Commissievergadering op 22 oktober 2025
Vragen
De volgende vragen werden gesteld tijdens deze commissievergadering.
De gevolgen voor de EU van de ontdekking van een lithiumsite in Duitsland
Gesteld door
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Katrijn van Riet:
Mijnheer de minister, de toepassingen voor lithium kennen geen grenzen in onze moderne wereld. Lithium is van onschatbare waarde voor veel van onze industriële en chemische sectoren en het is het bestanddeel bij uitstek voor li-ionbatterijen. Zulke batterijen worden onder andere gebruikt in elektrische voertuigen en thuisbatterijen.
Recente berichtgeving geeft aan dat in Duitsland een ontginningssite ligt waar maar liefst 43 miljoen ton lithium carbonaat equivalent, LCE, ontgonnen kan worden. Het bedrijf achter de ontginning in Altmark staat bekend voor zijn milieubewuste directe extractieprocessen en heeft intussen een succesvol pilootproject voor extractie doorlopen.
Mijnheer de minister, welke perspectieven opent dat voor het verzekeren van de Europese strategische autonomie? Ziet Europa toe op de lokale natuurimpact en het waterbeheer? Gelooft u dat dat project een voorbeeld kan zijn voor klassieke mijnbouw, gezien het gebruik van directie extractieprocessen zonder open putten of verdamping?
In welk kader past de mogelijke ontginning? Wordt de ontginning momenteel gekoppeld aan een uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen in Europa? Mocht overgegaan worden tot exploitatie, hoe ziet u die in het kader van de Critical Raw Materials Act?
Is het de bedoeling dat dergelijke voorraden naar landen buiten de EU geëxporteerd worden? Zo ja, welke reserves wil men aanhouden? Wordt er al gedacht over een toename in recyclagecapaciteit van lithium binnen de EU?
Jean-Luc Crucke:
Mevrouw van Riet, de ontdekking van aanzienlijke lithiumreserves in het Duitse Altmark door Neptune Energy opent duidelijke perspectieven voor de versterking van de Europese strategische autonomie. Lithium is een onmisbare grondstof voor de productie van batterijen gelinkt aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie, vooral voor elektrische voertuigen en energieopslag. De reserves kunnen Duitsland positioneren als een toonaangevende lithiumproducent met productieniveaus die vergelijkbaar zijn met de grootste producenten wereldwijd.
De ontginning zal uiteraard moeten voldoen aan de verschillende Europese milieuwetgevingen, maar valt in eerste instantie onder de bevoegdheid van de gewesten. Onze experts op gewestelijk niveau beschikken over meer diepgaande kennis over het onderwerp en kunnen de impact en voordelen van de nieuwe methode beter toelichten.
Lithium valt onder de verordening inzake kritieke grondstoffen. Indien het wordt gewonnen, zou dat bijdragen aan de doelstellingen van die verordening. Die stelt onder meer tot doel dat tegen 2030 10 % van onze consumptie in Europa wordt gewonnen en 50 % van de verwerking in Europa plaatsvindt. De verordening voorziet ook in een versnelde vergunningsprocedure bij de indiening van een aanvraag. Neptune Energy kreeg een derde exploratielicentie toegekend en voert sinds midden september een derde proefproject uit dat, indien de vergunning wordt verleend, kan leiden tot een eerste demonstratiefase.
Wat betreft de export buiten de EU en het behoud van reserves is het moeilijk om daarover uitsluitsel te geven, vooral omdat het niet om Belgische reserves gaat. Het zal Duitsland en de exploitanten toekomen om daarover te beslissen. Het Europees uitgangspunt blijft dat die grondstoffen primair moeten bijdragen aan de strategische autonomie van de Unie.
De verordening inzake kritieke grondstoffen stelt een recyclagedoelstelling van 25 % voorop, ook voor lithium. De ontwikkeling van een circulaire economie voor die grondstof is een belangrijk onderdeel, waarbij we ook rekening moeten houden met de Belgische belangen. In België zijn immers verschillende partijen actief om de recyclage van lithium te bevorderen, waaronder Youpower Recycling Genk, Umicore en Comet Group. Naast de verhoging van de Europese productie is het relevant om gebruikte materialen te valoriseren en hun levenscyclus maximaal te verlengen.
De ontdekking in Altmark illustreert het belang van Europese samenwerking rond kritieke grondstoffen. Door duurzame ontginning, verwerking en recyclage te combineren kan de EU haar industriële en klimaatdoelstellingen versterken en haar strategische autonomie op lange termijn veiligstellen.
Voor bijkomende informatie nodig ik u uit om uw vraag ook te stellen aan de minister van Economie, de heer Clarinval, en de betrokken gewesten.
Katrijn van Riet:
Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord, dat mij toch enigszins geruststelt. De operatie bevindt zich uiteraard nog in een beginfase, maar het is duidelijk dat die duurzame ontginning en de daaropvolgende recyclagemogelijkheden primordiaal zijn voor het behalen van de doelstellingen. Ik zal de vraag zeker ook stellen aan minister Clarinval en aan de gewesten.
Het nieuwe nationale klimaatplan (NEKP)
De verdere evolutie van en de bedenkingen over het Nationaal Energie- en Klimaatplan
De goedkeuring van een Belgisch klimaatplan
Het NEKP 2030
Gesteld door
VB
Sam Van Rooy
N-VA
Katrijn van Riet
Groen
Tinne Van der Straeten
PS
Marie Meunier
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Sam Van Rooy:
Minister, de federale regering en de deelstaten hebben een akkoord bereikt over een nieuw Nationaal Klimaatplan, waarin onder andere de klimaatdoelstellingen worden verdeeld over Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Dat plan voorziet maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 42,7 % te verminderen ten opzichte van 2005, in de zogenaamde ESR-sectoren: bouw, mobiliteit en landbouw. De Europese Unie verplicht België echter tot een vermindering van 47 %.
In dit nieuwe klimaatplan werd ook een verdeelsleutel overeengekomen voor het Europees Sociaal Klimaatfonds. Daaruit zou België in de periode 2026 tot 2032 1,6 miljard euro toegewezen krijgen, waarvan 13,13 % naar de federale overheid gaat, 32,95 % naar Wallonië, 43,42 % naar Vlaanderen en 10,5 % naar Brussel.
Zal dit plan wel aanvaard worden door de EU. Zo ja, waarom? Vindt u dat de verdeling van de CO ₂ -reductie tussen de deelstaten billijk en rechtvaardig is, rekening houdend met het emissieprofiel en het aantal inwoners?
Ik stel u dezelfde vraag over de verdeling van het Europees Sociaal Klimaatfonds. Vindt u dat een rechtvaardige verdeling? Krijgt België voldoende in verhouding tot andere landen? Waarop zou België recht hebben in verhouding tot de afdrachten aan de Europese Unie? Ik vind dat zeer belangrijk. België draagt veel bij aan de EU en krijgt af en toe iets terug, bijvoorbeeld via het Europees Sociaal Klimaatfonds. Is dat in verhouding met elkaar? Welke impact zal dit nieuwe klimaatplan hebben op de burger, zowel wat betreft regelgeving, administratie als kostprijs? Welke impact zal dit nieuwe klimaatplan hebben op de energiefactuur?
Katrijn van Riet:
Mijnheer de minister, de federale regering en de deelstaten hebben het nieuwe Nationaal Energie- en Klimaatplan afgeklopt. Dank u om er eindelijk in te slagen om de federale krijtlijnen en die van de deelstaten grotendeels op elkaar af te stemmen. Het plan bevat meer realistische doelstellingen tegen 2030, met aandacht voor de economische draagkracht van gezinnen en bedrijven. De transitie omvat immers niet alleen ambitie, maar ook haalbaarheid en dat hebt u begrepen.
Toch heb ik ook enkele bemerkingen. Zo blijft het NEKP vaag over de uitvoering en over de verdeling van de lasten tussen de beleidsniveaus. Daarnaast heeft Vlaanderen de voorbije jaren aantoonbaar meer vooruitgang geboekt dan de andere gewesten op het vlak van uitstootreductie. De emissies in de Vlaamse industriezones daalden tussen 2005 en 2023 met meer dan 35 %, terwijl Wallonië en Brussel nog steeds aan hun inhaalbeweging bezig zijn. Vlaanderen investeert bovendien fors meer in warmtenetten, de elektrificatie van logistiek en de energie-efficiëntie binnen zijn kmo’s.
Mijnheer de minister, kunt u concreet uw uitvoeringsplan toelichten? Kunt u aangeven welke van uw maatregelen effectief meetbare resultaten zullen opleveren? Hoe zult u vermijden dat Vlaanderen disproportioneel wordt aangesproken om de Belgische doelstellingen te behalen? Zult u garanderen dat de andere gewesten Vlaanderen bijbenen om vergelijkbare inspanningen te leveren?
Waarom zetten we niet nog sterker in op technologische innovatie, kernenergie en efficiëntie in plaats van op nieuwe lasten en subsidies? Bekijkt u uitvindingen zoals de microscopische metalen spons, bekroond met de Nobelprijs voor Chemie, om emissies verder te reduceren aan de bron, zonder de burgers te belasten?
De samenwerking tussen de gewesten is verbeterd. Zult u deze tendens voortzetten en de samenwerking verder uitdiepen? Denkt u hierbij aan een gezamenlijk monitoringsmechanisme?
Wat is uw visie op de huidige functieverdeling tussen de federale en de gewestelijke verantwoordelijkheden met betrekking tot energie en klimaat? Ziet u een herverdeling, waarbij meer autonomie doorstroomt naar de gewesten als een mogelijkheid?
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, le Plan national é nergie-Climat (PNEC) a enfin été bouclé. C'est en soi une bonne nouvelle, parce que nous étions en retard. Mais qu'en est-il du contenu? C'est tout autre chose. Je suis vraiment désolée de vous dire qu'il n'est pas à la hauteur des attentes. Nous attendons davantage de vous. Nous vous savons d'ailleurs déterminé à entreprendre une action climatique ambitieuse.
J'ai plusieurs questions. La première nous vient de la Coalition Climat. Selon celle-ci, "avec un objectif de réduction de ses gaz à effet de serre de seulement 43 % à l’horizon 2030, la Belgique se détourne à la fois de ses obligations européennes (- 47 %), ainsi que des injonctions liées à l’affaire Climat". Monsieur le ministre, comment justifiez-vous ce non-respect de nos obligations internationales?
Deuxièmement, le fait de ne pas respecter nos engagements internationaux expose la Belgique à une responsabilité juridique, comme cela a d'ailleurs été rappelé le 23 juillet 2025 par la Cour internationale de Justice (CIJ). Comment évaluez-vous ce risque juridique?
Enfin, en matière d'énergies renouvelables, le plan vise un peu plus de 20 % d'énergies renouvelables dans le mix énergétique alors que nous devrions être à 33 % pour faire notre part. Comment, dès lors, justifiez-vous ce retour en arrière? Quelles actions concrètes sont-elles mises en place pour augmenter ce pourcentage d’énergies renouvelables?
De voorzitster : De heer Cornillie en mevrouw Taton zijn niet aanwezig.
Jean-Luc Crucke:
Mevrouw de voorzitster, collega’s, de federale overheid heeft samen met de gewesten een belangrijke mijlpaal bereikt met de aktering op 6 oktober 2025 van het geactualiseerd Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021-2030.
Het plan vormt een centraal instrument waarmee de lidstaten bijdragen aan de realisatie van de energie- en klimaatdoelstellingen. Het omvat de strategieën om invulling te geven aan de bindende nationale doelstelling in de Effort Sharing Regulation , die betrekking heeft op de gebouwensector, de transportsector en de landbouwsector, evenals aan de Europese bindende doelstellingen inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Het plan zorgt ook voor een kader met betrekking tot de energiebevoorradingszekerheid en de toepassing van de regels van de interne markt. Bovendien stimuleert het de synergiën in onderzoek en innovatie van het energiesysteem, pakt het energiearmoede aan en versterkt het de concurrentiekracht van onze bedrijven.
Concernant l'objectif ESR de réduction des émissions de gaz à effet de serre, contrairement à la lecture qui en est souvent faite, nous atteignons bien l'unique objectif contraignant, et j'insiste sur le fait qu'il s'agit de l'unique objectif contraignant, qui est un objectif cumulatif sur 2021-2030, à savoir une projection linéaire visant à réduire les émissions de 47 % en 2030 par rapport à 2005, dans les secteurs du bâtiment, du transport et de l'agriculture.
We kunnen namelijk de jaarlijkse tekorten vanaf 2025 compenseren met de opgebouwde overschotten van emissieruimte uit de periode 2021-2024. Die overschotten zijn voornamelijk te danken aan de effecten van de coronacrisis en de energieprijscrisis en niet zozeer - dit moet duidelijk zijn - aan een disproportionele inspanning van het Vlaamse Gewest.
Het is zonder meer een positieve evolutie dat het nieuw geplande beleid in het Vlaamse Energie- en Klimaatplan erin geslaagd is het tekort, dat in het NEKP 2023 nog 13,7 miljoen ton bedroeg, om te buigen tot een overschot van 0,9 miljoen ton. Het blijft evenwel een feit dat, alhoewel de rekening voor de periode 2021-2030 klopt met de bindende doelen, België als geheel, door toedoen van de lagere Vlaamse inspanning van 40 % in vergelijking met de twee andere gewesten, die min 47 % bereiken, in 2031 zal starten met een significante vertraging ten opzichte van het traject, namelijk 42,7 % in plaats van 47 % in 2030.
Cela nous place à un niveau d'émissions plus élevé en 2030, rendant la route vers 2050 plus difficile. Par contre, nous atteignons bien l'objectif contraignant du règlement de la gouvernance ESR.
Dat is natuurlijk voor wat werd gepland. In 2030 zullen we de resultaten analyseren per gewest. Al die aspecten zullen meegenomen worden in de discussie over de burden sharing .
Étant donné que nous respectons l'obligation imposée par l’Europe en matière de réduction des émissions de gaz à effet de serre ESR, nous n'encourrons pas de risque juridique.
Inzake hernieuwbare energie blinkt België ook niet echt uit met zijn aandeel van 20,4 %, terwijl we in Europa streven naar minimaal 42,5 % tegen 2030, en de Europese Commissie oordeelt dat een billijk aandeel voor ons land 33 % zou zijn.
Op federaal niveau moeten we durven toe te geven dat we een belangrijke stap terug hebben gedaan ten opzichte van de offshore ambities die geformuleerd werden door de vorige regering in het NEKP 2023. Men moest alles herberekenen.
Ce retour en arrière est dû à plusieurs facteurs: d'une part, une révision technique des facteurs de charge de l'éolien offshore, revus sur la base de données historiques et, d'autre part, la prise en compte de certaines réalités de terrain, à savoir la hausse des prix des matériaux, qui a poussé le gouvernement à réévaluer le projet de l'île énergétique, et le retard pris par certains projets à cause des procédures de permis comme le projet Ventilus et la Boucle du Hainaut.
Ook hier draagt Vlaanderen niet proportioneel bij. We zien daarentegen dat we vooral het Waals Gewest mogen bedanken, omdat 31 % van zijn finaal energiegebruik afkomstig zal zijn van hernieuwbare bronnen in 2030, terwijl men voor het Vlaams Gewest mikt op 13,7 %.
Wel wil ik ook hier benadrukken dat het VEKP een zeer belangrijke inhaalbeweging maakt in zijn hernieuwbare energieprognoses. De belangrijke mate waarin men hiervoor een beroep doet op de bijmenging van biobrandstof, een federale bevoegdheid, wordt in de komende weken verder geanalyseerd.
Par ailleurs, les travaux de transposition de la directive É nergies renouvelables ont été entamés par le ministre Bihet. Ils contiennent notamment un objectif ambitieux d'énergies renouvelables dans les transports routiers et ferroviaires ainsi que dans le transport maritime et l’aviation. Les règlements européens RefuelEU Aviation et FuelEU Maritime doivent également être appliqués en cohérence avec cet objectif d’énergies renouvelables.
Si une partie est déjà incluse dans le PNEC – par exemple, le taux d'incorporation de biocarburant en transport routier –, notre contribution en termes d'énergies renouvelables dans le transport devrait augmenter ultérieurement. Personnellement, je continuerai à plaider pour une plus grande production d’énergies renouvelables, notamment en matière d'offshore.
Ook inzake energie-efficiëntie wijzen de cijfers niet op een disproportionele Vlaamse bijdrage, met een reductie van 6,6 % in 2030 ten opzichte van 2022, in vergelijking met 13 % in het Waalse Gewest en bijna 24 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Zoals u wellicht weet, bestaat het Belgische Nationale Energie- en Klimaatplan uit de optelsom van de gewestelijke klimaat- en energieplannen en het federale energie- en klimaatplan. Zeker op het vlak van decarbonisatie, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie beschikken de gewesten over ruime bevoegdheden. Het federale niveau is bevoegd voor de marktwerking, de bevoorradingszekerheid, de competitiviteit en de fiscaliteit. Sommige bevoegdheden worden gedeeld tussen de gewesten en het federale niveau, zoals mobiliteit, innovatie en energie-infrastructuur. Dat biedt het voordeel dat bepaalde kwesties op grotere schaal kunnen worden aangepakt, over de gewestgrenzen heen. Dit is overigens ook wat het bedrijfsleven en de investeerders verwachten: een klimaat- en energiebeleid dat zo coherent en kosteneffectief mogelijk wordt uitgevoerd. Een verdere versnippering van het beleid lijkt mij dan ook niet aangewezen. Een betere samenwerking lijkt mij daarentegen meer dan ooit nodig.
De federale overheid heeft tot op zekere hoogte de maatregelen gepreciseerd die zij van plan is te nemen, zodat de gewesten eigen prognoses konden maken. Op basis daarvan kregen de gewesten de mogelijkheid om hun prognoses te herzien. Omdat onze nationale prognose de optelsom is van prognoses die op gewestelijk niveau worden opgesteld, en de federale overheid slechts een gefragmenteerd zicht op die gegevens heeft, kan ik u geen verdere details geven over de mate waarin de bijdrage van federale maatregelen volgens de gewesten in de projecties doorweegt. Bovendien worden die bijdragen relatief uitgedrukt en houden ze dus rekening met emissies die verband houden met economische activiteiten en huisvesting.
De positieve dynamiek die zich momenteel aftekent, moeten we nu voortzetten om op korte termijn te komen tot een lastenverdelingsakkoord tussen de gewesten en de federale overheid. Ik hoop oprecht dat de dynamiek van onderlinge concurrentie daarbij kan worden doorbroken.
Ik wens onze politieke inspanningen verder te richten op het bereiken van een akkoord dat inzet op samenwerking, een coherent beleid en wederzijdse versterking, zodat de klimaat- en energietransitie op de meest efficiënte wijze kan worden gerealiseerd.
U vraagt welke maatregelen – ik heb het dan over de federale maatregelen - effectief resultaat zullen opleveren.Het blijft moeilijk de maatregelen te kwalificeren zonder rekening te houden met de gewestelijke maatregelen, aangezien de synergiëen tussen bijvoorbeeld fiscaliteit, federale steun en gewestelijke steun gezamenlijk een impact moeten hebben.
Een aantal maatregelen leveren een belangrijke bijdrage aan de vermindering van de uitstoot. Ik geef u drie voorbeelden van effectieve maatregelen: de fiscale vergroening van de mobiliteit, in casu bedrijfswagens, de verhoogde investeringsaftrek en de maatregelen ter promotie van het goederenvervoer via het spoor. De opvolging van die maatregelen gebeurt conform de wet houdende de organisatie van het federale klimaatbeleid in het syntheserapport dat reeds aan de Kamer werd bezorgd en openbaar werd gemaakt. Ik ben het met u eens dat we beter moeten samenwerken, synergieën moeten zoeken en elkaar moeten versterken om gezinnen en bedrijven zo goed mogelijk te begeleiden in de klimaat- en energietransitie. Een gezamenlijk monitoringsmechanisme met het oog op een betere onderbouwing en meer transparantie over de wijze waarop maatregelen bijdragen aan effectieve emissiereducties, is, mijns inziens, dan ook een onmisbaar instrument om dat doel te bereiken.
Wat uw vraag betreft waarom we niet meer inzetten op technologieontwikkeling, nodig ik u van harte uit om hoofdstukken 2.5 en 3.5 van het NEKP aandachtig door te nemen. Onze Belgische onderzoekers, universiteiten en bedrijven zetten zich mede dankzij de steun van alle overheden en van de Europese Unie dagelijks in om innovatieve oplossingen te ontwikkelen voor het klimaat- en energievraagstuk. We mogen echter niet wachten op technologische mirakels; die zijn ook niet nodig. De technologie om onze doelstellingen op middellange termijn te halen, is beschikbaar en betaalbaar. Kernenergie heeft geen rechtstreekse plaats in het NEKP. Het valt onder ETS, dat buiten de scope ervan ligt. Toch hebben we in het NEKP een belangrijk deel aan kernenergie gewijd, aangezien die een rol speelt op het vlak van elektrificatie en energiebevoorradingszekerheid. Persoonlijk wil ik nog afwachten of kernenergie betaalbaar kan blijven.
Op de microscopische metalenspons voor CO 2 -opvang zal ik in een ander antwoord terugkomen.
De impact van het NEKP op de energiefactuur hangt af van de concrete implementatie van elke maatregel. De evaluatie van de doelstellingen gebeurt conform de European Sharing Regulation (ESR) elke vijf jaar, met een finale evaluatie in 2032 voor het jaar 2030. In aansluiting op de tussentijdse evaluatie in 2027 zullen de realisaties van de eerste vijf jaar worden beoordeeld. De evaluaties zullen gebaseerd zijn op de gewestelijke emissie-inventaris.
De evaluatie ex ante van de beleidsdoelstellingen of de prognoses kan worden uitgevoerd door ofwel te vertrekken van de impact van individuele beleidslijnen en maatregelen, wat echter heel benaderend blijft, ofwel door de toekomstige evolutie van emissies op sectorniveau in te schatten. Wij gebruiken twee contrasterende scenario’s. Er is een scenario met bijkomende beleidsmaatregelen en een scenario met de bestaande maatregelen conform de Europese regels.
De prognoses geven aan dat bij ongewijzigd beleid in het WEM-scenario, dus met de bijkomende beleidsmaatregelen, de EREs-emissies een beperkte evolutie vertonen, met een reductie van 23 % tot 30 % ten opzichte van 2005. Het WAM-scenario met bijkomende beleidsmaatregelen leidt tot een reductie van 42,7 %.
Op basis van een ruwe schatting van de impact van de geplande federale maatregelen uit het regeerakkoord 2025 staan wij voor het behalen van circa 8 à 9 % van de benodigde reductie. In het recent gepubliceerde voortgangsrapport over het federaal klimaatbeleid 2025 kunt u meer details over die analyse terugvinden. De bestaande en geplande federale maatregelen zullen moeten worden meegenomen in de gewestelijke prognoses om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de stand van zaken.
De wijze waarop de beleidsmaatregelen van de gewesten federaal op de emissiereducties doorwerken, wordt door de Europese Commissie echter beschouwd als een van de pijnpunten van het Belgische NEKP. Voor meer details daarover kunt u terecht op de website van het Nationaal Energie- en Klimaatplan, waar u de resultaten kunt raadplegen van een studie uitgevoerd door Cambridge Econometrics. De studie die werd opgesteld in het kader van de bijstand van de Europese Commissie aan de lidstaten verduidelijkt de tekortkomingen op het vlak van gehanteerde methodologische kaders, geharmoniseerde hypotheses, parameters en coördinatie.
Ten slotte, geen enkele evaluatie die zich beperkt tot één bevoegdheidsniveau, kan inzicht bieden in de mate waarin onze nationale emissiereducties al dan niet zullen worden behaald. Aangezien onze emissies de facto afhankelijk zijn van beleidsmaatregelen op verschillende bevoegdheidsniveaus, engageer ik mij ertoe de opmaak van zowel sectorale prognoses als beleidsevaluaties van individuele maatregelen continu te verbeteren door in te zetten op een versterking van beleidsevaluatiecapaciteit en coördinatie bij de betrokken administraties, al hang ik daarvoor uiteraard af van de gewesten.
Dan kom ik aan de vragen over het sociaal klimaatplan betreft. Met betrekking tot het Belgische aandeel in het Sociaal Klimaatfonds moet in de eerste plaats in aanmerking worden genomen dat het fonds op Europees niveau, gevoed met eigen middelen, beperkt is tot ongeveer 25 % van de totale inkomsten uit het ETS 2-mechanisme. De overige 75 % gaat rechtstreeks naar de lidstaten, op basis van de geschatte emissies van de betrokken sectoren. België ontvangt dus het grootste deel van zijn aandeel in de ETS 2-inkomsten rechtstreeks. Het sociaal fonds is een instrument voor de Europese Commissie om het gebruik van de ETS 2-inkomsten voor sociale doeleinden tot op zekere hoogte te sturen. De toewijzing van middelen aan de Europese lidstaten uit het sociaal klimaatfonds wordt vastgelegd door een EU-verordening die door de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement werd goedgekeurd.
Bij de berekening ervan wordt rekening gehouden met factoren zoals de totale bevolking, de gemiddelde CO ₂ -uitstoot per huishouden in 2016 en 2018, het bruto nationaal inkomen en het percentage huishoudens met betalingsachterstand op de energiefactuur. De 2,55 % die Belgi ë aldus uit het sociaal fonds ontvangt, is bedoeld om kwetsbare huishoudens, micro-ondernemingen en vervoersgebruikers te ondersteunen in de klimaattransitie, niet om onze bijdrage aan de EU-budget terug te verdienen. Belgi ë zal tussen 2026 en 2032 in totaal ongeveer 1,659 miljard euro ontvangen uit het sociaal klimaatfonds van de EU. Daarbovenop is een nationale cofinanciering van minstens 25% vereist, wat neerkomt op ongeveer 553 miljoen euro. Dat resulteert in een totale enveloppe van ruim 2 miljard euro. De Europese betalingen zijn gekoppeld aan het vastleggen van mijlpalen en doelstellingen, die worden opgenomen in het Sociaal Klimaatplan.
Is de intra-Belgische verdeling billijk? De verdeling is gestoeld op hetzelfde principe als dat van het Sociaal Klimaatfonds zelf, namelijk dat elke euro doelgericht wordt ingezet om de sociale impact van het emissiehandelssysteem voor gebouwen en transport op kwetsbare doelgroepen in België te beperken. Natuurlijk hebben we in België eigen criteria ontwikkeld, maar die zijn gelijkaardig aan dewelke door Europa worden gehanteerd. Het Overlegcomité heeft daarover op 6 oktober 2025 een akkoord bereikt, samen met de aktering van het Nationaal Klimaatplan. De federale overheid ontvangt inderdaad 13,13% van de totale enveloppe van 1,6 miljard euro. Dat komt overeen met 218 miljoen euro, met een bijkomende cofinanciering van ongeveer 54 miljoen euro voor de periode 2026–2032. Een klein deel van het totale bedrag zal worden bestemd voor technische bijstand, onder meer voor het beheer en de controle van die middelen door de federaal bevoegde autoriteit, alsook voor audit en communicatie.
Sam Van Rooy:
Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. U hebt uw best gedaan, maar zoals zo vaak blijven we achter met meer vragen dan antwoorden. Wat in dit Parlement helaas telkens opnieuw duidelijk wordt, is dat niet de verlaging van de energiefactuur van de burgers, maar wel de vermindering van de CO 2 -uitstoot centraal staat. Niet de portemonnee van de belastingbetalers staat centraal, maar wel de klimaathysterie. Niet onze economie of onze welvaart staan voorop, maar wel de apocalyptische waanbeelden van Anuna en Greta, waarop dat hele beleid gebaseerd is. Niet u of de regering regeert, maar wel het World Economic Forum en de Europese Unie.
Onze mensen – vooral de middenklasse – en onze bedrijven worden uitgeperst ten behoeve van de klimaatwaanzin. Daar zullen wij nooit of te nimmer mee akkoord gaan.
Katrijn van Riet:
Mijnheer de minister, dank voor uw zeer exhaustief antwoord. Alle cijfers die u hebt meegegeven, zullen we nog eens moeten herbeluisteren en laten bezinken.
Ik heb een aantal termen genoteerd waarop we verder willen werken. Ik heb genoteerd dat u de biobrandstoffen verder zult analyseren. Aangezien ik u daarover al eens een vraag heb gesteld, bedank ik u daarvoor.
Ik hoor ook dat u voorstander bent van minder versnippering van het beleid en van meer samenwerking met de gewesten. Als dat kan, heel graag, maar dan moeten er ook stappen worden gezet.
De fiscale vergroening van de mobiliteit is goed op weg, zeker wat de bedrijfswagens betreft, al wordt dat in sommige gewesten fiscaal al enigszins teruggedraaid. Een volledig elektrische bedrijfswagen is altijd beter dan een hybride; daarover zijn de meeste kenners het eens.
De verhoogde aftrek voor goederenvervoer via het spoor is eveneens zeer welkom. Ik heb echter in een recent verleden geleerd dat het niet eenvoudig is om goederen via het spoor tijdig bij een bedrijf te krijgen.
U hebt ook kernenergie onderstreept. Het is zeer belangrijk dat we daarop verder ingaan.
Ik kijk ten slotte uit naar uw antwoord over de metaalsponzen.
Marie Meunier:
Merci, monsieur le ministre, pour vos réponses dont je n'ai malheureusement pas entendu la fin parce que je suis deux commissions qui ont lieu en même temps. J'interrogeais votre collègue, Mme Matz, sur les questions de digitalisation. De ce que j'ai pu entendre, nous n'avions pas la même information concernant notre objectif de réduction des émissions de gaz à effet de serre dont nous pensions qu’il se situerait aux alentours de 43 %. Vous nous indiquez que nous arriverons en tout cas aux 47 %, qui est notre obligation européenne. Nous ne manquerons pas de suivre ce dossier de près et de revenir vers vous avec des questions complémentaires le cas échéant. De voorzitster : De heer Cornillie en mevrouw Taton zijn niet aanwezig voor hun respectievelijke vragen nr. 56009028C en nr. 56009085C.
De strijd tegen PFAS-vervuiling en de intergewestelijke coördinatie in België
Uw besmetting met eeuwige vervuilers en uw wetsontwerp op dit gebied
Het inzetten van 'microscopische sponzen' (MOF) in de strijd tegen CO2 en PFAS
Het tijdpad voor een PFAS-verbod aan de bron
Gesteld door
MR
Hervé Cornillie
Ecolo
Sarah Schlitz
N-VA
Katrijn van Riet
PS
Marie Meunier
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, début septembre, vous avez reçu les résultats des tests que vous aviez faits, avec 23 autres ministres européens, pour savoir si vous étiez contaminés aux PFAS, ces polluants éternels qui nuisent gravement à la santé et peuvent provoquer cancers, hypertension artérielle, prééclampsie, maladies thyroïdiennes, et j'en passe. Il s'avère que tous les ministres sont contaminés et que la moitié d’entre eux présentaient une contamination supérieure, qui aura un effet sur leur santé. Ces résultats ne sont pas surprenants, mais tout de même assez inquiétants. Vous me direz comment vous avez réagi à cette annonce.
À la suite de la réception de ces résultats, vous avez déclaré le 2 septembre 2025: "Je viendrai très rapidement, au plan belge, avec une proposition que je vais soumettre à mes collègues. C’est une question de jours, de semaines au maximum." Comme cela fait sept semaines que vous avez fait cette déclaration, je viens aux nouvelles, monsieur le ministre.
Les écologistes ont déjà déposé, comme vous le savez, deux propositions de loi interdisant les pesticides aux PFAS, ainsi que la mise sur le marché et l'exportation de produits de consommation contenant des polluants éternels. Nous avons passé des auditions, et avons reçu des avis. Nous estimons à présent que le Parlement est prêt pour se prononcer sur ces textes et avancer sur le plan national.
Monsieur le ministre, quelle a été votre réaction face aux résultats alarmants que vous avez reçus?
Dans quels délais allons-nous pouvoir nous prononcer sur votre projet de loi? Où en est le gouvernement sur le sujet de la réduction des PFAS dans l'environnement et, surtout, dans le corps des citoyens?
Votre parti va-t-il se prononcer favorablement sur nos deux propositions de loi, qui interdisent à la source ces polluants éternels? Les textes sont là, et il suffit d'avancer pour protéger nos concitoyens.
Katrijn van Riet:
Mijnheer de minister, ik wil graag benadrukken dat de vragen ook betrekking hebben op CO 2 -reductie, niet enkel op PFAS.
Onlangs is de Nobelprijs voor Scheikunde toegekend aan drie onderzoekers voor hun werk aan zogenoemde Metal Organic Frameworks, moleculaire structuren met een hoge porositeit, een soort spons als het ware. Die microscopische sponzen hebben veelbelovende toepassingen op het gebied van milieu en klimaat, zoals de filtering van CO 2 uit de lucht, de zuivering van moeilijk afbreekbare verontreinigende stoffen zoals PFAS uit water en de oogst van water uit zeer droge lucht. Gezien uw ambitie op het vlak van klimaatneutraliteit, waterkwaliteit en circulaire economie, stel ik u enkele vragen over de mogelijkheid om die technologie in België te incorporeren.
Mijnheer de minister, heeft uw departement al een studie laten uitvoeren naar de technische en economische haalbaarheid van die MOF-technologie in België, met name voor het verwijderen van PFAS uit drink- of afvalwater of voor CO 2 -captatie? Zo niet, bent u bereid om dergelijke studies op te starten?
Zijn er op federaal of Europees niveau regelgevende hindernissen die de invoering van die MOF-materialen beperken, aangezien sommige daarvan zware metalen kunnen bevatten? Bent u bereid om samen met onderzoeksinstellingen en waterzuiveringsbedrijven pilootprojecten te ondersteunen waarin die sponzen worden ingezet voor PFAS-verwijdering of andere prioritaire milieuproblemen? Zo ja, welke concrete tijdlijn voorziet u? Overweegt u fiscale instrumenten in te zetten om onderzoek en innovatie met betrekking tot die toepassingen te stimuleren?
Bent u, gelet op de internationale dimensie van klimaatvervuiling, bereid om deel te nemen aan Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s, zoals Horizon Europe, en aan projecten die de sponstechnologie ontwikkelen? Zo ja, welke rol zal België opnemen?
Kunt u, gezien de mogelijke risico’s van die microscopische sponzen, toelichten welke stappen uw departement voorziet om te garanderen dat die materialen geen schadelijke gevolgen hebben voor ons ecosysteem of de gezondheid? Is er een plan, of zult u een plan opmaken, voor de monitoring, behandeling, veilige verwijdering of recyclage van die sponzen?
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, les PFAS, ces polluants éternels, constituent un enjeu environnemental et sanitaire majeur. Leur persistance dans l'environnement et leurs effets sur la santé humaine sont largement documentés. La nécessité d'agir rapidement fait consensus tant au niveau scientifique que politique.
Vous avez récemment déclaré que, soit vous pouviez avancer rapidement avec l’Europe, soit vous prendriez des mesures au niveau fédéral en travaillant sur des normes permettant de mettre en place des alternatives là où cela est possible.
En effet, monsieur le ministre, le Danemark et la France ont déjà pris des mesures. Jusqu’à récemment, le calendrier européen de restriction des PFAS indiquait que, dans le meilleur des cas, une restriction des PFAS pourrait être adoptée en 2029 au plus tôt, avec une mise en œuvre effective assortie d’une période de transition de 5 à 12 ans, soit entre 2034 et 2041.
Mais dernier rebondissement, dans le calendrier européen, qui s’allonge encore: l’Agence européenne des produits chimiques (ECHA) a annoncé qu’elle lancerait, au printemps 2026, une consultation publique sur les conséquences socio-économiques de la restriction européenne des PFAS. Les participants seront invités à indiquer les impacts potentiels qu’une restriction de l’utilisation des PFAS pourrait avoir dans leur secteur. Cette consultation publique viendra s'ajouter à la collecte d’informations sur les risques liés aux PFAS, déjà menée par le Comité d’évaluation des risques (CER). Autrement dit, d'après ce que nous pouvons lire, une interdiction européenne sur les PFAS n'est pas pour demain.
Cette décision risque de repousser encore plus l'échéance de ce dont nous avons déjà discuté – à savoir une éventuelle restriction européenne globale des PFAS –, ce qui est problématique.
Dans ce contexte, alors que vous avez appris que vous êtes contaminé à des niveaux supérieurs aux seuils sanitaires, il semble plus que jamais nécessaire que la Belgique prenne des mesures rapides et ambitieuses.
Monsieur le ministre, ce report du processus européen confirme-t-il que nous ne pourrons pas avancer rapidement avec l'Europe? Dès lors, quelle initiative concrète envisagez-vous de prendre au niveau fédéral, conformément aux engagements que vous avez pris ici en commission?
Jean-Luc Crucke:
Mevrouw de voorzitster, collega’s, de resultaten van mijn onderzoek zijn zorgwekkend, maar niet verrassend. Er zijn in de gewesten al meerdere biomonitoringscampagnes uitgevoerd. Daaruit bleek telkens dat een aanzienlijk deel van de deelnemers PFAS-concentraties vertoonde boven de vastgelegde toetsingswaarden.
Dans mon cas, la plupart des PFAS trouvés dans mon sang sont déjà interdits. Cela prouve bien l'impact persistant de ces molécules et la nécessité de l'urgence d'agir. Je n'en disconviendrai pas.
In Vlaanderen voerde het steunpunt Milieu en Gezondheid inmiddels vier campagnes uit, elk gericht op een andere bevolkingsgroep. Aan Waalse zijde vond een gelijkaardig initiatief plaats onder de naam BMH-Wal. Voor meer details verwijs ik naar de website van deze initiatieven. De bevindingen van deze twee voorbeelden komen overeen met de resultaten van het kleinschalige bloedonderzoek dat mijn Europese collega’s en ik ondergingen.
Cela prouve aussi que c'est une matière essentiellement régionale.
Ik wil graag benadrukken dat ik alle initiatieven verwelkom die de blootstelling van de Belgische bevolking aan chemische stoffen en een mogelijke gezondheidsimpact onderzoeken. Zelf nemen wij ook initiatieven om de PFAS-vervuiling op nationaal en Europees niveau aan te kaarten. Via het relanceprogramma Belgium Builds Back Circular investeren we nu al in onderzoek naar alternatieven voor zorgwekkende stoffen, inclusief PFAS. Parallel onderzoeken we een PFAS-financieringsmechanisme volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’.
Nous le faisons en collaboration avec d'autres autorités (fédérale et entités fédérées). Un tel mécanisme de financement pourrait éventuellement servir de levier pour inciter les acteurs industriels à développer et utiliser des alternatives aux PFAS quand elles existent.
Je ne suis pas compétent pour le suivi des zones polluées spécifiques, pour la détermination des valeurs limites dans l'eau et le sol et pour les initiatives relatives à la surveillance, au traitement et à la transformation ou au recyclage de ces produits. Cette responsabilité incombe, comme vous le savez, à mes collègues des administrations régionales. Toutefois, mon administration est en contact étroit avec les collègues des administrations régionales afin d'assurer un échange d'informations sur cette problématique.
Ik laat dan ook het initiatief over aan mijn regionale collega’s om studies op te starten en mijn experts hierbij te betrekken.
Wat betreft het wetenschapsbeleid, moedigen wij alle zinvolle Belgische projecten in die context zeker aan. Voor een meer concreet antwoord moet ik u echter doorverwijzen naar mijn collega, minister Matz. Er bestaan inmiddels structuren in Vlaanderen, zoals het KIS-centrum, een netwerk van saneringsbedrijven, bodemdeskundigen, universiteiten, onderzoeksinstellingen en overheden die zich inzetten voor het ontwikkelen, testen, uitwerken en opschalen van innovatieve sanerings- en zuiveringstechnieken, met een specifieke focus op PFAS.
En termes de coopération interfédérale et internationale, il existe une collaboration entre les différentes autorités en Belgique afin de coordonner les actions législatives relatives aux PFAS.
En ce qui concerne la réglementation REACH, un accord de coopération a été conclu entre les autorités fédérales et régionales. Dans le cadre de cet accord, le Comité belge REACH (BCR) a été mis en place. C'est au sein de ce comité que la position belge sur les dossiers REACH est définie. Ainsi, la position belge sur les restrictions universelles des PFAS dans le cadre de REACH sera également coordonnée dans ce comité.
Par ailleurs, il existe également un groupe de travail PFAS au sein du Comité de coordination de la politique internationale de l'environnement, un organe de concertation qui ne prend pas de décision, mais qui se concentre sur l'échange d'informations concernant les PFAS. Ce groupe est composé d'experts issus de différentes autorités fédérales et régionales. Mon administration y contribue non seulement par la présence de membres, mais également en assurant le rôle de pilote du groupe.
En outre, mon administration est impliquée dans les travaux de la Région flamande concernant les substances préoccupantes. Grâce à ces travaux, un bon échange d'informations est assuré entre mon administration et les autres autorités belges sur les PFAS.
Enfin, le gouvernement fédéral est activement impliqué dans les développements au niveau européen concernant la sortie progressive des PFAS. Ainsi, l'interdiction européenne de l'utilisation des PFAS dans les mousses extinctrices est récemment entrée en vigueur. Cette interdiction a été négociée avec la participation de mon administration. De plus, la Belgique a déjà, à plusieurs reprises dans le passé, plaidé en faveur d'une action ambitieuse sur les PFAS au niveau européen. Dès 2019, la Belgique, avec plusieurs autres États membres, a demandé l'élaboration d'un plan d'action européen sur les PFAS. Depuis lors, la Belgique a continué à insister sur la nécessité d'actions européennes concernant les PFAS, notamment lors des Conseils européens de l'Environnement et dans les conclusions du Conseil pendant la présidence belge en 2024. Nous suivrons de près le calendrier européen.
Concernant la prise de mesures fédérales, laissez-moi vous réexpliquer ce que j'avais énoncé lors de la commission précédente, à savoir qu'en cas de lenteur du calendrier européen, je souhaitais être en capacité de proposer des mesures nationales. Nous devons en effet préparer notre propre transition vers des usages sans PFAS. C'est donc le sens du mandat que j'ai confié à mon administration et c'est la décision que j'ai prise: examiner de manière structurée l'éventail des options nationales.
Cette analyse recensera les principales catégories de produits concernés, appréciera la disponibilité des alternatives et estimera les impacts potentiels, à la fois économiques mais également sanitaires et environnementaux. Je le redis clairement, je reste un partisan d'une interdiction européenne uniformisée qui a l'avantage de garantir les conditions de concurrence équitables.
Au-delà d'une première analyse effectuée par notre administration, nous avons émis le souhait de disposer d'une analyse externe, précise et détaillée sur chaque catégorie de produits, tant en termes d'impact environnemental, d'alternatives que d'impact socio-économique.
Le marché public sera lancé sous peu et nous espérons disposer des résultats en mai ou juin 2026. Ce n'est qu'alors et en fonction de l'évolution du calendrier européen que nous pourrons nous positionner sur le sujet. J'ai déjà ouvert en parallèle un dialogue régulier avec l'industrie, les assureurs, le monde académique et la société civile pour coconstruire une trajectoire sûre et durable dans la conception sans PFAS.
Quant aux propositions de loi du PS et d'Ecolo, bien que je salue leur engagement envers un environnement plus sûr et plus sain pour nos citoyens, vous conviendrez que je ne peux décemment, en tant que ministre d'un gouvernement, me prononcer au nom d'un parti et de députés.
Wat betreft uw vraag over MOF’s wil ik u geruststellen dat ik onmiddellijk na de bekendmaking van de Nobelprijs mijn administratie om meer informatie over dat onderwerp heb gevraagd, omdat ik een overzicht wil krijgen van de stand van zaken met betrekking tot dat nieuwe materiaal. Mijn experten volgen wetenschappelijke en innovatieve ontwikkelingen steeds nauwgezet op.
Het betreft hier een veelbelovende, maar nog premature technologie waar zeker verder onderzoek naar nodig is en die zich voornamelijk in de test- en pilootfase bevindt. Tot op heden heeft mijn administratie daarover nog geen studies uitgevoerd. Ik kan u alvast verwijzen naar een studie van de VUB, waarin MOF wordt genoemd als een mogelijke technologie voor CO ₂ -captatie, maar de studie gaat niet in detail. MOF wordt momenteel gebruikt voor de captatie van industriële uitstoot met een efficiëntie van 95%, maar de regeneratie blijft duur. In verband met de ontwikkeling van waterstof en zijn derivaten vormt de kostprijs van direct air capture een van de belangrijkste obstakels. Daarover is nog verder onderzoek nodig. MOF zou daarin een rol kunnen spelen.
De verwijdering van PFAS en andere chemische stoffen valt voornamelijk onder regionale bevoegdheden, zoals het zuiveren van drink- of afvalwater. Ik laat dan ook het initiatief aan mijn regionale collega’s om daarover studies op te starten en mijn experten daarbij te betrekken. In Vlaanderen zal het KIS ongetwijfeld geïnteresseerd zijn in verder onderzoek naar die techniek.
MOF’s brengen inderdaad risico’s voor het leefmilieu met zich mee en bij afbraak kunnen metalen en organische stoffen vrijkomen die schadelijk zijn voor het ecosysteem. Omdat het gaat om chemische materialen met mogelijke toxische componenten, moeten ze voldoen aan de bestaande chemie- en milieuregelgevingen. De problematiek situeert zich eerder bij het gebruik van de stoffen dan bij hun verspreiding in het milieu.
Momenteel wordt toezicht gehouden op de technologie. Dat gebeurt binnen een Belgisch-Europees internationaal kader via de werkzaamheden binnen het ECHA, waaronder het Nano Observatorium en de OESO, rond geavanceerde materialen. Daarnaast vallen die stoffen ook onder REACH, het Waste Framework en de EU Drinking Water Directive. Nieuwe innovaties van chemische stoffen en materialen moeten steeds het principe van Safe and Sustainable Design volgen. Horizon Europe is een belangrijk programma en wij moedigen zinvolle Belgische projecten in die context zeker aan.
Voor een meer concreet antwoord verwijs ik u door naar mijn collega, minister Matz, bevoegd voor Wetenschapsbeleid. Initiatieven rond monitoring, behandeling en verwerking of recyclage van die producten vallen niet onder mijn bevoegdheid. Hiervoor nodig ik u uit contact op te nemen met mijn gewestelijke collega’s. Wij verwachten tegelijkertijd initiatieven vanuit de industrie om de technologie verder te onderzoeken en de impact ervan te evalueren. Mijn diensten zijn wel betrokken bij risicobeoordelingen van chemische stoffen. De recente ontwikkelingen rond geavanceerde nanomaterialen, waartoe die MOF's behoren, worden dan ook opgevolgd binnen mijn administratie.
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, je ne sais par où commencer après cette avalanche d'informations qui, selon moi, vise surtout à vous dédouaner d'une avancée rapide sur le dossier. Pourquoi faudrait-il soudain lancer des cadastres, des consultations, des études et demander à l'industrie chimique d'évaluer les alternatives?
Il y a le feu, monsieur le ministre. Quand une maison brûle, les pompiers organisent-ils des consultations de riverains et 36 réunions avant de s'y attaquer? Nous sommes ici face à un désastre environnemental qui impactera les générations futures. Nos finances publiques en sont impactées dès aujourd'hui, avec la contamination des eaux souterraines. Il est temps de mettre sur pause, dès maintenant, la diffusion des PFAS, ces polluants éternels. Nous réfléchirons éventuellement par la suite à la façon dont on s'adaptera. Mais c'est maintenant qu'il faut agir, monsieur le ministre.
Je lisais dans la presse ce matin un article concernant votre collègue en charge de la Migration, Mme Van Bossuyt, et ses dossiers tout à fait charmants – qui relèvent en réalité d'une pure provocation –, qu'il s'agisse des visites domiciliaires ou de la mise à la rue de familles entières pour des questions de principe alors que des places sont disponibles dans les centres. L'article vantait que c'était une "femme qui avance", ayant déjà engrangé 11 mesures en huit mois.
De votre côté, qu'avez-vous engrangé depuis le début de la législature? En neuf mois, qu'avez-vous engrangé, monsieur le ministre? Vous êtes responsable de matières capitales, pour l'environnement et pour le climat, mais rien ne bouge. Ce ne sont que paroles. Lorsque Les Engagés étaient dans l'opposition, ils clamaient pourtant qu'il fallait avancer immédiatement, que c'était de l'irresponsabilité, que l'on était en train de tuer les gens, de les empoisonner. On ne les entend plus aujourd'hui.
La consultation que vous évoquiez, c'est sur les pensions que nous la voulons. Là, les citoyens aimeraient être entendus. Mais vous avancez sans écouter qui que ce soit. Les 140 000 personnes qui étaient dans la rue ont été tout bonnement ignorées.
En l'occurrence, va-t-on vraiment consulter la terre entière et attendre d'être bien coordonné avec l'Europe avant d'enfin se mettre à avancer? C'est du délire! Vous êtes confronté à un problème, et c'est vous, le ministre compétent, qui devez agir. Cessez de vous reposer sur les autres!
Katrijn van Riet:
Mijnheer de minister, bedankt om dit zeker ook na te kijken. Ik besef ook wel dat deze technologie vrij prematuur is, maar toch veelbelovend, zoals u zegt.
Er zijn natuurlijk nog geen studies lopende, behalve een, maar ik wilde wel vragen of die afkomstig is van de VUB? Ja, dus. CO ₂ -captatie zou een zeer positieve en welkome technologie zijn. Voor waterstof is het op dit moment nog te duur en wat PFAS betreft, zal ik dit opnemen voor Vlaanderen via mijn Vlaamse collega’s en voor Wallonië via uw Waalse collega’s.
Voor de rest zal ik de vraag stellen aan minister Matz, bevoegd voor Wetenschapsbeleid, om meer concrete informatie te verkrijgen. Ik denk dat we dit zeer nauwlettend moeten opvolgen.
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Sur le fond, je dois reconnaître partager le commentaire de ma collègue Ecolo: analyser, c'est bien et c'est même nécessaire, mais il y a urgence. Il faut agir. Vous étiez, semble-t-il, déterminé à agir vite. Or j'entends aujourd'hui que vous allez suivre le calendrier européen. Je trouve cette réponse décevante au regard de cet enjeu fondamental. Il en va de la sécurité des citoyens. C'est aujourd'hui qu'il faut prendre des décisions, car on ne peut plus reporter ce problème aux calendes grecques. De plus, les calendriers européens ont la fâcheuse habitude de laisser l'action prendre énormément de temps. Or, en l'occurrence, nous n'avons plus le temps. Vous êtes ministre, et je comprends votre prudence devant les propositions qui vous sont soumises au sein de ce Parlement. Néanmoins, vu l'enjeu, j'espère que nos collègues des Engagés les soutiendront, puisqu'elles rejoignent les inquiétudes qui sont les vôtres, vous le ministre du Climat.
De ontbossingsverordening
Het uitstel van de ontbossingsverordening
Gesteld door
Groen
Tinne Van der Straeten
PS
Marie Meunier
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, la Commission européenne propose de reculer une nouvelle fois l'entrée en application du règlement sur la déforestation. Je vous parlais il y a quelques instants des calendriers qui nous reportent aux calendes grecques. Voilà encore un bel exemple.
C'est une gifle pour le climat et pour l'environnement. C'est une façon de récompenser les retardataires. C'est finalement une forme de discrédit de l'Union européenne à la veille de la COP au Brésil.
Monsieur le ministre, selon vous, le motif qui est invoqué à ce report – une insuffisance des services informatiques – est-il crédible?
Que répondre aux entreprises qui ont investi et qui ont entrepris des efforts pour garantir la conformité de leur chaîne d'approvisionnement à la législation, et qui se retrouvent aujourd'hui lésées par rapport aux autres?
Avez-vous une idée du timing? Quand le Conseil européen va-t-il se prononcer sur ce report? Quelle sera la position de la Belgique suite à cette annonce? Allez-vous, vous en tant que ministre du Climat, mettre la pression pour que l'Europe maintienne son cap?
Jean-Luc Crucke:
Merci chère collègue. Je peux vous donner des informations qui sont assez récentes, puisqu’il y avait un Conseil européen Environnement hier, où ce dossier a été évoqué. Vous verrez que j’ai continué à mettre la pression, avec les collègues espagnols et français également.
Je vais répondre aux deux questions.
De Europese Deforestation Regulation, EUDR, werd dit jaar verschillende keren besproken in allerhande overlegfora. Concreet ging het om de DGE-vergadering van 22 mei 2025, de Landbouwraad van 26 mei 2025 en de bijeenkomst van Coreper van 15 oktober 2025, waar de directeur-generaal van DG ENV Eric Mamer in een besloten sessie toelichting gaf over de stand van zaken.
Tijdens de DGE-vergadering van 22 mei 2025 werd het Belgisch standpunt besproken en afgestemd tussen de verschillende regeringen van ons land. België heeft daarbij beslist om zich niet formeel aan te sluiten bij de Luxemburgse nota, maar wel om een aantal belangrijke elementen in de Raad te benadrukken. Daarover was er afstemming tussen de federale overheid en de deelstaten en de verschillende regeringen hebben dat standpunt gezamenlijk gedragen.
Luxemburg werd bedankt voor het aankaarten van dat punt en voor de constructieve voorstellen bij de nota. Daarnaast heeft België ook de Europese Commissie bedankt, die samen met de lidstaten en met input van de verschillende belanghebbenden voortdurend werkt aan een zo eenvoudig mogelijke uitvoering van de EUDR.
België vindt het belangrijk dat het only-onceprincipe centraal staat bij administratieve vereenvoudiging. Dat betekent dat bestaande systemen, zoals de databanken van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, of nationale toepassingen, zoals Sanitel, maximaal moeten worden benut.
Verder benadrukt België dat de beslissingsbevoegdheid van de Europese Commissie bij de uitvoering van de verordening moet worden gerespecteerd en dat de toepassing van de EUDR pragmatisch moet gebeuren, gebaseerd op de praktijk en afgestemd op de datum van inwerkingtreding.
La commissaire européenne Jessika Roswall, présente également au Conseil qui s'est tenu hier, a indiqué le 23 septembre dernier que le système informatique ne serait pas en mesure de traiter le grand nombre de déclarations attendues, notamment en raison du volume de colis postaux et des nombreuses interactions prévues avec la plateforme. Cependant, la Commission n'a pas encore fourni de chiffres concrets relativement à l'ampleur du problème ni expliqué comment elle a pu sous-estimer la capacité du système qui fonctionne pourtant dans le cadre de la plateforme Traces depuis 20 ans.
Les entreprises qui ont déjà investi pour se conformer à la législation risquent, comme vous l'avez bien précisé, d'être désavantagées en cas de report. Un nouveau report du règlement pénaliserait celles qui ont fourni des efforts en matière de durabilité alors que les concurrents moins durables n'en subiraient pas les conséquences. Il importe donc d'éviter tout retard afin de garantir une concurrence équitable et de préserver la date de référence du 31 décembre 2025, qui protège l'état des forêts tel qu'il était à cette date. Pour moi, c'est le plus important.
In die context pleit België voor een soft start van de toepassing van de verordening, zodat de Commissie en de bevoegde autoriteiten eventuele technische beperkingen kunnen overwinnen, zonder dat het juridische kader van de EUDR moet worden aangepast.
België blijft bovendien inzetten op interoperabiliteit tussen tracers en nationale databanken om dubbele administratieve lasten te vermijden en tegelijk een volledige traceerbaarheid te garanderen, steeds met het only-onceprincipe voor ogen.
Voor de zogenaamde omnibus-EUDR moest de Europese Commissie een formeel voorstel tot wijziging van de verordening bij de Raad en het Europees Parlement indienen.
Cette proposition a précisément été présentée lors du Conseil Environnement d'hier. Nous ne sommes évidemment pas capables d'analyser avec précision ce texte en moins de 24 heures – je crois qu'il fait 28 pages. Je ne souhaite donc pas m'avancer trop et je ne peux certainement pas présenter une position belge à ce sujet. Toutefois, dans les grandes lignes, la proposition de la Commission suggère que le règlement entre en vigueur à la fin de l'année pour les grandes entreprises, avec une période de grâce de six mois pour les sanctions. Pour les micro-entreprises, un report d'un an est bien prévu. La proposition sur la table semble provenir d'un compromis en interne au sein de la Commission.
En tant que ministre du Climat et de la Transition environnementale, j'ai plaidé hier personnellement pour une proposition qui apporte simplification, flexibilité mais pas dérégulation. L'EUDR est un outil capital pour lutter contre la déforestation et est donc crucial pour la lutte contre le changement climatique et la perte de biodiversité. Il n'était donc pas pour moi question de fragiliser cet objectif. Il faut admettre qu'un certain nombre d'États membres étaient par contre en faveur d'un report total voire d'un retrait. Dans ce contexte, ce compromis a l'avantage de ne pas donner suite à cette demande.
On analysera évidemment ce texte de manière plus détaillée dans les prochains jours. Mais j'ai clairement dit à la commissaire qui a présenté le texte qu'en ce qui me concerne, il n'est pas question de reporter la date d'entrée en vigueur. Ce point est acquis. Je pense que ceux qui s'opposent au texte ou veulent son report n'ont finalement pas beaucoup d'autres solutions. En effet, soit ils acceptent le compromis de la Commission, soit le texte rentrera en vigueur le 1 er janvier tout simplement.
Je dois dire que ce compromis, même s'il ne correspond pas – à titre personnel – à ma vision des choses, a le mérite d'ouvrir la porte et de permettre à cette directive de rentrer en ligne, de montrer les valeurs qui existent en Europe à tous ceux qui ont fait l'effort mais aussi à tous ceux qui, dans ces pays producteurs, où les forêts sont une vraie valeur, estiment que le respect de leurs valeurs est une meilleure manière de commercer avec les pays européens. C'est là que l'Europe peut faire la différence par rapport à d'autres continents.
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos informations, qui sont récentes puisqu'elles datent d'hier. Cette réponse nous rassure. Il vaut mieux voir le verre à moitié plein qu'à moitié vide dans ce contexte. Nous resterons attentifs parce que, même si des pistes d'apaisement vous ont été apportées hier, cela n'en reste pas moins inquiétant pour le futur. Il ne faudrait pas qu'entre-temps, un nouveau report ou de nouvelles directives contraires interviennent. Nous resterons évidemment très attentifs, vous vous en doutez. La présidente : Nous arrivons à notre prochain débat, qui concerne la COP 30. Je regrette qu'aussi peu de membres soient présents, j'espère que ce n'est pas dû à un manque d'intérêt ou à un manque de priorité à leurs yeux.
De voorbereiding van de COP30 in Belém
De COP30 in Belém
De delegatie voor de COP30
De vertegenwoordiging op de COP
De vertegenwoordiging op de COP
Gesteld door
Groen
Tinne Van der Straeten
Vooruit
Oskar Seuntjens
Ecolo
Rajae Maouane
PS
Marie Meunier
PS
Marie Meunier
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Marie Meunier:
Concernant la COP 30, la Marche Climat du 5 octobre dernier a rassemblé 30 000 personnes, citoyens de tout âge et de tous horizons, qui ont rappelé que l'État doit d'urgence et réellement investir dans une politique climatique durable et socialement équitable.
Très bientôt se tiendra au Brésil la COP 30. Il s'agit comme chaque année d'un moment crucial, où la Belgique devra démontrer comment elle contribue concrètement à la lutte mondiale contre la crise climatique.
Tout cela est en cours de préparation au niveau européen. Le 21 octobre a eu lieu le Conseil "Environnement", où les ministres de l'Environnement préparent la position générale de négociation de l'Union européenne. Les ministres passeront ensuite la main aux chefs d'État. Le premier ministre devrait être présent au Conseil européen des 23 et 24 octobre – j'espère que ce sera bien le cas compte tenu des discussions actuelles, en admettant donc qu'il aura pu atterrir au niveau fédéral – pour engager la Belgique en matière d'atténuation climatique, d'adaptation et de financement. Je regrette d'ailleurs que le premier ministre ne soit pas venu ce matin répondre aux questions sur la COP 30, probablement en raison des discussions budgétaires fédérales d'hier soir.
Il est évident que, si l'Europe veut être crédible sur la scène internationale à Belém, elle doit commencer par se déterminer elle-même. En préalable à la COP, nous devons avoir un objectif 2040 ambitieux ainsi qu'un objectif 2035 ambitieux, et ce pour pouvoir faire bouger les autres États. Il serait inacceptable que l'Europe n'ait pas encore déterminé son propre niveau d'ambition à ce stade.
Dès lors, monsieur le ministre, concernant la COP30, quels sont les résultats du dernier Conseil "Environnement"? Vous m’y avez partiellement répondu tout à l’heure, donc je comprendrais que vous ne souhaitiez pas revenir sur ce point. Il s'agissait toutefois de déforestation, donc vous pourriez malgré tout vous étendre un peu plus au sujet de la COP30. Avec quel objectif le gouvernement se présentera-t-il au Conseil européen des 23 et 24 octobre? En avez-vous une idée, du moins s’il se présente? Quel sera l’objectif 2035 et 2040 de l’Union européenne? Quel sera le mandat de négociation de l’Europe pour la prochaine COP au Brésil?
Ma deuxième question concerne les victimes de la crise climatique, les défenseurs de l’environnement, les scientifiques et les activistes pour le climat, qui disposent, via la COP30, d’une opportunité unique d’avoir accès à des négociations qui les concernent directement. Il nous semble primordial que ces différents acteurs puissent accéder à ces tribunes et s’y exprimer librement, sans aucune crainte d’aucune sorte.
Vous vous êtes fixé l’objectif de réduire la taille de la délégation belge à la COP30, ainsi qu’aux prochaines conférences sur le climat. D’un côté, il est pertinent – vu la répartition des compétences en Belgique – de faire en sorte que la Belgique parle d’une seule voix. Là-dessus, nous sommes d’accord. Espérons d’ailleurs que cette voix soit forte et ambitieuse. Nous sommes donc entièrement d'accord de réduire le nombre de ministres présents de ce point de vue.
Cependant, d’un autre côté, il est également important de veiller à ce que les représentants de la société civile – les jeunes, les syndicats et les ONG – puissent continuer à être présents à l’avenir. Pour ma part, je n’ai pas entendu de plaintes spécifiques concernant leur participation à la COP30, mais j’entends une inquiétude pour l'avenir. L’ensemble de la société civile est préoccupé et souhaite continuer à participer au débat climatique. Et cela, c’est vraiment une demande qui nous revient du terrain.
Dès lors, comment sera constituée la délégation belge à la COP30? Quel(s) ministre(s) représentera ou représenteront la Belgique? Comment la société civile sera-t-elle représentée? Quels principes comptez-vous mettre en place pour l’avenir? Comment allez-vous continuer à garantir la représentation de l’ensemble de la société civile lors des futures COP? Pouvez-vous déjà nous en dire quelque chose, compte tenu de cette volonté de restreindre les délégations?
Je vous remercie pour vos différentes réponses.
Jean-Luc Crucke:
Mevrouw de voorzitster, vooreerst sluit ik mij aan bij uw woorden over de aanwezigheid van mevrouw Meunier.
Je voudrais moi aussi saluer votre présence, madame Meunier, ainsi que le travail qui est le vôtre. Nous ne faisons pas partie de la même formation politique et nous ne sommes pas toujours d'accord, mais j'apprécie les échanges que nous avons ensemble.
Zoals het er nu uitziet, zullen op de COP 30 de volgende onderwerpen prioritair aan bod komen: het ambitieniveau van de klimaatplannen en manieren om op koers te blijven voor de 1,5°C-doelstelling van de Overeenkomst van Parijs, de opvolging van de klimaatfinancieringsdoelstelling, de NCQG, de goedkeuring van een indicatorenset voor de mondiale doelstelling voor adaptatie en het werkprogramma inzake Just Transition. Ook de bescherming van tropische bossen zal een belangrijke plaats innemen.
We ronden momenteel samen met de gewesten de bespreking met het oog op de bepaling van de Belgische positie voor COP 30 af, in aanvulling op de Europese positie, die gisteren tijdens de Raad Leefmilieu werd aangenomen.
Voor mij zijn er twee grote prioriteiten.
Premièrement, combler les écarts entre l'ambition et la mise en œuvre et, deuxièmement, mettre en œuvre les objectifs de la transition énergétique et l'arrêt de la déforestation décidés lors de la COP28 à Dubaï.
La semaine prochaine, l'ONU publiera un rapport de synthèse contenant l'analyse des plans climat nationaux de tous les pays. La conclusion sera très probablement qu'il faut plus d'ambition. L'Union européenne est ambitieuse dans sa politique climatique, mais tous les pays et acteurs doivent apporter une contribution équitable à la politique climatique mondiale, en particulier les grandes économies et les pays qui produisent des combustibles fossiles. À titre d'exemple, je rappelle toujours que les émissions de CO 2 en Europe représentent 6 %, en Afrique 4 % et en Chine 30 %.
C'est essentiel à la fois pour atteindre l'ambition de l'accord de Paris, renforcer la position de concurrence chez les entreprises et préserver le pouvoir d'achat de nos concitoyens. Il est important que ce rapport de synthèse serve de base à un signal négocié lors de la COP30 sous la forme d'un plan d'action visant à combler le fossé entre l'ambition et la mise en œuvre. Cela passe également par la mise en œuvre des objectifs globaux tels qu'ils ont été décidés lors de la COP28 à Dubaï dans le cadre de la Global Stocktake (GST) et suivis depuis dans le cadre du UAE Dialogue , en particulier en ce qui concerne la transition énergétique: tripler les énergies renouvelables, doubler l'efficacité énergétique et arrêter la déforestation.
D'un côté, il est pertinent, vu la répartition des compétences en Belgique, de faire en sorte que la Belgique parle d'une seule voix. Mais espérons que cette parole soit forte et ambitieuse. Le suivi de la mise en œuvre des objectifs cités plus haut doit être formalisé dans les négociations de la COP.
Tegelijk kan ik bevestigen dat de bescherming van de tropische bossen, zeker die van het Congobekken, mijn bijzondere aandacht zal krijgen. Andere prioriteiten zijn uiteraard de Global Goal on Adaption en Just Transition.
De EU-positie werd gisteren goedgekeurd, maar op één punt moet nog worden gewacht, namelijk de Europese NDC. Op 4 november vindt een buitengewone vergadering van de Milieuraad plaats. Het is de ambitie van het Deense EU-voorzitterschap om daar een akkoord te vinden over de EU-NDC. Ik zal daar aanwezig zijn. Het Belgische standpunt over de EU-NDC is duidelijk: een en ander moet conform het akkoord met betrekking tot de doelstelling voor 2040 zijn.
Chère collègue, vous m'avez aussi interrogé à propos de la délégation belge. Comme vous le savez, l'accord de gouvernement prévoit d'étudier, en collaboration avec les Régions, les moyens de limiter l'impact climatique des conférences internationales annuelles ainsi que celui de la délégation qui y participe. C'est ce que nous avons tenté de faire à la suite de discussions politiques et sur la base de la participation des différents types de délégués aux COP précédentes. Nous avons introduit des quotas par type de délégué, débouchant sur une réduction de 40 % de la délégation pour la COP30 en comparaison avec la COP précédente. Il y a lieu de distinguer les représentants gouvernementaux – en particulier, les ministres et leurs cabinets, parlementaires, diplomates, administrations et agences publiques – et les représentants de la société civile, les stakeholders comme les chercheurs, les jeunes, les ONG, les entreprises, etc.
Pour la première catégorie, une première question se posait en particulier au sujet de la délégation ministérielle. Elle sera composée de moi-même, étant chef de la délégation belge, ainsi que de la ministre wallonne du Climat Cécile Neven, qui représente la Belgique au sein de la coordination européenne. Il y a donc un tour de rôle entre les ministres régionaux. Une autre question se posait relativement à la délégation de la société civile, qui représente la moitié de la délégation belge. La désignation de ses représentants a été confiée au Conseil Fédéral du Développement durable (CFDD), qui a reçu de notre part et sur la base des consultations menées avec les Régions une proposition de quotas par catégorie de délégués, qu'il a été chargé de respecter scrupuleusement. Les quotas pour les stakeholders prévoyaient un taux de réduction relativement similaire entre les différentes catégories, aussi entre 40 et 50 %, à deux exceptions près. Ainsi, la catégorie des ONG environnementales n'a été que très faiblement réduite, avec un seul représentant de moins cette année par rapport à l'année dernière. Ensuite, considérant l'importance des générations futures dans le débat sur le changement climatique, les ONG représentant les jeunes et les enfants constituent la seule catégorie pour laquelle nous ayons augmenté le quota disponible à hauteur de 50 %. De la sorte, nous avons collectivement veillé à une représentation équilibrée des catégories de stakeholders et, surtout, nous avons permis aux plus jeunes d'être davantage représentés.
En ce qui concerne les entreprises, elles représentent en effet un peu moins de 50 % par rapport aux autres sous-catégories de la société civile, mais le rapport relatif entre la présence des entreprises et celui des autres stakeholders est similaire cette année par rapport aux COP précédentes. Il est même en deçà de leur représentation relative au rapport de la COP29, où il s'élevait à environ 55 % des stakeholders totaux.
Conformément à notre accord de gouvernement, nous estimons important d'impliquer les entreprises dans le cadre de la Conférence internationale sur le climat. Elles sont en effet des partenaires essentiels de la transition et des acteurs nécessaires pour relever les défis et les opportunités du changement climatique.
Il importe de noter que les entreprises qui participent sont celles qui sont actives et pertinentes pour la question climatique, par exemple dans le cas de la transition énergétique. Il est fondamental de leur donner la possibilité d'exposer leurs activités et de construire des partenariats fructueux pour la transition, dans d'autres pays également, ce qui est aussi l'une des opportunités que représentent les sommets climatiques.
Pour le reste, nous vous invitons à contacter le CFDD directement si vous souhaitez obtenir des informations plus précises sur les critères de choix qu'ils ont appliqués. Cela relève de leur compétence. Ensemble avec les Régions et en prenant en compte le feedback transmis par le CFDD, nous évaluerons l'approche retenue pour établir la délégation belge de la COP30 et la revoir si nécessaire afin d'assurer une représentation qualitative et équilibrée de la Belgique aux futures COP. Une évaluation sera faite après la COP sur le sujet.
Madame la présidente, je tiens à dire un dernier petit mot. J'ai parlé des ambitions climatiques de cette COP. Il est tout à fait normal que nous en ayons, qu'elles soient climatiques ou énergétiques d'ailleurs. Mais je pense, à titre personnel – c'est ce que j'ai encore dit hier au Conseil Environnement à Luxembourg –, qu'il ne faut pas du tout se leurrer. Il y a pour moi un autre rendez-vous important, c'est celui de la survie du multilatéralisme.
On voit bien que dans la situation actuelle, avec des prises de décision de certains pays, parfois d'ailleurs les plus grands, et je cite les États-Unis, il est important que des entités comme l'Europe puissent montrer qu'avec d'autres entités comme l'Afrique et l'Amérique du Sud, il est réellement possible, sur la base de ce multilatéralisme, apporter des progrès, et pas seulement des intentions, dans la manière de gérer la transition climatique. C'est vraiment avec cet espoir-là que j’y vais aussi.
Marie Meunier:
Je n'ai pas grand-chose à ajouter, si ce n’est que je souhaite vous remercier, monsieur le ministre, pour vos apaisements. Cependant, j'aurais aimé obtenir plus d'informations sur l'avenir, mais j'entends que cela doit se concrétiser, que les délégations s'effectueront progressivement et qu'on essaiera d'y voir plus clair au fur et à mesure. Nous serons donc ici aussi attentifs et nous reviendrons avec des questions si des inquiétudes du terrain nous remontent, comme ce fut le cas en l’occurrence.
De adaptatie van Belgische grote steden (zoals Bergen) aan de klimaatopwarming
Gesteld door
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Marie Meunier:
Monsieur le ministre, une étude a récemment tiré la sonnette d'alarme: d'ici 2100, Mons, ma ville, pourrait connaître des étés avec 5,6°C de plus qu'aujourd'hui, des vagues de chaleur intense, des hivers plus pluvieux et des étés deux fois plus secs. Les conséquences seraient considérables: risques d'inondations massives, stress hydrique, menaces sur l'agriculture et l'industrie locale.
Ces constats ne concernent évidemment pas seulement Mons. Ils nous interpellent pour l'ensemble des centres urbains de notre pays, car la prévention et l'adaptation seront très importantes pour limiter les risques, que ce soit des risques économiques, sociaux ou environnementaux.
Dès lors, monsieur le ministre, comment envisagez-vous la planification climatique et territoriale des grandes villes en matière d'adaptation et de prévention? Quelles mesures concrètes d'adaptation le gouvernement fédéral soutient-il actuellement?
Jean-Luc Crucke:
Madame Meunier, le changement climatique pose en effet, comme vous l'avez bien rappelé, un défi majeur à notre société. Le 6 novembre, le Centre d'analyse des risques du changement climatique (Cerac) présentera son Belgian Climate Risk Assessment . Ce rapport dévoilera les 28 plus grands risques climatiques et environnementaux de notre pays.
Les risques de chaleur extrême pour la santé humaine et d'inondation y figurent par ailleurs au premier rang, parmi les défis qui s'appliquent principalement à nos villes. Je vous invite, même si je sais que je n'ai pas besoin de le faire, à être attentifs par rapport à la lecture de ce rapport.
La réponse à votre question est double. Premièrement, en ce qui concerne la planification territoriale et l'adaptation dans les grandes villes, cette compétence relève principalement des Régions et des autorités locales. Toutefois, les actions du niveau fédéral renforcent cette dynamique régionale, notamment en matière de gestion de crise de santé, tel que défini dans le plan fédéral d'adaptation 2023-2026. Dans ce cadre, par exemple, les infrastructures fédérales seront progressivement adaptées et végétalisées, y compris dans les grandes villes, afin de renforcer la résilience face au changement climatique. Mais cela ne relève pas de ma compétence comme ministre.
Deuxièmement, l'accord de gouvernement prévoit l'élaboration de plans d'action interfédéraux sur les phénomènes météorologiques extrêmes. Je rappelle que j'organiserai dans ce cadre une conférence interministérielle sur les feux de végétation dans les prochains mois et que je compte élargir le mandat par la suite aux autres phénomènes météorologiques extrêmes.
Dans ce cadre, je compte également demander au groupe de travail interfédéral "forte chaleur et pics d'ozone" de prendre connaissance du rapport du Cerac afin de vérifier si plus d'actions sont nécessaires. L'accord de gouvernement prévoit également l'ouverture de bâtiments fédéraux lors de vagues de chaleur, afin d'ouvrir un accès à des espaces rafraîchissants pour les personnes vulnérables. Cela concerne évidemment essentiellement les grandes villes, Mons notamment.
Marie Meunier:
Je vous remercie, monsieur le ministre, pour vos réponses. J’ai bien entendu qu’une CIM devrait se réunir dans les prochains mois autour d’un sujet bien précis. Il serait effectivement intéressant que vous puissiez la développer sur plusieurs enjeux environnementaux. En effet les compétences sont souvent éclatées entre le niveau fédéral et les différentes Régions. C’est aussi ce qui fait la richesse de notre pays. Quoi qu’il en soit, à un moment donné, notre pays ne doit parler que d'une seule voix au niveau européen. Il est donc évidemment préférable que nous parlions tous la même langue, ou du moins que nous allions tous dans le même sens. Le terme était bien choisi! Je vous remercie encore pour vos réponses. Nous resterons, encore une fois, toujours attentifs à la suite.
Het ecologische, economische en geopolitieke belang van koraalherstel
Gesteld door
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Katrijn van Riet:
Mijnheer de minister, uit het rapport Global Tipping Points blijkt dat meerdere natuurlijke systemen op onze planeet zich op een kritiek kantelpunt bevinden. Een van de meest bedreigde ecosystemen zijn de koraalriffen, die door de toenemende opwarming en verzuring van de oceanen dreigen te verdwijnen. De impact ervan laat zich niet alleen op ecologisch vlak voelen. Het gaat hier immers ook over voedselzekerheid, economische stabiliteit in kustgemeenschappen, mondiale vishandel en toerisme.
Belangrijk is dat die ecologische ontwikkelingen ons confronteren met een realiteit die ook economische en geopolitieke dimensies heeft. De wereldwijde ontwrichting van ecosystemen kan immers leiden tot migratiedruk, hogere voedselprijzen en verminderde leveringszekerheid van grondstoffen. In die zin is de bescherming van natuurlijke veerkracht geen pleidooi meer voor regulering, maar juist voor meer innovatie, efficiëntie en samenwerking tussen de private en de publieke sector. Zo is er in Monaco al het pilootproject rond de 3D-geprinte riffen van Boskalis om de mariene biodiversiteit te herstellen, of nog het RESCQ-project waarin koraalkwekerijen worden ingezet. De aankomende klimaattop COP30 in Belém biedt een unieke kans om de internationale samenwerking te versterken en om technologische oplossingen centraal te stellen.
Hoe wil België ter voorbereiding van de COP30 inzetten op de versterking van internationale samenwerking op het vlak van klimaatinnovatie zonder bijkomende regeldruk voor bedrijven? Wordt daarbij gedacht aan publiek-private partnerschappen of kennisuitwisseling met innovatieve landen of bedrijven?
Op welke manier zal België er tijdens de COP30 op aandringen dat ecosystemen zoals de Amazone en de koraalriffen niet enkel als natuurgebieden, maar ook als economische stabiliteitsfactoren worden erkend, met aandacht voor duurzame investeringen, handel en internationale solidariteit?
Ziet u mogelijkheden om Belgische kennisinstellingen en bedrijven, zoals Mareco en het VLIZ te betrekken bij internationale projecten die inzetten op het herstel of de bescherming van ecosystemen door middel van innovatie, zoals CO 2 -absorptie, duurzame aquacultuur of mariene technologie?
Jean-Luc Crucke:
Hoe wil België in de aanloop naar COP30 inzetten op de versterking van de internationale samenwerking op het vlak van klimaatinnovatie, zonder bijkomende regeldruk voor bedrijven? Wordt daarbij gedacht aan publiek-private partnerschappen of aan kennisuitwisseling met innovatieve ondernemingen? Het overschrijden van de planetaire grens heeft inderdaad niet enkel ecologische gevolgen, maar bedreigt ook in zeer ernstige mate onze economie. Ik ben blij dat u die analyse deelt. De bescherming van de natuurlijke veerkracht moet dan ook een prioriteit zijn. Innovatie, efficiëntie en samenwerking met de private sector vormen daarbij een belangrijk onderdeel.
Regelgeving moet echter eveneens deel uitmaken van de aanpak om te voorkomen dat innovatie ongewild nieuwe problemen veroorzaakt die de situatie kunnen verergeren. Het is daarom van groot belang dat bedrijven een voortrekkersrol opnemen. De regering hecht veel belang aan hun betrokkenheid bij de klimaattransitie. Innovatie en samenwerking, onder meer tussen de publieke en de private sector, zijn immers essentieel om de noodzakelijke vooruitgang te realiseren.
In het kader van COP30 moet België een brede betrokkenheid van de verschillende actoren waaronder wetenschappers, onderzoekers en bedrijven, nastreven om de uitwisseling en samenwerking op het vlak van klimaatinnovatie te bevorderen. Dat helpt netwerken te versterken en partnerschappen op alle niveaus te ontwikkelen.
Daarnaast herinner ik eraan dat in het kader van het regeerakkoord de economische diplomatie wordt versterkt, met bijzondere aandacht voor de transitie naar een duurzame, koolstofneutrale economie.
Ten slotte bestaan er in het mechanisme van het VN-klimaatverdrag verschillende netwerken en internationale organen die zich toeleggen op de ontwikkeling en overdracht van technologieën om ontwikkelingslanden gemakkelijker toegang te geven tot klimaattechnologieën en innovatieve oplossingen. Zo was het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek tot enkele jaren geleden lid van het Technology Executive Committee.
Hoe zal België tijdens COP30 aandringen op de erkenning van ecosystemen zoals de Amazone en de koraalriffen, niet alleen als natuurgebieden, maar ook als economische stabiliteitsfactoren, met bijzondere aandacht voor duurzame investeringen, handel en internationale solidariteit? Tijdens COP30 zal België de synergieën tussen klimaat, biodiversiteit en ecosysteembescherming onderstrepen door aan te dringen op de uitvoering van de tijdens COP28 afgesproken doelstellingen met betrekking tot onder andere ontbossing en bosdegradatie en aanmoediging van natuurgebaseerde adaptatieacties.
Als kandidaat-gastland voor het secretariaat van het Biodiversity Beyond National Jurisdiction Treaty en cofacilitator van de Ocean & Climate Change Dialogue wil België ook oceaangebaseerde klimaatactie integreren in beleidsinstrumenten voor zowel mitigatie als adaptatie, met het oog op het bereiken van de 1,5 °C-doelstelling en het versterken van de weerbaarheid van kwetsbare kustregio's. Gedurende de Ocean & Climate Change Dialogue worden ook private partners uitgenodigd om een bijdrage te leveren. België zal bijzondere aandacht besteden aan de concrete uitvoering van de tijdens COP28 aangenomen doelstellingen om ontbossing en bosdegradatie tegen 2030 te stoppen en vervolgens om te keren.
Het stimuleren van duurzame investeringen, ook door private actoren, is een van de redenen waarom België zal blijven aandringen op een vervolg van de Baku to Belém roadmap , waarmee tijdens COP29 werd gestart, evenals op het proces voor de operationalisering van artikel 2.1.c van de Overeenkomst van Parijs, met als doel alle financiële stromen in lijn te brengen met de doelstellingen van de overeenkomst.
Zie ik mogelijkheden om Belgische kennisinstellingen en bedrijven zoals Mareco en het VLIZ te betrekken bij internationale projecten die gericht zijn op het herstel of de bescherming van ecosystemen door middel van innovatie, zoals CO ₂ -absorptie, duurzame aquacultuur of mariene technologie? Zeker, dat kan bijvoorbeeld door de blijvende deelname van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid BELSPO via het budget Science for Policy en andere onderzoeksfinanciers zoals het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en het Fonds de la Recherche Scientifique, in huidige of toekomstige projectoproepen van het Europese Sustainable Blue Economy Partnership.
Financieel engagement is eveneens belangrijk. In de context van het partnerschap moet een cofinancieringsplan van de lidstaten worden ingediend voor de komende oproep. Dat kan bijkomende activiteiten omvatten waarbij Belgische instellingen, zoals het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en het Vlaams Instituut voor de Zee rechtstreeks betrokken kunnen zijn. Daarnaast bestaan er competitieve projectoproepen in het kaderprogramma Horizon Europe.
Katrijn van Riet:
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik maak hieruit op dat u zich bewust bent van de noodzaak tot publiek-private samenwerking, dat de economische diplomatie de nodige aandacht moet vestigen op de ecologische transitie en dat op de COP28 overeengekomen maatregelen zeker moeten worden uitgevoerd. Ik zal dat samen met u verder opvolgen. Ik voeg nog even een persoonlijke noot toe. Tijdens het diepzeeduiken in Curaçao en Bonaire in de Nederlandse Antillen was ik er getuige van hoe koraalriffen opnieuw gestekt en geplant werden om zo uit te breiden. Dat bleek daar vrij succesvol. De voorzitster : Mevrouw Van der Straeten en de heer Cornillie zijn niet aanwezig om hun vragen nrs. 56009276C, respectievelijk 56009652C en 56009654C te stellen. Hun vragen worden omgezet in schriftelijke vragen of worden uitgesteld. Ik dank de leden en de minister voor hun aanwezigheid. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.50 uur. La réunion publique de commission est levée à 11 h 50.