weggewerkt is. Zolang die mensen niet in het reguliere opvangnetwerk van Fedasil worden opgevangen, lopen zij wel de nodige begeleiding mis die ze bij Fedasil wel zouden krijgen. Dat is toch geen onbelangrijk detail.

De afschaffing van de subsidies voor Housing First

Gesteld door

PS Marie Meunier

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Marie Meunier:

Madame la ministre, me revoilà avec vos compétences usurpées. À plusieurs reprises, vous avez indiqué que des mesures et initiatives clés dans le soutien à l'intégration sociale seraient abandonnées par le gouvernement fédéral, avec toujours le même argument, à savoir qu'elles constitueraient des compétences usurpées. Parmi celles-ci figure aussi, après le plan grand froid, le projet Housing First.

Le Housing First , c'est quoi? C'est permettre à un public particulièrement fragilisé, sans domicile et rencontrant des problématiques de santé mentale et d'assuétudes, d'avoir accès à un logement tout en recevant un accompagnement adapté, intensif et pluridisciplinaire. C'est un projet qui a montré d'ailleurs toute son importance au fil des années.

Votre accord de gouvernement promettait d'intensifier la lutte contre le sans-abrisme et de continuer des projets tels que le Housing First. Lors des discussions de votre note de politique générale, vous avez confirmé vouloir continuer à miser sur des projets tels que le Housing First, avec le soutien de la Loterie Nationale, qui a dégagé des moyens en faveur de l'innovation sociale contre le sans-abrisme au cours des 12 dernières années.

Vous avez également précisé qu'actuellement, un peu plus de 2,5 millions d'euros étaient disponibles pour le Housing First via la Loterie Nationale. Cependant, comme pour le plan grand froid, votre volonté n'est pas celle-là. Votre volonté est de mettre un coup d'arrêt à cette politique essentielle.

Madame la ministre, j'ai plusieurs questions. Qu'en est-il aujourd'hui concrètement du soutien fédéral au Housing First? Confirmez-vous avoir supprimé le budget lié au Housing First à partir de 2026? Confirmez-vous votre volonté de mettre un stop au financement du projet?

Une concertation avec l'ensemble du gouvernement a-t-elle eu lieu dans le cadre de ce désengagement? Vos collègues et partenaires du gouvernement, des Régions et Communautés partagent-ils votre analyse relative aux compétences usurpées dans le cadre du Housing First?

Enfin, des discussions préalables à votre décision de désinvestissement ont-elles été menées avec les entités fédérées? Pourront-elles bien compenser votre désinvestissement dans ce cadre?

Anneleen Van Bossuyt:

Madame Meunier, Housing First est un projet important dans la lutte contre le sans-abrisme et la privation de domicile. Le projet Housing First vise à favoriser l'intégration sociale des sans-abris les plus vulnérables qui cumulent à la fois des problèmes psychologiques et des problèmes de dépendance.

Chaque année, le SPF Intégration sociale reçoit un budget de la Loterie Nationale, à laquelle vous avez fait référence, afin d'organiser un appel à projets. Cet appel à projets soutient la mise en œuvre de nouveaux parcours Housing First en Belgique. La Loterie Nationale met à disposition environ 1,3 million d'euros par an. Les moyens non utilisés peuvent être reportés aux années suivantes. De cette manière, un budget de 2 551 450 euros sera disponible en 2026. Ce projet que je soutiens constitue une approche innovante et efficace dans la lutte contre le sans-abrisme.

C'est pourquoi j'examine en détail si et comment, au niveau fédéral, nous pouvons concrétiser davantage mon soutien à cette approche réussie.

Je dois cependant constater que Housing First, comme le souligne également l'Inspection des Finances, relève d'une compétence qui n'appartient pas au niveau fédéral. Comme je l'ai déjà souligné à plusieurs reprises, ce gouvernement a décidé de réduire progressivement les soi-disant compétences usurpées, c'est-à-dire les compétences indûment exercées. Le projet Housing First étant actuellement soutenu par des moyens de la Loterie Nationale, il convient donc d'examiner de quelle manière cette initiative pourrait être durablement ancrée au niveau de compétences adéquat.

Dans le cadre de la Conférence interministérielle Politique des grandes villes, Intégration sociale et Lutte contre la pauvreté, une première réunion s'est tenue fin juin, au cours de laquelle une concertation a eu lieu avec mes collègues ministres des Régions et Communautés afin de délimiter les domaines d'action des différentes parties. Voici deux semaines, le 1 er octobre, s'est tenue une première réunion d'un groupe de travail sur le sans-abrisme. Nous y discuterons de la manière dont nous pourrons mieux coordonner les efforts et parvenir à une politique cohérente en matière de sans-abrisme dans le respect des compétences de chacun.

Marie Meunier:

Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses. J'entends que ce projet compte beaucoup pour vous et que vous le reconnaissez. Vous confirmez que cela reste une compétence usurpée et qu'à terme, le fédéral va réduire la voilure. Des Conférences interministérielles se tiennent. Néanmoins, je n'ai pas bien compris si le financement était maintenu pour 2026. ( Oui ). J'imagine que vous verrez bien comment cela se passera pour la suite. En tout cas, nous restons dans le même état d'esprit que pour le plan grand froid. Vous vous doutez bien que, pour les mêmes raisons, cette situation ne nous convient pas. En effet, cela concerne des milliers de sans-abris qui sont soumis à des assuétudes et qui souffrent de graves problèmes psychologiques. De plus, ils sont prises en charge par des professionnels et, de manière pluridisciplinaire, par des experts. Désinvestir dans ce projet comme dans le plan grand froid, cela revient à maximiser la précarisation et la présence de ces personnes dans la rue. Surtout, cela signifie que vous ne leur proposez pas un encadrement adéquat, alors qu'elles n'ont plus rien, qu'elles sont très éloignées du logement et qu'elles ne disposent pas des moyens psychologiques de se rendre compte de leur situation. Nous reviendrons vous interroger, car nous restons très attentifs à ce dossier.

De gevangeniscapaciteit in het buitenland
De gevangeniscapaciteit in het buitenland
Gevangenissen in de Balkan
Het overbrengen van gevangenen naar Kosovo (opvolging)
Het gevangenisbeleid

Gesteld door

N-VA Maaike De Vreese
VB Francesca Van Belleghem
Groen Matti Vandemaele
Ecolo Sarah Schlitz
Les Engagés Xavier Dubois

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Maaike De Vreese:

Mevrouw de minister, we weten allemaal dat onze gevangenissen kampen met een enorme druk door overbevolking en dat heel wat van onze gedetineerden geen rechtmatig verblijf in ons land hebben. Meer bepaald 4.400 van die personen verblijven hier illegaal. Daarom streeft u, samen met de volledige regering en conform het regeerakkoord, ernaar om in het buitenland een gevangenis te bouwen of te huren om deze veroordeelde gedetineerden daar onder te brengen.

Het regeerakkoord voorziet daarnaast nog andere hefbomen. Zo moeten we ook inzetten op interstatelijke overbrengingen. De eerste piste moet altijd zijn om ervoor te zorgen dat die mensen hun gevangenisstraf uitzitten in het land van herkomst, als dat kan. Dat is echter ook niet altijd wenselijk. We denken daarbij aan personen van wie we weten dat ze bij aankomst in hun land van herkomst onmiddellijk zouden worden vrijgelaten. Het is uiteraard niet de bedoeling om op die manier strafloosheid te bevorderen.

Onlangs hebt u, samen met de minister van Justitie, een missie ondernomen naar Kosovo en Albanië om de verschillende pistes te onderzoeken om illegale gedetineerden uit onze gevangenissen onder te brengen in Kosovaarse penitentiaire instellingen.

Mevrouw de minister, kunt u toelichting geven over de aanpak om gevangeniscapaciteit in het buitenland te realiseren? Welke volgende stappen staan nu op de agenda? Kunt u ook toelichting geven over de missie? Wat waren de conclusies en resultaten van uw bezoek?

Francesca Van Belleghem:

Minister, ik kreeg net een pushmelding dat Oostenrijk een criminele illegale Afghaan zelf teruggestuurd heeft naar Afghanistan. Het heeft niet gewacht op de Europese deal maar heeft die man zelf teruggestuurd, net zoals Duitsland dat doet. Er is dus nog een reden bijgekomen waarom u niet op die brief hoeft te wachten.

Minister, u hebt al meermaals gesteld dat, gelet op de overbevolking in de gevangenissen, u ernaar streeft om overeenkomsten af te sluiten met andere Europese landen om definitief veroordeelde criminele illegalen hun straf daar te doen uitzitten. Met het oog daarop trok u naar Kosovo en naar Albanië.

Wat zijn uw bevindingen van dit bezoek? Staat Kosovo ervoor open om illegale gevangenen in een Kosovaarse penitentiaire instelling onder te brengen?

Hoe ziet de deal met Albanië eruit? Is er een deal, ja of neen?

Zijn er nog gesprekken en/of bezoeken gepland?

Daarnaast stonden op uw lijstje andere landen, zoals Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië, Litouwen en Estland. Zult u met die landen ook nog gesprekken voeren of plant u werkbezoeken? Zo ja, met welke landen en wanneer?

Matti Vandemaele:

Mevrouw de minister, u bent samen met de minister van Justitie op reis geweest naar Albanië en Kosovo om te bekijken of we mensen in onwettig verblijf daar in een gevangenis zouden kunnen steken. Dat is een knettergek idee. De praktijkvoorbeelden uit het buitenland tonen aan dat dit totaal onhaalbaar, zeer duur en niet functioneel is.

Hoe beoordeelt u de missie in de Balkan? Werd u daar met open armen ontvangen en werd u de zevende hemel beloofd? Hoe realistisch acht u het om in Kosovo of Albanië een gevangenis te bouwen of te huren? Hoe staat het met de haalbaarheid en betaalbaarheid? Er zijn gigantische juridische en praktische obstakels. Hebt u oplossingen voor die bezwaren? Wat gebeurt er met personen zonder wettig verblijf na afloop van hun straf? U kunt die personen natuurlijk tijdelijk onderbrengen in Kosovo, maar als de straf is uitgezeten keert men simpelweg terug naar België. Waar zouden zij anders naartoe gaan? Wat is dan het nut van een buitenlandse gevangenis, als er geen terugkeerovereenkomsten bestaan met die landen? Het is onhaalbaar en onbetaalbaar. Hebt u er trouwens al enig zicht op wat het folietje van u en mevrouw Verlinden ons als belastingbetalers zal kosten?

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, vous êtes partie en mission cet été, avec votre collègue de la Justice Verlinden, en Albanie et au Kosovo pour négocier la possibilité d’envoyer des détenus de nos prisons belges dans un pays qui n’est membre ni de l’Union européenne ni du Conseil de l’Europe. Il s’agit en grande partie d’y envoyer des personnes étrangères, sans garantie de respect de leurs droits fondamentaux.

Madame la ministre, qu'avez-vous retenu de ce voyage? Quels sont les éléments positifs et négatifs? Quels sont les freins que vous avez pu identifier dans ce projet? J'en ai déjà discuté avec la ministre Verlinden en commission avant le voyage. On avait notamment évoqué le fait que le Kosovo n'est pas signataire de la Charte des droits fondamentaux de l’Union européenne et de la Convention européenne des droits de l'homme (CEDH). Comment peut-on assurer une politique humaine et digne des ressortissants étrangers en prison au Kosovo?

Par ailleurs, on sait par observation de l’expérience de nos voisins européens que le Danemark, par exemple, débourse déjà 200 millions d'euros par an pour un projet qui n'est pas encore effectif. Comment, dès lors, justifiez-vous, dans le cadre d'un budget particulièrement difficile à boucler, qu'on puisse débourser de tels montants pour un projet qui est particulièrement bancal tant au regard des droits humains que du respect des détenus concernés? En outre, cela représente un manque à gagner pour la Belgique de créer ce projet là-bas plutôt que d'investir ces montants chez nous dans des politiques, notamment de prévention et de réinsertion pour les détenus.

Xavier Dubois:

Madame la ministre, je voudrais revenir sur quelques chiffres. En mai 2025, selon nos données, 12 883 personnes étaient incarcérées, et parmi celles-ci, près de la moitié ne possédaient pas la nationalité belge. Parmi ces personnes, 4 077 n’avaient aucun droit de séjour. Ces chiffres sont assez édifiants, et il faut en prendre pleinement la mesure.

À ce sujet, un projet figure dans l’accord de gouvernement, qui est assez clair: il s’agit d’évaluer la possibilité d’établir une collaboration avec un pays étranger afin que ces personnes puissent y purger leur peine. Vous avez ainsi effectué une visite au Kosovo avec la ministre de la Justice. Je ne vais pas revenir sur tous les détails, puisque mes collègues ont déjà mis en avant toute une série d’éléments.

Madame la ministre, où en êtes-vous concrètement avec le Kosovo, au-delà de cette visite? Quels sont les autres États éventuellement concernés par ce type de projet? Quelles seraient les modalités permettant à ces détenus de purger leur peine dans ces pays? Et surtout, selon quels critères allons-nous définir quels détenus seraient transférés là-bas? Je pense qu’il faut se poser cette question de manière très précise.

Enfin, le Mécanisme national de prévention des mauvais traitements en détention met en garde contre les risques de violation des droits humains, notamment en ce qui concerne le droit de visite, qui semble plus complexe dans le cadre de tels projets. Quelles réponses pouvez-vous apporter à ces critiques?

Anneleen Van Bossuyt:

Mijnheer Vandemaele, de volgende keer dat u op missie gaat, zal ik ook vragen of u een postkaartje van uw reis kunt bezorgen en een reisverslagje kunt maken.

Collega’s, de huidige regering heeft een duidelijke ambitie, met name een forse uitbreiding van de terugkeer van criminelen in illegaal verblijf. Dat doen wij niet met woorden maar met daden. Wij investeren namelijk in elke schakel van het terugkeerproces.

Mijnheer Vandemaele, het gaat dus niet over folietjes maar over noodzakelijke maatregelen om onder meer de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan, tenzij u de overbevolking in de gevangenissen wilt minimaliseren.

Voor ons is het echter belangrijk om elke schakel te onderzoeken. De terugkeer van illegale criminelen is één schakel in dat proces. Dat is dus geen folietje.

La première action consiste à miser sur la prévention. La mission en Albanie et au Kosovo a été constructive. Nous avons conclu des accords visant à lutter contre l'immigration illégale vers la Belgique et à accélérer les retours vers l'Albanie et le Kosovo. Ainsi, une plate-forme numérique sera mise en place dès cette année, afin de faciliter et de sécuriser l'identification des ressortissants entre la Belgique et l'Albanie. Nous avons également abordé cette question au Kosovo.

De tweede actie betreft de invoering van snelle procedures en de organisatie van de terugkeer. Mensen zonder verblijfsrecht moeten terugkeren, vrijwillig als het kan, gedwongen als het moet. We moeten vermijden dat zij in een grijze zone terechtkomen, waar criminaliteit vaak de enige uitweg is. Daarom versterk ik mijn diensten, zodat beslissingen sneller kunnen worden genomen en mensen geen valse hoop krijgen.

De derde actie betreft de strijd tegen criminaliteit door personen zonder verblijfsrecht. Wie illegaal in België verblijft en bovendien kiest voor criminaliteit, heeft hier niets te zoeken. Die personen moeten gedwongen terugkeren. Om de terugkeer van die personen op te drijven, verhogen we het aantal plaatsen in de gesloten centra; ook de woonstbetreding zal een impact hebben. Daarnaast sluiten we nieuwe partnerschappen met landen van herkomst, volgens het principe voor wat hoort wat. We voeren ook een levenslang inreisverbod in voor terroristen, versterken onze terugkeerdiensten, verhogen het aantal escorteurs en zorgen ervoor dat wie weigert te vertrekken, bij voorkeur vrijwillig en desnoods met dwang, van ons grondgebied wordt verwijderd. De regering kiest voor veiligheid, verantwoordelijkheid en een geloofwaardig terugkeerbeleid dat onze burgers beschermt.

De geraamde kostprijs is nog onderwerp van onderhandeling. In ieder geval kost een gedetineerde in België gemiddeld 67.000 euro per jaar. Die kostprijs zal vermoedelijk lager liggen in een andere lidstaat.

Wat het vervolg van de gesprekken over asiel en migratie betreft, we zullen met beide landen technische opvolggesprekken voeren over informatiecampagnes, zodat minder mensen zich aan onze grens aanbieden zonder te voldoen aan de binnenkomstvoorwaarden. Onze diensten werken intussen verder aan de ingebruikname van het digitale platform, dat de identificatie en dus ook de terugkeer aanzienlijk zal verkorten en veiliger zal doen verlopen.

Op de vraag of er nog andere landen op de lijst staan, kan ik het volgende meedelen. Albanië en Kosovo zijn niet de enige landen waarover Cedoca een rapport heeft opgesteld.

Monsieur Dubois, c'est sur base de l'avis du Cedoca que ces pays ont été choisis. Le Cedoca a réalisé une étude sur le respect des droits de l'homme dans ces pays. Cette exigence de respect des droits de l’homme figurait très clairement dans l'accord de gouvernement: il faut un État qui respecte l' É tat de droit. C'est donc sur base de cette étude faite par une agence indépendante que ce choix a été opéré.

We bekijken in de regering op basis van het Cedoca-rapport met welke andere landen we gelijkaardige gesprekken zullen aangaan. Dat zal dus gebeuren.

Ten slotte, wat moet er gebeuren met degenen die hun straf hebben uitgezeten en niet kunnen worden teruggestuurd? Die materie behoort tot de afspraken die met het betrokken land moeten worden besproken. Het is de bedoeling dat de terugkeer zoveel mogelijk vanuit het derde land wordt georganiseerd. Indien dat alsnog niet mogelijk blijkt, zal de opvolging van een latere terugkeer vanuit België moeten gebeuren.

Maaike De Vreese:

Het is inderdaad niet evident om gevangenen in een buitenlandse gevangenis onder te brengen. Denemarken heeft op dat vlak al heel wat voorbereidend werk verricht. U hoeft dus wat Kosovo betreft niet meer van nul te vertrekken. Daarom kan ik uw eerste missie alleen maar toejuichen. Er wordt nogal smalend gedaan over reizen naar het buitenland, maar ik vind het zeer belangrijk dat u als minister van Asiel en Migratie uw contacten goed onderhoudt, in het bijzonder uw diplomatieke contacten met buitenlandse ministers. Uw migratiebeleid staat of valt immers met samenwerking.

Maar nogmaals, het is geen evidente piste. Aangezien de overbevolking een ernstig probleem is – de situatie is er niet menswaardig -, een probleem dat we moeten aanpakken, moeten wat ons betreft ook niet-evidente pistes zeker onderzocht en uitgewerkt worden.

Overigens hoor ik weinig alternatieve voorstellen van degenen die veel kritiek op de maatregel hebben. Ik ben benieuwd wat dan volgens hen de oplossing zou zijn, want op dit moment zijn de gevangenissen zo overvol dat mensen op een matras op de vensterbank moeten slapen. Van re-integratie is helemaal geen sprake. Wat mogen we dan verwachten van de recidivecijfers? Ik maak me daarover absoluut zorgen.

In verband met het visumvrij reizen vanuit Albanië, de Albanese overheid en de bevoegde minister zijn er zich zeer goed van bewust dat zij, als ze het draagvlak voor het visumvrij reizen willen behouden, ook moeten meewerken aan de terugkeer van vooral criminele onderdanen, probleem waar ze ook zeer verveeld mee zitten. Dat is altijd al hun ingesteldheid geweest. Minister, ik denk dan ook dat u met de Albanese overheid zeker goede contacten moet onderhouden.

Francesca Van Belleghem:

Mevrouw de minister, de overbevolking in de gevangenissen bedroeg op 22 september 2.058 mensen. De meest goedkope en dus de primaire oplossing is om vreemdelingen, zeker illegale vreemdelingen, hun straf te laten uitzitten in het land van herkomst. Dat is de meest logische oplossing.

De cijfers zullen nu niet veel verschillen in grootteorde, maar op 1 januari 2025 zaten er 1.041 Marokkanen in de gevangenis, waarvan 691 illegaal. De vorige regering had toch een overeenkomst gesloten met Marokko om hun illegalen en criminele Marokkanen terug te nemen? Waarom zetten we daar niet harder op in?

Verder zitten er ook 624 Algerijnen, 387 Nederlanders en 317 Albanezen in onze gevangenissen. U bent naar Albanië gegaan om een deal te sluiten om daar eventueel een gevangenis te openen. Zouden we er niet beter eerst werk van maken om al die Albanezen in onze gevangenissen, waarvan 230 illegaal, hun straf te laten uitzitten in een Albanese gevangenis, zonder dat wij daarvoor moeten betalen? Bovendien zitten er ook nog eens 273 Roemenen in onze gevangenissen.

Als 80 % van al die mensen hun straf uitzitten in het land van herkomst, dan is er geen overbevolking meer in onze gevangenissen. U zult misschien zeggen dat dit een simplistische redenering is, maar ze kan wel doorgetrokken worden naar andere lidstaten. Er zitten immers ook nog veel Fransen, Italianen en Polen in onze gevangenissen. Laat hen toch allemaal hun straf uitzitten in het land van herkomst.

Matti Vandemaele:

Mevrouw de minister, ik doe inderdaad een beetje lacherig over het onderwerp, want ik vind dat eigenlijk een knettergek idee. Uit uw antwoord leid ik af dat uw reis niets heeft opgeleverd op het vlak van gevangeniscapaciteit. U sprak over terugkeerakkoorden, maar ook die gesprekken hebben niets opgeleverd. Met alle respect, maar ons bezighouden met dergelijke folies levert niets op.

Vorige vrijdag heb ik de laatste West-Vlaamse gevangenis bezocht, ik heb ze nu alle vier bezocht. Daarnet ontving ik de cijfers met betrekking tot Ieper. Die gevangenis heeft een capaciteit van 169 plaatsen. Er verblijven daar 200 mensen, met 24 grondslapers. Die cijfers ontving ik vijf minuten geleden.

U kunt mij niet verwijten dat ik de gevangenisproblematiek niet ernstig neem, integendeel. Iedereen met wie ik in die gevangenissen spreek, zegt echter unisono dat de regering zich niet moet bezighouden met dergelijke stoerdoenerij of ballonnetjes waarvan iedereen weet dat ze niet uitgevoerd zullen worden. Iedereen weet dat die plannen pokkeduur en onhaalbaar zijn, maar toch houdt u zich daarmee bezig.

Dat gebeurt alleen om niet te moeten werken aan het echte probleem. Er is immers wel degelijk een probleem met overbevolking in onze gevangenissen. In West-Vlaanderen gaat het over Brugge en Ieper. Daar is het aantal gevangenen mensonterend hoog. Ik heb cellen bezocht met grondslapers, waar drie mensen in een heel kleine ruimte moeten verblijven. We moeten ons schamen dat dit nog gebeurt.

Er bestaan echter oplossingen. Het gaat dan bijvoorbeeld over die 1.000 geïnterneerden. Het gaat dan over het feit dat er te veel mensen in voorlopige hechtenis zitten. Zo zit 30 tot 40 % van de gevangenen in voorlopige hechtenis. Onze fractie heeft in de commissie voor Justitie al tientallen voorstellen op tafel gelegd, mevrouw De Vreese. Mevrouw de minister, houd u niet bezig met onnozele reisjes die niets zullen opleveren. Laten we werken aan wat echt belangrijk is, namelijk de aanpak van de overbevolking. Dat zullen we niet doen in Kosovo of in andere landen, dat moeten wij in ons eigen land doen.

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, la construction d'une prison au Kosovo ne résoudra en rien le problème de la surpopulation carcérale que nous rencontrons aujourd'hui. Cela va prendre des années et coûter des centaines de millions d'euros aux finances publiques, alors que votre gouvernement n'arrive pas à boucler son budget. En plus, c'est reporter ce choix sur les gouvernements futurs et les générations futures. Je considère donc qu’il est totalement irresponsable, au regard de la situation, d'avancer vers cette solution qui est, par ailleurs, purement symbolique.

Des solutions existent. Nous en avons mis des tas sur la table sous la précédente législature et encore récemment. Actuellement, des personnes ayant roulé sans permis se trouvent en prison, et je pense que ce n’est pas leur place. Il faut envisager des pistes pour sortir ces personnes de prison et permettre la mise en place de peines alternatives. Ce serait beaucoup plus utile pour la société dans son ensemble, pour lutter contre la récidive et, comme vous le disiez, pour les finances publiques, auxquelles ces personnes coûtent 67 000 euros par détenu et par an. Ce sont des montants que nous ne pouvons plus nous permettre. C'est un immense gâchis. Il faut évidemment agir en amont, par la prévention, et lutter contre l'insécurité. Il faut faire en sorte que les personnes ne tombent pas dans certains réseaux et ne se retrouvent finalement pas en prison. Il y a évidemment un travail à mener de ce côté-là.

Par ailleurs, en ce qui concerne les garanties des droits fondamentaux, je ne vous ai pas entendue, à part sur le fait que le Cedoca, le service de documentation du CGRA, a rendu un rapport. Je serais curieuse de lire si le contenu de ce rapport est si élogieux que cela sur le respect des droits humains, sur les conditions de détention et les garanties procédurales au Kosovo. S'il est possible d'obtenir ce rapport, je pense qu'il serait utile que la commission y ait accès. Je vous remercie.

Xavier Dubois:

Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse qui illustre que ce projet doit être perçu de manière globale, en collaboration avec tous les acteurs, dont votre collègue de la Justice ainsi que les pays tiers. En tout cas, il en ressort que notre point faible est la politique de retour. Il reste donc encore énormément de travail à accomplir. Il faut surtout éviter que de nombreuses personnes restent dans des zones grises. Il importe donc de trouver des solutions, de poursuivre les discussions et d'appliquer les accords conclus avec les pays tiers. C'est la priorité. S'agissant du choix des pays, j'entends qu'un rapport a été rendu par le Cedoca. Il serait, par conséquent, judicieux de pouvoir y accéder. Par ailleurs, une visite a bien eu lieu, mais sans que rien de concret n'ait encore été décidé dans l'application du projet. Nous resterons, bien entendu, très vigilants à l'égard de deux aspects. Je pense tout d'abord au budget, car il faut que ce projet coûte moins cher que d'autres; sinon cela n'aurait aucun sens. Il faudra apporter des garanties solides en ce domaine. Ensuite, je rappelle la nécessité de respecter les droits, puisque nous devons rester vigilants à l'évolution des pratiques et régimes des pays concernés. Reste enfin la question que j'ai posée au sujet des critères qui nous aideront à déterminer quels sont les détenus qui seront obligés de purger leur peine dans une prison à l'étranger. C'est en effet une question très sensible qui mérite que nous y réfléchissions dès à présent, si ce projet prend forme comme prévu. Je vous remercie de la suite que vous entendrez y donner.

De toegang tot zorg en de hygiënische omstandigheden in de Fedasilcentra

Gesteld door

Ecolo Sarah Schlitz

Aan

Frank Vandenbroucke (Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid)

Bekijk antwoord

Sarah Schlitz:

Monsieur la ministre, la situation dans les centres d’accueil Fedasil suscite une inquiétude croissante, non seulement sur le plan social mais également sur le plan sanitaire. La surcharge des structures entraîne une dégradation des conditions de vie: promiscuité, manque d’intimité, hygiène parfois insuffisante et difficultés d’accès aux soins de santé de première ligne.

Plusieurs témoignages font état de graves retards dans la prise en charge médicale, d’un manque criant de personnel soignant et d’une absence de suivi psychologique adapté pour des personnes souvent fragilisées par leur parcours migratoire. Des mineurs, des femmes enceintes, des personnes en situation de handicap ou encore des victimes de traumatismes ne reçoivent pas l’attention particulière que leur état de santé nécessiterait.

Cette réalité expose non seulement les demandeurs d’asile à des risques accrus en matière de santé physique et mentale, mais elle exerce également une pression considérable sur les équipes médicales présentes, déjà en sous-effectif et confrontées à des conditions de travail difficiles.

Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes:

Quelles mesures urgentes le gouvernement entend-il prendre pour garantir un accès effectif et rapide aux soins de santé dans les centres Fedasil, afin d’éviter que des pathologies mineures ne se transforment en situations graves faute de suivi médical adéquat?

Comment votre ministère compte-t-il répondre de manière spécifique à la crise de santé mentale dans les centres, où l’on constate une multiplication des cas de dépression, de stress post-traumatique et d’anxiété, aggravés par la promiscuité et l’incertitude prolongée du parcours d’asile?

Quelle concertation entretenez-vous avec votre collègue en charge de la Migration?

Enfin, des investissements spécifiques sont-ils prévus pour renforcer la présence de personnel médical et paramédical dans ces centres, ainsi que pour améliorer les infrastructures sanitaires, afin de garantir un environnement de vie digne et respectueux de la santé publique?

D’avance, je vous remercie.

Anneleen Van Bossuyt:

Madame Schlitz, les membres du personnel des centres d'accueil de Fedasil accomplissent un excellent travail. Ils doivent – nous en convenons tous – faire face à des situations souvent difficiles. Chaque centre d'accueil dispose d'un bureau médical qui assure l'accueil des nouveaux arrivants, le triage et la gestion des rendez-vous auprès des prestataires de soins externes. En cas d'absence de l'équipe médicale ou de besoin de renforts, Fedasil fait appel à ses équipes mobiles ou à des infirmiers externes. À l'heure actuelle, il n'existe pas de liste d'attente pour les consultations auprès des infirmiers ou des médecins généralistes.

Par ailleurs, des activités de base sont organisées dans les centres, afin de réduire le stress et d'améliorer le bien-être général des résidents. L'Agence renforce également la détection précoce des problèmes psychiques afin d'orienter plus rapidement les personnes qui ont besoin d'un suivi thérapeutique. Je tiens toutefois à souligner que la meilleure façon de lutter durablement contre le stress lié à la surpopulation dans les centres est de réduire les flux d'entrée et d'accélérer les sorties. Cela permet de diminuer la pression sur le réseau d'accueil et sur le personnel. Le gouvernement s'y emploie pleinement à travers des mesures ciblées de maîtrise des flux et une politique de retour renforcée.

En ce qui concerne le personnel, Fedasil a élaboré un plan d'action pour améliorer le bien-être de ses équipes, y compris les infirmiers. L'arrêté royal publié par le SPF BOSA permettra en outre d'engager des infirmiers disposant d'une expérience spécifique au niveau B2 et B3.

Enfin, s'agissant des infrastructures, Fedasil met l'accent sur le principe de "fix the basics", soit la réalisation des projets les plus critiques, notamment ceux qui concernent les installations sanitaires. Environ 30 % des bâtiments dépendent de la Régie des Bâtiments, à laquelle les mêmes priorités et besoins ont été communiqués.

Sarah Schlitz:

Merci pour vos réponses, madame la ministre. Je pense toutefois que dans le cas présent, il faut être attentif au cri d'alerte qui a été lancé dans la presse par différents témoins. J'espère donc que vous prenez au sérieux les retours que vous recevez par rapport à cette situation et que des actions seront menées. J'entends qu'il y a une responsabilité de la Régie des Bâtiments, mais il est indispensable que les personnes soient dans les meilleures conditions. C'est essentiel pour leur parcours en Belgique. À titre personnel, mais aussi pour l'ensemble de la collectivité, j'espère que vous pourrez entrer en dialogue et faire en sorte que des améliorations puissent voir le jour dans les prochains mois. De voorzitster : De vragen nr. 56008991 en nr. 56009006 van de heer Vandemaele worden in schriftelijke vragen omgezet.

De zelfmoord van een Palestijnse vluchteling in een Belgisch gesloten centrum
De zelfmoord van een jonge Palestijnse vluchteling in een gesloten centrum
De zelfdoding in het gesloten centrum 127bis
De zelfdoding in het centrum 127bis

Gesteld door

Ecolo Sarah Schlitz
PS Khalil Aouasti
Groen Matti Vandemaele
PVDA-PTB Greet Daems

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Sarah Schlitz:

Madame la présidente, madame la ministre, le mardi 7 octobre, Mahmoud, palestinien de Gaza, s'est suicidé au centre fermé 127 bis dans lequel il était détenu depuis trois mois.

D'après les premières informations nous parvenant, Mahmoud était dans un état psychologique très fragile. Sa maman venait de décéder en Palestine au moment où il a été enfermé et le reste de sa famille se trouvait encore là-bas. Son avocate a révélé qu'il avait besoin d'un suivi médical, qui lui a été refusé. On a refusé de lui donner des médicaments, disant qu'il n'était pas malade.

"Une personne comme lui ne devrait pas être dans un centre fermé, il aurait dû aller à l'hôpital", a témoigné son avocate. Elle explique également avoir signalé la fragilité psychologique de son client dans une requête introduite le 23 septembre au Conseil du Contentieux des Étrangers, dont l'Office des étrangers a été informé.

L'état psychologique de Mahmoud, déjà fragilisé par le parcours d'exil et les violences subies à Gaza et en Grèce, a été aggravé par le décès de sa mère. Il avait d'ailleurs déjà fait au moins une tentative de suicide, qui était documentée par une hospitalisation en urgence pour intoxication médicamenteuse.

Il était détenu en centre fermé en raison de la politique absurde qui consiste à forcer les réfugiés à résider dans le pays qui leur a accordé le statut, même si ce pays ne leur permet pas de vivre dans des conditions conformes à la dignité humaine, même s'ils ont de la famille ou un réseau de solidarité en Belgique.

Rappelons que vous, madame la ministre, avez décidé de pousser encore plus loin cette politique de l'absurde en retirant l'hébergement à ces personnes en Belgique.

Mahmoud a survécu au blocus de Gaza, à l'occupation israélienne, aux bombardements, à l'apartheid. Son espoir, sa volonté de vivre ont traversé tout ça, mais vous, vous avez réussi à le briser.

Ce suicide démontre que les filtres qui sont censés protéger ces personnes vulnérables d'un renvoi vers un pays comme la Grèce sont gravement défaillants. Mahmoud était vulnérable; et pourtant il faisait l'objet d'un renvoi forcé.

Madame la ministre, compte tenu de ce précédent gravissime, prévoyez-vous de remettre en question de façon fondamentale votre politique concernant les dossiers M? Combien de décès ont eu lieu dans les différents centres fermés du pays ces 10 dernières années? Comment sont-ils répartis parmi les différents centres? Parmi ces décès, combien étaient des suicides?

Khalil Aouasti:

Madame la ministre, Mahmoud Ezzat Farag Allah était un jeune réfugié palestinien de 26 ans et Mahmoud est mort. Pour être plus précis, cette mort, il se l’est donnée après trois mois de détention au centre fermé 127bis de Steenokkerzeel, à 26 ans! Pendant cette détention, son état psychologique s'est dégradé rapidement.

Après avoir fui les bombes, le génocide, après avoir laissé sa famille à Gaza et pris la route seul, Mahmoud reçoit enfin le statut de réfugié en Grèce, dont on connaît la valeur. Mais nous savons que la Grèce n’est pas en mesure d’assurer des conditions de vie dignes et de respecter ses engagements en matière d’accueil. Ce n'est pas nous qui le disons; c'est désormais l'ensemble des tribunaux européens.

C’est pourquoi, comme beaucoup d’autres, il arrive en Belgique. Et votre politique les range sous ce nouveau statut M à qui on refuse automatiquement toute demande d’asile. Les statuts M étaient une catégorie administrative abstraite, maintenant ils ont un visage, celui de Mahmoud. Son avocate rapporte qu’il s’est vu refuser un traitement médical nécessaire et qu’une requête a été introduite à ce sujet au Conseil du Contentieux des Étrangers.

Ce n’est pas le premier suicide au 127bis, madame la ministre. J’avais déjà interpellé Mme Nicole de Moor en 2024 à la suite de la mort de deux personnes détenues dans ce centre. Les associations nous alertaient à propos des conditions de détention violentes – il faut pouvoir le dire – en vigueur dans ce centre. L’État belge enferme et semble à présent choisir de laisser mourir.

Madame la ministre, une enquête administrative a-t-elle été ouverte concernant la mort de Mahmoud? Possédez-vous des informations complémentaires concernant ce décès? A-t-il reçu un soutien médical et psychologique dès lors que son état de santé ne pouvait être ignoré à la suite du contrôle médical obligatoire prévu par l’article 13 de l’arrêté royal de 2002? Pouvez-vous nous donner plus d’informations concernant le refus de soins psychologiques nécessaires? Est-ce un cas isolé? Quelles sont les conditions actuelles du soutien psychologique en vigueur au centre fermé 127bis?

Matti Vandemaele:

Mevrouw de minister, ik zal niet alles herhalen wat de collega’s al gezegd hebben.

Begin oktober is inderdaad een Palestijnse man die opgesloten was in het centrum 127bis uit het leven gestapt. Voorafgaand daaraan was er een heel traject van verschillende pogingen en van incidenten waarbij de alarmsignalen helemaal op rood hadden moeten staan. Mijn vraag is of er een intern onderzoek loopt naar wat daar gebeurd is en naar er wat fout gelopen kan zijn?

Een meer algemene vraag, worden mensen medisch en psychologisch gescreend op kwetsbaarheid wanneer ze opgesloten worden in een gesloten centrum?

In hoeverre wordt die informatie mee in overweging genomen bij de beslissing of men iemand wel of niet opsluit?

Is er een protocol voor het centrum om, als er pogingen tot zelfdoding zijn, daarmee om te gaan? Welke maatregelen worden er genomen om zelfdoding te voorkomen in een gesloten centrum?

Ik heb zelf al een aantal van die centra bezocht. Gisteren heb ik geprobeerd centrum 127bis te bezoeken, maar men heeft me daar een halfuur laten wachten en toen ben ik maar weer weggegaan. Ik ga zeker nog eens terug. Ik vraag me af in welke medische begeleiding daar wordt voorzien. Wanneer ik zulke centra bezoek, hoor ik daar immers heel weinig over medische of psychologische begeleiding. Hebt u intenties om ter zake stappen vooruit te zetten, of wilt u het gewoon laten zoals het is?

Greet Daems:

Mevrouw de minister, opnieuw heeft iemand zich van het leven beroofd in een gesloten centrum. Het is de zoveelste zelfdoding. Dit keer gaat het over Mahmoud, een jonge Palestijn van 26 jaar. Vijf dagen voordat hij in 127bis werd opgesloten, werd hij al opgenomen op de spoedafdeling van het Brusselse Sint-Jansziekenhuis wegens een overdosis Lyrica, een poging tot zelfdoding dus. Hij kreeg echter niet de hulp die hij nodig had. In plaats daarvan werd hij opgesloten in een gesloten centrum. Ik ben ervan overtuigd dat zijn dood vermeden had kunnen worden. Ik heb daar enorm veel vragen over.

Mevrouw de minister, kreeg Mahmoud de nodige psychologische hulp? Klopt het dat er in 127bis geen psycholoog beschikbaar is die Arabisch spreekt en dat men genoodzaakt is om vertaalapps te gebruiken? Waarom had Mahmoud toegang tot de medicijnen die hij gebruikte om uit het leven te stappen in een gesloten centrum? Wat gebeurde er na zijn eerdere pogingen tot zelfdoding? Waarom werd hij opgesloten in isolatie? Klopt het dat hij na het vernemen van de dood van zijn moeder 14 uur lang geen toegang kreeg tot zijn telefoon?

Hoeveel zelfdodingen gebeurden er al in de gesloten centra? Wat zult u ondernemen om de leefbaarheid in de gesloten centra te verbeteren, in het bijzonder in het gesloten centrum 127bis, dat door velen wordt omschreven als het allerergste?

Anneleen Van Bossuyt:

Geachte Kamerleden, de feiten die zich hebben afgespeeld in het gesloten centrum 127bis, waarbij een persoon zichzelf van het leven heeft beroofd, hebben mij en zeker ook de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken uiteraard geraakt. Het is een menselijk drama dat ik ten zeerste betreur.

Ik moet wel zeggen dat ik doorgaans niet over individuele personen communiceer, maar de onterechte insinuaties die hier geuit worden, brengen mij ertoe om toch bepaalde informatie te delen.

De DVZ neemt alle voorzorgsmaatregelen ter harte om de situatie van personen die in zijn gesloten centra worden opgesloten te laten voldoen aan de normen die internationaal en nationaal werden opgelegd. Ik wil hier heel graag de personeelsleden van onder meer centrum 127bis hartelijk bedanken voor het werk dat zij elke dag doen, vaak in heel moeilijke omstandigheden. Ik heb hier opnieuw bijzondere zaken ten aanzien van de personeelsleden gehoord, misschien niet persoonlijk, maar er werden toch insinuaties gemaakt. Ik wil hen heel graag oprecht bedanken voor het werk dat zij elke dag doen.

Het beleid en de werking van de gesloten centra zijn vastgelegd in de wet van 15 december 1980 en het koninklijk besluit van 2 augustus 2002.

Dans les cas de personnes bénéficiant d'une protection internationale, chaque situation individuelle est examinée au cas par cas par une instance indépendante, le CGRA, et en cas de recours, par une juridiction indépendante, le Conseil du Contentieux des Étrangers. Aucun refus automatique n'est pris.

Dans ce cadre, il me paraît important de rappeler l'existence d'une communication de la Commission européenne datée du 4 avril 2025 relative au statut de la gestion de la migration en Grèce. Si la Commission reconnaît que des améliorations peuvent encore être nécessaires en Grèce, elle souligne les nombreux efforts faits depuis des années par la Grèce en collaboration entre autres avec les structures et agences européennes. La Grèce a développé un système national de gestion des migrations doté des infrastructures, des équipements et des outils nécessaires.

Pour répondre à la question de savoir si je compte revoir la politique relative aux demandes introduites par des personnes bénéficiant déjà d'une protection internationale dans un autre État membre, la réponse est négative. Je le répète, l'asile a pour but d'offrir une protection à ceux qui en ont besoin et non de garantir de meilleurs avantages sociaux.

La personne dont il est question bénéficiait de cette protection en Grèce et a introduit à cinq reprises consécutives une demande de protection en Belgique. Toutes ses demandes ont été refusées par le CGRA et ces décisions ont été confirmées par le Conseil du Contentieux des Étrangers.

Conformément aux dispositions de l'arrêté royal, cet homme a été soumis à un premier bilan de santé lors de son arrivée au centre. Cette première évaluation visait à déterminer de manière exhaustive son état de santé physique et mental à son arrivée.

Pendant son séjour, il a été suivi systématiquement par le service médical et le service psychologique. Ce suivi a été mis en place d'une part, à l'initiative des services du centre et d'autre part, à la demande expresse de l'intéressé lui-même.

L'encadrement consistait en des entretiens formels et des consultations planifiées, avec un suivi informel via les observations quotidiennes du personnel et les discussions dans le cadre de la concertation pluridisciplinaire quotidienne. Le suivi par le service médical – infirmiers et/ou médecins – et le suivi psychologique comprenait 40 contacts formels et informels enregistrés, dont 10 consultations auprès du médecin du centre, ainsi qu'un encadrement quotidien assuré par les éducateurs de groupes. Il ne peut donc clairement pas être question d'un refus de soutien psychologique.

Suite aux tragiques événements entourant le décès de M. Farag Allah, une enquête interne a été immédiatement ouverte. Cette enquête, qui a pour objectif d'établir en détail les circonstances de l'incident, est en cours et des entretiens sont menés avec les collaborateurs, les résidents et les autres parties concernées afin d'obtenir une vision complète de la situation.

Au cours des 10 dernières années, neuf décès ont été enregistrés dans les centres fermés: trois au centre fermé de Merksplas, un à Bruges, trois à Vottem et deux au centre 127 bis . Six d'entre eux étaient dus à un suicide.

Een beslissing tot vasthouding steunt op een individuele beoordeling van alle elementen in het dossier. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de medische informatie waarover de DVZ op dat moment beschikt. Die medische elementen worden bovendien opnieuw geëvalueerd door de beroepsinstanties.

Zoals ik toelichtte, bestaat in de gesloten centra reeds een ruime medische en psychologische omkadering. De bewoners worden bij de intake ingelicht over de mogelijkheid om een beroep te doen op psychologische bijstand. Bovendien worden bewoners met kwetsbaarheden besproken tijdens een multidisciplinair overleg.

Als er in het land van herkomst nood is aan bijkomende medische ondersteuning, kan ze worden geboden via een special needs programma.

De voorzitster : Mevrouw de minister, u hebt uw spreektijd enigszins overschreden, maar het is belangrijk om over dergelijke zware thema’s de volledige informatie te kunnen geven.

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, je vous remercie pour la réponse.

Nous sommes ici face à une personne qui s'est suicidée parce qu'elle était enfermée dans un centre fermé en raison de nos politiques. Tout ne s'est donc pas passé comme il le fallait. Il y a bien eu des dysfonctionnements, et j'estime que les propos de l'avocate de Mahmoud, selon lesquels elle avait signalé la fragilité psychologique de son client qui s'est ensuite vu refuser des médicaments, doivent être pris en compte dans le cadre de l'enquête que vous avez annoncée.

Je suis soulagée par cette annonce d'enquête. En effet, la première partie de la réponse laissait entendre que vous étiez prêts à recommencer, prêts à assumer, au nom de vos politiques, que des Palestiniens se suicident en prison au nom d'un imbroglio administratif voulant renvoyer des personnes ayant obtenu un statut en Grèce – un pays qui ne respecte absolument pas, au regard de nombreux rapports, les droits des personnes qui ont besoin de l'accueil le plus élémentaire. Une personne dans un tel état psychologique ne devait pas être renvoyée vers la Grèce, c'est une évidence.

Je suis donc heureuse d'entendre qu'une enquête sera menée tout du moins. Il y a quelques années, cet événement aurait entraîné la démission de la ministre, mais nous n'en sommes plus là, comme nous le savons. J'espère que cette enquête mènera à des changements de fond au niveau de la politique de l'asile. En effet, plus aucun demandeur d'asile, plus aucune personne sans titre de séjour ne doit se suicider dans notre pays en raison de nos politiques de migration absurdes. Ce principe devrait constituer votre boussole, madame la ministre.

Khalil Aouasti:

Madame la ministre, j'ai eu peur en écoutant la première partie de votre réponse, parce que j'ai eu l'impression que vous y justifiiez votre politique d'asile au lieu de regarder simplement en face qu'un homme s'était suicidé en centre fermé, sous la responsabilité de l' É tat. Comme pour les décès en cellule de prison ou de commissariat, un décès sous la responsabilité de l' É tat, donc d'une entité censée protéger, est inadmissible. Cette seule considération ne devrait même pas vous mener à devoir justifier quoi que ce soit en préambule à votre intervention. Rien ne peut justifier le décès d'une femme ou d'un homme au sein d'un bâtiment géré par l' É tat.

Cela dit, je suis quelque peu soulagé, à l'instar de ma collègue, en apprenant qu'une enquête interne aura lieu. Au-delà de cette procédure, il faut aussi pouvoir se dire les choses franchement. Comme en prison, les soins de santé sont déficitaires en centre fermé. Les soins de santé psychologique le sont encore plus. L'accès à un médecin n'est pas garanti. Non, il ne l'est pas. Je ne compte pas le nombre de visites que j'ai effectuées en centre fermé et au cours desquelles on nous a dit qu'il n'y avait pas de médecin sur place, que, par conséquent, les examens étaient accomplis par des infirmiers ou des infirmières qui n'ont pas la qualité de médecin et qu'il fallait parfois se contenter d'une ou deux visites hebdomadaires pour s'entretenir cinq à dix minutes maximum avec un médecin. Ce n'est pas ce que j'appelle un suivi en soins de santé, a fortiori lorsque des complications psychologiques graves apparaissent pouvant déboucher sur un suicide. Ce fait devrait vous inciter à réfléchir en général au système de soins de santé en centre fermé ainsi qu'à la nécessité non d'une enquête administrative menée en coup de vent, mais d'une véritable enquête publique destinée à définir les causes profondes de ce suicide.

Matti Vandemaele:

Mevrouw de minister, het eerste deel van uw antwoord doet niet ter zake. Het is een menselijk drama en alle betrokkenen zijn er het hart van in. Het is daarom belangrijk dat de procedures worden geëvalueerd. Het is positief dat er een intern onderzoek loopt. Over het werk van de medewerkers bestaat geen discussie. Zij doen hun stinkende best om er in steeds moeilijkere omstandigheden iets van te maken. Dat is niet hun verantwoordelijkheid, maar die van u.

Ook ik bezoek regelmatig de gesloten centra. Alle directeurs geven aan dat de fysieke en psychologische medische begeleiding absoluut niet goed verloopt. U kunt zeggen dat er veertig consultaties zijn enzoverder, maar wij parlementsleden stellen tijdens onze bezoeken aan die centra vast dat de medische begeleiding allesbehalve goed verloopt. Men kan met moeite nog een arts in een naburig dorp vinden die als het ware tussen de soep en de patatten die taak erbij neemt, omdat het niet anders kan.

Hier komen beweren dat alles goed geregeld is en perfect werkt en kritiek wegzetten als depreciatie voor het personeel, dat pik ik niet. Ik ben niet tegen het personeel. Het personeel doet elke dag zijn stinkende best. De realiteit blijft echter dat de fysieke en psychologische medische begeleiding volstrekt ondermaats is. Daarom stel ik voor dat u niet enkel een intern onderzoek voert naar dit specifieke geval, maar ook aan uw diensten vraagt om de volledige medische begeleiding in de gesloten centra grondig te evalueren. Wij dragen immers een verantwoordelijkheid tegenover de mensen die we daar opsluiten om hun minimale standaarden te waarborgen. Er is een groot verschil tussen wat u hier verklaart en de realiteit op het terrein.

Greet Daems:

Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoorden. Het is goed dat er een onderzoek werd geopend en dat de omstandigheden worden onderzocht. Mijn collega in het Brussels Parlement heeft inmiddels het gesloten centrum 127bis bezocht en er gesproken met mensen die Mahmoud hebben gekend. Hem werd verteld dat er geen psychologe beschikbaar is die Arabisch spreekt en dat men er genoodzaakt is om van vertaalapps gebruik te maken. Ik heb u gevraagd of dat klopt, maar u hebt daarop niet geantwoord. Het gesloten centrum 127bis wordt door velen als het allerergste beschreven. Ik heb u gevraagd wat u zult ondernemen om de leefbaarheid in dat centrum te verbeteren. Daarop heb ik geen antwoord gekregen. Dat betreur ik. Een opsluiting in een gesloten centrum is een van de meest verschrikkelijke zaken. Ik ga ervan uit dat u ook al meerdere gesloten centra hebt bezocht. Ik denk dat u kunt toegeven dat het allesbehalve aangename plaatsen zijn, integendeel. Mahmoud had nood aan hulp. Hij was psychisch bijzonder kwetsbaar en in de plaats van hulp werd hij opgesloten. Ik heb zelf ook al verschillende centra bezocht. De medische begeleiding daar kan echt beter. Dat is niet omdat het personeel faalt, daar gaat het helemaal niet om, maar om het beleid dat daarvoor verantwoordelijk is. Het is uw beleid dat ervoor moet zorgen dat er gepaste psychologische hulp beschikbaar is. Dat is, voor alle duidelijkheid, niet de verantwoordelijkheid van het personeel, maar wel van u. De voorzitster : Teneinde enige vaart in de agenda te krijgen, zet mevrouw Van Belleghem vraag nr. 56009049C om in een schriftelijke vraag.

De website migratie.be

Gesteld door

VB Francesca Van Belleghem

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Francesca Van Belleghem:

In het kader van een transparant en evidencebased beleid, zoals Nicole de Moor dat altijd noemde, en als remedie tegen fake news werd vijf jaar geleden een toegankelijke website aangekondigd waar de belangrijkste cijfers over asiel en migratie zouden worden gepubliceerd. Eerder gaf u aan dat Myria juni 2025 als einddatum en lanceermoment voor de website had vastgelegd. Recent hebt u mij echter laten weten dat de website om budgettaire redenen werd stopgezet.

Graag kreeg ik een antwoord op de hiernavolgende vragen. Is de budgettaire krapte de enige reden waarom u het project hebt stopgezet? Tot voor zei u immers nog dat Myria juni 2025 als datum had opgegeven. Wat is er veranderd? Speelden andere motieven mee? Wat waren de geraamde meerkosten om het project alsnog te realiseren? Hoeveel heeft het project tot nu toe effectief in totaal gekost? Graag kreeg ik de volledige kostprijs inclusief btw.

Anneleen Van Bossuyt:

Mevrouw Van Belleghem, ik benadruk graag nogmaals dat het initiatief voor de website waarover uw vraag gaat, werd genomen door de vorige federale regering en niet door mij. Dat hebt u zelf ook aangehaald.

De budgettaire krapte is zeker niet het enige motief. Op dit ogenblik ligt onze prioriteit elders, namelijk bij de implementatie van het migratiepact, de digitalisering van de workflow asiel en migratie en het nakomen van onze wettelijke verplichtingen op het vlak van statistiek. Het is daarom niet wenselijk om personeel vrij te maken voor de ontwikkeling van de website Migratie.be. Ik gebruik het beschikbare budget liever om een krachtdadig beleid te voeren om eindelijk orde op zaken te stellen.

De website is bovendien nog ver van online. De Dienst Vreemdelingenzaken publiceert op zijn website al heel wat cijfergegevens, net als het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

De DVZ meldt mij dat er wordt van uitgegaan dat geen externe firma meer moet worden ingeschakeld en er dus geen bijkomende ontwikkelingskosten meer zijn. Er is wel een maandelijkse licentiekost, die momenteel 2.677,13 euro inclusief btw bedraagt. Er zijn ook de personeelskosten voor de opvolging van het project. Het project wordt opgevolgd door anderhalve fte, ingeschaald in niveau A2.

Tot nu toe heeft het project al 290.740,93 euro gekost. Voor ontwikkeling, data-analyse enzovoort gaat het om 258.615,37 euro inclusief btw, terwijl de licentiekost die tot en met 31 oktober 2025 is betaald, 32.125,56 euro inclusief btw bedraagt. Dat zijn de twee componenten waarop het totale bedrag gebaseerd is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de kostprijs van intern personeel van de DVZ.

Francesca Van Belleghem:

Dank u voor uw antwoord. De website was in feite al ontwikkeld en bijna klaar. Uiteindelijk is op de eindmeet besloten om de website in de vuilbak te gooien. Het is nochtans van groot belang om duidelijke cijfers over asiel en migratie te hebben, bijvoorbeeld over terugkeercijfers. Om te weten hoeveel illegalen teruggekeerd zijn, moet men niet alleen de website van de DVZ raadplegen, maar ook die van Fedasil. De beide instanties publiceren op verschillende tijdstippen. Er is nooit een volledig overzicht. Binnenkort zouden we dat wel hebben, maar het project wordt stopgezet, terwijl het juist belangrijk is om instroom en uitstroom te monitoren. Ook voor de cijfers van de asielinstroom zijn er blijkbaar al prognoses voor oktober beschikbaar. Waarom worden de cijfers niet wekelijks of maandelijks gepubliceerd? In Nederland worden asielcijfers per week gepubliceerd. Hier ontvangen we de cijfers pas ongeveer een halve maand na afloop van de betreffende maand. U staat duidelijk niet voor transparantie.

De opschorting van de behandeling van asieldossiers van Syriërs
De terugkeer van Syriërs

Gesteld door

VB Francesca Van Belleghem
N-VA Maaike De Vreese

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Francesca Van Belleghem:

Mevrouw de minister, eind juni maakte het CGVS bekend dat de opschorting van de behandeling van dossiers van asielzoekers uit Syrië werd verlengd tot eind oktober, in tegenstelling tot Nederland en Duitsland, waar men heeft beslist om de behandeling van dergelijke te hervatten.

Het is intussen eind oktober. Hebt u er zicht op wanneer de behandeling van Syrische asielaanvragen kan worden hervat? Hoe staat het met de gedwongen terugkeer naar Syrië? We zien immers dat Duitsland zijn inspanningen fors heeft opgevoerd.

Maaike De Vreese:

Mevrouw de minister, in de vorige commissievergadering gaf u toelichting bij de stand van zaken met betrekking tot de terugkeer van Syriërs. We zagen toen een positieve, stijgende trend van het aantal Syriërs dat vrijwillig terugkeert naar het land van herkomst. Medio september waren er reeds 171 Syriërs vrijwillig teruggekeerd.

Daarnaast onderzoeken uw diensten de mogelijkheid voor identificatie en gedwongen terugkeer naar Syrië en zijn er ook contacten tussen dit land, Nederland en Duitsland om best practices te delen en te bekijken hoe er op Europees niveau kan worden samengewerkt. Ten slotte schortte het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de behandeling van verzoeken om internationale bescherming van Syriërs op vanaf 9 december 2024.

Kunt u toelichting geven bij de vrijwillige terugkeer van Syriërs? Hoeveel Syriërs zijn er sinds 1 januari teruggekeerd? Kunt u toelichting geven bij de jongste federale en Europese ontwikkelingen inzake identificatie en gedwongen terugkeer van Syriërs? In hoeverre werd het thema besproken in de voorbije JBZ-raad? Welke stappen hebt u reeds gedaan om een systeem van gedwongen terugkeer te bespoedigen? Wat met de opschorting van de behandeling van verzoeken om internationale bescherming van Syriërs? Wanneer zal de opschorting worden stopgezet?

Anneleen Van Bossuyt:

Mevrouw Van Belleghem, mevrouw De Vreese, de situatie in Syrië is in de afgelopen maanden sterk veranderd.

U ondervroeg me eerder al over de vrijwillige terugkeer van Syriërs: de cijfers gaan dit jaar in stijgende lijn. In de Europese Unie verblijven op dit ogenblik zo’n 1,2 miljoen Syriërs. Sinds 2025 ligt de effectieve terugkeer heel wat hoger dan voordien: op Europees niveau gaat het om 3.135 personen in de eerste helft van 2025, het drievoudige van de voorgaande periodes. Er is een duidelijke toename van vrijwillige terugkeer: van 240 naar 2.905 in dezelfde periode.

Vanuit België keerden in 2025 al 172 Syriërs vrijwillig terug. Er zijn 25 dossiers hangend. Mijn administratie voert gesprekken met de Syrische permanente vertegenwoordiging, waarbij de mogelijkheden worden besproken inzake praktische samenwerking voor identificatie en terugkeer van Syriërs met een strafblad. Die besprekingen bevinden zich nog in een preliminaire fase. Er vond nog geen dergelijke terugkeer plaats.

De intentie is kleinschalig te beginnen, met de focus op personen met een strafblad, voor de reikwijdte uit te breiden. Op die manier zorgen we ervoor dat Syrië voldoende capaciteit heeft om de betrokkenen opnieuw op te nemen, en zorgen we ervoor dat de terugkeer werkbaar en duurzaam is.

De kwestie kwam aan bod tijdens een lunchdiscussie van de JBZ-Raad op 14 oktober, dus vorige week. Tijdens die discussie waren alle lidstaten het erover eens dat stabiliteit en wederopbouw van Syrië essentieel zijn voor een waardige en duurzame terugkeer. Er was een sterke oproep voor het behoud van de dialoog met de Syrische autoriteiten. Vele lidstaten benadrukten dat vrijwillige terugkeer meer moet worden aangemoedigd ten aanzien van Syrische onderdanen met een terugkeerbesluit. Er was eveneens een sterke wens om mogelijkheden te verkennen inzake de gedwongen terugkeer van Syrische onderdanen, vooral van degenen die een veiligheidsgevaar vormen.

Sommige lidstaten gaven aan al contact te hebben met de Syrische autoriteiten hierover en beschikken op dat vlak over expertise. Terugkeer naar Syrië blijft op de agenda staan van het Deense voorzitterschap en zal de komende maanden verder op Europees niveau worden besproken.

Het moratorium op de behandeling van dossiers van verzoekers om internationale bescherming uit Syrië bij het CGVS loopt in principe eind oktober af. Op basis van de beschikbare informatie zal het CGVS het heropstarten van de dossieroverweging opnieuw in overweging nemen.

Francesca Van Belleghem:

Mevrouw de minister, 1.211 Syriërs hebben dit jaar al asiel aangevraagd. 656 hebben een bevel gekregen om het grondgebied te verlaten, amper 172 zijn vrijwillig teruggekeerd. De instroom blijft dus veel groter dan de uitstroom.

U zegt dat sommige lidstaten in contact staan met Syrië, maar waarom staat u niet in contact met Syrië? Duitsland zet zijn inspanningen voort om illegale Syriërs gedwongen terug te sturen. Achter de schermen wordt intensief gewerkt aan een overeenkomst met Damascus. Sinds kort neemt het BAMF, het Duitse equivalent van het CGVS, opnieuw beslissingen over asielaanvragen van Syriërs, meer bepaald alleenstaande mannelijke soennieten.

Bovendien kregen de diensten al maanden geleden de opdracht om bestaande verblijfstitels en asielstatussen van Syrische criminelen opnieuw te evalueren, een eerste voorwaarde om tot uitzetting te kunnen overgaan. In juni besliste een rechtbank in Hamburg dat in bepaalde delen van Syrië geen sprake meer is van een onzekere toestand. In juli bevestigde een rechtbank in Bremen dat standpunt. Er zijn dus wel degelijk mogelijkheden tot gedwongen terugkeer. Die terugkeer mag niet alleen vrijwillig zijn, de mogelijkheid van gedwongen terugkeer moet u als stok achter de deur houden.

Maaike De Vreese:

Minister, u hebt er in uw antwoord op gewezen dat er contacten zijn met de Syrische permanente vertegenwoordiging. Het is belangrijk dat die diplomatieke contacten behouden blijven. We zien een stijgende trend in de vrijwillige terugkeer. Dat is dus een vooruitgang. Voor de rest heb ik er alle vertrouwen in dat u de zaak van nabij opvolgt.

Vrouwen die op straat uit voorzorg hun gedrag en/of kledij aanpassen
Het onveiligheidsgevoel en mijdgedrag van meisjes en jonge vrouwen in onze steden

Gesteld door

VB Sam Van Rooy
VB Sam Van Rooy

Aan

Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)

Bekijk antwoord

Sam Van Rooy:

Mevrouw de minister, zoals u wellicht hebt gehoord, heeft zich in Antwerpen een incident voorgedaan waarbij een achttienjarige jonge vrouw een vreemdeling heeft neergestoken omdat die haar eenentwintigjarige vriendin agressief probeerde aan te randen.

Steeds meer mensen, zeker jonge vrouwen, zoals ik in Antwerpen zeer goed merk, vertellen ons dat ze de straat op gaan met iets op zak om zich te kunnen verdedigen, soms dus zelfs met een mes, zo blijkt. Uit onderzoek blijkt dat maar liefst negen op de tien meisjes of jonge vrouwen al eens grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt. Meer dan een vierde van de vrouwen voelt zich vaak onveilig op straat. Niet minder dan 40 % – dat is toch onvoorstelbaar hoog – kiest ervoor om na een negatieve ervaring bepaalde plaatsen te vermijden. Die plaatsen bevinden zich natuurlijk doorgaans in onze grote steden. Denk aan Antwerpen en Brussel en wellicht ook Gent, mevrouw de minister, maar dat laatste zult u beter weten.

In Nederland vond ook de verschrikkelijke moord door een asielzoeker op de zeventienjarige Lisa plaats.

De directe aanleiding voor mijn vraag is de getuigenis van de politicologe Hanieh Ziaei – ik hoop dat ik haar naam correct uitspreek. Ik citeer haar: “Ik durf in Brussel geen rok of decolleté meer te dragen zonder me ongemakkelijk te voelen wegens het geïmporteerd conservatisme in sommige wijken. In Molenbeek voel ik de toenemende druk van zorgwekkend religieus obscurantisme.” Het zou een uitspraak van het Vlaams Belang of wellicht ook van de N-VA kunnen zijn, maar het is dus een getuigenis van een politicologe met migratieroots, zo leert haar naam.

Zij staat niet alleen. Steeds vaker horen en lezen we dat soort getuigenissen van vrouwen die in bepaalde wijken uit voorzorg hun gedrag of kledij aanpassen. We lezen dat op sociale media, maar soms ook in de mainstreammedia.

Mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat ik daarover vragen stel. Ik heb dat ook gedaan in de vorige legislatuur in het Vlaams Parlement, want ik vind dat fenomeen, waarbij vrouwen in de openbare ruimte hun kledij of gedrag aanpassen uit angst, een van de meest zorgwekkende, zo niet de zorgwekkendste tendens in ons land, in onze samenleving.

Ik heb deze vraag trouwens ook aan de minister van Binnenlandse Zaken gesteld. U bent bevoegd voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid, een hele mond vol. Ik denk dan ook dat u op drie terreinen een bevoegdheid hebt om dat probleem aan te pakken.

Mevrouw de minister, wat is uw reactie? Welke stappen zet u om ervoor te zorgen, denkend aan de hoge cijfers die ik heb vermeld, dat meisjes en vrouwen in elke wijk, gemeente en stad zichzelf kunnen zijn en zich nergens in onze openbare ruimte uit vrees censureren of hun kledij of gedrag aanpassen?

Anneleen Van Bossuyt:

Mijnheer Van Rooy, dat is een heel lange vraag en u uit veel bezorgdheden. Ik vrees dat mijn antwoord iets korter zal zijn.

Ik wil beginnen met te benadrukken dat ik elke daad van onderdrukking ten aanzien van vrouwen en elke daad van belaging in het algemeen ten stelligste veroordeel. Dat is het minste en belangrijk om te onderstrepen.

Uw vragen hebben betrekking op beleidsdomeinen die niet onder mijn bevoegdheid vallen. Daarom verwijs ik u door naar de Vlaamse minister bevoegd voor Inburgering en Integratie en naar mijn collega-minister van Binnenlandse Zaken, voor uw vragen over veiligheid.

Sam Van Rooy:

Minister, uw antwoord was teleurstellend. Ik heb die vraag gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en vond zijn antwoord eveneens teleurstellend. U bent verantwoordelijk voor asiel, immigratie, maatschappelijke integratie en grootstedenbeleid. De vraag raakt aan al die drie beleidsdomeinen. Ik zal de situatie toelichten en citeer opnieuw politicologen om aan te tonen hoe ernstig ze wel is. ʺ In Brussel durf ik geen rok of decolleté meer te dragen zonder me ongemakkelijk te voelen door geïmporteerd religieus obscurantisme in sommige wijken ʺ , zegt een politicologe met migratieroots. Minister, gisteren klopte u zich op de borst omdat de asielinstroom zogezegd daalt. Aan huidig tempo zullen we dit jaar uitkomen op 35.596 asielaanvragen, dat is meer dan in 2023, toen de verschrikkelijke vivaldiregering op stoom was. Waar komen al die asielzoekers vandaan? Uit islamitische, Afrikaanse landen waar vrouwenonderdrukking en vrouwenhaat diep in de cultuur verankerd zijn. U hebt als minister de kernbevoegdheid om dat probleem aan te pakken of in ieder geval niet te laten verergeren. Mevrouw Van Bossuyt, het spijt me het te moeten zeggen, maar uw asielbeleid is tot op heden slecht en zelfs gevaarlijk voor meisjes en vrouwen in dit land. Wandel eens door onze grote steden. Ik ben recent nog in Molenbeek geweest. Wat men daar ziet en voelt, maakt het moeilijk voor een vrouw een kort rokje te dragen of een jood om een keppeltje te dragen. Dat zijn ook groepen in onze samenleving die bang zijn, die overlast ondervinden. Minister Van Bossuyt, draai die kraan dicht, want die vrouwenhaatculturen zijn hier al, die verspreiden zich in onze wijken en die laat u tot nader order alleen maar uitbreiden. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.36 uur. La réunion publique de commission est levée à 12 h 36.

Popover content