Commissievergadering op 12 november 2025
Vragen
De volgende vragen werden gesteld tijdens deze commissievergadering.
Het meldpunt sociale fraude
Gesteld door
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Wouter Raskin:
Mijnheer de minister, vorig jaar kwamen iets meer dan 7.200 meldingen binnen bij het Meldpunt voor een Eerlijke Concurrentie. Dat is een centraal punt waar ondernemingen, burgers of organisaties melding kunnen doen van een vermoeden dat een andere burger of onderneming sociale fraude pleegt. U kondigde onlangs aan dat u dat meldpunt extra in de kijker wilde zetten. Nog dit jaar zou het meldpunt grondig worden vernieuwd, zodat het gemakkelijker wordt om misbruik te signaleren en sneller op te treden. Ik heb daar drie vragen over.
Ten eerste, op welke manier zal dat meldpunt vernieuwd worden?
Ten tweede, hoe zal het vernieuwde meldpunt verschillen van het huidige? Aan welke tekortkomingen zal het vernieuwde meldpunt tegemoetkomen?
Ten derde, tegen wanneer zal het vernieuwde meldpunt actief zijn?
Rob Beenders:
Dank u wel voor uw vraag, collega Raskin. Inderdaad, in het regeerakkoord is vermeld dat we het Meldpunt voor een Eerlijke Concurrentie zouden uitbreiden met een scenario rond verdachte ziekteattesten en getuigschriften van arbeidsongeschiktheid, evenals met een meldingsmogelijkheid voor verboden internationale terbeschikkingstellingen. Die twee elementen maakten deel uit van de aanpassing. Hervorming is misschien een te zwaar woord, het gaat eerder om een uitbreiding van het meldpunt.
Op dit moment is de vraagstelling voor de verschillende scenario’s in overleg met alle betrokkenen opgemaakt en al door hen gevalideerd. Het traject bevindt zich nu in de eindfase en de lancering van de nieuwe scenario’s wordt verwacht tegen het einde van dit jaar.
De aanpassing van het meldpunt betreft dus die uitbreiding van de aangeboden scenario’s, en niet zozeer de oprichting van een volledig nieuw meldpunt. Mocht ik dat eerder anders hebben gezegd, dan corrigeer ik dat hierbij.
De focus ligt vooral op het uitbreiden van de scenario’s waarvoor melding kan worden gemaakt, met prioriteit voor verdachte ziekteattesten, getuigschriften van arbeidsongeschiktheid en verboden internationale terbeschikkingstellingen. Door die uitbreiding eind dit jaar te lanceren, zetten we een belangrijke stap vooruit in de strijd tegen sociale fraude.
Wouter Raskin:
Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik wil in het midden laten of ik uw antwoord verkeerd begrepen heb of dat ik mijn vraag onduidelijk gesteld heb. In ieder geval, ik begrijp dat u zegt dat het meldpunt uitgebreid wordt in lijn met de ambities die we samen afgesproken hebben in het regeerakkoord, onder andere alignerend met een aantal fenomenen zoals verdachte ziekteattesten, verboden internationale terbeschikkingstelling en dergelijke.
Ik meen dat dit heel belangrijk is. We hebben niet zo lang geleden enkele filmpjes zien passeren over het oneigenlijk gebruik van uitkeringen en van sociale steun.
Ik steun uw ambitie. Ik hoor van u dat het traject in de eindfase zit. De realisatie zou voor eind dit jaar zijn. Het is natuurlijk al eind dit jaar, dus ik verwacht hier heel snel een compleet zicht op te krijgen, want we moeten voorkomen dat het enkel bij aankondigen blijft, zonder realisatie. De uitdagingen inzake de strijd tegen sociale fraude zijn groot. Ik kijk uit naar wat we in de komende weken te zien zullen krijgen, we zullen het er ongetwijfeld nog over hebben. Dank u wel.
Voorzitter:
Les questions n os 56007325C et 56007326C de M. Gatelier (Les Engagés) et n o 56007985C de M. Dufrane sont sans objet.
De versterking van de sociale inspectiediensten
De aanwerving tegen 2029 van 300 inspecteurs om sociale fraude aan te pakken
Gesteld door
N-VA
Wouter Raskin
Ecolo
Sarah Schlitz
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Wouter Raskin:
Mijnheer de minister, ik verwijs naar het recente rapport van het Rekenhof over het HR-beleid van de federale sociale-inspectiediensten. Daaruit blijkt dat het personeelsbestand de voorbije jaren licht is gestegen. Dat is volgens het Rekenhof te danken aan een toename van het aantal inspecteurs, die vooral gebeurde in 2024. Daardoor werd de doelstelling van de vorige regering, namelijk de slagkracht van de inspectiediensten versterken, pas tegen het einde van de legislatuur bereikt.
De vorige regering had bovendien een substantiële groei van het personeelsbestand vooropgesteld. In de beleidsnota’s van de minister van Sociale Zaken was sprake van concrete cijfers: 248 voltijdsequivalenten extra sociale inspecteurs. In werkelijkheid werden echter kredieten vrijgemaakt voor de aanwerving van 270 voltijdsequivalenten, wat dus meer is dan het beloofde aantal. Helaas moeten we vaststellen, na het lezen van het rapport van het Rekenhof, dat de nettoaangroei van het inspectiepersoneel veel lager lag als gevolg van vrijwillig vertrek, pensioneringen en andere factoren. De vooropgestelde substantiële groei werd dus niet gerealiseerd.
Deze regering, met u als boegbeeld van de strijd tegen sociale fraude, heeft de ambitie geuit om 300 bijkomende sociale en fiscale inspecteurs aan te werven. Dat leidt tot een aantal vragen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de versterking van de sociale-inspectiediensten? Hoeveel extra vte’s zullen worden aangeworven en hoe zullen die worden verdeeld over de verschillende diensten? Wat is de timing? U hebt daarop zojuist al kort geantwoord.
Welk bedrag aan extra personeelskredieten zal worden toegekend aan de inspectiediensten voor die bijkomende aanwervingen?
Tussen 2021 en 2024 steeg de personeelskost van de sociale-inspectiediensten met ruim 16 %. Is die budgettaire verhoging het gevolg van indexaanpassingen of omvat dat bedrag ook een extra enveloppe die de regering vrijmaakte voor de aanwerving van de 270 vte’s?
De substantiële versterking van de slagkracht werd in de vorige legislatuur dus niet bereikt, ondanks de vele aanwervingen. Hoe zult u ervoor zorgen dat tijdens deze legislatuur wél een duidelijke nettoaangroei kan worden gerealiseerd? Hoe zult u vermijden dat de doelstelling om de strijd tegen sociale fraude te intensiveren tenietgedaan wordt door de sterke uitstroom? Hebt u een idee hoeveel inspecteurs er tegen 2029 zullen vertrekken en hoeveel extra aanwervingen dus nodig zijn om het aantal inspecteurs op peil te houden?
Ten slotte, de invulling van de extra gecreëerde plaatsen verliep niet overal even vlot. In mei 2025 hadden de RSZ en het RIZIV nog vacatures die niet waren ingevuld. Welke stappen plant u om sneller invulling te geven aan de toegekende plaatsen?
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, j'ai appris dans la presse que vous souhaitiez recruter 300 inspecteurs afin de combattre la fraude sociale.
Dans quels domaines et quelles institutions ces inspecteurs seront-ils recrutés: droit du travail, sécurité sociale, chômage, indépendants, soins de santé, bien-être au travail? Le SPF Emploi, l'ONSS, l'ONEM, l'INASTI, l'INAMI et le SPF Sécurité sociale seront-ils renforcés? Allez-vous vous concentrer sur la fraude sociale commise par des employeurs qui ne paient pas les cotisations de leurs employés? Dans quelle temporalité pensez-vous recruter ces personnes? Nous savons que chaque inspecteur de la fraude fiscale rapporte en moyenne vingt fois plus qu'il ne coûte. Dès lors, combien chaque nouvel inspecteur de fraude sociale rapportera-t-il? Quels montants espérez-vous récupérer grâce à ces engagements? Plus généralement, quand pourriez-vous venir nous présenter votre plan de lutte contre la fraude sociale?
Rob Beenders:
Merci beaucoup pour ces deux questions, auxquelles je propose de répondre simultanément, en néerlandais et en français.
Ik kom tot de verdeling van de 300 vte’s. De sociale-inspectiediensten zijn de ruggengraat van onze handhaving, zeker die van het sociaal beleid. Ze zijn op het terrein zichtbaar aanspreekbaar. Ze spelen een cruciale rol in het waarborgen van eerlijke arbeidsomstandigheden en sociale bescherming en in de strijd tegen sociale fraude. Hun werk gaat verder dan controle, want zij vertalen ook complexe regelgeving naar concrete rechtvaardigheid voor werkgevers en werknemers. In een tijd van toenemende maatschappelijke uitdagingen en de flexibilisering van de arbeidsmarkt is het versterken van deze diensten geen luxe, maar wel een absolute noodzaak. Investeren in de sociale inspectie is investeren in vertrouwen en rechtszekerheid en in een functionerend sociaal model voor iedereen die dat nodig heeft, waarin geen plaats is voor cowboys en fraudeurs.
Le gouvernement a donc décidé d’engager 300 équivalents temps plein (ETP) pour la lutte contre la fraude, notamment au sein de l’Inspection spéciale des impôts (ISI), de la lutte contre la fraude sociale, de la police judiciaire et de la Justice.
Comme je l’ai indiqué dans ma note de politique générale, je souhaite avant tout renforcer les services d’inspection sociale ciblant les formes de fraude qui perturbent gravement la société, telles que la traite des êtres humains, la fraude sociale organisée, le dumping social, le travail au noir, les pratiques liées aux drogues, etc.
Je suis convaincu que les négociations budgétaires en cours permettront de dégager les moyens nécessaires pour renforcer les services d’inspection. Étant donné que le processus est toujours en cours, il est prématuré de se prononcer sur les budgets alloués ainsi que sur leur répartition entre les différents services d'inspection concernés.
Uit de HR-audit van het Rekenhof over de sociale-inspectiediensten blijkt dat de personeelskosten van die diensten ten opzichte van 2021 zijn gestegen met 16,4 %. Die stijging heeft meerdere oorzaken. In de eerste plaats valt ze te verklaren door een lichte toename van het aantal sociaal inspecteurs in dezelfde periode. Een tweede oorzaak is de natuurlijke groei van de loonmassa van de inspecteurs die reeds in dienst waren, als gevolg van de evolutie van hun loopbaan, bijvoorbeeld door promoties of baremieke verhogingen. Daarnaast kenden we in de periode 2021-2024 een sterke inflatie ten gevolge van de energiecrisis, waardoor de lonen meerdere keren zijn geïndexeerd om de stijgende levensduurte te compenseren en vooral om de koopkracht van die personeelsleden te beschermen.
Een sociaal inspecteur brengt bovendien driemaal zijn kostprijs op aan directe inkomsten, die rechtstreeks naar de schatkist vloeien. Het is heel belangrijk aan te stippen dat het werk van de sociale-inspectiediensten veel breder gaat dan louter de financiële opbrengsten. Naast hun preventieve en begeleidende rol behelst hun werk ook de aanpak van specifieke fenomenen zoals mensenhandel en het waarborgen van de loon- en arbeidsvoorwaarden waarop werknemers recht hebben. Die maken geen deel uit van die opbrengsten, maar de resultaten van deze controles komen rechtstreeks ten goede aan de maatschappij en aan de individuele werknemer.
Dans le cadre d'une politique performante de lutte contre la fraude sociale, je souhaite renforcer l'efficacité des services d'inspection sociale. Une capacité suffisante de contrôle et d'enquête constitue un élément essentiel à cet effet. Je plaide pour une coopération renforcée entre tous les services d'inspection sociale afin que l'intégration et la formation se déroulent en totale synergie. J'ai inscrit cette ambition dans le projet de plan d'action de lutte contre la fraude sociale 2026-2027. Il est essentiel que les inspecteurs sociaux soient rapidement déployés sur le terrain, d'une part, pour obtenir des résultats concrets dès le départ et, d'autre part, pour se familiariser pleinement avec leurs missions propres et le rôle d'un inspecteur social.
Zonder afbreuk te doen aan hun collega's van de binnendiensten, een sociaal inspecteur betreedt dag en nacht arbeidsplaatsen, stelt de meest schrijnende omstandigheden vast en is vaak alleen op pad. Hij belt bijvoorbeeld alleen aan bij een bedrijf om een klacht te onderzoeken. Ik hoef dus niet te benadrukken dat dit een afwisselende, maar vooral een uitdagende job is waarvoor men stevig in zijn schoenen moet staan. Die stage is een essentiële periode om na te gaan of deze functie een goede match is. De uitval of het verloop vindt dan ook hoofdzakelijk plaats tijdens de stageperiode. De HR-diensten en de sociale-inspectiediensten voegen bij de publicatie van de vacature getuigenissen van sociaal inspecteurs toe, zodat de mensen meteen weten wat de job allemaal inhoudt en wat zij kunnen verwachten.
De behoefteanalyse die ik dit jaar heb laten opstellen door de SIOD toont aan dat er deze legislatuur 90 vte’s binnen de verschillende sociale-inspectiediensten de pensioengerechtigde leeftijd zullen bereiken. Deze natuurlijke uitstroom bevestigt nog meer de urgentie om gericht te investeren in de sociale-inspectiediensten, zodat we deze kunnen versterken om de slagkracht op het terrein te verhogen.
Wouter Raskin:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik bevestig het belang van de 300 bijkomende vte’s waarvan sprake in het regeerakkoord en deel de analyse die u daarover maakt volledig. Het is van het grootste belang dat we daar belangrijke stappen in zetten. Ik hoop samen met u dat we snel duidelijkheid krijgen over de budgetbesprekingen en de begroting om meer detailantwoorden van u te kunnen krijgen wat dat betreft.
Wat betreft de audit, u verwijst naar de toegenomen personeelskosten. Die zijn vooral het gevolg van een aantal elementen die weliswaar logisch te verklaren zijn, maar toch amper invloed hebben gezien de stijging van het aantal bijkomende inspecteurs. U zegt zelf ook dat het om een heel lichte stijging gaat. Dat is een belangrijke werf voor u deze legislatuur. U verwijst naar de kosten, die absoluut te verantwoorden zijn. Het brengt drie keer meer op dan het kost en dat brengt vooral op voor de maatschappij en dient dus het algemeen belang. Het draagvlak vergroten voor het afdragen van sociale lasten door de mensen die de sociale zekerheid ondersteunen is een goede zaak.
Ik hoor te weinig concrete oplossingen die tegemoet moeten komen aan de uitdaging van de uitstroom. Dat is een belangrijke werf. U geeft aan dat de komende jaren 90 voltijdsequivalenten uitstromen; het gaat om mensen die met pensioen gaan. U verwijst naar de stage, die van groot belang is om dat te voorkomen. U zou daarover aan tafel moeten zitten, want het is een uitdaging die u niet uit het oog mag verliezen als u de grote ambitie die we samen hebben neergeschreven wilt waarmaken.
Sarah Schlitz:
Merci pour vos réponses, monsieur le ministre.
Renforcer ces différents services est évidemment utile, mais j'entends aussi que vous parlez de renforcer l'ISI. Je ne m'attendais pas à cette réponse, car pour moi ce sont des volets différents. Je serais vraiment intéressée de pouvoir rapidement avoir une ventilation précise des services qui seront renforcés.
Pour moi, décider de renforcer la lutte contre la fraude fiscale et les contrôles en matière de bien-être au travail, notamment en lien avec vos grands objectifs de remise au travail des malades de longue durée, sont des décisions politiques. Agir préventivement pour que les personnes ne tombent pas malades devrait constituer la priorité absolue de ce gouvernement. Il est essentiel de faire en sorte que les employeurs soient davantage vertueux en matière de prévention des risques psychosociaux au travail et cela devrait être la toute grande priorité de cette réforme. Je peux introduire une question écrite sur ce sujet, afin de pouvoir disposer de ces informations.
Plus globalement, ce renforcement est une bonne nouvelle. Cependant, ne soyons pas naïfs. Nous avons constaté en d'autres endroits qu'en rétrécissant les délais pour pouvoir mener des inspections au niveau de la fraude fiscale, votre gouvernement avait plutôt facilité la vie des fraudeurs que l'inverse. Les régularisations régulières en matière de fraude fiscale sont également des cadeaux faits aux fraudeurs. Aujourd'hui, nous sommes heureux de voir ce petit pas en avant, mais nous n'oublions pas les pas en arrière du passé, qui ont facilité la vie des fraudeurs.
Nous continuerons à suivre ce dossier avec attention.
Voorzitter:
Mme Ramlot n'étant pas là, sa question n° 56008450C tombe.
De verdere integratie van de sociale inspectiediensten
Gesteld door
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Wouter Raskin:
Mijnheer de minister, ik verwijs opnieuw naar het rapport van het Rekenhof over het hr-beleid van de federale sociale inspectiediensten. Daarin formuleert het Rekenhof enkele aanbevelingen aan de regering, met andere woorden aan u. Het rapport legt onder meer de nadruk op de noodzaak van een verdere harmonisering en het afbouwen van de verschillen in het hr-beleid.
Het Rekenhof beveelt onder meer aan om tussen de verschillende inspectiediensten het bedrag en de voorwaarden van de forfaitaire vergoedingen te harmoniseren, en om bij de sociale inspectiediensten die onder de openbare instellingen van sociale zekerheid (OISZ) ressorteren, eenzelfde strategische en operationele personeelsplanning in te voeren als die welke al bestaat bij bijvoorbeeld de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Hoe staat u tegenover die aanbevelingen van het Rekenhof? Met andere woorden, kunt u zich vinden in het idee om het hr-beleid van de verschillende sociale inspectiediensten te uniformiseren? Indien dat zo is, kan dat volgens u een opstap vormen naar een verdere integratie van de diverse inspectiediensten?
Rob Beenders:
Dank u wel, mijnheer Raskin.
Ik ben door het rapport van het Rekenhof nog niet overtuigd dat een fusie of integratie vandaag de meest aangewezen oplossing is in de strijd tegen sociale fraude. Dat is geen ideologische kwestie, maar de realiteit is dat er op het terrein vandaag heel wat andere uitdagingen bestaan om die strijd te voeren, en een fusie of integratie behoort daar op dit moment niet toe. Dat ligt dus niet op tafel. Dat neemt niet weg dat het rapport van het Rekenhof een belangrijk document is. Met de aanbevelingen ervan zullen we ook effectief aan de slag gaan.
Over de harmonisering van de vergoedingen – een niet onbelangrijke aanbeveling – kan ik u meedelen dat we dat zeer grondig bespreken, bekijken en ook zullen behandelen. Ik streef naar een zo groot mogelijke mate van harmonisering en transparantie, met respect voor de specifieke eigenheid en werking van elke sociale inspectiedienst. Op dat vlak zullen we het overleg zeker voortzetten.
In de beleidsverklaring is daarover al een en ander vermeld. Daarin ben ik uitvoerig ingegaan op de cruciale rol van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en op het belang van een versterkte samenwerking tussen de verschillende inspectiediensten. Die verschillende inspectiediensten zijn goed geïntegreerd binnen de structuren van de SIOD, waar echt wel structureel overleg gepleegd wordt waarbij de regionale inspectiediensten goed betrokken worden.
Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik vandaag wat betreft de operationele werking van de strijd tegen de sociale fraude zeer aangenaam verrast ben over de manier waarop die verloopt. Het is ook te zien in de resultaten. We hebben dit jaar, meen ik, al meer dan 100.000 controles uitgevoerd via de individuele inspectiediensten. We hebben ook al meer dan 10.000 gemeenschappelijke controles uitgevoerd. Dat zijn echt heel hoge aantallen. Dat is een teken dat het operationeel wel heel goed werkt. Andere uitdagingen, zoals extra personeel aannemen en dergelijke, zijn op dit moment veel meer aan de orde.
Ik zal met het rapport aan de slag gaan. De aanbevelingen ervan nemen we absoluut ter harte. Ik zal met de collega’s die bevoegd zijn voor bepaalde aanbevelingen nog contact opnemen, en indien nodig breng ik dit op de regeringstafel.
Wouter Raskin:
Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. Voor alle duidelijkheid, ik wilde niet insinueren dat het een aanbeveling van het Rekenhof zou zijn om een verdere integratie van de inspectiediensten door te voeren; dat was een persoonlijke bemerking. Ik ben blij dat u zegt dat u het document van het Rekenhof een belangrijk document vindt en dat u aan de slag zult gaan met de aanbevelingen. U werd heel concreet over de vergoedingen, die geharmoniseerd zouden kunnen worden. U was veel minder concreet inzake de strategische en operationele personeelsplannen. Ik mag hopen dat u daar evenveel belang aan hecht. Ik blijf erbij dat de uitdagingen in het veld en de uitdaging inzake bijkomend personeel zeer groot zijn. Ik ben ervan overtuigd dat de sociale inspectiediensten goed werk leveren, maar ik ben er ook van overtuigd dat de verdere integratie kan leiden tot een efficiëntere omgang met publieke middelen, wat effectief een meerwaarde kan betekenen; naast het bijkomend aanwerven van mensen en naast het afstemmen van een aantal dingen op elkaar. Ik ben het dus in grote mate met u eens, mijnheer de minister. Ik zal u helaas wel de rest van de legislatuur blijven lastigvallen, tussen aanhalingstekens, met een pleidooi voor de verdere integratie van een aantal diensten.
De controle op IVT- en IT-fraude
Gesteld door
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Wouter Raskin:
Nog een laatste vraag voor u, mijnheer de minister. Ik verwijs naar een aantal Vlaamse tegemoetkomingen en toelagen, zoals het persoonsvolgende budget voor personen met een handicap en het groeipakket. Daar geldt de belangrijke voorwaarde van effectief en werkelijk verblijf in België. Om die verblijfsvoorwaarde te controleren, wordt in Vlaanderen gebruikgemaakt van een systeem van aangetekende zendingen. Niet-afgehaalde aangetekende zendingen kunnen, al dan niet in combinatie met andere elementen in het dossier, aanleiding geven tot huisbezoeken of woningcontroles.
Past u eenzelfde werkwijze toe voor de controle op de verblijfsvoorwaarden die gelden voor de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en integratietegemoetkoming (IT) voor personen met een handicap? Zo niet, hoe staat u tegenover het systeem dat ik net schetste? Overweegt u zo’n systeem toe te passen? Hoeveel procent van de personen die vandaag een IVT ontvangen, laat nog een aangetekende zending per post bezorgen en dus niet elektronisch via de e-box?
Rob Beenders:
Dank u wel, collega Raskin. De beslissingen van de Directie-generaal Personen met een Handicap worden sinds juni 2003 per gewone post gecommuniceerd. Destijds is afgestapt van de aangetekende zendingen omdat de kostprijs niet in verhouding stond tot de efficiëntie. De controle op de IVT en de IT die moet gebeuren – en die ook echt gebeurt – wordt uitgevoerd door de dossierbeheerder. Die beschikt over verschillende instrumenten, waaronder het rijksregisternummer.
Het betreft een administratief onderzoek. De dossierbeheerder volgt de juiste stappen om er zeker van te zijn dat de persoon die recht heeft op een IVT of een IT, die tegemoetkoming ook echt mag ontvangen. Als na toekenning en controle vermoedens van fraude ontstaan, wordt het arbeidsauditoraat en de sociale inspectiediensten ingeschakeld, zodat die een onderzoek kunnen starten. Ze kunnen zich daarbij beroepen op de artikelen 232, 233 en 235 van het Sociaal Strafwetboek.
Zij kunnen optreden bij het gebruik van valse stukken. Daarnaast kunnen zij optreden wanneer een onjuiste of onvolledige verklaring wordt afgelegd, of bij oplichting volgens het Sociaal Strafrecht met het oog op het verkrijgen of behouden van sociale voordelen. Meldingen die dus nu bij het meldpunt sociale fraude binnenkomen, een kanaal om dergelijke meldingen te doen, worden door de SIOD toegewezen aan de meest aangewezen inspectiedienst.
In het kader van de hervorming van de wet van 1987, die momenteel loopt, zal ik samen met de DG Personen met een Handicap bekijken hoe we fraude nog beter kunnen voorkomen en aanpakken. We moeten permanent alert zijn, vanuit het principe dat ook bij het wetsvoorstel van vanmorgen werd besproken. We gaan er absoluut niet van uit dat iedereen die een tegemoetkoming ontvangt, fraudeert. Ik wil nadrukkelijk de perceptie weerleggen dat misbruik wijdverbreid zou zijn. Er zijn mensen die echt ondersteuning en solidariteit nodig hebben, maar er zijn ook mensen die misbruik maken. Zodra overheidsgeld beschikbaar wordt gesteld om solidariteit te waarborgen, moet er een instrument bestaan om fraude aan te pakken. Momenteel is dat vrij goed onder controle. Toch vind ik, nu we bezig zijn met de hervorming van de wet van 1987, dat het onze plicht is die instrumenten opnieuw te evalueren.
Met betrekking tot de tweede vraag, over het systeem van aangetekende zendingen. Puur omwille van de kostprijs is het voor de Directie-Generaal Personen met een Handicap geen optie om alle beslissingen aangetekend te versturen. Dat zou een enorme impact op de begroting hebben en is momenteel niet nodig, omdat de andere instrumenten effectief functioneren.
Wat de derde vraag betreft, over verzendingen per post en niet elektronisch via e-box. De DG Personen met een Handicap maakt geen gebruik van aangetekende zendingen per post. Hierop kan ik derhalve alleen maar negatief antwoorden.
Tot zover heb ik alle vragen beantwoord, meneer de voorzitter.
Wouter Raskin:
Mijnheer de minister, u hebt inderdaad alle vragen beantwoord, waarvoor ik u dank. Ik wil, ten eerste, met u bevestigen dat niet iedereen die een uitkering ontvangt, fraudeert. Dat is uiteraard niet het geval. De reden waarom daarover zoveel vragen worden gesteld, is omdat het van het allergrootste belang is om de relatief kleine groep aan te pakken die oneigenlijk gebruik maakt van een uitkering in verhouding tot iedereen die een uitkering krijgt. Dat is noodzakelijk om de bestaande solidariteit te stutten en te bestendigen. Op dat vlak ben ik het met u eens. Ik neem akte van de reden waarom de aangetekende brieven zijn afgeschaft. De controle gebeurt dus door de dossierbeheerder en op basis van meldingen. Op basis van eerdere antwoorden van u op schriftelijke vragen gaat het volgens mij inderdaad veeleer om situaties waarin een derde partij een melding doet. Ik vraag mij af of op die manier niet veel zaken onopgemerkt blijven, maar u bent ervan overtuigd dat vandaag de juiste aanpak wordt gehanteerd. Ik geef u het voordeel van de twijfel, maar ik zal de materie uiteraard blijven opvolgen in de toekomst.
De gevolgen van de hervorming van de werkloosheidsreglementering voor kwetsbare doelgroepen
Gesteld door
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Caroline Désir:
Monsieur le président, monsieur le ministre, à l'occasion de la présentation de son rapport, Unia a lancé une alerte sur les conséquences possibles de la réforme du chômage sur certains publics vulnérables, en particulier les personnes en situation de handicap, les personnes âgées ou issues de l'immigration.
Unia nous a expliqué craindre que la limitation dans le temps des allocations de chômage sans accompagnement adéquat ni politique de lutte contre les discriminations n'entraîne une forme de double peine. Les chercheurs d'emploi déjà confrontés à des obstacles structurels à l'embauche pourraient être exclus du chômage, non pas par un manque de volonté de s'insérer, mais faute d'avoir réellement eu une chance équitable d'accéder à un emploi.
Suite à une question écrite posée par ma collègue Sophie Thémont sur le sujet, le ministre de l'Emploi a confirmé que près de 6 000 personnes en incapacité de travail d'au moins 33 % seraient exclues du chômage après deux ans. Par ailleurs, près de 37 000 personnes âgées de 55 ans et plus seraient également exclues.
Enfin, après la polémique nauséabonde qu'on a connue les semaines passées, engendrée par certains médias et alimentée à la fois par le ministre de l'Emploi lui-même et son président de parti, nous avons finalement appris que moins de 20 % des exclus sont de nationalité étrangère, dont la moitié sont des Européens.
Le ministre de l'Emploi a conclu sa réponse en indiquant que la diversité est un atout, pas un handicap, mais au-delà de ce slogan, il n'a clairement pas l'air de s'inquiéter du sort de tous ces publics vulnérables et déjà discriminés.
Monsieur le ministre, ma première question est la suivante: allez-vous soutenir un régime d'exemption ou un régime spécifique pour les publics qui rencontrent déjà des obstacles structurels identifiés à l'embauche, afin d'éviter leur exclusion au terme des deux ans? Quelles mesures concrètes comptez-vous mettre en œuvre pour renforcer la lutte contre les discriminations à l'embauche parallèlement à la réforme?
Le ministre de l'Emploi estime par ailleurs que des contrôles stricts et des sanctions sont nécessaires à l'égard des entreprises qui se rendent coupables de discrimination à l'embauche. Quelles mesures prévoyez-vous dans ce cadre? Comptez-vous renforcer les tests de situation et le mystery shopping auprès des entreprises? Je vous remercie.
Rob Beenders:
Monsieur le président, je remarque que je ne dispose pas ici de la réponse à cette question.
Voorzitter:
Ce doit être un coup du ministre de l'Emploi!
Caroline Désir:
Monsieur le président, je ne veux pas mettre M. le ministre dans l'embarras. S'il ne trouve pas la réponse, il peut me l'envoyer par écrit, de manière à ne pas ralentir les travaux de la commission.
Voorzitter:
Monsieur le ministre, je vous propose de prendre contact avec votre cabinet et de laisser à votre équipe le temps de revenir vers vous. En attendant, je donne la parole à Mme Hansez. Nous reviendrons ensuite à la question de Mme Désir.
Het richten van de strijd tegen sociale fraude op de misbruiken en niet op de ondernemers
Gesteld door
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Isabelle Hansez:
Monsieur le ministre, le gouvernement prépare une réforme du cadre applicable aux sociétés de management, avec l’objectif affiché de renforcer la transparence et de lutter plus efficacement contre certains montages abusifs pouvant relever de la fraude sociale ou fiscale. Cette réforme prévoit notamment l’introduction d’un salaire minimum obligatoire pour les gérants, une fiscalité plus uniforme entre indépendants en société et en nom propre, ainsi qu’un renforcement des contrôles.
Si la volonté de mettre fin aux abus est évidemment légitime, il est essentiel de veiller à ne pas pénaliser les indépendants de bonne foi, qui utilisent ces structures pour gérer leur activité de manière saine et responsable. Beaucoup de petites sociétés, de consultants ou de dirigeants de PME y recourent non pour échapper à l’impôt, mais pour structurer leur travail, mutualiser leurs risques et créer de l’emploi local.
Monsieur le ministre, comment comptez-vous assurer un équilibre clair entre la nécessaire lutte contre la fraude sociale et la préservation d’un climat de confiance envers les entrepreneurs honnêtes? Des critères objectifs sont-ils prévus pour distinguer les sociétés de management abusives des structures légitimes?
Enfin, assurez-vous une coordination avec votre homologue la ministre Simonet et les fédérations d’indépendants et les représentants des PME afin de garantir que la réforme protège l’équité sans freiner la liberté d’entreprendre?
Rob Beenders:
Madame Hansez, dans le cadre des discussions sur le budget pluriannuel, nous examinons effectivement comment lutter contre l'abus des sociétés dites de management afin de garantir une fiscalité équitable. Étant donné que cette question est encore en cours de discussion au sein du gouvernement, je ne peux malheureusement pas m'étendre davantage sur ce sujet au sein de cette commission.
D'une manière générale, l'objectif de la politique du gouvernement n'est effectivement pas de pénaliser les entreprises ou les personnes de bonne foi, mais plutôt de concentrer la politique et les contrôles sur la fraude et les abus.
Isabelle Hansez:
Je vous remercie pour votre réponse, monsieur le ministre.
Je salue la volonté du gouvernement de mener une réflexion, de renforcer la transparence et de lutter contre les abus. Il s’agit d’une question d’équité entre tous les indépendants. Cependant, il est tout aussi important de préserver un climat de confiance à l'égard de celles et ceux qui travaillent de manière responsable. Vous avez souligné qu'il n'était pas question de pénaliser les entrepreneurs ou les indépendants de bonne foi.
Beaucoup ont recours à ces sociétés de management, non pas pour contourner les règles – je le répète –, mais afin de structurer leur activité, d’innover et de créer de l’emploi local. L’enjeu consiste véritablement à trouver un juste équilibre: cibler les montages abusifs sans alourdir les démarches des entrepreneurs de bonne foi.
Je vous remercie de votre ouverture au dialogue au sein du gouvernement. J’aimerais toutefois vous inviter à engager également un dialogue avec les fédérations d’indépendants et les PME, même si vous ne l’avez pas souligné. Je pense que c’est la meilleure garantie d’une réforme juste, claire et constructive, évidemment en concertation avec les acteurs concernés.
Je vous remercie.
Voorzitter:
Madame Désir, s'agissant de votre question, il ressort des vérifications qui viennent d'être faites que nous sommes face à une erreur humaine. C'est ce que le secrétaire de commission vient de m'indiquer. C'est vers la commission de la Santé et de l'Égalité des chances qu'il aurait fallu que votre question soit dirigée. Nous ne pouvons pas la traiter ici et maintenant. Le ministre n'a pas la réponse.
Caroline Désir:
Monsieur le président, pour être pragmatique, les erreurs arrivent, mais à partir du moment où je l'ai déjà posée, ne peut-on pas convenir que le ministre m'envoie sa réponse par écrit?
Voorzitter:
Convenez de cela avec lui par la bande. Je ne veux rien savoir. Normalement, je ne peux pas la traiter ici.
Caroline Désir:
Elle était quand même à l'ordre du jour.
Voorzitter:
Oui, mais elle n'aurait pas dû y être. C'est ce que l'on me dit. Ce n'est pas la bonne commission. On a affecté votre question par erreur à la mauvaise commission.
Caroline Désir:
Je comprends. Mais à partir du moment où je l'ai quand même déjà posée, je me disais qu'il était absurde de la replacer à l'agenda et d'attendre une autre commission.
Voorzitter:
Voyez avec le ministre, madame.
Caroline Désir:
D'accord. Merci.
De jacht op sociale fraudeurs in luchthavens door het RIZIV, de SIOD en de RVA
Gesteld door
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, au milieu de la nuit du 18 au 19 octobre dernier, des inspecteurs sociaux de l'ONEM, du Service d'information et de recherche sociale (SIRS) et de l'INAMI ont été mandatés pour traquer et contrôler les passagers arrivant à l'aéroport d'Ostende. L'INAMI a déclaré que cette action a été menée dans le cadre du plan d'action fraude sociale 2025-2026. Il a été remis à chaque personne contrôlée un document expliquant la procédure à suivre si on quitte le territoire quand on est demandeur d'emploi ou travailleur en incapacité de travail.
Cette méthode a surpris. Pourriez-vous dès lors, monsieur le ministre, nous expliquer quels étaient les objectifs de cette action? Quels résultats et enseignements en tirez-vous? Combien de personnes ont-elles été contrôlées? Qu'espériez-vous apprendre? Quelles mesures préventives prenez-vous pour assurer que la démarche nécessaire soit effectuée par chaque personne qui est concernée par certaines réglementations et qui part en voyage, notamment les demandeurs d'emploi ou les travailleurs en incapacité? Par ailleurs, vous dites vouloir renforcer les sanctions pour aller au-delà de la cible de l'Arizona et récupérer 300 millions d'euros de plus qu'escompté. Ce chiffre comprend-il ce genre d'action?
Rob Beenders:
Madame Schlitz, le contrôle effectué à l'aéroport d'Ostende dans la nuit du 18 au 19 octobre 2025 s'inscrivait dans le cadre du plan d'action de lutte contre la fraude sociale 2025-2026 et de l'action 62 qui prévoit que des contrôles de ce type doivent être effectués chaque année dans chaque aéroport. Un contrôle avait déjà eu lieu cette année à l'aéroport d'Ostende au mois de mai.
En application de ce plan d'action, des contrôles aux frontières sont prévus dans les aéroports afin de lutter contre la fraude aux allocations, mais aussi des contrôles dans le but de vérifier le respect des conditions de travail du personnel des compagnies aériennes. Le plan d'action 2026-2027, actuellement en préparation, comprend déjà une proposition visant à effectuer vingt contrôles répartis sur ces deux années dans cinq aéroports, soit quatre par aéroport. Ces contrôles s'inscrivent dans le cadre du fonctionnement des cellules d'arrondissement.
Pour effectuer les contrôles dans le secteur aérien – et je peux vous assurer que tous les aéroports belges peuvent faire l'objet de contrôles par les inspecteurs sociaux des différents services d'inspection sociale –, les services d'inspection peuvent s'inspirer de la méthodologie de contrôle développée dans le cadre de la chaire académique du SIRS sur la réduction de la fraude sociale et du dumping social en 2024.
Ces contrôles ont aussi un caractère préventif: ils donnent l'occasion de communiquer la réglementation aux passagers, notamment par la distribution de dépliants contenant des informations générales. La prévention est un élément essentiel de la chaîne d'exécution.
En ce qui concerne votre demande sur les résultats, ils ne sont pas encore disponibles auprès du SIRS.
En plus du parcours budgétaire de lutte contre la fraude sociale tracé par l'accord de gouvernement, je prévois de générer 3 millions d'euros de recettes supplémentaires. Je prévois une augmentation du nombre de contrôles sur le terrain, un ensemble de mesures permettant un contrôle plus efficace et plus strict du transport international, ainsi qu'un échange de données avec le SPF Finances afin que le fisc puisse vérifier si les travailleurs transfrontaliers de longue durée ne doivent pas payer d'impôts ici. Ces travaux ont été entamés et j'espère pouvoir les achever en 2026.
Sarah Schlitz:
Je vous remercie pour cette réponse, monsieur le ministre. J'ai été quelque peu interpellée par la campagne de communication autour de cette action. J'ai le sentiment que cela s'inscrit dans une stratégie de stigmatisation des demandeurs d'emploi et des travailleurs malades. La petite histoire que ce chapitre raconte, c'est que les demandeurs d'emploi ne cherchent pas vraiment du travail; ils partent en vacances. Les travailleurs malades ne sont pas vraiment malades; ils partent en vacances. C'est le sentiment que j'ai eu en découvrant les différents articles dans la presse, les partages et les commentaires qui s'en sont suivis sur les réseaux sociaux, qui étaient évidemment de ce tonneau, avec des commentaires très négatifs et très durs vis-à-vis de ces personnes. J'aimerais quand même rappeler que ces deux publics ont le droit de partir en vacances avec leur famille. Souhaitons-nous qu'une maman, qui est au chômage ou qui est malade, en burn-out, doive rester à la maison pendant que son mari et ses enfants partent en vacances? Je ne pense pas que c'est de cela dont la société a aujourd'hui besoin. Par ailleurs, quand on est malade, on n'est pas forcément en incapacité de partir en vacances; on a même parfois besoin mentalement de se ressourcer. Pour moi, l'objectif que nous devons poursuivre collectivement, c'est que chaque personne se sente bien au travail et se réjouisse de retrouver ses collègues et son activité épanouissante. En l'occurrence, je n'ai pas le sentiment que cela va dans ce sens-là, et je ne vois aucune mesure depuis le début de ce gouvernement qui vise à agir pour le bien-être au travail et pour que chacun se sente respecté dans sa dignité.
De nood aan een apart statuut buiten de werkloosheid voor niet-toeleidbaren
Gesteld door
Aan
Rob Beenders (Minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen)
Bekijk antwoord
Nahima Lanjri:
Mijnheer de minister, bijna 12.410 Vlamingen hebben het label 'niet-toeleidbare werkzoekende' gekregen na de tweejaarlijkse screening van de VDAB. Dat betekent dat zij kampen met psychische, emotionele, medische of sociale problemen of een combinatie daarvan, waardoor zij niet kunnen werken. De grootste groep, namelijk meer dan 10.000 personen, ontvangt momenteel nog een werkloosheidsuitkering. Een deel daarvan, namelijk zowat 1.952 personen, krijgt een beschermingsuitkering.
Voor wie een werkloosheidsuitkering ontvangt, is de situatie dringend, want 90 % van hen is al langer dan twee jaar werkloos. Vanaf januari 2026 begint een uitstroomperiode van anderhalf jaar. Vanaf januari 2026 kunnen de betrokkenen hun werkloosheidsuitkering verliezen. Het is dus noodzakelijk dat wij hen perspectief bieden, bij voorkeur richting werk of activering. De VDAB geeft echter zelf aan dat zij niet onmiddellijk of niet activeerbaar zijn. Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.
Beschikt u over meer informatie over de onderliggende medische en sociale toestand van die doelgroepen van niet-toeleidbare werkzoekenden, zoals zij door de VDAB zijn opgesplitst?
Hoeveel van hen zouden gezien hun medische situatie eventueel in aanmerking kunnen komen voor een andere uitkering? Dat kan bijvoorbeeld een ziekte-uitkering zijn of een uitkering als persoon met een handicap, waarvoor u bevoegd bent. Dat kan ook een ander statuut zijn. Verschillende ministers hebben immers al aangegeven dat zij aan een afzonderlijk statuut werken.
Bent u op zoek naar een oplossing voor die doelgroep? Hoe ziet die oplossing er concreet uit? Kan die oplossing er ook al op heel korte termijn komen, aangezien de eerste groep al vanaf 1 januari 2026 uitstroomt? Voor hen is de situatie dringend. Zij hebben nood aan perspectief. Zij dreigen immers terecht te komen in een ander stelsel, namelijk het leefloon, waarin zij eigenlijk niet thuishoren. Nog erger is een andere mogelijkheid, namelijk het feit dat zij zonder enige uitkering thuis dreigen komen te zitten, omdat zij bijvoorbeeld geen recht hebben op een leefloon omdat hun partner een inkomen heeft.
Wie zult u betrekken bij het uitwerken van een oplossing? Ik veronderstel dat dat niet enkel de andere federale ministers zijn, maar ook de ministers in de regeringen van de regio’s. Zult u samenwerken met de bevoegde welzijnsorganisaties die de bedoelde doelgroepen begeleiden?
Rob Beenders:
Dank u wel voor uw heel terechte vraag, mevrouw Lanjri. Ik moet niet kaderen dat deze problematiek voortvloeit uit de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd.
Bij de start van die hervorming heb ik samen met minister Vandenbroucke gestreden voor een uitzondering voor de niet-toeleidbaren, volgens de RVA uiteraard. Op dit moment is er een uitzondering bekomen voor de niet-toeleidbaren die een beschermingsuitkering krijgen. Dat gaat over een heel specifieke groep van ongeveer 2.000 mensen. De uitzondering is voorzien in afwachting van de oprichting van een nieuw specifiek stelsel, dat ontwikkeld zal worden tegen 2028. Samen met minister Vandenbroucke bekijken we nu hoe we die nieuwe oplossing verder kunnen uitwerken.
Uiteraard is er echter een veel grotere groep niet-toeleidbare personen die het moeilijk hebben om duurzaam aan het werk te gaan. U hebt dat al beschreven. Het gaat vooral over personen die recht hebben op een werkloosheidsuitkering en die na een periode van tewerkstelling moeilijkheden ondervinden door een handicap, medische of psychosociale problemen. Het gaat om ongeveer 10.000 mensen, die vaak in specifieke begeleidingstrajecten binnen een bevoegde arbeidsbemiddelingsdienst zitten. We horen inderdaad dat deze groep het erg lastig heeft en in de problemen dreigt te geraken als ze hun werkloosheidsuitkering zullen verliezen. Onlangs hebben we de regionale overheden gehoord via de interministeriële conferentie Werk en hebben we met verschillende belangen- en gebruikersorganisaties gesproken.
Samen met minister Vandenbroucke hebben we deze problematiek opnieuw op tafel gelegd binnen de regering in het kader van de lopende begrotingsbesprekingen. Ik deel uw bezorgdheid over deze doelgroep. Wij hebben voorgesteld om de beschermingsuitkering uit te breiden tot de volledige groep niet-toeleidbaren. Dat betekent dat die groep beschermd blijft tot 2028, totdat er een nieuwe oplossing beschikbaar is.
Dat voorstel ligt momenteel op tafel in de regering en wordt uiteraard eensgezind door mijn partij gesteund. Minister Clarinval, bevoegd voor Werk, moet echter nog akkoord gaan met het voorstel en die onderhandelingen zijn nog lopende. Indien het voorstel om die mensen toch nog twee jaar in een beschermingsstatuut te houden, niet wordt aanvaard, dreigen zij naar het OCMW af te glijden of naar een arbeidsongeschiktheidsverzekering te moeten gaan. Afhankelijk van hun problematiek kunnen we hen wellicht opvangen bij de DG Personen met een Handicap. Op dit moment is het echter heel moeilijk in te schatten hoeveel mensen exact naar een bepaald systeem kunnen worden gestuurd om een structurele oplossing te bieden. De RVA heeft daar nog geen inschatting van gemaakt.
Ik hoop dat de regering ons voorstel volgt en dat we nog twee jaar extra tijd krijgen om voor deze mensen de juiste oplossing te vinden. Ik doe ook een oproep aan uw partij om ons voorstel te steunen en tijd te winnen om deze groep specifiek de juiste oplossing te bieden.
Nahima Lanjri:
Mijnheer de minister, er moet een oplossing gevonden worden voor deze mensen, maar een werkloosheidsuitkering lijkt me niet de juiste optie, zeker niet op de lange termijn. De cijfers die ik u gegeven heb, hebben alleen betrekking op Vlaanderen. Het gaat dus over een veel grotere groep in heel België, want ongeveer 31 % van de mensen die hun werkloosheidsuitkering verliezen, wonen in Vlaanderen. De rest woont in Brussel en Wallonië, waar de groep zelfs nog veel groter is. De problematiek is dus veel groter. Ik vraag al maanden om naar een oplossing te zoeken voor deze groep mensen, vooral voor degenen die al brieven hebben ontvangen dat ze hun werkloosheidsuitkering zullen verliezen. Daar moet op korte termijn een oplossing voor komen. Een deel van hen hoort waarschijnlijk thuis met een uitkering voor personen met een handicap. Een deel van de personen met autisme hoort een ziekte-uitkering te krijgen, maar zij vroegen die vroeger niet aan omdat het bedrag ongeveer hetzelfde was. Nu lopen zij het risico zelfs die ziekte-uitkering niet te krijgen als ze niet tijdig actie ondernemen, want het moet binnen de maand gebeuren. Uw voorgestelde oplossing houdt in dat iedereen die al een brief over de stopzetting van zijn werkloosheidsuitkering heeft ontvangen opnieuw een brief moet krijgen dat dit niet het geval is. Er moet snel duidelijkheid komen over de gebruikte oplossing, zodat de groep met een handicap als zodanig wordt opgevangen en dat anderen een ziekte-uitkering krijgen. Ministers Clarinval en Vandenbroucke hebben gesproken over een ander statuut voor de anderen. Zorg dan dat dat statuut er snel komt. Als er in afwachting nog enkele maanden gewerkt moet worden aan een oplossing, kan het een idee zijn om die personen toch tijdelijk werkloosheidsuitkering te geven. Dat is evenwel niet eenvoudig, aangezien er dan nieuwe brieven moeten worden verstuurd en de doelgroep duidelijk moet worden afgebakend. Het is bovendien de vraag of de RVA daar klaar voor is. Ik wil ook vermijden dat de regionale bemiddelingsdiensten mogelijk te snel besluiten dat bepaalde mensen niet-toeleidbaar zijn. Het zou niet gezond zijn als straks de helft van de werklozen wordt beschouwd als 'niet naar werk toe te leiden'. Velen van hen zijn, met de juiste begeleiding, wel inzetbaar op de arbeidsmark. Anderen zijn wellicht niet-toeleidbaar, bijvoorbeeld wie door ziekte absoluut niet kan werken. Het is daarom essentieel om een duidelijk onderscheid te maken tussen wie nog kan werken – eventueel deeltijds of aangepast – en wie dat absoluut niet kan. Voor die laatste groep moeten we een andere oplossing zoeken. Ik hoop snel van u te vernemen of er eindelijk een oplossing voor die groep komt, want het is niet langer vijf voor twaalf, maar ongeveer vijf over twaalf. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.17 uur. La réunion publique de commission est levée à 12 h 17.