Commissievergadering op 12 november 2025
Vragen
De volgende vragen werden gesteld tijdens deze commissievergadering.
De gedwongen terugkeer naar Marokko
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
In april 2024, drie maanden voor de verkiezingen, reisde de toenmalige regering af naar Marokko. De krantenkoppen waren toen heel duidelijk. Rabat beloofde elke Marokkaan die illegaal in België verblijft terug te nemen. Dat zijn er heel veel, want in 2024 ontvingen 4.967 Marokkanen een vodje papier, een bevel om het grondgebied te verlaten. In 2025, tot en met september, zijn dat er al 3.394. Omgerekend komt dat neer op twaalf Marokkanen per dag die een bevel kregen om het grondgebied te verlaten. Marokko zou dus in ruil voor de beloofde economische samenwerking ongeveer twaalf personen per dag moeten terugnemen.
De realiteit staat echter in schril contrast met die krantenkoppen. Van de 3.394 illegale Marokkanen die dit jaar een terugkeerbesluit kregen, keerden er slechts 223 gedwongen terug. Dat is exclusief de ‘Dublinterugkeer’ naar een ander Europees land. In plaats van twaalf Marokkanen per dag zijn dat er dus ongeveer 0,8 per dag die gedwongen het grondgebied verlaten. De toenmalig bevoegde minister van Justitie liet mij weten dat de capaciteit van Marokko niet 0,8 per dag bedraagt, evenmin twaalf, maar wel acht illegale Marokkanen per dag.
Kunt u bevestigen dat er in 2024 overeengekomen is om acht Marokkanen per dag terug te nemen? Waarom haalt u dan slechts het povere cijfer van 0,8? Waarom focust u bijna alleen op illegale Marokkanen die in de gevangenis zitten? Van de 273 gedwongen terugkeerders zijn er 218 Marokkanen afkomstig uit de gevangenis. Het is duidelijk dat de focus niet ligt op degenen die geen strafbare feiten hebben gepleegd. Dat gefocust wordt op degenen die strafbare feiten hebben gepleegd, is op zich begrijpelijk, maar u moet natuurlijk ook de andere groep aanpakken, want die veroorzaakt eveneens overlast. Ze betalen geen belastingen en brengen nog steeds kosten met zich mee.
Hoe zult u er dus voor zorgen dat u ook die andere groep in het vizier neemt? Wat is de oorzaak van het feit dat er maar zo weinig mensen worden teruggestuurd? Ligt dat aan u of aan Marokko, omdat dat land geen laissez-passers uitreikt? In het laatste geval, hebt u dan de economische samenwerking, die destijds werd overeengekomen, verminderd?
Op 23 oktober konden we in de krant lezen dat minister Prévot een nieuwe overeenkomst heeft gesloten. Was u daarbij betrokken? Wat is de stand van zaken daarvan?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, ik kan u bevestigen dat de samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten momenteel zeer goed verloopt. Mijn administratie geeft aan dat er destijds geen specifiek aantal werd overeengekomen. Ik kan wel bevestigen dat de terugkeer van meerdere Marokkaanse onderdanen nu vaak per dag wordt georganiseerd. We werken discreet verder aan deze goede samenwerking.
De regering neemt verschillende maatregelen om de terugkeer van mensen in onwettig verblijf de komende jaren te verhogen. Dat gaat bijvoorbeeld over het verhogen van het aantal plaatsen in gesloten centra door de bouw van nieuwe centra en personeelsversterking, waar we straks nog op terugkomen in het kader van een andere vraag die u stelt.
Daarnaast gaat het over de woonstbetredingen bij illegale criminelen die weigeren mee te werken aan de terugkeer, het sluiten van toekomstige partnerschappen met landen van herkomst volgens het whole-of-governmentprincipe, waarbij aan die landen het principe 'voor wat hoort wat' duidelijk wordt gemaakt, en het verhogen van het aantal escorteurs, die mensen als ze weigeren te vertrekken desnoods met dwang van ons grondgebied verwijderen. Ook wordt gewerkt aan het versterken van onze terugkeerdiensten bij de dienst Vreemdelingenzaken.
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, u zegt dat u discreet verder werkt. Betekent dat dat u morgen een persmoment zult organiseren, zoals bij de terugkeer naar Afghanistan? Dat hebt u ons ook geflikt. Ik hoop althans dat u morgen een persmoment zult organiseren waarin u zult zeggen dat u niet alleen zult focussen op de terugkeer van criminele Marokkanen, maar ook van gewone Marokkanen. De groep van illegale Marokkanen is immers nog altijd veel groter dan de groep die effectief wordt teruggestuurd. Destijds werd economische samenwerking overeengekomen en er zit inderdaad een klein beetje schot in de zaak, maar het aantal illegalen in ons land is nog altijd buitenproportioneel in vergelijking met het aantal illegalen dat wordt teruggestuurd. Ik zal u hierover blijven ondervragen in de hoop dat er meer schot in de zaak komt.
Het Europese terugkeerbevel
De JBZ-raad en de terugkeerverordening
Gesteld door
VB
Francesca Van Belleghem
N-VA
Maaike De Vreese
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, het Europees terugkeerbevel heeft tijdens het recent Europees overleg in Luxemburg stof doen opwaaien, aangezien het voorziet in de wederzijdse erkenning van bevelen van de lidstaten, elkaars vodjes papier dus. Zo'n erkenning kan positief zijn, omdat die voorkomt dat illegalen doorreizen naar andere landen om daar opnieuw asiel aan te vragen. De adder onder het gras, de mogelijk negatieve kant, is dat zo'n uitgevaardigd terugkeerbevel van een land uitgevoerd zou moeten worden door de EU-lidstaat waarnaar de asielzoeker is afgereisd.
Kunt u bevestigen dan wel ontkrachten dat bij wederzijdse erkenning uiteindelijk ook de verantwoordelijkheid voor de terugkeer van het eerste aankomstland naar het bestemmingsland dreigt te worden doorgeschoven? Bevestigt u ook de bedenkingen die u destijds in de media maakte? Welke landen hebben zich daartegen verzet?
Maaike De Vreese:
Mevrouw de minister, momenteel lopen op Europees niveau de onderhandelingen over de nieuwe terugkeerverordening en over de terugkeerhubs. Een van de grootste struikelblokken op de top was de wederzijdse erkenning van de nationale terugkeerbesluiten.
De commissie stelt voor om een Europees uitwijzingsbevel in te voeren. Aangezien ons land reeds met veel secundaire migratie te maken heeft, moeten we daar zorgvuldig mee omgaan en kijken we daar ook met argusogen naar, vooral naar het voorgestelde verplichte karakter van zo'n Europees bevel om het grondgebied te verlaten. Een kordaat terugkeerbeleid is het sluitstuk van het migratiebeleid en het Europees niveau speelt daarbij een belangrijke rol, aangezien de EU verordeningen en richtlijnen uitvaardigt waaraan wij ons moeten houden. Het is dus zeer belangrijk dat u op Europees niveau uw rol ten volle speelt.
Kunt u toelichting geven over de afgelopen BZ-raad en de stand van zaken van het Europees terugkeerbeleid geven? Wat waren de conclusies van dat overleg? Wat waren de voornaamste struikelblokken tijdens de Raad? Welk standpunt hebt u ingenomen over de verschillende thema's, in het bijzonder over een Europees bevel om het grondgebied te verlaten? In hoeverre kreeg u steun van andere Europese landen?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, mevrouw De Vreese, het principe van de wederzijdse erkenning van nationale terugkeerbesluiten maakt inderdaad het voorwerp uit van de discussie over het voorstel van terugkeerverordening.
Ik heb tijdens de jongste Raad Justitie en Binnenlandse Zaken bevestigd dat ik achter dat principe sta – dat staat ook zo in het regeerakkoord – maar we moeten vermijden dat we een systeem installeren dat secundaire bewegingen valideert. Ik heb dan ook gesteld dat we voorzichtig te werk moeten gaan en dat we voorlopig het verplichte karakter van die wederzijdse erkenning nog niet kunnen aanvaarden. Onder leiding van het Spaanse voorzitterschap zoeken we nu verder naar een goed compromis, waarbij ook voldoende rekening gehouden wordt met onze bedenkingen en bezorgdheden.
Mevrouw Van Belleghem, ik kan de bedenkingen die ik op 15 oktober tijdens de Europese ministerraad heb geuit nog steeds bevestigen en ik stond zeker niet alleen in die discussie. Verschillende landen deelden mijn bezorgdheid, onder meer Duitsland en Frankrijk.
Francesca Van Belleghem:
Dank u voor uw antwoord. Nu moeten we eigenlijk al de asielzoekers van andere lidstaten opnemen, omdat het Dublinsysteem faalt – het zogenaamde asieltoerisme. Met dat Europese terugkeerbevel, waar ook goede aspecten aan zijn, moeten we er inderdaad over waken dat we niet nog eens illegale toeristen zullen moeten terugsturen. We moeten ons daar echt voor behoeden. Als landen als Duitsland en Frankrijk zich ertegen verzetten, wil dat meestal wel zeggen dat het er niet van zal komen.
Ik hoop dan ook dat wij niet opnieuw de dupe worden en dat we geen illegale migranten van andere lidstaten zullen moeten terugsturen, zeker omdat de cijfers hier al zo laag liggen.
Maaike De Vreese:
Ik zie hier een minister die op het niveau van de Europese Unie haar stem laat horen. Dat is, zoals daarnet al gezegd werd, zeer belangrijk. We stellen straks ook nog een vraag over het solidariteitsmechanisme. Ik stel dus voor dat u op deze weg verder blijft gaan. Ik denk dat u zeer goed bezig bent. Als minister horen wij u ook vaak in de pers, waar u onmiddellijk reageert op bepaalde communicaties die vanuit de Europese Unie komen. Minister, doe zo verder.
De aanpassing van de EU-terugkeerrichtlijn
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Aangezien de huidige terugkeerrichtlijn al dateert van 2008, haar onwerkbaarheid treffend werd aangetoond en het fameuze EU-migratiepact midden volgend jaar al in werking treedt, komt het overleg over de aanpassing van de terugkeerrichtlijn, met al haar moeilijkheden, geen moment te vroeg.
Eerder was er al sprake van een uitbreiding van de definitie van ‘veilig derde land’. Wat is de actuele stand van zaken en hoe staat het met de wettelijke regeling over de zogenaamde terugkeerhubs naar derde landen? Naar verluidt zou de Commissie ook voorgesteld hebben om de detentieperiode van achttien maanden naar vierentwintig maanden te verlengen. Welke vorderingen zijn er op dat vlak?
Vier maanden geleden stelde u dat het voorstel van de Europese Commissie op het niveau van de regering besproken werd. Hoe staat het daar nu mee? Is er al een beslissing genomen of niet? Wat is het resultaat van die besprekingen? Met welke voorstellen van de Europese Commissie is de regering het eens en met welke niet? Als we de persberichten mogen geloven, dan stelde EU-commissaris Brunner afgelopen zomer dat er geen moment meer te verliezen was. Intussen zijn we echter al bijna in de winter. Hij wil het liefst dit jaar nog een akkoord. Zal dat akkoord er komen, als het van u afhangt?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, dat laatste stond niet in de vraag zoals u ze had doorgestuurd, maar ik wil er toch graag op antwoorden, aangezien u verwijst naar commissaris Brunner. Binnen de Raad is er een grote bereidheid om snel vooruit te gaan. Als commissaris Brunner het heeft over het bereiken van een akkoord voor het einde van het jaar, dan gaat dat natuurlijk over het raadsmandaat, maar absoluut niet over de trilogen, die dan nog moeten beginnen.
In de Raad zijn we al heel ver gevorderd. Het Europees Parlement heeft er honderd dagen over gedaan om alleen nog maar een rapporteur aan te duiden voor dit dossier.
Het zal dus niet aan de Raad gelegen zijn, maar ik denk dat binnen het Europees Parlement de sense of urgency nog niet overal even sterk is doorgedrongen.
Ik kom nu tot de antwoorden die ik wel had voorbereid.
De Europese Commissie heeft inderdaad een voorstel gedaan tot aanpassing van de asielprocedureverordening, die volgend jaar van toepassing zal zijn. Daarbij wordt een uitbreiding van het concept van ‘veilig derde land’ in het kader van de asielprocedure voorgesteld. Momenteel onderhandelen de lidstaten binnen de Raad over een raadsmandaat, zoals ik daarnet zei, dat de basis moet vormen voor de triloogonderhandelingen met het Europees Parlement en de Europese Commissie. Als federale regering steunen wij het voorstel integraal, en dat bepleiten wij ook actief binnen de Raad. Wij hopen mee op een snelle uitkomst.
De wettelijke mogelijkheid om in een derde land een terugkeerhub te installeren, is voorzien in het voorstel van terugkeerverordening waarover momenteel binnen de Raad wordt onderhandeld. Als federale regering verwelkomen wij die juridische mogelijkheid die gecreëerd wordt.
Wat de verlenging van de detentieperiode betreft, die vormt inderdaad ook een onderdeel van het voorstel van terugkeerverordening van de Commissie, waarover dus binnen de Raad onderhandeld wordt. Als federale regering zijn wij tevreden met de bepalingen rond detentie, zoals die in het Commissievoorstel staan. We bepleiten ook om een bijkomende grond voor detentie op te nemen, namelijk de niet-naleving van de medewerkingsplicht.
Francesca Van Belleghem:
Dank u wel voor uw antwoord. De Europarlementsleden zien de sense of urgency niet. Dan stel ik voor dat ze uit hun Europese bubbel komen en eens gaan rondwandelen in Anderlecht, Sint-Joost, Molenbeek of Brussel-Noord. Dan zullen ze snel zien hoe groot de illegalenproblematiek in dit land is en hoe belangrijk de terugkeer naar het land van herkomst is. Wij blijven het dossier opvolgen.
Het Europese overleg met betrekking tot de ‘solidariteitspool’
Het solidariteitsmechanisme van het migratiepact
Het solidariteitsmechanisme bij het EU-migratiepact
Gesteld door
VB
Francesca Van Belleghem
N-VA
Maaike De Vreese
Groen
Matti Vandemaele
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Minister, u hebt altijd gezegd dat u een departement in crisis hebt geërfd en dat de migratiedruk op dit land bijzonder hoog is. Dat klopt. We beschikken over een asielbudget van 1,1 miljard euro en 35.000 opvangplaatsen voor mensen die gratis bed, bad en brood krijgen. De afgelopen drie jaar waren er 101.000 asielaanvragen en talloze veroordelingen wegens een gebrekkig asielbeleid. Men zou dan ook verwachten dat de Europese Unie erkent dat er in ons land een ernstig probleem bestaat.
Als ik echter de documenten van de Europese Commissie lees die gisteren zijn gepubliceerd, dan blijkt dat België volgens de Commissie geen hoge migratiedruk kent. Ons land zou alleen een risico lopen op een hoge migratiedruk. Als ik het goed begrijp, maakt de Europese Commissie een onderscheid tussen drie groepen landen: landen met een hoge migratiedruk – dat zijn er vier, namelijk Griekenland, Cyprus, Spanje en Italië –, landen met een risico op migratiedruk en de overige landen. Tot die tweede groep, de landen met een risico op migratiedruk, behoren er twaalf. Polen valt daaronder, maar ook België.
Terwijl we het hier nog nauwelijks kunnen bolwerken, stelt de Europese Unie dus dat er in ons land enkel sprake is van een risico op een hoge migratiedruk. We worden daarmee ingedeeld in dezelfde categorie als Polen, Litouwen en Finland, landen die dat risico lopen door hybride oorlogsvoering.
Klopt het dat wij bijgevolg geen beroep zullen kunnen doen op het solidariteitsmechanisme en dat we – boven op de 30.000 à 40.000 asielzoekers die we jaarlijks moeten opvangen – ook nog eens extra zullen moeten betalen om er niet nog meer te moeten ontvangen? Zult u ervoor kiezen om die asielzoekers af te kopen of om er zelf nog bijkomend op te vangen? Als dat laatste het geval is, dan is het solidariteitsmechanisme niet meer of niet minder dan een mes in onze rug. Ik hoop dat ik mij vergis. Ik krijg dus graag meer uitleg over dat solidariteitsmechanisme.
De Europese Commissie heeft ook een voorstel geformuleerd over dat solidariteitsmechanisme, maar dat is nog niet publiek. Hebt u dat al kunnen inkijken? Wat staat erin? Wat zijn de conclusies? Hebben wij recht op een gedeeltelijke of volledige korting bij het afkopen of het opvangen van asielzoekers uit die solidariteitspool?
Voorzitter:
Mevrouw Van Belleghem, wilt u wel even op uw spreektijd letten? Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Maaike De Vreese:
Minister, wat dat solidariteitsmechanisme betreft, het vergt inderdaad enige toelichting om duidelijk te maken wat de Europese Unie daar allemaal mee wil doen. Collega Van Belleghem heeft geprobeerd dat te duiden. Ook hier zien we opnieuw dat de Europese Unie veel bepaalt wat betreft de manier waarop we moeten omgaan met asiel en migratie en met de druk op bepaalde lidstaten.
In het regeerakkoord staat duidelijk dat we de migratiedruk moeten verminderen en dat we niet van plan zijn om nog meer mensen op te vangen. We doen al zeer lang meer dan ons billijke deel. Mengt u zich, minister, ook op dat niveau in het debat?
Het is inderdaad zo dat eurocommissaris Magnus Brunner gisteren zijn rapport heeft voorgesteld, de First Annual Migration Management Cycle. Tijdens die voorstelling gaf de commissaris mee dat er 35 % minder illegale grensoverschrijdingen waren. België werd echter geïdentificeerd als een land in de at risk -categorie, wegens de hoge instroom van asielzoekers. Dat klopt, minister, wij doen al meer dan voldoende ons deel.
Daardoor komen we ook in aanmerking voor prioritaire toegang tot de European Union Migration Support Toolbox, met onder meer noodfinanciering, operationele steun en beleidscoördinatie. Ik zag in het document ook iets staan over een budget voor drones. Minister, kunt u daar wat meer toelichting over geven?
De status van ons land wordt elk jaar geherevalueerd. Als we in de categorie ‘Member States Facing a Significant Migratory Situation’ zouden terechtkomen, dan kunnen we een verzoek aan de Commissie richten om een volledige of gedeeltelijke vermindering van onze bijdrage aan die pool te vragen.
De Commissie heeft een voorstel geformuleerd over die solidariteitspool, maar het werd nog niet bekendgemaakt of gepubliceerd. Het is bezorgd aan de Europese Raad. Het is aan die Raad om de knoop door te hakken over de omvang van het solidariteitsmechanisme en over hoe elke lidstaat zal bijdragen aan de pool.
Werd het solidariteitsmechanisme ook besproken op de JBZ-Raad van 14 oktober? Kunt u toelichting geven over de landen die zouden rekenen op solidariteit, zoals gedeeltelijk al vermeld in het document?
Is er al iets bekend over de bijdrage die dit land zou moeten leveren? Hoe zullen we ons in de komende periode positioneren? Dat wordt immers bijzonder belangrijk. Welk standpunt zullen we daarin innemen, ook in de Raad, als regering?
Voorzitter:
Mevrouw De Vreese, wilt u op uw beurt ook op uw spreektijd letten? Ik kan niet anders dan de heer Vandemaele nu ook voldoende spreektijd te geven.
Matti Vandemaele:
De heer Vandemaele zal zich aan zijn spreektijd houden.
Mevrouw de minister, tegen juni 2026 moet het EU-migratiepact volledig in werking treden. U kwam met de Europese migratieministers samen in Luxemburg en het solidariteitsmechanisme bleef daar een heikel punt. Het idee om de druk aan de buitengrenzen te verlichten, houdt in dat lidstaten een flexibele bijdrage kunnen leveren, via relokalisatie, financiële steun of operationele hulp. Verschillende lidstaten hebben echter aangekondigd dat ze niet willen bijdragen aan het solidariteitsmechanisme via relokalisaties, waaronder ook België. Landen als Polen en Hongarije geven zelfs aan dat ze op geen enkele manier willen bijdragen aan het mechanisme.
De collega’s verwezen er al naar, er is gisteren een document gelanceerd, maar nog niet gepubliceerd. We hebben dus geen toegang tot de afspraken die daar gemaakt zouden zijn. Misschien kunt u straks een tip van de sluier oplichten. In elk geval is het voor ons duidelijk dat het Europese migratiepact alleen kan slagen als alle lidstaten deelnemen aan het systeem. Als we niet tot een evenwichtige verdeling komen, dan zal het systeem vanzelf in elkaar storten. Dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Welke bijdrage zal België in 2026 leveren binnen het solidariteitsmechanisme? Is de regering bereid om in de toekomst toch nog deel te nemen aan relokalisaties in het kader van het Europese migratiepact? Hoe kan het migratiepact effectief werken als er lidstaten zijn die eenvoudigweg beslissen niet mee te doen? Hoe kunnen we landen als Polen en Hongarije, die dat standpunt innemen, ertoe verplichten toch mee te werken? Dat zijn mijn vragen, mevrouw de minister, mooi binnen de tijd.
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, mevrouw De Vreese, mijnheer Vandemaele, het solidariteitsmechanisme maakt deel uit van het Europees pact inzake asiel en migratie, meer bepaald de verordening betreffende het asiel- en migratiebeheer. Lidstaten waar volgens een analyse van de Europese Commissie sprake is van migratiedruk, hebben recht op solidariteitsbijdragen uit de Europese solidariteitspool.
De Europese Commissie heeft gisteren inderdaad bekendgemaakt welke landen ze in welke categorie kwalificeert. Dat had normaal gezien op 15 oktober moeten gebeuren, maar het is dus met enig uitstel bekendgemaakt. De Europese Commissie erkent in haar evaluatie van de eerste solidariteitscyclus dat België een van de lidstaten is die het meest getroffen worden door secundaire migratie binnen de Europese Unie. De Commissie bevestigt dat ons land meer dan zijn fair share doet. Die fair share is de verhouding tussen het aantal asielzoekers dat we opvangen, het bevolkingsaantal en het bbp. De Europese Commissie erkent dat en bevestigt bovendien dat de druk op het Belgische opvangsysteem uitzonderlijk hoog is.
De solidariteitscyclus is een nieuw mechanisme binnen het Europese migratie- en asielpact dat jaarlijks evalueert hoe de migratiedruk binnen de Europese Unie wordt verdeeld. Enkele lidstaten aan de buitengrens zullen gelet op hun specifieke situatie solidariteitsbijdragen kunnen ontvangen, omdat zij onder acute druk staan. Het gaat over Italië, Griekenland, Cyprus en Spanje. De Commissie geeft echter ook aan dat België het risico loopt om in diezelfde situatie terecht te komen. We waarderen dat de Commissie onze moeilijke realiteit erkent. Voor ons is het echter duidelijk dat solidariteit alleen kan werken als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt.
De Commissie stelt ook expliciet dat de lidstaten die solidariteit ontvangen de Europese regels moeten naleven, waaronder de Dublinverplichtingen. Dat principe is voor ons essentieel. Ik heb tijdens de laatste Europese ministerraden elke keer benadrukt dat België enkel solidariteit kan tonen als er ook verantwoordelijkheid wordt genomen. Voor ons kan er dus geen sprake zijn van solidariteit zonder verantwoordelijkheid. Dat zal echter pas voor het eerst worden geëvalueerd in juli 2026 en dat is veel te laat.
Dat is veel te laat. We missen een concreet stappenplan om de naleving al in de komende maanden op te volgen, want voor ons mag solidariteit geen blanco cheque zijn.
De exacte omvang van de Belgische bijdrage is nog niet bekend. De Europese Commissie is wettelijk verplicht om een Europese solidariteitspool van minstens 30.000 herplaatsingen of 600 miljoen euro voor te stellen, maar het is de Raad die finaal beslist over de uiteindelijke omvang van die pool. Het gaat dus om verplichte maar flexibele solidariteit, omdat die op verschillende manieren kan worden ingevuld, namelijk via herplaatsingen of via financiële bijdragen. Eén herplaatsing komt daarbij overeen met 20.000 euro.
De omvang van het voorstel van de Commissie kennen we nog maar sinds kort, maar de werkelijke omvang zal pas duidelijk worden na de formele goedkeuring op een Europese ministerraad. Daarover moet dus nog worden onderhandeld. De exacte omvang van de Belgische bijdrage is bijgevolg nog niet bekend en zal worden berekend op basis van onze fair share . De lidstaten zullen daarover in de komende weken onderhandelen.
Wij zullen ernaar streven om een zo beperkt mogelijke bijdrage te moeten leveren. We kiezen ervoor om financiële bijdragen te betalen in plaats van nog meer asielzoekers op te nemen, want het is duidelijk dat het Belgische opvangsysteem nog steeds overvol zit. Bovendien kunnen we via financiële bijdragen andere lidstaten aan de buitengrenzen helpen om structurele maatregelen te nemen, zodat er niet langer doorgereisd wordt naar België. België blijft dus een loyale partner in Europa, maar de solidariteit moet in evenwicht zijn.
We verwachten dat de lidstaten die steun ontvangen nu ook hun verantwoordelijkheid opnemen, want alleen zo zal het systeem kunnen werken. Ik denk, mijnheer de voorzitter, dat ik daarmee alles perfect binnen de voorziene tijd heb gezegd.
Francesca Van Belleghem:
Minister, sta mij toe dat waanzin te noemen. U waardeert het dat de Europese Commissie zegt dat we een risico lopen op hoge migratiedruk. Dat is complete waanzin! We lopen geen risico op een hoge migratiedruk; die hoge migratiedruk is een feit!
U stelt dat u niet zult meedoen aan de hervestiging en dat we zo nodig asielzoekers zullen afkopen, dat wij 20.000 euro per asielzoeker zullen betalen om alsjeblieft niet nog meer asielzoekers op te nemen, terwijl we er in 2024 al 40.000 hadden en we er dit jaar waarschijnlijk meer dan 30.000 zullen hebben.
Onze asieldiensten worden overstroomd. Uw diensten kunnen trouwens zelf de asielaanvragen niet eens tijdig afhandelen. Het duurt bijzonder lang vooraleer een asielaanvraag wordt behandeld. U zegt dat de website met migratiecijfers er niet komt door de hoge migratiedruk en omdat u andere prioriteiten hebt. We worden al overspoeld door asielzoekers en dan zou de Europese Commissie ons bovendien opleggen dat we er ofwel nog meer moeten opnemen, ofwel dat we ze moeten afkopen.
Ik vind dat absoluut onaanvaardbaar. We moeten er alles aan doen om geen euro extra aan asielzoekers te besteden, aangezien we nu al aan zovelen gratis bed, bad en brood moeten geven. Ik hoop dus dat u niet onderhandelt om er minder op te nemen, maar dat u onderhandelt om er geen enkele extra op te nemen of om geen euro extra te betalen.
Daarmee bleef ook ik mooi binnen de tijd.
Maaike De Vreese:
Mevrouw de minister, u moet zich als minister natuurlijk aan het regeerakkoord en compromissen houden. Het is geen geheim dat onze partij van mening is dat een werkelijke oplossing niet binnen de grenzen van de Europese Unie ligt, maar in een strikte grensbewaking en opvang in de regio. Wie hier dan illegaal binnenkomt, moet terug.
Binnen de context van de Europese Unie en binnen de context waarin u een regering moet vormen met de verschillende partners, elk met hun eigen mening, haalt u daaruit wat mogelijk is. Het is inderdaad zo dat we er het met de volledige arizonaregering over eens zijn dat we al meer dan ons deel doen. We doen al onze fair share . We weten allemaal dat de druk uitzonderlijk hoog is, ook hier, op onze diensten, ons opvangsysteem en onze lokale besturen. Ook bij de lokale besturen is het draagvlak op.
Mevrouw de minister, op dat vlak moet u uw stem aan de Europese onderhandelingstafel heel luid laten klinken. Ik wens u daarbij veel succes.
Matti Vandemaele:
Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister.
De Europese Commissie plaatst ons eigenlijk in de categorie at risk , samen met 11 andere landen. Er zijn dan ook nog vier landen waar de druk echt extreem is. Ik stel vast dat ongeveer de helft van de lidstaten at risk of hoger scoort.
De collega’s zeggen hier al jaren dat wij het allerzwaarste kruis dragen dat er op aarde bestaat, wanneer het over asiel en migratie gaat, maar blijkbaar is dat niet de appreciatie van de Europese Commissie. Blijkbaar bevestigt de Europese Commissie niet het verhaal dat de rechtse partijen hier al jaren vertellen, met name dat wij veel meer doen dan onze fair share . Blijkbaar kijkt men daar op het Europese niveau toch anders naar.
Mevrouw de minister, “geen solidariteit zonder verantwoordelijkheid”, zegt u. Dat impliceert eigenlijk dat u, zodra bepaalde elementen van het solidariteitsmechanisme niet worden uitgevoerd, niet meer bereid bent om ons deel te doen. Iedereen weet dat het solidariteitsmechanisme maar werkt als alle afspraken die daarin worden gemaakt ook worden nagekomen. Zodra een of meerdere landen zeggen dat ze niet meedoen, stort het hele systeem in.
Het heeft er alle schijn van dat een aantal landen dat inderdaad van plan is. Ik heb u daarover een vraag gesteld, maar u hebt daar niet op geantwoord. Integendeel, u hebt gezegd dat wij onze verantwoordelijkheid pas zullen nemen als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt.
Dan rijst natuurlijk de vraag wat er zal gebeuren als dat niet het geval is. Ik denk dat we daar mogelijk wel op afstevenen.
U keek boos toen ik dat zei, maar ik interpreteer dat alsof de Europese Commissie eigenlijk zegt dat we onze fair share niet doen, dat we niet genoeg doen, want anders zouden we in de hoogste categorie zitten. Als alle landen die in de categorie at risk of lager zitten, moeten bijdragen, dan betekent dat dat we onze fair share niet leveren, maar misschien kunt u mij corrigeren, mevrouw de minister.
Voorzitter:
Een correctie van de minister?
Anneleen Van Bossuyt:
Ik ben daarmee begonnen, mijnheer Vandemaele, maar ik zal het voor u nog eens herhalen.
Ten eerste, de Europese Commissie erkent in haar evaluatie dat België een van de lidstaten is die het meest getroffen worden door secundaire migratie binnen de Europese Unie. Ten tweede, ze bevestigt dat ons land meer dan zijn fair share doet. De Europese Commissie bevestigt dus dat wij meer dan onze fair share doen. Ten derde, ze bevestigt dat de druk op het Belgische opvangsysteem uitzonderlijk hoog is. Ik weet dus niet wat u gehoord hebt, maar dat zijn de elementen die de Europese Commissie expliciet in haar evaluatie vermeldt. U kunt misschien iets anders willen horen, maar dit is wat u leest in de evaluatie van de Europese Commissie.
Matti Vandemaele:
Ja, mevrouw de minister, ik heb u dat horen zeggen – het is niet dat ik niet geluisterd heb – maar als de Europese Commissie zegt dat wij het meeste opvang voorzien voor secundaire migratie, als ze erkent dat wij een geweldige druk ervaren, als al de elementen die u opsomt aanwezig zijn, waarom zitten we dan in de categorie at risk en niet in de hoogste categorie, in de categorie die zal ontvangen als het gaat over fair share ? Waarom zitten wij in de categorie van zij die moeten geven als het over fair share gaat? Waarom zijn die twee elementen niet met elkaar verbonden? Daar kunt u me duidelijk niet op antwoorden.
De jaarverslagen van de gesloten centra
De jaarverslagen van de gesloten centra
Gesteld door
Groen
Matti Vandemaele
Ecolo
Sarah Schlitz
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Matti Vandemaele:
Ik zal alleen het woord nemen, mevrouw Schlitz komt later.
Mevrouw de minister, ik heb al enkele keren gevraagd of wij de verslagen van de gesloten centra kunnen ontvangen. Bij mijn laatste poging werd het argument gegeven dat het interne documenten zijn en werd ik doorverwezen naar het activiteitenverslag van DVZ. Daarin staan echter slechts twee pagina's over de gesloten centra. Als ik kijk naar oudere jaarverslagen, die ik hier en daar op de kop heb kunnen tikken, merk ik dat er eigenlijk geen privacygevoelige informatie in staat, maar wel veel interessante gegevens. Die informatie stelt ons als parlementsleden in staat om de situatie beter te begrijpen en beter onderbouwde tussenkomsten te houden. Volgens mij is dergelijke informatie essentieel voor een goed functionerend parlementair systeem. Wij hebben een controlerende taak en ik denk dat wij die documenten nodig hebben om onze taak terdege uit te voeren.
Mevrouw de minister, kunt u toelichten waarom u die documenten als interne documenten beschouwt? Kunt u aangeven welke gevoelige informatie er in zou staan die het delen ervan met ons zou verhinderen? Bent u ondertussen misschien toch bereid om die documenten toegankelijk te maken voor parlementsleden? Ik sta altijd open voor voortschrijdend inzicht. Daarvoor kunt u op mij rekenen, mevrouw de minister.
Anneleen Van Bossuyt:
Mijnheer Vandemaele, de jaarverslagen van de gesloten centra worden aan mij overgemaakt conform artikel 135 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 betreffende de gesloten centra. Zij worden niet openbaar verspreid omdat de cijfergegevens in die jaarverslagen met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. De gesloten centra beschikken immers niet over een exhaustief en gevalideerd gegevensanalysesysteem.
Het publieke jaarverslag van de Dienst Vreemdelingenzaken, waarin statistische gegevens over de gesloten centra zijn opgenomen, bevat evenwel de kerncijfers met betrekking tot het terugkeerbeleid. De jaarverslagen worden eveneens als intern beschouwd, niet vanwege gevoelige informatie, maar omdat zij operationele en vaktechnische details bevatten die zonder context verkeerd begrepen kunnen worden. De informatie is in de eerste plaats relevant voor interne verbetering, controle en samenwerking binnen de Dienst Vreemdelingenzaken. Die verslagen worden voor zover ik goed geïnformeerd ben zeer recent aan u bezorgd, mijnheer Vandemaele. Dat zou vandaag of morgen moeten gebeuren, of mogelijk vandaag al zijn gebeurd.
Het koninklijk besluit van 2 augustus waarnaar ik verwees, voorziet in de artikelen 33 en 42 in de mogelijkheid tot parlementaire controle. Parlementsleden hebben op elk moment tussen acht uur ’s morgens en zeven uur ’s avonds toegang tot een gesloten centrum, voor zover zij zich als dusdanig kunnen identificeren.
Matti Vandemaele:
Op dat laatste zal ik niet ingaan. Ik heb dus een uur gewacht als geïdentificeerd parlementslid. Maar goed, mevrouw de minister, de jaarverslagen waarvan sprake was, zitten inderdaad sinds vanochtend in mijn mailbox. Ik heb ze dus ontvangen. Ik heb u echter al verschillende keren gevraagd of u mij die documenten kon bezorgen en u zei telkens dat dat niet kon. U hebt het vandaag nog eens gedaan: op basis van allerlei argumenten hebt u gezegd dat u mij die informatie niet kunt geven. Nochtans is die informatie publiek. Ik heb recht op die informatie! Ik heb ze gevraagd in het kader van de openbaarheid van bestuur en ik heb ze gekregen. Mevrouw de minister, als we in dit Parlement op een ernstige manier willen samenwerken, dan zou u ook gewoon kunnen zeggen dat u het parlementaire werk faciliteert. Wat u nu doet, is obstructie creëren. U maakt het zo moeilijk mogelijk. Als wij een verslag vragen dat volgens de wet op de openbaarheid van bestuur aan ons mag worden bezorgd, dan moet u ons dat gewoon bezorgen. Als u de democratie en het parlementaire werk ernstig neemt, dan moet u daar niet iedere keer moeilijk over doen. U moet die documenten gewoon geven. Het is voor ons administratief omslachtig en tijdrovend, gewoon omdat u die informatie niet wilt geven. Mevrouw de minister, ik roep u dan ook op: als u het parlementaire debat en het parlementaire werk naar waarde schat, bezorg ons de volgende keer dat soort informatie gewoon onmiddellijk als ze wordt gevraagd. Dan hoeven wij ze niet telkens via de wet op de openbaarheid van bestuur op te vragen.
De veroordeling van Fedasil
De veroordeling van Fedasil tot het huisvesten van een van het opvangnetwerk uitgesloten gezin
Gesteld door
PVDA-PTB
Greet Daems
Les Engagés
Xavier Dubois
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Voorzitter:
Mme Daems est absente. La parole est à M. Dubois.
Xavier Dubois:
Madame la ministre, le 25 septembre dernier, vous aviez expliqué en réponse à une question en séance plénière que vous aviez fait tierce opposition contre les décisions de justice demandant l'accueil de familles avec enfants à la rue. Ces familles n'avaient pas bénéficié d'accueil car elles avaient obtenu une protection dans un autre pays européen. Pour plusieurs familles, il s’agissait de la Grèce.
Le tribunal de Bruxelles vient de confirmer une première décision, estimant que Fedasil n'avait pas motivé sa décision et que la protection internationale octroyée en Grèce n'était pas effective. Dans son ordonnance, le tribunal critique "l'attitude obstructive manifeste de Fedasil" et appelle à ce que "des mesures soient prises pour l'inciter à exécuter la décision judiciaire qui la condamne à héberger les défendeurs".
Madame la ministre, comment réagissez-vous face à cette décision de justice, qui confirme celle du mois d'août? Combien de familles sont-elles concernées par ces décisions de justice et, de manière générale, combien de familles sont-elles dans la même situation?
Quelles instructions avez-vous ou allez-vous donner à Fedasil pour permettre de suivre ces décisions de justice? Il me revient qu'il y aurait des évolutions au niveau de Fedasil pour qu'enfin ces familles puissent être accueillies.
De manière plus générale, quand les places tampons ouvriront-elles pour éviter tout problème pendant cet hiver?
Anneleen Van Bossuyt:
De voorwaarden om opvang te krijgen, zijn duidelijk vastgelegd in de wet en ook in de crisismaatregelen die we deze zomer ingevoerd hebben. Die maatregelen zijn noodzakelijk om het opvangnetwerk duurzaam te houden, zodat we opvang kunnen blijven verzekeren voor de mensen die daar effectief recht op hebben.
Er is dus geen sprake van een algemene weigering van opvang aan gezinnen met kinderen, zoals soms wordt beweerd. Gezinnen met minderjarige kinderen die aan de wettelijke voorwaarden voldoen en die geen bescherming genieten in een andere lidstaat, kunnen nog steeds een opvangplaats toegewezen krijgen.
Wat betreft gezinnen die reeds internationale bescherming genieten in een andere lidstaat, zoals Griekenland, is het principe eenvoudig: België is niet verantwoordelijk voor hun opvang, aangezien zij al een beschermingsstatus hebben binnen de Europese Unie en daar aanspraak kunnen maken op hun rechten. België kan en mag niet het asielcentrum van Europa worden.
Het is niet correct te stellen dat de situatie in Griekenland onmenselijk of onveilig zou zijn. Recente rapporten, onder meer van de Europese Commissie en het EUAA, het Europees Agentschap voor Asiel, bevestigen dat Griekenland de nodige hervormingen heeft doorgevoerd in zijn opvangsysteem en dat erkende vluchtelingen er toegang hebben tot sociale rechten en huisvesting, ook via Europese steunprogramma’s. Dat neemt uiteraard niet weg dat voor gezinnen die kunnen aantonen dat hun menswaardige levensstandaard in Griekenland ernstig in het gedrang komt, bijvoorbeeld door medische problemen of bijzondere kwetsbaarheid, Fedasil nog steeds een individuele beoordeling maakt en opvang kan toekennen.
En ce qui concerne les décisions judiciaires, à ce jour, quatorze jugements ont été rendus relativement à la limitation de l'aide matérielle pour quatorze familles disposant déjà d'un statut de protection en Grèce. Elles se trouvent actuellement en dehors du réseau d'accueil de Fedasil. En outre, neuf autres familles se trouvent dans une situation similaire, c'est-à-dire qu'elles disposent d'un statut en Grèce et qu'une condamnation de Fedasil à leur accorder l'accueil a été prononcée, mais qu'elles se trouvent également en dehors du réseau. Fedasil ne détient aucune information quant à leur lieu de séjour actuel.
La décision contestée à laquelle vous vous référez concerne un dossier concret. Fedasil a exercé des voies de recours dans cette affaire. L'évaluation juridique est toujours en cours. L'agence agit dans le respect du cadre légal et des décisions de justice, tout en remplissant sa mission qui consiste à exécuter loyalement les décisions du gouvernement fédéral.
Wat de capaciteit betreft, het opvangnetwerk blijft sterk onder druk staan, maar er zijn bijkomende tijdelijke plaatsen voorzien in het kader van de winterplanning. Zij worden de komende weken gefaseerd geopend. Er zijn er trouwens al twee geopend.
Tot slot wil ik benadrukken dat het doel van ons beleid niet is om gezinnen op straat te laten leven, maar om het opvangnetwerk te reserveren voor wie daar effectief recht op heeft. De beste manier om de druk op het netwerk structureel te verminderen, is de instroom te beperken en de uitstroom te versterken en dat is precies waar deze regering volop aan werkt.
Xavier Dubois:
Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, qui m'étonne. Certes, vous mettez en avant le fait que la situation en Grèce, d’après les informations, ne peut pas être définie comme inhumaine. Mais en attendant, ces familles sont quand même dans la rue, si je comprends bien.
Anneleen Van Bossuyt:
Non. J'ai dit que dire que la situation en Grèce est inhumaine ou peu sûre n'est pas correct, parce que des rapports récents de la Commission européenne et de l'Agence de l'Union européenne pour l'asile (AUEA) affirment que la Grèce a fait les réformes nécessaires dans son système d'accueil et que les réfugiés reconnus y ont accès à des droits sociaux et de logement.
Xavier Dubois:
J'ai bien compris. J’entends que vous n'êtes pas d'accord avec ce que la justice dit, à savoir que la situation en Grèce est inhumaine. Vous dites qu' a priori elle ne l'est pas. Je ne suis pas allé vérifier, donc je ne sais pas l'attester. Mais en attendant, ces familles sont toujours dans la rue. Sommes-nous d'accord?
Anneleen Van Bossuyt:
(…) Parce qu'ils ont une protection en Grèce.
Xavier Dubois:
Vous dites que nous ne devons pas, mais il y a quand même des familles dans la rue. De ce point de vue là, il y a un peu d'humanisme à avoir. Nous devons, à un moment donné, donner un accueil à ces personnes. C'est absolument nécessaire.
J'avais cru comprendre qu’il y avait eu une évolution en la matière, pour tenir compte de cette difficulté de familles avec enfants. À ce stade-ci, je déduis de votre réponse, que l'on maintient cette attitude qui consiste à dire: "Non, qu’ils retournent en Grèce tout simplement." Ces familles avec enfants qui sont dans la rue restent dans la rue. C'est ainsi que je le comprends.
Je pense que ce n’est pas acceptable. Des décisions de justice ont été rendues. À un moment donné, il faut respecter l'État de droit. Il faut pouvoir y répondre de manière ferme et formelle. Cela fera suite d'ailleurs avec la question suivante, qui parle de non-respect, ou en tout cas de recul en matière d'État de droit.
Anneleen Van Bossuyt:
Cela répond exactement aux lois que nous avons votées au sein du Parlement, qui prévoient que les personnes avec un statut M, donc qui sont déjà reconnues dans un autre État membre et qui continuent à voyager vers la Belgique, n'ont plus droit à un accueil en Belgique, parce qu'elles sont reconnues en tant que réfugiées en Grèce.
Xavier Dubois:
J'entends bien, mais il y a les lois qu'on vote, et puis il y a aussi la justice. La justice prend des décisions. La justice estime que la protection en Grèce n'est pas acceptable.
Vous l'avez dit vous-même: malgré cette loi, si l'on estime qu'il y a des risques réels pour les familles de retourner dans l'État dans lequel elles ont une protection, nous pouvons les accueillir. Je pense que dans ce cadre-là, nous devons les accueillir. Puisqu’il y a une décision de justice, nous devons la respecter jusqu'à faire preuve du contraire.
Anneleen Van Bossuyt:
Je veux juste ajouter que nous offrons à ces personnes une place dans un centre de retour, en attendant qu’elles retournent dans le pays où elles ont obtenu une protection, mais elles n’y vont pas.
Xavier Dubois:
J’entends, mais le problème fondamental que vous ne voulez pas entendre, c’est le fait qu’il y a des décisions de justice que vous ne respectez pas. C’est le problème de fond.
Het verslag van het FIRM over de rechtsstaat
Het verslag van het FIRM over de rechtsstaat
Gesteld door
Les Engagés
Xavier Dubois
Ecolo
Sarah Schlitz
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Xavier Dubois:
Madame la ministre, pour suivre sur la thématique, un rapport de l'Institut Fédéral des Droits Humains (IFDH) met en avant une série de conclusions qui se basent sur le rapport annuel sur l'État de droit de la Commission européenne. Il met en avant des défis structurels qui révèlent une érosion de l'État de droit en Belgique. On vient de parler de la non-exécution des décisions judiciaires et l'IFDH revient de manière assez importante sur ce point.
Par ailleurs, nous avons déjà eu l'occasion de parler de la réforme prévue quant au Conseil du Contentieux des Étrangers (CCE). Nous avons d'ailleurs pu auditionner M. Marc Oswald en la matière et il avait alors mis en avant qu'une réunion avec vous avait eu, apparemment, un résultat plutôt rassurant. J'aimerais connaître les garanties que vous lui avez apportées pour le rassurer par rapport à la réalisation de la mission confiée au Conseil du Contentieux des Étrangers. Je reviendrai encore sur cette question de la non-exécution des décisions de justice, en espérant une évolution dans votre réponse.
Sarah Schlitz:
Madame la ministre, le rapport d’octobre 2025 de l’Institut fédéral des droits humains met en garde contre une érosion préoccupante de l’État de droit en Belgique. Il pointe notamment la non-exécution des décisions de justice, le manque de moyens de la justice, les arriérés judiciaires, ainsi que les atteintes aux droits de manifester et au rôle des défenseurs des droits humains.
Ces manquements ont un impact direct sur la confiance des citoyens envers les institutions publiques, puisque 59 % des Belges interrogés estiment qu’il est fréquent que les instances publiques ne respectent pas les décisions de justice.
Dans le cadre de votre portefeuille, le rapport relève que certaines mesures prévues pour la gestion des centres de détention pour étrangers, notamment le transfert de détenus vers leurs pays de renvoi, comportent de sérieux risques de violations des droits fondamentaux. La Belgique a par ailleurs été condamnée par la CEDH pour des manquements similaires, révélant un problème structurel dans l’exécution des décisions judiciaires concernant l’asile et l’accueil des personnes en protection internationale.
Dans ce contexte, madame la ministre, je souhaiterais savoir:
Avez-vous pris connaissance de l’étude de l’IDFH et quels enseignements concrets le Gouvernement entend-il en tirer pour corriger les manquements relevés, en particulier dans les dossiers d’asile et de détention administrative?
Quelles garanties et procédures comptez-vous mettre en place pour assurer que les décisions des juridictions nationales et européennes soient effectivement appliquées, notamment dans le cadre des retours et de l’accueil des demandeurs de protection internationale?
Le gouvernement envisage-t-il l’instauration de mécanismes de suivi ou de sanctions lorsque l’administration ne respecte pas un jugement exécutoire dans le domaine de l’asile et de l’immigration?
Pourriez-vous préciser vos orientations budgétaires et calendriers pour renforcer les moyens financiers et humains nécessaires à la mise en œuvre des décisions de justice dans votre portefeuille?
Envisagez-vous de légiférer pour inscrire dans la loi des garanties spécifiques sur l’État de droit et les droits humains, afin de prévenir les violations dans les centres de détention pour étrangers et dans la gestion des retours?
Je vous remercie.
Anneleen Van Bossuyt:
Monsieur Dubois, madame Schlitz, nous avons effectivement reçu le rapport de l'IFDH, qui concerne en partie mes compétences, notamment le manque de places d'accueil et la réforme prévue au sein du Conseil du Contentieux des Étrangers. Avant d'entrer dans les détails, je soulignerai toutefois que l'IFDH ne nous a pas demandé de réaction préalable, ce qui aurait pourtant permis de nuancer certains points du rapport. D'un Institut des Droits Humains financé par des fonds publics, on peut s'attendre à ce qu'il engage d'abord le dialogue avec les instances concernées avant de diffuser ce type de rapport. J'ai signalé ce point dans ma réponse écrite à l'institution elle-même.
Le rapport indique que la Belgique a été condamnée 10 000 fois pour ne pas avoir prévu d'accueil pour les demandeurs de protection internationale. Mais ce chiffre concerne principalement la période du gouvernement précédent, lorsque la décision fut prise de ne plus accueillir temporairement les hommes seuls en raison de la saturation du réseau d'accueil. La plupart de ces personnes ont depuis été hébergées. Actuellement, il reste environ 55 personnes à accueillir sur base d'une décision judiciaire.
En ce qui concerne les astreintes, les payer systématiquement ne résoudrait pas le problème car cela détournerait des moyens financiers destinés à des solutions structurelles sur lesquelles nous travaillons. De plus, de nombreux dossiers sont aujourd'hui réglés. Les personnes concernées ont déjà été accueillies ou sont parties. Notre priorité reste de garantir aujourd'hui l'accès à l'accueil pour ceux qui y ont droit. Pour ce qui est du Conseil du Contentieux des Étrangers, je tiens à rappeler que l'accord du gouvernement a été rédigé dans le plein respect de la séparation des pouvoirs. L'indépendance du Conseil reste donc entièrement garantie.
Il n'y a aucune ingérence du gouvernement dans les décisions judiciaires. Mais le fait qu'il s'agisse d'une juridiction ne signifie pas qu'on ne puisse pas adapter son fonctionnement. L'indépendance du Conseil ne peut pas servir de prétexte au blocage des réformes. Certaines mesures sont nécessaires et c'est la raison pour laquelle elles figurent dans l'accord du gouvernement. L'IFDH s'interroge notamment sur la réforme de la procédure de nomination au sein du Conseil. La réforme vise justement à rendre la jurisprudence plus dynamique et de meilleure qualité grâce aux mandats renouvelables. À titre de comparaison, la Cour de justice de l'Union européenne fonctionne également avec des mandats renouvelables sans que cela ne soit perçu comme une atteinte à la séparation des pouvoirs.
L'IFDH affirme également que l'indépendance du Conseil serait menacée par son intégration dans le futur SPF Migration. Cette lecture m'apparaît comme étant hors contexte. Actuellement, le Conseil dépend déjà en partie du SPF Intérieur, avec une distinction claire entre les magistrats indépendants et le personnel administratif. Dans la nouvelle structure, cela restera le cas. Le Conseil restera une instance indépendante, mais le financement et l'administration relèveront du SPF. Cela me semble être parfaitement compatible avec l'indépendance du Conseil.
Le rapport évoque aussi certaines questions de procédure, comme la réunion des chambres réunies ou le recours plus fréquent aux questions préjudicielles. Cela reflète simplement notre volonté d'assurer plus d'unité dans la jurisprudence du Conseil. On constate encore d'importantes différences entre les chambres néerlandophone et francophone. En 2024, 87 % des recours néerlandophones en matière d'asile ont été rejetés, contre seulement 67 % du côté francophone. Ces écarts significatifs doivent être corrigés. Il n'est pas normal qu'un recours ait plus de chances d'aboutir selon la langue de la procédure, alors qu'il s'agit du même type de dossiers.
Enfin, l'IFDH s'interroge sur le transfert, à terme, des affaires liées à l'accueil depuis les tribunaux du travail vers le Conseil. Cela me semble tout à fait logique. Le Conseil est spécialisé en droits des étrangers, il est donc plus cohérent que ces affaires y soient traitées.
En résumé, les réformes proposées au sein du Conseil visent à renforcer la sécurité juridique et la cohérence de la jurisprudence, et non à porter atteinte à son indépendance.
Xavier Dubois:
Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Cela tombe bien puisque mardi prochain, nous aurons une réunion conjointe au cours de laquelle nous pourrons auditionner les représentants de l'Institut. Nous pourrons approfondir les différentes remarques. Vous avez évoqué une réponse écrite formulée à l'Institut. Je pense qu'il serait intéressant que vous nous la transmettiez afin que nous disposions de tous ces éléments.
Concernant le Conseil du Contentieux, nous n'avons pas encore vu le projet. La question sera de voir comment vos intentions y seront traduites. Surtout, nous serons très attentifs à l'avis du Conseil d'État sur ce projet.
Pour conclure sur les décisions de justice, j'entends effectivement que des lois sont votées. C'est une chose, mais je rappelle que s'il y a des décisions de justice, elles doivent être respectées. Nous pouvons éventuellement déposer un recours mais de manière motivée. C'est le fondement même de notre démocratie que de respecter la justice.
Sarah Schlitz:
Madame la ministre, je suis assez sidérée par votre réponse. Votre réaction à la lecture de ce rapport me fait penser à celle de Donald Trump quand il ne reçoit pas le prix Nobel de la paix, alors qu'il met à feu et à sang des parties entières de la planète. Madame la ministre, vous bafouez chaque jour les droits humains avec vos décisions et ensuite vous vous étonnez d'avoir un mauvais bulletin. Excusez-moi, mais aujourd'hui, la seule réaction à avoir face à ce rapport, ce n'est pas de dire que le rapport est mauvais ou que vous auriez dû faire de l'ingérence dans la rédaction de ce rapport – j'hallucine! –, c'est plutôt de vous mettre au travail pour que ce rapport soit meilleur l'année prochaine. Il y a toute une série de recommandations, des mises en garde, des sonnettes d'alarme qui vous disent que des lignes rouges vont être franchies. Vous rétorquez que c'est eux qui ont mal compris et qu'il n'y a pas de problème. Enfin, jusqu'où irez-vous? Vous dites ne pas payer les astreintes, l'argent pouvant être mieux utilisé. Un citoyen, quand il est condamné à payer une amende, peut-il, lui, dire à la justice qu'il ne la payera pas et qu'il utilisera son argent d'une meilleur manière que l'État? L'État de droit ne fonctionne pas ainsi! Vous devez payer les astreintes. Ce sont des décisions de justice. Quand le rapport dit que les citoyens ont une défiance vis-à-vis du politique, notamment parce qu'il ne respecte pas les décisions de justice lorsqu'elles lui sont appliquées, alors qu'eux y sont tenus, c'est grave! Cela crée des fractures. Aujourd'hui vous devez vous mettre en ordre par rapport à cela pour restaurer la confiance des citoyens envers le politique.
De incidenten in het gesloten centrum 127bis op 14 oktober
Gesteld door
Ecolo
Sarah Schlitz
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Sarah Schlitz:
Madame la ministre, dans la nuit du 13 au 14 octobre, un homme palestinien, Mahmoud Ezzat Farag Allah, s'est suicidé au centre fermé 127 bis de Steenokkerzeel. Ce drame, profondément bouleversant, met en lumière les conditions de détention et l'accès aux traitements psychosociaux excessivement inadéquats dans les centres fermés.
Le lendemain, une forte présence policière a été signalée dans les centres sans qu'aucune explication ne soit donnée aux personnes détenues. Dans la soirée, celles-ci ont découvert la présence de punaises de lit dans leurs effets personnels, un problème récurrent selon plusieurs témoignages, qui aurait jusqu'ici donné lieu à aucune mesure durable. Alors, face à cet enchaînement d'événements, la tension est montée dans le centre, entraînant une intervention policière massive. Tous les détenus de l'aile concernée auraient été emmenés, certains vers le centre fermé de Bruges, d'autres vers des établissements pénitentiaires. Le lendemain, aucune visite n'a été autorisée au centre 127 bis .
Madame la ministre, à ce jour, aucune information claire n'a été communiquée, ni aux familles, ni aux associations, ni au Parlement, au sujet de ces incidents. Je souhaite donc vous poser les questions suivantes: où se trouvent actuellement les personnes détenues dans l'aile concernée? Des personnes ont-elles été blessées? Ont-elles reçu les soins adéquats? L'aile du 127 bis concernée est-elle toujours inutilisable? Quand sera-t-elle remise en état et comment garantissez-vous, d'ici là, des conditions de vie conformes à la dignité humaine et à la législation? Enfin, une prise en charge psychosociale est-elle prévue pour les détenus ayant été témoins du suicide de leur co-détenu? Je vous remercie.
Anneleen Van Bossuyt:
Madame Schlitz, à l'arrivée dans un centre fermé, le comportement de la personne concernée pendant la période de détention administrative est évalué. Cela signifie, par exemple, que des faits pénaux antérieurs ou un passé judiciaire ne conduisent pas automatiquement à une classification comme profil lourd. Lors de l'incident en question, les dégâts ont principalement été causés au mobilier de l'aile concernée. Le coût total des dégâts n'a pas encore été entièrement évalué.
L'arrêté royal du 2 août 2002 relatif aux centres fermés prévoit dans son régime disciplinaire la possibilité de prendre des mesures d'ordre à l'encontre des résidents lorsqu'une infraction est commise. Le choix de la nature et de l'ampleur de la mesure d'ordre tient compte de la nature et de la gravité de l'infraction, des circonstances dans lesquelles elle a été commise et, lorsqu'il y a lieu, des circonstances atténuantes. À la fin de ce mois, l'un des fauteurs de troubles sera éloigné vers son pays d'origine.
Lorsque la direction d'un centre fermé estime que la paix et l'ordre au sein du centre sont menacés, elle peut décider de transférer un résident vers un autre centre en fonction des possibilités concrètes dans les autres centres. En fonction de la gravité des faits, des poursuites pénales peuvent également être engagées. Cette décision relève du parquet.
Les résidents ont été transférés de l'aile impactée du premier étage vers l'aile inoccupée du rez-de-chaussée. Personne n'a été blessé. L'aile concernée n'est actuellement pas opérationnelle. Dans un premier temps, un nouveau traitement contre les punaises de lit est prévu par une entreprise externe. En outre, des réparations doivent encore être effectuées dans l'aile. Aucun calendrier concret n'a encore été fixé à cet effet. L'accueil des résidents dans le centre reste conforme à toutes les dispositions de l'arrêté royal du 2 août 2002.
Tous les résidents présents ont bénéficié d'un soutien multidisciplinaire de la part du service médical, du psychologue du centre et des accompagnateurs de groupe. Un accompagnement psychosocial a été prévu par le psychologue du centre pour ceux qui avaient un besoin d'aide concret, en collaboration avec le service médical. Pour les résidents de la même chambre, une action de sensibilisation active a été menée afin d'indiquer le soutien possible et d'évaluer les besoins spécifiques.
Sarah Schlitz:
Merci pour les réponses.
De aanvragen van Palestijnse onderzoekers voor een single permit
Gesteld door
Les Engagés
Isabelle Hansez
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Isabelle Hansez:
Madame la ministre, depuis 2022, l'Université de Liège est une université hospitalière, à l'instar d'autres universités belges. Cela signifie que dans le cadre de son programme, elle a décidé d'accueillir sur le campus des étudiants ou des chercheurs étrangers confrontés à des situations de conflit ou de péril pour leur vie dans leur pays d'origine. Dans ce contexte, trois bourses ont été dégagées pour des chercheurs palestiniens. Parmi ces trois chercheurs, il y a celui d'un informaticien spécialisé dans le traitement automatique des langues.
Bien que la commission de l'Intérieur ne traite pas de dossiers individuels, ce dossier est néanmoins emblématique. Je souhaiterais donc le souligner et le développer. En effet, dans le cadre de son permis unique, le volet relatif au permis de travail est en ordre depuis un certain temps, puisque la Région wallonne a octroyé un permis en bonne et due forme. En revanche, l’Office des étrangers tarde à répondre concernant le volet droit de séjour, alors que toutes les conditions légales sont remplies (rémunérations, assurances, etc.).
Nous connaissons tous la situation dramatique des ressortissants palestiniens confrontés à la guerre à Gaza et qui, jusqu’à aujourd’hui, ne peuvent pas quitter l’enclave palestinienne. Toutefois, si, dans le cadre de l'accord de paix avec Israël, les frontières venaient à s’ouvrir, il importe que le dossier de permis unique de ces chercheurs soit prêt le plus rapidement possible. En effet, ces dossiers ne poursuivent pas uniquement un objectif humanitaire, mais participent également au développement de notre essor scientifique, avec des candidats sélectionnés selon des critères rigoureux.
Dès lors, madame la ministre, pour quelles raisons le permis unique n'a-t-il pas encore été délivré? Si la situation venait à s'améliorer sur le plan des frontières, ne serait-il pas préférable que ces personnes puissent obtenir rapidement leur titre de séjour?
Anneleen Van Bossuyt:
Madame Hansez, en 2025, l'Office des étrangers a constaté une augmentation du nombre de demandes de permis unique; cela entraîne également une augmentation des délais de traitement au sein du service. Actuellement, le délai de traitement des premières demandes par l'Office des étrangers est de 12 à 16 semaines.
Je reconnais l'importance économique de ces demandes et les délais de traitement sont surveillés. C'est pourquoi le service a été renforcé en août, ce qui devrait permettre une nouvelle réduction des délais de traitement. En tout état de cause, l'Office des étrangers ne fait aucune distinction entre les travailleurs palestiniens et les autres travailleurs étrangers. Les demandes sont traitées selon le principe du premier entré, premier sorti.
Isabelle Hansez:
Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je pense que c'est une bonne chose d'avoir renforcé le service pour traiter au plus vite les demandes. Je ne fais ici que relayer les informations et les préoccupations de mon université, puisque j'ai été doyenne à l'Université de Liège avant d'être députée. Comme nous avons toutes les conditions pour accueillir ces chercheurs, il est vraiment important pour nous que tous les aspects administratifs soient débloqués afin qu'ils puissent au plus vite venir tenir leur mission chez nous.
De opvang van asielzoekers
Gesteld door
Vooruit
Achraf El Yakhloufi
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Achraf El Yakhloufi:
Mevrouw de minister, deze regering heeft in het regeerakkoord iets heel eenvoudigs en menselijks gezet; namelijk dat er in België niemand op straat slaapt. Punt. Dat was de belofte. Dat was het compromis. Dat is ook onze menselijke ondergrens.
U hebt al stevige maatregelen genomen om de instroom te beperken, wat ook één van de voorwaarden is. Dat erkennen we ook, maar voor Vooruit geldt het gigantisch belangrijke principe dat een strenger en duidelijker beleid alleen maar kan als het ook eerlijker en menselijker wordt. Dat hebt u ook altijd gezegd en dat hebt u me beloofd.
Strenger kan ook alleen maar als we beter beschermen wie recht heeft op bescherming. Als we echt grip willen krijgen op migratie heeft dat twee kanten. Duidelijkheid voor wie niet kan blijven, maar ook opvang en bescherming voor wie bescherming nodig heeft. Strenger kan ook alleen als we beter beschermen wie recht heeft op bescherming. Het is pas duidelijk als iedereen die duidelijkheid heeft, diegenen die mogen blijven en diegenen die niet mogen blijven.
Eerlijk, ik maak me daar wel wat zorgen over, mevrouw de minister. Iedereen weet dat we richting winter gaan. Iedereen weet dat er mensen, kinderen, gezinnen, alleenstaanden in de kou slapen, of dreigen op straat te moeten slapen. Het is niet alleen onze juridische plicht, maar ook ons menselijk minimum respect te hebben voor onze eigen afspraken. We willen regels, ja, maar we willen vooral ook menselijkheid, want in een land als België hoort niemand te bibberen in een slaapzak buiten het opvangcentrum. Daarom heb ik drie concrete vragen voor u, mevrouw de minister.
Hoe staat het vandaag met de opvang en met de instroomcijfers? Zijn er voldoende plaatsen voor de mensen die hier aankomen? Hoe worden kwetsbare profielen beschermd?
Wat is uw concreet winterplan? In welke opvang en in welke extra noodopvang wordt er voorzien om te garanderen dat deze winter niemand in de vrieskou op straat slaapt?
Als de instroommaatregelen voldoende zijn, welke andere beschermende maatregelen neemt u dan? Bij absolute overmacht moeten er immers ook andere ambulante en medische hulp zijn.
Tot slot, mevrouw de minister, we hebben ook inzake de Dublincentra wetgeving goedgekeurd. Wat zult u doen met de mensen die ergens anders een aanvraag hebben gedaan? Zorgt u ervoor dat die mensen worden teruggestuurd naar het land waar ze een aanvraag hebben gedaan, of voorziet u hier in opvang voor hen?
Anneleen Van Bossuyt:
Mijnheer El Yakhloufi, het instrument van een schriftelijke vraag leent zich hier het beste voor, aangezien u een heel aantal cijfergegevens opvraagt. De cijfers die ik u toch wil meegeven, zijn de volgende. In oktober waren er 2.064 aankomsten in de opvang, wat neerkomt op een daggemiddelde van 90. Wat de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen betreft, waren er 175 aankomsten in oktober met een daggemiddelde van 7,6. Op 10 november stonden er 1.770 alleenstaande mannen op de zogenaamde doorstroomlijst.
Personen in een kwetsbare situatie — gezinnen met kinderen, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en alleenstaande vrouwen — worden altijd opgevangen als ze voldoen aan de wetgeving. Personen die echter bescherming genieten in andere lidstaten of misbruik maken van ons systeem, genieten geen opvang meer. Er wordt echter steeds een individuele beoordeling gemaakt door Fedasil in het licht van eventuele kwetsbaarheden.
Zoals ik net zei, staan er momenteel 1.770 alleenstaande mannen op de doorstroomlijst. Zij kunnen in afwachting van een toewijzing tijdelijk terecht in de 2.000 plaatsen die Fedasil financiert binnen de zogenaamde Brussels Deal . Met het oog op de komende winterperiode 2025-2026 heeft Fedasil tijdelijke contracten gesloten voor opvang in Theux, Bredene en zes jeugdherbergen, meer bepaald Kinrooi, Mesen, Bekkevoort, Zele, Heuvelland en Oudsbergen.
Daarnaast is er, zoals u weet, ambulante en medische hulp voor asielzoekers die nog geen plaats hebben binnen het opvangnetwerk. Ook de Reach Out-teams van Fedasil gaan actief op het terrein om asielzoekers en mensen zonder wettig verblijf te informeren en te begeleiden, ook als ze zich buiten het opvangnetwerk bevinden.
Achraf El Yakhloufi:
Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoorden. Ik ben blij met uw uitleg. Die is heel duidelijk. U zult ervoor zorgen dat iedereen die daar recht op heeft, wordt opgevangen. Iedereen die daar geen recht op heeft, zal tijdelijk worden gehuisvest, zoals u zojuist zei, ook in terugkeercentra voor wie terugkeert. Dat is voor mij zeer belangrijk. Mevrouw de minister, ik stel deze vraag met een bewuste reden. De regering heeft in het regeerakkoord een duidelijke keuze gemaakt om weer grip te krijgen op migratie, om de chaos die er was aan te pakken en duidelijkheid te brengen. Dat is wat wij willen, mevrouw de minister. Daarom is mijn vraag ook zo belangrijk. Wij keuren maatregelen goed die consequenties hebben, maar het is ook onze taak om ervoor te zorgen dat de mensen die hier mogen zijn, kunnen worden opgevangen, begeleid en geïntegreerd in de samenleving. We moeten er echter ook voor zorgen dat de mensen die hier niet mogen zijn, ongeacht of het over mensen met een M-statuut gaat of over terugkeerders, daadwerkelijk terugkeren. Dank u wel, mevrouw de minister.
De doorlooptijd voor de afgifte van gecombineerde vergunningen
De doorlooptijden voor gecombineerde vergunningen
Gesteld door
Groen
Matti Vandemaele
N-VA
Maaike De Vreese
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Matti Vandemaele:
Mevrouw de minister, u weet dat onze standpunten op het vlak van asiel en migratie vaak nogal ver uit elkaar liggen. Op het vlak van arbeidsmigratie zouden we elkaar misschien wel kunnen vinden.
De Vlaamse Regering heeft een soort van fast lane ingevoerd voor arbeidsvergunningen voor hoogopgeleiden. De wachttijden zijn spectaculair gedaald, van 69 dagen naar 15 dagen. Voor andere profielen is de wachttijd verminderd tot ongeveer 30 dagen.
Om een gecombineerde vergunning te kunnen verkrijgen, moet de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) echter ook een machtiging tot verblijf afleveren. Vlaams minister Demir maakt zich nogal druk over het feit dat de gemiddelde behandelingstermijn bij de DVZ momenteel 17 weken bedraagt. Dat is aanzienlijk langer dan in onze buurlanden.
Als we aantrekkelijk willen zijn voor bedrijven die nood hebben aan de instroom van arbeidsmigranten, lijkt het me verstandig om een tandje bij te steken.
Hoe komt het dat het bij de DVZ zo lang duurt? Bent u van plan om indien nodig extra personeel aan te werven? Heeft de lineaire besparing van 1,8 % op alle diensten daar een impact op of staat dat daar volledig los van? Welke andere maatregelen overweegt u eventueel om tegemoet te komen aan de vraag van uw Vlaamse collega's en te zorgen voor een snellere en vlottere procedure? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Maaike De Vreese:
Mevrouw de minister, in het Vlaams Parlement heb ik aan de toenmalige bevoegde minister ongelooflijk veel vragen gesteld over de doorlooptijd van de arbeidsvergunningen. In het begin kreeg ik antwoorden over de federale en de Vlaamse termijnen, maar na verloop van tijd ontving ik enkel nog cijfers over de Vlaamse doorlooptijd. Daar kunnen we natuurlijk niet veel mee, aangezien zowel Vlaanderen als de federale overheid bevoegdheden heeft in dit dossier.
Ik heb jarenlang gepleit voor de invoering van de fast lane . Met Arizona hebben we heel wat bepalingen in het regeerakkoord opgenomen over arbeidsmigratie – op Vlaams niveau overigens ook – met een duidelijke visie op hoe we daarmee willen omgaan.
Dat is noodzakelijk in de war for talent . Het is belangrijk dat u dit samen met minister Demir ter harte neemt en dat u samen een goed team vormt. Ik heb bovendien altijd bepleit om te bekijken hoe de twee procedures – Vlaams en federaal – gelijktijdig kunnen verlopen. Kunnen we op dat vlak niet sneller werken?
Daarom wil ik u vandaag enkele vragen stellen. Kunt u toelichting geven bij de gemiddelde behandelingstijd van gecombineerde vergunningen, zowel voor hooggeschoolde profielen als voor knelpuntberoepen? Kunt u toelichting geven bij de doorlooptijd van die dossiers bij de Dienst Vreemdelingenzaken? Welke maatregelen zult u nemen om de doorlooptijd te verkorten? Kunt u toelichting geven bij de vooruitgang inzake de elektrische gegevensuitwisseling en het unieke loket? In hoeverre werd de parallelle behandeling van dossiers onderzocht?
Anneleen Van Bossuyt:
Collega's, de huidige behandeltermijnen in het kader van een gecombineerde vergunning bedragen tussen 15 en 16 weken voor de aanvragen van een eerste machtiging tot verblijf. Voor verlengingen bedraagt de doorlooptijd 9 tot 10 weken.
Deze lange doorlooptijden zijn te wijten aan een aantal elementen. Als we het aantal aanvragen van het jaar 2025 vergelijken met 2024, stellen we een stijging van 10 % vast. We merken ook op dat we recent vanuit India en Pakistan meer visumaanvragen ontvangen die zijn ingediend op basis van valse bijlagen 46. Aangezien de diplomatieke posten niet bevoegd zijn om weigeringsbeslissingen af te geven, komen al die dossiers tot bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Dit is een extra werklast, die ook tijdrovend is. Het toont wel opnieuw aan hoe belangrijk het is om dit migratiekanaal strikt op te volgen om misbruik te voorkomen.
Vlaanderen heeft zijn bevoegde dienst, de Dienst Economische Migratie, enige tijd geleden versterkt en is zijn achterstand aan het wegwerken. Hierdoor heeft onze dienst op de Nederlandse taalrol een hogere influx aan dossiers. Ten slotte, sinds juni 2025 werd de bevoegdheid van de dienst uitgebreid. Het personeel diende ook extra opleidingen te krijgen voor de behandeling van andere aanvragen, namelijk beroepskaarten voor zelfstandigen, intra-EU-detachering en arbeidskaarten.
Dat zijn een aantal elementen waaraan die langere doorlooptijden te wijten zijn. Het inkorten van de doorlooptijd van de gecombineerde vergunningsprocedure blijft absoluut een prioriteit. Een eerste belangrijke factor hierbij is het voorzien van voldoende personeel. Ik heb dan ook gezorgd voor een versterking van de dienst door een interne personeelsverschuiving. De versterking bestond uit 8 vte's, waarvan 7 voor de Nederlandse taalrol, aangezien die kant met de grootste achterstand kampt.
Deze personen zijn overgeplaatst in augustus en onmiddellijk gestart met hun opleiding. De opleiding is eerst gericht op de verlengingsaanvragen. De resultaten hiervan zijn dan ook al te merken. De doorlooptijd voor verlengingen bedroeg enkele maanden geleden nog 15 weken en is ondertussen gedaald naar 9 tot 10 weken.
Het nieuwe personeel zal nu ook starten met de behandeling van de eerste aanvragen van machtiging tot verblijf. Ook bij die aanvragen reken we op een daling van de behandelingstermijnen na de opleidingsperiode. Dat was de eerste factor, meer personeel.
De tweede belangrijke factor is de optimalisatie van het volledige proces. De digitalisering van de twee betrokken systemen – het uniek loket en de Single Permit module binnen eMigration – blijft prioritair. Voor het uniek loket zijn enkele dagen geleden nog een aantal verbeteringen doorgevoerd. Een aantal computerbugs werden weggewerkt en het is voortaan mogelijk om via het platform bijkomende vragen aan de werkgever te stellen. Er zijn ook andere wijzigingen aangevraagd voor bijkomende verbeteringen.
Voor de verwerking van dossiers binnen de Dienst Vreemdelingenzaken zelf loopt de Single Permit module binnen eMigration. De module heeft echter helaas vertraging opgelopen wegens instabiliteit binnen het team van ontwikkelaars. Momenteel is het team opnieuw volledig. De doelstelling is om in de eerste helft van 2026 de eerste opleveringen te realiseren, die vooral op logistiek niveau de werklast voor de dienst moeten verminderen.
Tot slot wat de parallelle behandeling betreft, deze piste werd reeds onderzocht door zowel de Dienst Vreemdelingenzaken als de Vlaamse administratie. De huidige procedure is volledig gebaseerd op een sequentiële behandeling. Zowel juridisch als technisch is dat het uitgangspunt. Een volledig parallelle behandeling stuit namelijk op verschillende grote drempels. We kiezen er daarom in eerste instantie voor om in te zetten op de maximalisatie van de huidige initiatieven. Ik heb die zonet opgesomd. Tegelijk blijft deze piste open en zullen we verder onderzoeken welke mogelijkheden kunnen leiden tot een lightversie, waarbij bepaalde elementen van de procedure parallel kunnen worden opgestart. Het zal cruciaal zijn dat de investeringen daartoe voldoende impact hebben op de doorlooptijd, vooraleer dit echt nuttige maatregelen kunnen zijn.
Matti Vandemaele:
Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoord. Het is goed dat u er werk van maakt, zowel voor het personeel, als voor alle procedures en tools op alle fronten. Dat is goed en dus zijn we het voor één keer volledig met elkaar eens.
Maaike De Vreese:
Minister, ook bij deze procedure bestaat nog steeds het risico dat er misbruik wordt gemaakt van een regeling die eigenlijk goed bedoeld is, onder meer om de war for talent te winnen en onze innovatieve bedrijven op die manier te versterken. Ik hoor nu inderdaad verontrustende signalen over landen als India en Pakistan, waar blijkbaar misbruik wordt gepleegd. Dat doet denken aan wat we in het verleden hebben gezien met de Turkse en Marokkaanse arbeidsvisa, waar eveneens sprake was van misbruik. Om die reden is ook de Vlaamse dienst versterkt, om hierop beter te kunnen controleren. Ik denk dat u inderdaad een goed evenwicht moet bewaren tussen snel en efficiënt werken enerzijds en het behoud van de kwaliteit van de controles anderzijds. De ingekorte doorlooptijd mag niet ten koste gaan van een kwalitatieve controle van de mensen die uiteindelijk naar dit land komen en hier verblijven. Ik ben blij dat u verder onderzoekt waar er nog parallel kan worden gewerkt en of daar bijkomende mogelijkheden bestaan. We weten dat het Rekenhof ook een controle heeft uitgevoerd van de volledige procedure, zowel op Vlaams als op federaal niveau. Ik weet echter niet meer of daar nog specifieke vaststellingen uit naar voren zijn gekomen. Ik zal dat zelf nog eens verder bekijken.
De gecoördineerde acties van de politie en de DVZ bij protesten aan de Beurs
Gesteld door
Groen
Matti Vandemaele
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Matti Vandemaele:
Mevrouw de minister, de voorbije weken waren er bijna elke avond betogingen of demonstraties aan de Beurs in Brussel naar aanleiding van het onrecht in Gaza. Daarbij zijn verschillende Palestijnse actievoerders opgepakt en opgesloten in een gesloten centrum.
Dat roept bij mij een aantal vragen op. Die opsluitingen gebeuren omdat men stelt dat de openbare orde werd verstoord. Toch bevinden zich onder die personen mensen met een eerste asielaanvraag en een oranje kaart. Dat zijn dus geen Palestijnen die een bevel hebben gekregen om het grondgebied te verlaten.
Er circuleren intussen ook heel wat filmpjes van die arrestaties. Dat zijn natuurlijk partiële opnames van wat er is gebeurd, zonder het hele verhaal te vertellen. Er zijn echter aanwijzingen dat het moeilijk hard te maken valt dat die mensen effectief de openbare orde hebben verstoord, behalve dan door hun deelname aan een betoging of actie waarbij zij misschien wat geroepen hebben en meer decibels geproduceerd dan gemiddeld.
Is het standaard dat de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) deelneemt aan dergelijke protestmanifestaties? Gebeurt dat bij elke betoging of enkel bij ‘Gazabetogingen’? Wie maakt de inschatting dat er sprake is van een verstoring van de openbare orde? Is dat de DVZ of de politie? Welke graad van verstoring van de openbare orde rechtvaardigt dat mensen in een gesloten centrum worden opgesloten?
Is het bovendien de bedoeling dat de DVZ voortaan systematisch deelneemt aan gecoördineerde acties bij betogingen die te maken hebben met Palestina?
Anneleen Van Bossuyt:
Mijnheer Vandemaele, het antwoord op uw eerste en vierde vraag – waarom de DVZ deelneemt aan die acties met de politie en of de DVZ van plan is om ook in de toekomst aan gecoördineerde acties deel te nemen – kunt u lezen in het activiteitenrapport van de DVZ. Dat gebeurt onder meer op vraag van de politie en de sociale inspectiediensten of op eigen initiatief. De DVZ neemt op het terrein deel aan acties wanneer verwacht wordt dat een groot aantal personen in onwettig verblijf geïntercepteerd zal worden.
Ten tweede, wie bepaalt, en op basis van welke criteria, dat er sprake is van een verstoring van de openbare orde? Het is de politie die op basis van de regelgeving vaststellingen doet van een verstoring van de openbare orde en daarvan een proces-verbaal opmaakt. In het administratieve verslag dat aan de Dienst Vreemdelingenzaken wordt gestuurd, wordt naar dat proces-verbaal verwezen.
Ten derde, in welke gevallen rechtvaardigt een verstoring van de openbare orde een opsluiting in een gesloten centrum bij iemand met een lopende eerste asielaanvraag? De wet voorziet in die mogelijkheid, meer bepaald in artikel 74/6, § 1, ten vierde van de vreemdelingenwet. Wanneer het op basis van een individuele beoordeling nodig blijkt en er geen andere, minder dwingende maatregelen effectief kunnen worden toegepast, kan de minister of zijn gemachtigde een verzoeker om internationale bescherming in een welbepaalde plaats in het Rijk vasthouden. Het vierde punt bepaalt de situaties waarin de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde dat vereist.
Wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken een administratief verslag ontvangt, met vermelding van een proces-verbaal inzake de verstoring van de openbare orde door een verzoeker om internationale bescherming, kan er dus een vasthoudingsbeslissing worden genomen. Die beslissing zal, zoals elke vasthoudingsbeslissing, in feiten en rechten worden gemotiveerd.
Matti Vandemaele:
Mevrouw de minister, ik heb nog een aantal bijkomende vragen, maar ik zal die schriftelijk stellen, omdat we niet heen en weer mogen pingpongen. Ik ben echter benieuwd of de aanwezigheid van de Dienst Vreemdelingenzaken in deze specifieke cases op eigen initiatief gebeurde of op vraag van de politie. Ik vermoed het eerste. Ik heb dezelfde vraag aan minister Quintin gesteld en hij zei dat we bij u moesten zijn, omdat het uw bevoegdheid is. De politie zegt dus dat het de DVZ is en de DVZ zegt op zijn beurt dat het de politie is. Het is dus niet duidelijk wie het initiatief neemt om die vaststellingen te doen. Er blijft ook een zekere flou artistique bestaan over wat precies wordt beschouwd als verstoring van de openbare orde. U zegt dat een proces-verbaal waarin staat dat er sprake is van verstoring van de openbare orde volstaat. Dat is dus een inschatting die de aanwezige ambtenaren maken, waartegen de betrokken persoon echter geen verweer heeft. Volgens de advocaten en de organisaties die de betrokkenen bijstaan, zijn er in die dossiers geen elementen terug te vinden die wijzen op een verstoring van de openbare orde en toch worden die personen vastgehouden. Dat blijft een bijzondere vaststelling. Ik zal de rest van mijn vragen schriftelijk aan u bezorgen.
De zaak-Trabelsi
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, moslimterrorist Nizar Trabelsi werd in 2003 veroordeeld voor terrorisme, omdat hij een aanslag beraamde op de luchtmachtbasis Kleine-Brogel. In 2013 werd hij overgeleverd aan de Verenigde Staten. Ondanks dat alles werd hij door deze regering opnieuw overgebracht naar België. U hebt hem dus naar België gehaald om hem vervolgens illegaal te verklaren en hem dan niet teruggestuurd te krijgen naar Tunesië.
U zegt te botsen op een rechterlijke muur. Ik wil weten hoeveel die rechterlijke muur u al gekost heeft. Tot hoeveel dwangsommen werd u of de Belgische Staat al veroordeeld? Hoeveel werd tot op vandaag al uitbetaald? Om welke redenen? In juli lazen we immers in de krant dat de Belgische Staat werd veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van 15.000 euro per dag. Hoeveel werd al uitbetaald aan Trabelsi?
Zijn er nog dwangsommen? Hoeveel heeft die man, die moslimterrorist dus, in totaal ontvangen?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, voor het antwoord op uw vragen dien ik u door te verwijzen naar de minister van Justitie, die bevoegd is voor deze materie.
Francesca Van Belleghem:
Ik heb hierover al een vraag ingediend bij de minister van Justitie, maar aangezien u in de pers al veel verklaringen hebt afgelegd over moslimextremist Trabelsi dacht ik dat u ook wel op deze vragen zou antwoorden. Ik zal de vraag dus straks aan de minister van Justitie stellen.
De asielzoeker uit Gaza die een Hamas-agent blijkt te zijn
Gesteld door
VB
Sam Van Rooy
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Sam Van Rooy:
Minister, de laatste tijd zijn er meerdere berichten over Hamas-agenten en ‑jihadisten die zich op ons grondgebied bevinden. Deze vraag heb ik al enkele weken geleden ingediend. Ze gaat over de heer Tamer Qdeeh. Het gaat om een asielzoeker uit Gaza die in ons land de vluchtelingenstatus kreeg omdat hij beweerde door Hamas te worden vervolgd. Na 7 oktober 2023 ontpopte hij zich echter tot een grote verspreider van Hamas-propaganda en jihadistische propaganda, ook voor de Islamitische Jihad.
Ik heb u de link bezorgd. Ik hoop dat u en uw diensten evenals andere regerings- en overheidsdiensten de link grondig hebben bekeken. Daaruit blijkt immers duidelijk dat hij de moorddadige terreurcampagne en de executies steunt die Hamas vandaag uitvoert tegen de inwoners van Gaza, voor wie iedereen altijd beweert te willen opkomen.
Volgens zijn profiel op LinkedIn – het is echt niet ingewikkeld en kan door iedereen worden nagegaan – woont hij in Luik en is hij grafisch ontwerper en, opmerkelijk genoeg, luchtvaartingenieur.
Mijn vraag is dus uiteraard of die Hamas-agent opgespoord en uit het land gezet wordt. Zoniet, waarom niet?
Verder heeft de genocidale, jihadistische massaslachting van 7 oktober 2023 ertoe geleid dat vele Palestijnen die ook vóór 7 oktober 2023 in België de vluchtelingenstatus kregen op sociale media hun ware antisemitische en jihadistische aard tonen.
Mijn tweede en laatste vraag is dan ook de volgende. Worden de sociale media van Palestijnse vluchtelingen in ons land systematisch en ook retroactief gescreend op antisemitisme en op pro-Hamas- of andere jihadistische propaganda? Zoniet, waarom niet?
Tot slot, bent u van mening dat de zogezegde screening van Palestijnse asielzoekers op punt staat?
Zij komen hier vrolijk binnengewalst. Wij zagen de beelden uit Zaventem, waar tieners uit Gaza komen binnengewandeld, omgeven door allerlei hulpverleners en politieagenten, sommigen met een trui waarop een groot M16-machinegeweer staat afgebeeld. U haalt gewoon de jihadisten al van kind af aan in het land binnen. Vindt u dat de screening van die mensen op punt staat?
Anneleen Van Bossuyt:
Mijnheer Van Rooy, het CGVS voert geen systematische socialemediascreening per nationaliteit of doelgroep uit. Onderzoek naar sociale media gebeurt uitsluitend op individuele basis. Wanneer er in een dossier concrete aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van onregelmatigheden, zoals indicaties dat de betrokkene van de vluchtelingenstatus uitgesloten moet worden, herkomstfraude of achtergehouden informatie, voert het CGVS een gericht onderzoek uit.
Een dergelijk onderzoek is steeds dossiergebonden, gebeurt alleen op basis van publiek toegankelijke informatie en is beperkt tot wat noodzakelijk en relevant is voor de uitvoering van de wettelijke opdracht van het CGVS, namelijk het onderzoek naar de nood aan internationale bescherming en de eventuele uitsluiting van de beschermingsstatus. In het kader van de heroverweging van de geldigheid van de reeds toegekende status kan ook een dergelijk onderzoek worden uitgevoerd.
Met betrekking tot het verblijf kan de dienst Vreemdelingenzaken in geval van feiten tegen de openbare orde of de nationale veiligheid een maatregel nemen na een individueel onderzoek van het dossier. Een systematische controle door de DVZ van de sociale media van erkende Palestijnse vluchtelingen op het grondgebied is echter niet mogelijk. Als de DVZ kennisneemt van elementen die wijzen op een gevaar voor de nationale veiligheid, wordt er contact opgenomen met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, om die elementen te laten controleren. Afhankelijk van het antwoord kan een opvolging en een onderzoek naar mogelijk te nemen administratieve maatregelen worden opgestart. Alles hangt af van de elementen die de Dienst Vreemdelingenzaken in handen heeft.
Als door de persoon naar wie u verwijst strafrechtelijke feiten zijn gepleegd, dan komt het de gerechtelijke instanties toe hem te vervolgen.
Uw bijvraag, die u niet vooraf hebt doorgegeven, gaat over mensen die hier nog niet waren, die hier aankomen. We moeten inderdaad bekijken op welke manier voor een betere screening gezorgd kan worden.
Sam Van Rooy:
Minister, uw partijgenoot en premier, Bart De Wever, zei onlangs met droge ogen aan de UGent dat België meer dan de helft van alle Palestijnse asielzoekers in Europa opvangt, verwelkomt eigenlijk. Dit jaar kregen al 1.000 Palestijnse asielzoekers de erkenning als vluchteling, tegenover 3.200 vorig jaar. Onderzoeken wijzen uit dat veruit de meesten onder hen antisemitische opvattingen hebben, pro-Hamas zijn of dodelijke jihadistische terreur verheerlijken. Doorgaans laten ze dat ook openlijk blijken, op straat en via hun sociale media. We zien nu zelfs beelden van Gazaanse kinderen die onze luchthaven binnenwandelen met een trui waarop een M16-machinegeweer afgebeeld is. Minister Van Bossuyt, de massale instroom van Palestijnse zogenaamde vluchtelingen, in combinatie met een veel te lakse screening, maakt onze samenleving elke dag onveiliger.
De mogelijke overheveling van de Dienst Voogdij
De onafhankelijkheid van de Dienst Voogdij
De modaliteiten voor de overheveling van de dienst Voogdij naar de nieuwe FOD Asiel en Migratie
Gesteld door
DéFI
François De Smet
Groen
Matti Vandemaele
Les Engagés
Xavier Dubois
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
François De Smet:
Madame la ministre, depuis plus de 20 ans, le Service des Tutelles assure, sous l’autorité du SPF Justice, la mission essentielle de désigner et d’accompagner les tuteurs et tutrices des mineurs étrangers non accompagnés (MENA). Ce dispositif garantit à chaque enfant en situation d’exil une représentation légale indépendante, centrée sur la protection de ses droits fondamentaux et non sur des considérations administratives ou migratoires.
Or, selon plusieurs sources, le gouvernement envisagerait de rattacher le Service des Tutelles au futur ministère, SPF Migration. Une telle réforme suscite une inquiétude profonde parmi les tuteurs, les associations, les acteurs de terrain et de nombreux citoyens. Une pétition existe et a déjà été signée par plus de 2 300 signataires issus du monde juridique, associatif et académique qui ont récemment exprimé leurs craintes dans une carte blanche publiée le 24 octobre 2025.
En effet, le rattachement du Service des Tutelles à un ministère chargé également des retours forcés, des régularisations et du contrôle des frontières ferait peser un risque grave de confusion des missions, fragilisant le lien de confiance qui unit les jeunes et leurs tuteurs et qui repose sur la certitude que ces derniers agissent dans l’intérêt supérieur de l’enfant, conformément à la Convention internationale relative aux droits de l’enfant. D'ailleurs, de nombreux États membres de l'Union européenne confient la prise en charge des MENA aux services de protection de l’enfance et non à des administrations migratoires.
Cette réforme risquerait d’entraîner une crise de confiance et une hémorragie de compétences parmi les tuteurs et les équipes du Service des Tutelles déjà fragilisées par une charge de travail lourde. Rappelons aussi au passage, même si c'est un autre sujet, qu'il s'agit souvent d'une fonction bénévole.
En conséquence, madame la ministre, confirmez-vous cette information? Pourquoi la Belgique s’éloignerait-elle de ce modèle qui place l’enfant au centre du dispositif, et non son statut administratif? Dans l’affirmative, comment entendez-vous inscrire cette réforme dans les engagements internationaux de la Belgique, notamment l’article 3 de la Convention relative aux droits de l’enfant, qui impose de faire de l’intérêt supérieur de l’enfant une considération primordiale dans toutes les décisions qui le concernent?
Matti Vandemaele:
De regering wil alle migratiediensten samenbrengen in één FOD Migratie. Dat is een ingrijpende hervorming, waarbij nogal wat institutionele vraagstukken moeten worden opgelost. Door die reorganisatie zou ook de Dienst Voogdij niet langer onder de FOD Justitie ressorteren, maar onder uw FOD Migratie
Ik heb eerder al gezegd dat wij daar absoluut geen voorstander van zijn. Laten we er nu van uitgaan dat mijn persoonlijke mening hier niet ter zake doet. De mening van de voogden doet dat volgens mij wel. Zij zien in de overheveling een ernstige bedreiging voor de onafhankelijkheid van hun werk. Zij zijn verantwoordelijk voor de wettelijke vertegenwoordiging en bescherming van kinderen, terwijl de FOD Migratie totaal andere doelstellingen heeft, wat ook niet onlogisch is, zoals bijvoorbeeld migratiecontrole. Volgens de voogden kan deze samenvoeging het vertrouwen van de niet-begeleide minderjarigen in hun wettelijke vertegenwoordiger ondermijnen. Jongeren kunnen hun voogd dan niet langer zien als iemand die hun belangen beschermt, maar als een verlengstuk van de migratiediensten. Deze diensten zijn ook bevoegd voor de terugkeer, de afgifte van verblijfsvergunningen en grensbewaking. Het vertrouwen tussen de jongeren en de voogd is essentieel om verdwijningen of misbruiksituaties tegen te gaan. In uw antwoord op eerdere mondelinge vragen gaf u aan dat u die onafhankelijkheid absoluut wilt garanderen.
Hoe kijkt u naar de bezorgdheden van de voogden? Deelt u die bezorgdheden? Hebt u de onafhankelijkheid al besproken met de minister van Justitie, mevrouw Verlinden? Ik zal haar straks dezelfde vraag stellen. Zult u de beslissing, om ook de Dienst Voogdij onder de FOD Migratie te brengen, heroverwegen op basis van de steeds sterker wordende kritiek uit de academische wereld, zoals collega De Smet poneerde? Ook uit kinderrechtelijke hoek wordt die kritiek steeds sterker. Concreet, hoe zult u die onafhankelijkheid waarborgen? Welke maatregelen hebt u daarvoor in uw hoed zitten?
Voorzitter:
M. Dubois est absent.
Anneleen Van Bossuyt:
Messieurs De Smet et Vandemaele, l'accord de gouvernement prévoit que la procédure d'identification et la détermination de l'âge des mineurs déclarés seront transférées du Service des Tutelles vers un service distinct de protection des mineurs non accompagnés en fuite afin de remédier aux problèmes actuels de dispersion entre différents domaines de compétences. Je tiens à souligner que l'Office des étrangers assure déjà aujourd'hui l'identification des MENA. Ce nouveau service sera effectivement intégré au SPF Migration prévu.
De regelgeving inzake de voogdij van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen zal eveneens worden voorzien. De modaliteiten zullen grondig worden besproken tussen mijn kabinet en dat van de minister van Justitie, mevrouw Verlinden, rekening houdend met alle relevante aanbevelingen, ook vanop het terrein.
L'accord de gouvernement ne laisse aucun doute: à chaque ajustement structurel, l'intérêt supérieur de l'enfant doit guider la démarche. Ainsi, nous prévoyons une permanence légale et effective pour garantir que chaque mineur identifié puisse bénéficier le plus rapidement possible d'un accompagnement et d'une tutelle. De même, la possibilité de nommer immédiatement un tuteur provisoire pour chaque jeune sera étudiée. Une sélection des tuteurs sera effectuée et la professionnalisation de la qualité des tuteurs sera assurée. Toutes ces mesures démontrent que l'intérêt supérieur de l'enfant reste toujours au centre de nos préoccupations.
François De Smet:
Merci, madame la ministre, pour votre réponse, que nous allons analyser avec attention. En effet, j'entends un certain nombre de choses, mais pas si le Service des Tutelles en tant que tel va disparaître et se fondre dans le nouveau service, ni si les futurs tuteurs seront bel et bien dépendants du SPF Migration. Je crois comprendre que oui, in fine . Dans ce cas, cela posera un problème car tout repose sur la confiance entre les mineurs concernés et les tuteurs qui leur sont désignés.
Je regrette que vous ne voyiez pas où est le problème, ni celui qui concerne le rapatriement du Conseil du Contentieux des é trangers au sein du SPF Migration, qui lui est parallèle. J'espère que cette partie de l'accord de gouvernement ne se traduira pas de cette manière. Nous poserons donc aussi la question à la ministre de la Justice.
Matti Vandemaele:
Bedankt, mevrouw de minister, voor uw antwoord. We kunnen inderdaad rationaliseren door diensten te clusteren. U zult mij dat zeker niet horen ontkennen. Ik ben echter van mening dat de dienst Voogdij een uitzondering zou moeten zijn. Ik zie immers niet in hoe het belang van het kind compatibel kan zijn met een inkanteling in de FOD Migratie. The proof of the pudding is echter zoals steeds in the eating . Wie weet valt de regering zelfs nog voor de eerste steen van de nieuwe FOD Migratie gelegd is.
Het onderzoek naar 'parallelle gemeenschappen'
Gesteld door
VB
Sam Van Rooy
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Sam Van Rooy:
Mocht dit onderzoek zijn aangekondigd, mevrouw de minister, in de jaren negentig, dan zou ik denken waarom niet. Maar nu, na meer dan 60 jaar van ongecontroleerde massa-immigratie, gettovorming, parallelle gemeenschappen en no-gozones, trekt de Vlaams regering, waarin uw partij de leiding heeft, 220.000 euro uit voor een onderzoek naar parallelle gemeenschappen in Vlaanderen. De onderzoekers moeten nagaan, ik citeer: "In welke buurten mensen zich afzonderen op basis van religie of etnisch-culturele achtergrond." Dan zeg ik dat ze zich die 220.000 euro kunnen besparen. Ik zal zelf een rondleiding geven in Antwerpen, gratis en voor niks. Ik ken ook genoeg mensen in andere steden die de beleidsmakers kunnen rondleiden om die gettovorming en parallelle gemeenschappen te laten zien, minister.
Maar wat vindt u hiervan? U bent ook minister van Grootstedenbeleid. Wordt u, of de federale regering, betrokken bij dit onderzoek? Vindt u dat dit onderzoek zou moeten worden uitgebreid naar de rest van België? Naar Brussel en Wallonië. Zijn er volgens u parallelle gemeenschappen in ons land? Zo ja, welke en waar hebt u die gezien of hebt u er weet van? Betreurt u dat en wat ziet u als oplossing om dit tegen te gaan?
Anneleen Van Bossuyt:
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Mijnheer Van Rooy, de studie waarnaar u verwijst valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse regering. Noch de federale regering, noch ikzelf, in mijn hoedanigheid van federaal minister voor Grootstedenbeleid, zijn betrokken bij dit initiatief.
Ik wens nogmaals uitdrukkelijk te benadrukken dat beleidsmateries zoals het grootstedenbeleid in ruime mate geregionaliseerd zijn. Ik denk dat we het er beiden over eens zijn dat de bevoegdheidsverdeling in dit land moet worden gerespecteerd.
De federale rol is in essentie aanvullend en beperkt zich tot een coördinerende opdracht, met name om het overleg tussen de verschillende bestuursniveaus te bevorderen en de uitwisseling van goede praktijken te faciliteren, zonder in te grijpen in de keuzes van de gewesten of gemeenschappen.
Wat een eventuele uitbreiding van dat soort studies naar andere regio’s betreft, valt dit uitsluitend binnen hun eigen bevoegdheden en appreciatie. Het is niet aan het federale niveau om daarover te beslissen. Het federale niveau kan een rol spelen door een kader voor overleg te bieden, onder meer via de interministeriële conferentie Grootstedenbeleid, waar de gewestelijke en gemeenschapsministers regelmatig samenkomen. Mijn prioriteit blijft de veiligheid, de sociale samenhang en de levenskwaliteit in onze grote steden te waarborgen, in samenwerking met de lokale overheden, met volledig respect voor ieders bevoegdheden.
Sam Van Rooy:
Minister, ik wil het toch nog eens herhalen. De Vlaamse N-VA-regering trekt 220.000 euro uit om te onderzoeken, ik citeer, "in welke wijken mensen zich afzonderen op basis van religie en etnisch-culturele achtergrond". Is daar een onderzoek voor nodig? Is men te lui of te bang om gewoon eens te gaan rondwandelen in zulke wijken? Els van Doesburg, uw partijgenote en Antwerps burgemeester, klopte zich jaren geleden op de borst dat ze was gaan wonen in de sterk geïslamiseerde wijk Seefhoek in Antwerpen-Noord. Nu ze echter moeder is geworden, verhuist ze en vlucht ze weg naar het voorlopig nog veel minder geïslamiseerde Ekeren. Dat is begrijpelijk, maar bijzonder veelzeggend over hoe desastreus 60 jaar van roekeloze massa-immigratie is geweest voor onze wijken in onze steden.
Transitieplaatsen voor erkende vluchtelingen
De transitie van vluchtelingen naar een eigen woonst
Gesteld door
Groen
Matti Vandemaele
VB
Francesca Van Belleghem
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Matti Vandemaele:
Mevrouw de minister, er is een ernstig tekort aan betaalbare huurwoningen. Ook voor erkende vluchtelingen is het bijzonder moeilijk om geschikte woonruimte te vinden. Na hun erkenning hebben ze maximaal drie maanden om een woning te vinden en daarbij stuiten ze op heel wat obstakels. Ik heb daarover al meermaals vragen gesteld en ook in de pers is er al aandacht aan besteed.
Aan de ene kant wil u de lokale opvanginitiatieven (LOI's) afbouwen. Ik blijf herhalen wat ik al zo vaak heb gezegd. LOI's zijn efficiënter, beter voor de integratie, beter voor de betrokken personen en bovendien goedkoper. Toch wil deze regering de LOI's afbouwen.
De LOI's zorgen voor een soort transitieperiode richting de reguliere woonmarkt. Wanneer het iemand niet lukt om binnen de voorziene termijn een woning te vinden, worden die plaatsen vaak tijdelijk behouden. Dat is absoluut niet ideaal, maar het voorkomt dakloosheid.
Zoals ik heb gezegd, betreuren wij de afbouw van de LOI's. Er was echter een klein lichtpuntje in het regeerakkoord, namelijk de noodplekken als overgang naar de reguliere woonmarkt. Ik vraag mij af hoe het daarmee staat.
Wat zal dat precies inhouden? Welke stappen hebt u al gezet om die plekken te realiseren? Welke overlegmomenten hebt u gehad met de regionale ministers bijvoorbeeld over de creatie ervan? Welk type opvangplekken of -locaties hebt u voor ogen? Wat is de voorziene timing voor de opstart van die noodplekken?
Zou het bovendien geen idee zijn om een aantal LOI's eenvoudigweg een andere naam te geven of om te vormen tot dergelijke transitieplaatsen? Dan voldoet u aan het regeerakkoord én wordt een reëel probleem opgelost. Ik bied u gratis een goede oplossing aan. U kunt een vinkje zetten bij dat punt uit het regeerakkoord en tegelijk iets goeds realiseren. Misschien bent u wel geneigd mijn suggestie te volgen? Misschien hebt u ook andere oplossingen om dakloosheid bij vluchtelingen te voorkomen. Die hoor ik uiteraard graag.
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, in het regeerakkoord staat, ik citeer: "Gelet op de almaar stijgende asielinstroom en de hoge beschermingsgraad zijn er problemen met betrekking tot de uitstroom van internationaal beschermden uit de opvang naar de reguliere woningmarkt. In samenspraak met de deelstaten kan worden voorzien in noodplekken voor internationaal beschermden, in afwachting van een transitie naar een eigen woonst."
De problematiek van erkende asielzoekers, die na hun erkenning doorstromen naar de zwaar overbelaste woningmarkt, baart mijn fractie zorgen. De regering spreekt nu over de ontwikkeling van noodplekken, maar wij vrezen dat dit opnieuw een verkapte manier is om de instroom en de blijvende aanwezigheid van asielzoekers te faciliteren, zonder de fundamentele problemen aan te pakken.
Mevrouw de minister, wanneer komen die noodplekken er? Gaat het over voorzieningen van bed, bad en brood of alleen, en dat is al meer dan genoeg, over een woning? Over hoeveel plekken gaat het?
Hoe zult u garanderen dat die tijdelijke noodplekken niet uitgroeien tot permanente structuren, die de asielproblematiek verder bestendigen in de plaats van oplossen?
In welke mate worden de kosten van de noodopvangplekken doorgeschoven naar de lokale besturen en dus naar de belastingbetaler?
Hoe verantwoordt u het dat vele Vlamingen al jaren op een wachtlijst staan voor een sociale woning, terwijl er voor erkende asielzoekers noodplekken worden gecreëerd?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, mijnheer Vandemaele, de transitie wordt nog steeds georganiseerd via het LOI-netwerk (lokale opvanginitiatieven). Op dit moment bestaat dat netwerk uit 3.960 plaatsen. Zoals u weet, verblijven zowel asielzoekers als personen die internationale bescherming hebben gekregen in deze LOI’s.
Ik heb mijn diensten gevraagd om een afbouwplan op te starten, conform het regeerakkoord. Prioritair is de afbouw van de hotelopvang. Daarna zullen de LOI-plaatsen stelselmatig worden afgebouwd.
Er wordt bekeken hoe het opvangmodel en de transitie kunnen worden herdacht. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met het volgende: het organiseren van de transitie voor bepaalde specifieke doelgroepen, zoals niet-begeleide minderjarige vreemdelingen; de mogelijkheid om de transitie binnen kleinschalige opvang te organiseren via alternatieve modellen; het onderhouden van reeds opgebouwde netwerken met het oog op de zoektocht naar huisvesting; en een verbeterde samenwerking met partners op het terrein rond het thema transitie en de toegang tot de woningmarkt.
Vlaanderen en Wallonië werden hierover reeds bevraagd. Samen met hen zal conform het regeerakkoord bekeken worden hoe de transitie van internationaal beschermden anders kan worden georganiseerd.
Mevrouw Van Belleghem, dit gaat niet over noodplaatsen die dienen om een tijdelijke verhoging van de uitstroom van internationaal beschermden op te vangen, maar over plaatsen die bedoeld zijn om personen die zich nog in het opvangnetwerk van Fedasil bevinden en die niet meteen eigen huisvesting vinden, tijdelijk onder te brengen. Zo krijgen zij de tijd om de overgang van een collectief centrum naar de private huizenmarkt te maken.
Ik engageer mij om dit, conform het regeerakkoord, steeds in overleg met en mits goedkeuring van de betrokken lokale besturen te laten gebeuren. Voor alle duidelijkheid, in tegenstelling tot sociale huisvesting bieden deze noodplaatsen geen duurzame verblijfsoplossing. Het is de bedoeling dat internationaal beschermden zo snel mogelijk een eigen verblijfsoplossing vinden. Dit zijn dus geen sociale woningen waarin zij de plaats zouden innemen van onderdanen die op een wachtlijst staan.
Matti Vandemaele:
Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw antwoord. Er zijn vandaag 3.960 plaatsen in LOI's , terwijl nog altijd 1.700 mensen op de wachtlijst staan. Ik denk dat het afbouwen van LOI's momenteel nog helemaal niet aan de orde is. Als ik u zo hoor, zal mijn suggestie er toch niet ver naast zitten. U zult die LOI's gewoon een andere naam geven. Het worden transitieplekken of iets dergelijks en daarmee is de kous af.
Ik moet zeggen dat ik daar niet rouwig om ben. Ik vind dat eigenlijk een heel goed idee. Ik denk dat experten, veldwerkers, betrokkenen, de organisaties die die mensen lokaal begeleiden en zelfs lokale besturen daar niet rouwig over zullen zijn. Het idee om LOI's af te schaffen, is namelijk een slecht idee.
Als u nu een oplossing hebt gevonden door die LOI's een andere naam te geven en iedereen tevreden te stellen, dan ben ik daar eigenlijk tevreden mee. Dat lijkt mij een dubbele winst. Bij een dubbele winst moet u nooit twijfelen. Gewoon doen, mevrouw de minister.
Francesca Van Belleghem:
Wanneer de heer Vandemaele zegt dat het een dubbele winst is, dan kan men zeker zijn dat het een verlies is. De essentie van het verhaal – en dat zal ik altijd blijven zeggen – is dat niet de instroom van asielzoekers naar de woonmarkt een probleem is, maar wel de instroom van asielzoekers naar dit land. Die instroom moeten we stoppen en aanpakken. Elk lokaal opvanginitiatief dat open blijft of wordt omgezet naar een andere plaats, blijft een sociale woning die men niet voor de eigen mensen kan gebruiken. Elke LOI, elke transitieplek voor asielzoekers is een sociale woning die we kwijt zijn, terwijl we er al zoveel tekort hebben. We moeten inzetten op meer sociale woningen, maar wel voor onze eigen mensen.
Het asielcentrum in Lommel
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, de buurtbewoners willen eindelijk duidelijkheid over het asielcentrum in Lommel. Vakantiepark Parelstrand in Lommel is eigendom van het tv-gezicht Peter Gillis, bekend van Familie Gillis: Massa is Kassa . Hij baat daar het asielcentrum uit.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de verlenging van het huurcontract? Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt dat het huurcontract op 31 december afloopt en dat er nog onderhandelingen aan de gang zijn. Zijn die onderhandelingen intussen afgerond? Zult u het asielcentrum sluiten of pleit u voor een verdere openstelling?
Kunt u ook bevestigen dat vorig jaar in Lommel pas na het verstrijken van het huurcontract een nieuwe overeenkomst werd gesloten?
Welke huurprijzen worden op dit moment in Lommel betaald voor het centrum? Graag had ik de maandelijkse huurprijs, de totale huurkosten voor 2024 en 2025 – voor zover dat al mogelijk is – en ook de totale kostprijs in het algemeen. De mensen willen weten hoeveel dat asielcentrum jaarlijks kost.
Wat is er precies in de huur inbegrepen en welke kosten komen daar nog bij? Bijvoorbeeld, bij de camping in Theux zagen we dat de afvalverwerking en dergelijke niet inbegrepen waren en dus nog extra moesten worden aangerekend. Ik krijg graag ook daarover een overzicht. Daarnaast willen we weten hoeveel voltijdsequivalenten er in het asielcentrum tewerkgesteld zijn.
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, een aantal vragen die u stelt zijn eerder geschikt als schriftelijke vragen, maar ik zal er toch op antwoorden.
De gesprekken over een eventuele nieuwe huurovereenkomst voor het opvangcentrum in Lommel zijn momenteel nog lopende. De huidige overeenkomst met de eigenaar loopt inderdaad tot 31 december 2025. In het licht van de lopende onderhandelingen kan ik er voorlopig verder nog niet veel over kwijt.
Oorspronkelijk zou die huurovereenkomst aflopen op 30 juni 2025, maar het Agentschap heeft voor die datum het akkoord van de Inspectie van Financiën gekregen om een addendum te ondertekenen waarmee de looptijd werd verlengd tot eind 2025. Dat addendum is in werking getreden op 1 juli en werd tijdig door beide partijen ondertekend.
Wat de financiële kant betreft, de totale kostprijs voor Lommel bedraagt iets meer dan 14 miljoen euro voor 2024 en 11,6 miljoen voor 2025. Fedasil laat weten dat de maandelijkse huurprijzen enkel kunnen worden meegedeeld via de procedure inzake openbaarheid van bestuur.
In de totale huurkosten zijn verschillende posten inbegrepen, zoals buitenverlichting, onderhoud van de toegangspoorten, technische bijstand, bedlinnen, riolering, huisvuil, groenonderhoud, camerabewaking en grotere herstellingswerken, bijvoorbeeld aan het dak.
Tot slot, op 30 september 2025 telde het centrum in Lommel 62,7 voltijdsequivalenten aan personeel.
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, de campinguitbater stelt het eigenlijk treffend. "Massa is kassa" zegt Peter Gillis altijd, en in het asielcentrum Parelstrand geldt dat ook. Massa is kassa en de belastingbetaler betaalt. Dat is de zure en zware realiteit.
Ik vind 14 miljoen euro voor 2024 en 11,6 miljoen voor 2025 een waanzinnige kostprijs. Kunt u mij zeggen of dat voor het volledige jaar 2025 is, of enkel tot nu? Het maakt immers een groot verschil als we er nog een paar miljoen moeten bij tellen of niet.
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, dat is het nut van schriftelijke vragen. Ik stel voor dat u dat schriftelijk opvraagt.
Francesca Van Belleghem:
Ik wilde gewoon weten tot welke datum dat geldt. Ook in antwoorden op schriftelijke vragen zet u er de datum niet altijd bij. Ook een schriftelijke vraag stellen over de kostprijs heeft blijkbaar niet veel nut, want als ik de cijfers opvraag voor 2025, zegt u niet tot welke datum het precies loopt, maar zegt u “voor 2025”. Ook in schriftelijke vragen word ik dus met hetzelfde geconfronteerd. Ik zal de vraag opnieuw indienen.
De risicoanalyse van het geplande asielcentrum in Schilde
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Marijke Dillen:
Mevrouw de minister, de inwoners van Schilde en 's-Gravenwezel hebben het vertrouwen in u en in Fedasil volledig verloren. Naar aanleiding van de komst van het asielcentrum in Schilde werd een risicoanalyse uitgevoerd, die ernstige vragen oproept over de betrouwbaarheid en de intentie van Fedasil om de gemeenteraad en de bevolking correct te informeren.
Het betreft hoofdzakelijk interne meldingen of meldingen uit de onmiddellijke buurt. Ik geef enkele voorbeelden. Een bepaalde bewoner heeft zichzelf ernstig verwond en weigerde medische hulp. Na een eerdere ruzie raakte een andere bewoner hevig geëmotioneerd. Nog een andere bewoner werd agressief tijdens een gesprek met de directie. Er was tevens een hevige ruzie tussen twee bewoners. Ik zal niet de volledige lijst voorlezen, want ik neem aan dat u ondertussen ook op de hoogte bent. Dat zijn evenwel niet echt zaken waarvan de omwonenden wakker liggen.
Het is echter opmerkelijk, mevrouw de minister, dat een aantal ernstige incidenten in de risicoanalyse niet worden gemeld, zoals de moord gepleegd door een asielzoeker die in het asielcentrum van Deurne verbleef. De kritiek is dan ook terecht. Het is bovendien niet het eerste incident dat het vertrouwen ondermijnt. U en Fedasil hebben de beslissing genomen zonder voorafgaand overleg met het gemeentebestuur en de inwoners.
Daarnaast waren er ook de leugens over de beschikbaarheid van alternatieve locaties, het profiel van de toekomstige bewoners en het tijdelijk karakter van de huurovereenkomst. Aanvankelijk werd gezegd dat het ging om een huurovereenkomst van drie jaar, terwijl het in werkelijkheid om een overeenkomst van onbepaalde duur met een minimum van vier jaar blijkt te gaan.
Mevrouw de minister, kunt u uitleggen waarom er in dit dossier niet van in het begin transparant en correct werd gecommuniceerd?
Kunt u uitleggen waarom het gemeentebestuur niet vooraf over de beslissing werd geïnformeerd?
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van alle incidenten en strafbare feiten, van welke aard dan ook, sinds de opening van het asielcentrum in Deurne, op basis waarvan dan wel een correcte risicoanalyse kan worden gemaakt?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Dillen, u had het in uw ingediende vraag over de feiten die zich hebben voorgedaan sinds de opening van het asielcentrum in Schilde. Ik heb een antwoord voorbereid op die vraag.
Marijke Dillen:
Er werd een verbeterde versie gestuurd, mevrouw de minister. U hebt evenwel gelijk: in de haast van de redactie werd eerst Schilde vermeld, maar dat werd een halfuur later aangepast.
Anneleen Van Bossuyt:
Oké, dan beschik ik niet over de juiste versie. We zullen u het antwoord over dat laatste deel alsnog bezorgen.
Mevrouw Dillen, ik begrijp ten volle de gevoeligheid van dit dossier voor de buurt, het lokaal bestuur en de inwoners van Schilde in het algemeen. Het dossier is in de eerste plaats gebaat bij sereniteit en niet bij opruiende betogen. Ik betreur dan ook om in uw vraag valse beschuldigingen van leugens te lezen en daarom wil ik alles nogmaals op een rijtje zetten.
De risicoanalyse waarnaar u verwijst, werd uitgevoerd en gecommuniceerd door de politie, niet door mijn diensten. Het lokaal bestuur werd formeel geïnformeerd over de intentie om een medisch opvangcentrum in Schilde te openen. Dat overleg vond reeds plaats in mei 2025, ruim voor de ondertekening van de huurovereenkomst. De Belgische Staat en Fedasil wensen in alle openheid in gesprek te gaan met het lokale bestuur om eventuele bezorgdheden of vragen uit te klaren.
Wat de veiligheidssituatie betreft, heeft het agentschap zoals steeds open gecommuniceerd over incidenten van bewoners van het huidige opvangcentrum in Deurne. Het betreft meestal geregistreerde incidenten binnen het centrum, maar ook incidenten buiten het centrum waarvan het agentschap via buurtbewoners, politie of andere veiligheidsdiensten op de hoogte wordt gebracht. Ook de doodslag buiten het centrum in de Seefhoek te Antwerpen, waarvan een voormalige bewoner van Deurne wordt verdacht, werd op meerdere momenten besproken in overleg met het gemeentebestuur en de diensten. Het incident werd bovendien expliciet vermeld in de gedetailleerde incidentenrapportering die aan de politie werd bezorgd.
Verschillende media hebben bericht over dat incident; het werd dus geenszins verzwegen.
Meer algemeen hanteert het agentschap inzake veiligheid een strikt huishoudelijk reglement, dat door alle bewoners van het opvangcentrum moet worden nageleefd. Overtredingen leiden tot sancties, gaande van een verwittiging tot een uitsluiting van opvang. Dat wordt tijdens mijn beleidsperiode strikt toegepast in de centra van Fedasil. Fedasil hanteert een nultolerantiebeleid op het vlak van agressie tegenover medebewoners, personeel en andere personen. Wie zich aan dergelijk gedrag schuldig maakt, heeft in het opvangnetwerk geen plaats. Daarnaast is er dag en nacht personeel aanwezig dat toeziet op een goed verloop en het voorkomen van overlast. Ten slotte sluit het agentschap in principe steeds een samenwerkingsprotocol met de lokale politie.
Tijdens het informatiegesprek werd eveneens uitgelegd dat het opvangcentrum in Deurne zal sluiten en dat het opvangcentrum in Schilde de nodige vervangcapaciteit zal bieden. De minimale contractduur bedraagt vier jaar, waarin de periode die nodig is voor de verbouwingen en de opstart reeds is meegerekend. De effectieve gebruiksduur als opvangcentrum is dus korter dan vier jaar.
Het agentschap heeft wel degelijk verschillende alternatieve locaties onderzocht. Tijdens het informatiegesprek op 26 mei 2025 heeft het agentschap ook de doelgroep toegelicht: het opvangcentrum in Schilde betreft een medisch opvangcentrum, met verschillende opvangplaatsen voor zorgbehoevende asielzoekers en hun gezinnen, evenals een beperkt aantal niet-begeleide minderjarigen. Spreken over leugens, gaat dus echt te ver.
Mevrouw Dillen, u verwees naar het feit dat het centrum nog niet geopend is, maar dat heb ik daarnet toegelicht. In het vooruitzicht van de opening van het nieuw medisch opvangcentrum te Schilde heeft de lokale politie Voorkempen reeds informatie ingewonnen bij omliggende politiezones met een gelijkaardig opvangcentrum op hun grondgebied, inclusief plaatsbezoeken aan de opvangcentra van Kapellen, Broechem en Deurne.
De veiligheid voor de buurt is voor mij een absolute prioriteit.
Marijke Dillen:
Dank u vriendelijk voor uw antwoord, mevrouw de minister. Aanvankelijk werd gezegd dat het over medische profielen en niet-begeleide minderjarigen zou gaan, maar uit de profielbeschrijving van Fedasil blijkt dat absoluut niet. Het gaat ook over gezinnen en over alleenstaande mannen. Dat zijn niet allemaal zieke alleenstaande mannen.
Bovendien, mevrouw de minister, werd er aanvankelijk gezegd – ook door Fedasil – dat het ging om een huurovereenkomst van drie jaar, zoals vermeld in de nota die aan het gemeentebestuur en de gemeenteraadsleden werd bezorgd. Dat blijkt niet het geval te zijn. Het gaat om een overeenkomst van onbepaalde duur met een minimum van vier jaar. Die is ingegaan op 1 september van dit jaar, waarbij de bedoeling is dat de asielzoekers daar vanaf 1 januari zullen kunnen gaan wonen. Alleen tijdens die eerste vier maanden zal het dus misschien wat minder zijn.
Mevrouw de minister, ik had graag duidelijkheid gekregen van u. U zei dat het gemeentebestuur formeel is ingelicht in mei van dit jaar, vóór de ondertekening, maar niet voorafgaand aan de beslissing van Fedasil. Dat heb ik uit uw antwoord begrepen. Daarnaast zei u – dat vind ik zeer belangrijk – dat alle informatie over strafbare feiten of incidenten van welke aard ook, dus ook de zware, telkens op gedetailleerde werd bezorgd aan de gemeente. Ik weet dus wat me te doen staat als ik straks thuis ben, want dat betekent concreet – al valt dat uiteraard niet onder uw verantwoordelijkheid – dat het de verantwoordelijkheid is van de burgemeester, die het hoofd van de politie is. De politie heeft dus vorige maandag tijdens de raadscommissie over de risicoanalyse totaal foutieve informatie verstrekt. De politiecommissaris deed immers alsof zijn neus bloedde toen het ging over ernstige incidenten.
Anneleen Van Bossuyt:
Ik wil kort toelichten wat ik daarover heb gezegd. Ik heb aangegeven dat de doodslag buiten het centrum in de Seefhoek, waarvoor een voormalige bewoner van Deurne in verdenking is gesteld, op meerdere momenten besproken werd in overleg met het gemeentebestuur en de betrokken diensten. Dat specifieke incident in de Seefhoek werd expliciet vermeld in de gedetailleerde incidentenrapportering die aan de politie werd overgemaakt.
Marijke Dillen:
In het kort, u geeft aan dat u de juiste vraag niet had ontvangen. Dat was een vergissing, dat neem ik u dus niet kwalijk. Ik neem aan dat u mij die informatie spoedig zult bezorgen; vermoedelijk betreft dat het gedetailleerde incidentenoverzicht. Dank u, voorzitter, en dank u, mevrouw de minister.
De hotelopvang
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mijnheer de voorzitter, ik begin al schrik te krijgen om een cijfervraag te stellen.
Mevrouw de minister, vorige maand kondigde u aan bezig te zijn met de stelselmatige afbouw van de hotelopvang. De laatste keer dat we u hierover ondervroegen, werden er nog steeds 355 personen op die manier opgevangen. Bent u intussen, op vandaag, 12 november, eindelijk gestopt met de hotelopvang? Zo niet, over hoeveel hotelgasten gaat het dan nog? Welke hotels worden op die manier ingezet? Kan ik in het kader van de openbaarheid van bestuur, waarnaar u daarnet verwees, ergens terecht met die vraag? U weigert immers om op mijn schriftelijke vraag te antwoorden. Mensen verdienen transparantie en mogen weten in welke hotels asielzoekers worden opgevangen.
Wat is sinds uw aantreden in februari de totale kostprijs van de hotelopvang geweest? Hoeveel heeft ‘Hotel Belgica’ de belastingbetaler al gekost?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, in het regeerakkoord hebben we duidelijk afgesproken de hotelopvang prioritair af te bouwen zodra de instroom daalt. Die belofte kom ik dan ook na, in tegenstelling tot de selectieve communicatie van uw partij op sociale media. Ik geef u graag de huidige stand van zaken mee.
Op 6 november verbleven er 197 personen in de hotelopvang. U merkt dus een forse daling. Het gaat om vijf lowcosthotels, twee in Schaarbeek, een in Sint-Joost-ten-Node, een in Jette en een in Vorst. De totale kostprijs van de hotelopvang voor de periode van 3 februari tot en met 30 oktober van dit jaar bedraagt 5.930.823,04 euro. Dat bedrag zal zienderogen dalen in de komende periode en wordt herleid tot nul.
Francesca Van Belleghem:
Het is met blijdschap dat ik de daling van het aantal asielhotelgasten verneem. De keerzijde van de medaille is wel dat u tijdelijke opvang voorziet in jeugdherbergen en op campings, in Theux en in Bredene. U sluit de hotelopvang, wat uiteraard positief is, maar tegelijk opent u nieuwe tijdelijke vakantieparken. Een jeugdherberg is overigens ook een soort hotel. U verlegt het probleem dus van Brussel naar Vlaanderen. De asielhotels bevinden zich momenteel in Brussel, maar de jeugdherbergen waarnaar u daarnet verwees, liggen allemaal in Vlaanderen. De enige uitzondering is Theux, waar 250 plaatsen voorzien zijn; dat is dus in Wallonië. Maar de overige opvangplaatsen, die we straks nog zullen bespreken, bevinden zich allemaal in Vlaanderen. Dus u hebt een goede daad gesteld door die hotelopvang te verminderen, maar u verlegt wel het probleem.
De tijdelijke winteropvang
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, dit is de vraag waarnaar ik daarnet verwees. Fedasil voorziet ook dit jaar bijkomende plaatsen om de zogenaamde winterpiek in de asielopvang op te vangen. Blijkbaar zijn er al contracten ondertekend voor opvanglocaties in Theux en Bredene, maar ook voor jeugdherbergen in Kinrooi, Zele, Mesen, Bekkevoort, Heuvelland en Oudsbergen.
Graag krijg ik een volledig overzicht. Zult u nog andere noodopvangplaatsen openen, naast de locaties die ik zonet heb opgesomd? Zo ja, wanneer zullen die plaatsen beschikbaar zijn? Welk budget wordt hiervoor voorzien en over hoeveel asielzoekers gaat het? Zijn alle plaatsen intussen geopend?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Bellegem, er is niet voorzien om bijkomende opvanglocaties te openen in het kader van de winteropvang naast de reeds door u genoemde. Fedasil liet mij op 10 november weten dat de sites in Theux en Bredene inmiddels geopend zijn, evenals twee jeugdherbergen, namelijk die in Kinrooi en Zele.
Francesca Van Belleghem:
Dank u wel voor uw antwoord.
De tijdelijke beperking van de materiële hulp
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, er is een nieuw arrest van het Hof van Cassatie, waarvan u ongetwijfeld kennisgenomen hebt. In dat arrest staat dat de enkele vaststelling dat de verzoeker zich in de situatie bevindt zoals bedoeld in artikel 4, § 1, 3°, van de opvangwet, namelijk dat hij een volgend verzoek heeft ingediend, niet volstaat als wettige verantwoording voor het tijdelijk beperken van de materiële hulp.
Dat arrest dateert van vóór de inwerkingtreding van de nieuwe opvangweigeringsgronden, vastgelegd in de wet die u afgelopen zomer hebt laten goedkeuren. Volgens het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII) zou de redenering van het Hof van Cassatie echter ook van toepassing zijn op de nieuwe bepalingen. Beaamt u die stelling van het AgII? Met andere woorden, geldt de uitspraak ook voor de volgende verzoekers in de huidige context? Zo ja, maakt dat arrest van het Hof van Cassatie uw wetsontwerp niet de facto onwerkbaar, aangezien Fedasil dan voor elke M-status individueel zou moeten nagaan of de menselijke waardigheid gewaarborgd blijft? Welke maatregelen overweegt u om ervoor te zorgen dat uw beleidsvoornemen daadwerkelijk kan worden uitgevoerd, ondanks de juridische hindernis die het Hof van Cassatie heeft opgeworpen?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, ik kan mij hoe dan ook niet aansluiten bij het standpunt van het Agentschap Integratie en Inburgering. Fedasil geeft aan dat, ook al gaat het hier om situaties waarin sprake is van een volgend verzoek om internationale bescherming, de verplichting uit artikel 4, § 4, van de opvangwet geldt voor alle gevallen waarin de materiële hulp kan worden beperkt of ingetrokken. Dat artikel schrijft namelijk voor dat telkens individueel moet worden nagegaan of het recht op een waardige levensstandaard verzekerd blijft, wat ook nu het geval is.
M-statussen hebben echter reeds bescherming in een andere lidstaat. Er bestaat dus een vermoeden dat zij in die lidstaat reeds toegang hebben tot een waardige levensstandaard. Indien een persoon kan aantonen dat dat niet het geval is, houdt Fedasil daar rekening mee, zoals ook al gebeurde vóór dit arrest.
Wie zich in een bijzonder kwetsbare situatie bevindt, bijvoorbeeld om medische redenen, kan alsnog opvang krijgen. Fedasil beoordeelt elk dossier afzonderlijk, rekening houdend met elementen zoals de gezondheidstoestand, gezinssamenstelling, leeftijd en kwetsbaarheid van de betrokkene, en gaat telkens na of een waardige levensstandaard kan worden gegarandeerd in het land waar de persoon bescherming geniet. Het is echter aan de verzoeker zelf om aan te tonen dat de lidstaat die bescherming verleende geen waardige levensstandaard kan bieden.
Francesca Van Belleghem:
Dank u wel voor uw antwoord.
De ontradingscampagnes
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, enkele maanden geleden maakte u bekend dat er via WhatsApp en YouTube ontradingscampagnes liepen in de transitlanden Griekenland en Bulgarije, gericht op asielzoekers uit Kameroen en Guinee. U verklaarde toen ook dat de campagnes zouden worden uitgebreid naar andere relevante doelgroepen en dat eveneens zou worden ingezet op de promotie van een webpagina – er is dus toch een website die u kon realiseren – met ontradingsinformatie via Google Ads. Boven op die digitale campagnes zou u bovendien inzetten op gerichte ontradingsacties in de landen van herkomst.
Meer recent verklaarde u in ’t Pallieterke het volgende: "Wij onderzoeken voortdurend hoe wij onze boodschappen nog doelgerichter kunnen verspreiden. Wij onderzoeken nieuwe mogelijkheden om ons bereik te vergroten." Dat was op 4 september 2025.
U gaf bij die gelegenheid ook aan dat het Facebookkanaal en vermoedelijk ook het Instagramkanaal van de Dienst Vreemdelingenzaken door Meta werd geblokkeerd. U voegde daaraan toe dat andere kanalen worden bekeken waarvan u gelooft dat ze veel effectiever zullen zijn dan Facebook, zoals u zelf stelde.
Daarom kreeg ik graag een antwoord op de hiernavolgende vragen.
Naar welke andere relevante doelgroepen en landen werden de ontradingscampagnes inmiddels uitgebreid? Wat waren de effecten tot op heden?
Wat heeft het voortdurende onderzoek naar nieuwe mogelijkheden om het bereik te vergroten intussen concreet opgeleverd?
Welke andere kanalen dan Facebook blijken effectiever te zijn? Welke praktische consequenties werden daaraan gekoppeld?
In welke landen en via welk medium lopen momenteel ontradingscampagnes?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de blokkering van het Facebookkanaal van de DVZ?
Welke gerichte ontradingscampagnes, zoals bijvoorbeeld uw bezoek aan Moldavië, vonden intussen nog plaats? Wat was het effect daarvan?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, ontrading speelt een belangrijke rol bij het behalen van onze doelstelling om de instroom in ons land te verlagen. Naast ontradingscampagnes zijn er ook ontradingsmissies, zoals die naar Moldavië en ondertussen ook naar Kosovo en Albanië. Die vormen een belangrijk instrument, net als de verstrenging van onze wetgeving, onder meer via de genomen crisismaatregelen.
De bereikcijfers van onze campagnes variëren, maar de meeste werden uitgevoerd via YouTube, wat volgens onze analyses het meest effectieve kanaal bleek te zijn. Ter illustratie, de ontradingscampagne gericht op Moldavië via Google Advertising, over de versnelde terugkeerprocedure, leverde 1.068.603 vertoningen en 1.018.688 kliks op. Dat wil zeggen een interactie van 95 %, en dat voor een totaalbudget van 300 euro voor de hele campagne.
Zoals u via een antwoord op een eerdere schriftelijke vraag al vernam, wordt het budget per campagne bepaald op basis van het totale budget aan werkingsmiddelen voor preventie en op basis van voorgaande gelijkaardige campagnes. Momenteel loopt een officiële aanbestedingsprocedure om samen te werken met een professionele onderneming die hier soelaas moet bieden. Zulke procedures nemen uiteraard tijd in beslag, maar we zijn op de goede weg.
Het marktonderzoek, waarbij verschillende partners werden bevraagd, is alvast afgerond. We bevinden ons nu in de finale fase, waarin de Dienst Vreemdelingenzaken verschillende offertes analyseert om vervolgens, op basis van gunningscriteria en andere overwegingen, de beste offerte te gunnen. Over verdere details kan ik pas later communiceren, aangezien daarover discretie vereist is.
Onlangs liep er een ontradingscampagne gericht op Afghanen in EU-transitlanden, met als boodschappen: België voert het strengste migratiebeleid ooit en België voert strenge binnenkomstcontroles uit. Deze campagne bereikte meer dan 150.000 weergaven en wordt momenteel verder verlengd.
Helaas ondervinden we via YouTube ondertussen ook technische problemen, naast die met het Meta-account van de DVZ. Met Meta hebben we ondertussen overleg gepleegd, maar er werden door hen geen oplossingen aangereikt.
Ik durf te stellen dat we op heel wat obstakels botsen binnen het hedendaagse sociale-mediabeleid en de beperkingen die grote platforms vandaag opleggen. Toch blijven we werken met de middelen die voorhanden zijn om ons doel te bereiken.
Voor verdere cijfermatige informatie nodig ik u uit om gebruik te maken van het instrument van de schriftelijke vraag.
Francesca Van Belleghem:
Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ontradingscampagnes moeten natuurlijk ook worden gericht op de landen van herkomst zelf, dus niet alleen op de transitlanden. Het is goed dat u zegt dat Afghanistan dan wel als transitland geviseerd werd, maar er zijn natuurlijk nog veel andere belangrijke landen van herkomst. Mensen uit Eritrea vormen nu de derde grootste groep van asielzoekers. Mensen uit Congo zijn al goed voor 1.950 asielaanvragen dit jaar. Dat lijkt mij een goed land om een ontradingscampagne op te richten, maar zeker ook Turkije, dat het vijfde herkomstland is. Al die landen kunnen dus worden geviseerd om ontradingscampagnes te voeren, niet alleen de transitlanden, maar ook de landen van herkomst.
De tijdelijke gesloten terugkeercentra
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Al jaren wordt door vrijwel iedere regering en door de oppositie gesteld dat de terugkeercijfers omhoog moeten. Al jaren wordt ook door de opeenvolgende regeringen de uitbreiding van de capaciteit in de gesloten terugkeercentra in het vooruitzicht gesteld.
Toenmalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken stelde 10 jaar geleden zelfs een verdubbeling van de capaciteit in het vooruitzicht. Op dit moment, 10 jaar later, stellen we dat nog altijd. Dat is dus een belofte waarvan niets in huis kwam en die zelfs door de vivaldiregering werd overgenomen. Daar kwam echter ook niets van in huis en nu wordt deze belofte opnieuw door de arizonaregering gerecycleerd als het ware.
Hoe men het ook wendt of keert, het staat buiten kijf dat de terugkeercijfers dringend en dwingend omhoog moeten. Dat betekent dat ook de capaciteit in de gesloten terugkeercentra moet toenemen. Een verdubbeling is volgens Freddy Roosemont van de dienst Vreemdelingenzaken zelfs niet genoeg.
In afwachting van de uiteindelijke realisatie van het masterplan gesloten terugkeercentra zou het inrichten van tijdelijke gesloten centra verlichting kunnen bieden. Concreet denken wij hierbij aan de inzet van schepen, zoals gevangenisboten of afgedankte maar heringerichte hotelschepen.
Acht u het realistisch dat het aantal gesloten terugkeerplaatsen tijdens deze legislatuur verdubbeld wordt? Wat is de stand van zaken? Ik heb gezien dat er intussen een eerstesteenlegging is geweest. Zal uw tijdpad nog worden gehaald? Bent u bereid om op korte termijn werk te maken van tijdelijke gesloten terugkeercentra, zoals die gevangenisboten, die eigenlijk heel flexibel kunnen worden ingezet, niet alleen om asielzoekers op te vangen, maar ook om illegalen op te vangen in afwachting van hun terugkeer.
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, we beogen de opvangcapaciteit van de gesloten centra te verdubbelen, zoals bepaald in het masterplan gesloten centra. Bij de evaluatie van het masterplan wordt bekeken of er nog bijkomende plaatsen nodig zijn. We binden daarnaast resoluut de strijd aan met de praktijk van het indienen van onoprechte asiel- en andere verblijfsaanvragen vanuit de gesloten centra, louter om een terugkeer te vertragen of onmogelijk te maken. Voor de opschaling van het aantal plaatsen in de gesloten centra werk ik op verschillende assen tegelijkertijd. Ik zet het masterplan gesloten centra onverminderd verder.
De symbolische eerstesteenlegging van het vertrekcentrum in Steenokkerzeel vindt deze week plaats. Hiermee creëren we 50 extra plaatsen voor personen die op korte termijn kunnen vertrekken. De plannen voor het gesloten centrum in Jabbeke zijn vergevorderd. We zullen hiermee starten in 2026. Ook de plannen voor de extra gesloten centra in Jumet en Zandvliet lopen.
Verder werk ik aan inbreiding binnen de bestaande centra. Een extra vleugel werd gerenoveerd in Merksplas. Bijkomend personeel hiervoor werd aangeworven. Dit personeel zal inzetbaar zijn vanaf begin volgend jaar, wat 40 extra bedden zal betekenen. Geen extra plaatsen zonder extra personeel. Ik voorzie op zeer korte termijn bijkomend personeel, zowel voor de gesloten centra als voor de centrale diensten van DVZ die de terugkeer voorbereiden. De selecties hiervoor lopen reeds. Bijkomend personeel voor 127bis zal toelaten ook daar een extra vleugel voor 30 à 35 personen te openen.
Een verhoogde turn-over levert eveneens extra plaatsen op. Samen met minister Quintin zorg ik tegen eind 2026 voor 72 extra escorteurs om de terugkeer te begeleiden.
Er zitten veel maatregelen in de pijplijn. Ik zie geen noodzaak om mijn toevlucht te nemen tot tijdelijke gesloten centra. Ik verkies duurzame en structurele oplossingen om het terugkeerpercentage te verhogen.
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, in 2018 pleitte uw partijgenoot Theo Francken zelf voor tijdelijke gesloten centra, zoals die boot. In Gent wordt sinds 2019 een gevangenisboot ingezet om 240 asielzoekers op te vangen. Als de asielinstroom daalt, zou u die gevangenisboot kunnen inzetten als tijdelijk gesloten terugkeercentrum. Dat zou trouwens perfect passen binnen het regeerakkoord. U ziet de nood daaraan niet, maar ik stel voor om dit te heroverwegen. Als u werkelijk meent dat de asielcijfers omlaag moeten en de uitstroom omhoog, dan gebruikt u een gevangenisboot niet als asielcentrum, maar wel als terugkeercentrum.
De terugkeer naar Afghanistan
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, toen ik u vier maanden geleden nogmaals ondervroeg over de stand van zaken met betrekking tot de gedwongen terugkeer naar Afghanistan, zei u dat de verschillende mogelijkheden om de terugkeer te organiseren nog steeds werden onderzocht en dat sommige denkpistes concreter werden. Op 1 oktober luidde uw antwoord dat de verschillende pistes om een daadwerkelijke terugkeer te organiseren verder werden onderzocht. Op 2 oktober vernamen we via de pers dat u het initiatief had genomen tot de vorming van een breed Europees front met betrekking tot de gedwongen terugkeer naar Afghanistan, terwijl andere landen eigenlijk zelf al concrete initiatieven hadden genomen.
Op 21 oktober heb ik u daarover nogmaals ondervraagd en zei u dat u de dialoog in gang hebt gezet. Hoever staat het dus met die dialoog vandaag, op 12 november?
In antwoord op uw brief stelde de Europese Commissie dat er eerder dit jaar al verkennende gesprekken of contacten met Afghanistan werden gestart. Heeft uw baanbrekende Europese initiatief, zoals u het zelf noemt, iets concreets opgeleverd?
Bent u van plan om op korte termijn zelf initiatieven te nemen, los van die Europese samenwerking, bijvoorbeeld met Duitsland?
Welke pistes worden verder onderzocht en welke niet? Hoe concreet zijn sommige denkpistes intussen?
In een bericht van het persbureau Belga lazen we dat de Duitse minister Dobrindt zich na afloop van de Europese top in Luxemburg kon voorstellen dat zijn land uitwijzingen naar Afghanistan voor andere lidstaten gaat uitvoeren. Kunt u dat bericht bevestigen of ontkent u dat zoiets in de marge van die bewuste top ter sprake is gekomen?
Hebt u intussen zelf al bilateraal contact met de Duitse instanties opgenomen over een dergelijke samenwerking?
Het lijkt immers te gaan om een aanbod van de Duitse regering. Zoals eerder vermeld, liet Duitsland twee Afghaanse consulaire agenten inreizen om de terugkeer te ondersteunen. Bent u van plan om dat ook in ons land te doen?
Oostenrijk nam intussen het heft in eigen handen, dus niet in Europese handen, want reeds begin dit jaar voerde de regering operationeel-technische gesprekken met de Afghaanse autoriteiten. In september waren Afghaanse vertegenwoordigers in Wenen aanwezig om de uitzettingen te coördineren. In welke mate bent u bereid dat voorbeeld te volgen?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, als antwoord op uw vragen 1, 2, 3, 6 en 7, u verwijst naar aanleiding van mijn brief naar een "breed front" dat u tussen aanhalingstekens plaatst. Een brief die door 20 lidstaten werd ondertekend, wat de overgrote meerderheid van de lidstaten vertegenwoordigt, kan toch beschouwd worden als breed gedeeld. Naar aanleiding van die brief vond recent overleg plaats tussen de Europese Commissie en de lidstaten over mogelijke samenwerking inzake identificatie en terugkeer naar Afghanistan. Die besprekingen worden intensief gevoerd, waarbij België een actieve rol opneemt. In de komende weken zal de Europese Commissie naar de lidstaten terugkoppelen met het oog op concrete oplossingen. We volgen dit uiteraard nauw maar discreet op.
Wat uw vierde vraag betreft, over een bericht van het persbureau Belga, kan ik aangeven dat tijdens de laatste JBZ-Raad het onderwerp terugkeer naar Afghanistan niet op de formele agenda stond. Dat neemt echter niet weg dat daarover verklaringen kunnen worden afgelegd, al dan niet in de marge van de formele agendapunten.
Het is altijd mogelijk dat ministers van de 27 lidstaten in de marge bepaalde zaken verklaren. Ik kan niet bevestigen of ontkennen wat al deze ministers al dan niet verklaren. Wel kan ik zeggen dat ik voorstander ben van een gezamenlijke Europese aanpak en dat we daar ook effectief werk van maken. Deze aanpak biedt in dit verhaal de meeste kans op slagen.
Ook de relatie met Duitsland is zeer goed, zowel op politiek niveau als op het niveau van de administraties. Het spreekt voor zich dat de ervaring die Duitsland heeft ons hierbij goed van pas zal komen. Uw communicatie op sociale media, waarin u stelde dat wij het aanbod van Duitsland om mee te werken aan de terugkeer van Afghanen zouden hebben geweigerd, is dan ook volledig incorrect.
Wat uw vijfde vraag betreft, namelijk of wij zelf al contact hebben opgenomen met de Duitse instanties over samenwerking ter zake, de DVZ heeft regelmatig contacten met de Europese zusterdiensten, ook over identificatie en terugkeer naar Afghanistan.
Francesca Van Belleghem:
Ik ben blij dat u mijn sociale media volgt. Mijn bericht was destijds gebaseerd op het bericht van Belga waarin stond dat Duitsland een aanbod had gedaan om andere lidstaten te helpen met de terugkeer van hun illegale Afghanen. Ik heb het bij: "Duitsland open voor deportaties Afghanen uit andere EU-lidstaten". Wij zouden dat woord niet gebruiken. Als wij zoiets bij Belga lezen, veronderstellen wij echter dat dat correct is.
De vraag is of er al individueel, bilateraal contact met Duitsland is geweest om daarop een beroep te doen. Als Duitsland immers een dergelijk aanbod doet in de marge van een Europese top of vergadering, betekent dat dat het er individueel ook voor openstaat om andere landen te helpen met de terugkeer van illegale Afghanen, ongeacht of ze crimineel zijn of niet.
Als men zoiets zegt op een Europese top, betekent dit dat als u Duitsland bilateraal contacteert, het daarop ook ja zal zeggen.
Het is duidelijk, bilaterale samenwerking tussen lidstaten, zeker in het kader van terugkeer, heeft altijd al beter gewerkt dan een gezamenlijk Europees front. Duitsland heeft bilateraal met Afghanistan samengewerkt en heeft al illegale Afghanen kunnen terugsturen. Ook Oostenrijk heeft dat gedaan.
Anneleen Van Bossuyt:
(…) (geen micro)
Francesca Van Belleghem:
Het kan ook via Istanbul, zoals mevrouw de Moor zei. Het gaat erover dat de Europese Unie iets moet doen. Het Europees overleg met Afghanistan waarnaar u verwijst, bestaat al 10 jaar. Er is al 10 jaar een front om illegale Afghanen terug te sturen, maar men slaagt daar nooit in. Duitsland doet het nu zelf, los van de Europese Unie, en nu werkt het wel. Dat is wat wij al de hele tijd stellen. Neem contact op met Duitsland en doe een beroep op hun expertise, aangezien wij er duidelijk een gebrek aan hebben.
De terugkeer naar Syrië
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Volgens cijfers van de Verenigde Naties zijn sinds december vorig jaar meer dan 1 miljoen Syriërs naar hun thuisland teruggekeerd, voornamelijk vanuit Turkije, Libanon en Jordanië. Vanuit Europa verloopt die terugkeer op zijn zachtst gezegd minder vlot. Terwijl de vrijwillige terugkeercijfers laag zijn – 172, zoals u tijdens de vorige commissievergadering stelde –, bleef de gedwongen terugkeer tot op heden eigenlijk onbestaande. In juli zou Oostenrijk als eerste EU-lidstaat een Syriër daadwerkelijk naar zijn herkomstland hebben uitgezet, gevolgd door nog twee andere. Ook vanuit Duitsland is op dat vlak het een en ander in beweging gekomen.
Graag ontvang ik dan ook een antwoord op de volgende vragen.
Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot de gedwongen en vrijwillige terugkeer naar Syrië? Welke bijkomende initiatieven werden er intussen genomen? Wat zit er nog in de pijplijn? Zult u zelf, in navolging van landen zoals Oostenrijk en waarschijnlijk ook Duitsland, de nodige initiatieven nemen of wacht u liever – alweer – op het Europese niveau?
U stelde op 21 oktober dat andere lidstaten over meer expertise beschikken wat betreft de terugkeer naar Syrië. Maakt u dan ook gebruik van die expertise van andere landen, aangezien u zelf aangeeft dat wij er onvoldoende over beschikken?
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, mijn administratie voert momenteel gesprekken met de Syrische Permanente Vertegenwoordiging, waarbij de mogelijkheden worden besproken voor een praktische samenwerking rond de identificatie en terugkeer van Syriërs met een strafblad. Deze besprekingen bevinden zich nog in een preliminaire fase en er vond nog geen terugkeer plaats in dit kader. De intentie is om te beginnen met een focus op personen met een strafblad alvorens de reikwijdte uit te breiden. Op deze manier zorgen we ervoor dat Syrië over voldoende capaciteit beschikt om deze personen terug op te nemen en de terugkeer werkbaar en duurzaam is.
Deze kwestie kwam aan bod tijdens de JBZ-Raad van 14 oktober. Tijdens deze discussie waren alle lidstaten het erover eens dat stabiliteit en wederopbouw essentieel zijn voor een waardige en duurzame terugkeer en was er een krachtige oproep voor het behoud van de dialoog met de Syrische autoriteiten. Vele lidstaten benadrukten dat vrijwillige terugkeer meer moet worden aangemoedigd ten aanzien van Syrische onderdanen met een terugkeerbesluit.
Er was eveneens een grote wens om mogelijkheden te verkennen voor gedwongen terugkeer van Syrische onderdanen, voornamelijk voor degenen die een veiligheidsgevaar vormen. Sommige lidstaten gaven aan hieromtrent al in contact te staan met de Syrische autoriteiten en hebben reeds expertise opgebouwd.
Terugkeer naar Syrië blijft op de agenda van het Deense voorzitterschap staan en zal de komende maanden dus verder op Europees niveau worden besproken.
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat nagenoeg hetzelfde was als in de vorige commissievergadering. Ik zou dan ook dezelfde repliek kunnen geven, namelijk dat de toestroom van Syriërs vele malen groter is dan de uitstroom van illegale Syriërs, maar ik zal u dat besparen. U weet wat ik zal zeggen en ook wat ik hierna zal doen, en dat is dezelfde vraag opnieuw indienen om te zien of er schot in de zaak komt.
De behandeling van het dossier van Oekraïense studenten door de DVZ en het parket
Gesteld door
Aan
Anneleen Van Bossuyt (Minister van Asiel en Migratie, en Maatschappelijke Integratie)
Bekijk antwoord
Francesca Van Belleghem:
Mevrouw de minister, 33 Oekraïense studenten, waarvan 18 minderjarig, krijgen op dit moment een leefloon in Kortrijk. Intussen zou het OCMW het dossier van de Oekraïense studenten aan het parket en de dienst Vreemdelingenzaken hebben bezorgd, om volledige duidelijkheid te krijgen over het aantal studenten, de toekenningsvoorwaarden en de controlemechanismen.
Wat zijn de bevindingen van de Dienst Vreemdelingenzaken in dit dossier? Ik krijg graag meer verduidelijking, mevrouw de minister.
Anneleen Van Bossuyt:
Mevrouw Van Belleghem, ik zal u de door u gevraagde bevindingen die de Dienst Vreemdelingenzaken mij bezorgde over dit dossier meedelen. Ik citeer:" Oekraïners die aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming voldoen, hebben recht op dit statuut en op de sociale voordelen die daaraan vasthangen. Het spreekt voor zich dat zij hier ook kunnen studeren. Als er fraude in het spel is, zal het parket zijn werk doen."
Intussen werkt mijn kabinet verder aan de inperking van het leefloon voor tijdelijk ontheemden, conform het regeerakkoord.
Francesca Van Belleghem:
Dank u wel voor uw antwoord en een fijne avond, mevrouw de minister.
Voorzitter:
Mevrouw de minister, dank u voor uw aanwezigheid. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.08 uur. La réunion publique de commission est levée à 17 h 08.