meeting-commission
De capaciteit van het parket Halle-Vilvoorde en de verschuiving van de criminaliteit naar de Rand Mevrouw de minister, het is heel toevallig dat net dit weekend de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde in de media aan de alarmbel trok. Ook uit cijfers die ik eerder had opgevraagd, bleek dat het aantal strafzaken bij het parket van Halle-Vilvoorde sterk stijgt. Dat is deels te wijten aan de voortdurende bevolkingsgroei, maar wordt ook aangewakkerd door de uitdijende criminaliteit, aangezien het arrondissement vlak naast de hoofdstad ligt. Volgens de Statbelcijfers telt Halle-Vilvoorde iets meer dan de helft van het aantal inwoners van Brussel. Op basis van de correctionele instroomcijfers werd de afgelopen jaren ongeveer een derde van het aantal Brusselse dossiers in Halle-Vilvoorde geregistreerd. Een slagkrachtigere Brusselse politie – mogelijk door een fusie van de politiezones – gecombineerd met een strenger vervolgingsbeleid door het parket van Brussel kan bovendien leiden tot een verplaatsing van bepaalde criminele fenomenen naar de randgemeenten rond de hoofdstad. Het is bijgevolg cruciaal dat de parketten van die randgemeenten klaargestoomd worden. Daarnaast wees de procureur des Konings op de massale verhuis van spookbedrijven uit Brussel naar Halle-Vilvoorde. Die brengen allerhande vormen van criminaliteit met zich mee en veroorzaken een golf van faillissementen, onder meer door de strengere controles in het kader van het Kanaalplan in Brussel. Halle-Vilvoorde staat, in vergelijking met andere parketten, helemaal onderaan qua capaciteit, met amper één magistraat per ongeveer 28.000 inwoners. Kunt u bevestigen dat het aantal dossiers bij het parket van Halle-Vilvoorde de afgelopen vijf jaar aanzienlijk is toegenomen? Dat parket bestaat overigens nog niet veel langer. In welke mate is het parket in staat om gevolg te geven aan die instroom? Welke middelen zijn de voorbije jaren specifiek aan dit parket toebedeeld om het hoofd te bieden aan de toenemende werklast? Bestaan er plannen om de capaciteit van het parket structureel te versterken, rekening houdend met de verschuiving van de criminaliteit van de hoofdstad naar de Rand? Worden er bijzondere accenten gelegd in het vervolgingsbeleid door de meest zorgwekkende fenomenen in de Rand prioritair aan te pakken? Hoe staat het met de aanwerving van de 300 personeelsleden voor de bestrijding van fiscale fraude en hoe worden die precies verdeeld? Ten slotte, hoe worden de randgemeenten bijgestaan in de aanpak van grootschalige probleemwijken, met name via een gebiedsgerichte werking? Collega Van Vaerenbergh, de procureur des Konings meldt dat het aantal dossiers bij het parket Halle-Vilvoorde sinds 2018 met 33% is gestegen. Dossiers met minderjarigen zijn zelfs met 60% toegenomen. Dankzij de oprichting van het parket voor verkeersveiligheid is de instroom van kleine overtredingen in het politieparket evenwel met 65% gedaald. Bij het parket Halle-Vilvoorde zijn 32 magistraten benoemd, van wie 11 een opdracht hebben. Het effectief bedraagt dus 21 magistraten binnen een wettelijk kader van 24. Drie vacatures werden gepubliceerd op 20 juni. De benoemingsprocedures zullen tegen het einde van dit jaar worden afgerond om het kader volledig in te vullen. Het secretariaat Halle-Vilvoorde bestaat uit 21 secretarissen, van wie er 20 in dienst zijn en één functie nog vacant is. Het kader omvat 52 administratieve personeelsleden, van wie er 49 in dienst zijn en 4 vacatures zijn opgestart. Daarnaast zijn er 15 parketjuristen, 8 criminologen en 5 andere personeelsleden op niveau A. Justitie is vrijgesteld van een besparing van 1,8% op de personeelskredieten. In het kader van het hefboomplan werd een enveloppe van 8 miljoen euro toegekend aan het openbaar ministerie voor bijkomende aanwervingen. Dat gebeurt in ruil voor het realiseren van concrete doelstellingen binnen het regeerakkoord. Het college van het OM is verantwoordelijk voor een evenwichtige verdeling van deze middelen, zodat aan de verzuchtingen van de diverse parketten kan worden tegemoetgekomen. De procureur des Konings heeft een specifiek vervolgingsbeleid uitgewerkt voor verdovende middelen en woninginbraken waarbij de daders worden geïdentificeerd. Voor criminele organisaties wordt rekening gehouden met de capaciteit van de FGP Halle-Vilvoorde. Maandelijks vindt met hen overleg plaats om te bepalen op welke dossiers wordt ingezet en waar een diepgaand onderzoek nodig is, of eerder een snelle tussenkomst met een beknopt onderzoek volstaat. Fiscale criminaliteit wordt behandeld door de fiscale substituten van het ressort Brussel. Aan andere financiële criminaliteit kan minder capaciteit worden besteed door de stijging van oplichtingsdossiers, frauduleuze faillissementen en witwaspraktijken. Bij het maken van keuzes bij capaciteitstekort wordt bovendien voorrang gegeven aan dossiers die impact hebben op de fysieke of psychische integriteit van personen. Het parket probeert in die financiële dossiers een alternatieve afhandeling te realiseren of administratieve boetes op te leggen in samenwerking met andere diensten, zodat er toch een gevolg aan de feiten wordt gegeven. Het regeerakkoord voorziet in de aanwerving van 300 personeelsleden in de strijd tegen fiscale en sociale fraude. De definitieve beslissing over de verdeling tussen fiscale en sociale inspectiediensten, politie en Justitie is nog hangende en afhankelijk van de budgettaire besprekingen. De ondersteuning van de Randgemeenten bij de aanpak van grootschalige probleemwijken wordt door verschillende diensten van de federale politie opgenomen. Zo is er het ARIEC, dat een rol opneemt voor het sensibiliseren en het informeren van de bestuurlijke aanpak. Daarnaast geeft het ARIEC in concrete dossiers juridisch advies. Het informeert burgemeesters hoe een besluit goed gemotiveerd kan worden en welke formaliteiten in acht genomen moeten worden. Ook wordt een netwerk Bestuurlijke Aanpak opgestart waarbij de lokale besturen kunnen afstemmen met het openbaar ministerie. Het ARIEC organiseert ook een thematische studiedag over het belang van informatie-uitwisseling. Periodiek organiseert de CSD grootschalig informatiegestuurde geïntegreerde politieacties, waaraan de politiezones en de entiteiten van de federale politie in Halle-Vilvoorde deelnemen. De plaatsen waar de controles worden uitgevoerd, worden bepaald op basis van waar de feiten worden gepleegd en bepalen per politiezone de hotspots. Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister, en ook voor uw cijfers. Het parket van Halle-Vilvoorde is opgericht omstreeks 2012, meen ik. Het is een klein parket, maar ik meen dat het belangrijk is dat we ook dat parket voldoende ondersteunen want er zijn inderdaad grote uitdagingen. De Rand kent specifieke problemen. We hebben ook de luchthaven op het grondgebied van Halle-Vilvoorde. Die brengt natuurlijk bijkomende uitdagingen. Ik hoop dus inderdaad dat dit parket in de toekomst versterkt zal kunnen worden en dat het van die 300 personeelsleden een aanzienlijk deel kan opnemen. Immers, zoals de procureur van Halle-Vilvoorde zegt, dit is echt wel een zeer grote uitdaging. Het budget van 1 miljard euro voor de gevangenissen Het extra budget van één miljard euro voor Justitie De realistische kansen op het verkrijgen van bijkomende noodzakelijke middelen voor Justitie Tijdens het zomerreces noemde de minister het bedrag van 1 miljard euro om het probleem van de overbevolking aan te pakken. Er zijn berichten verschenen over een 2.000-tal nieuwe plaatsen die moeten worden gecreëerd. In totaal gaat het om 1.105 plaatsen tegen 2027 en na 2030 nog een 1.000-tal plaatsen. De vraag is hoe men aan dit cijfer komt. We hebben dit vrij grote bedrag al meerdere keren horen vallen. Uiteraard zal dit van de begrotingsrondes afhangen. Ik ben bijzonder geïnteresseerd in de verklaring van de middelen en de deelbudgetten. Hoe zal dit miljard euro bijdragen aan een efficiënte verdeling op het gebied van de infrastructuur, de wetgeving die moet worden aangepast en de herallocatie van gevangenen naar de juiste plaatsen? Er bestaat geen enkele twijfel dat Justitie dringend veel bijkomende middelen nodig heeft om een antwoord te bieden op de talrijke noden die er zijn. En deze noden zijn bijzonder groot. U hebt een pleidooi gehouden voor een bijkomend budget van 1 miljard euro. Ongeveer de helft van dat extra budget is gericht op de verbetering van de infrastructuur, de andere helft dient om de werking en efficiëntie van de gerechtelijke sector te verbeteren. De gevraagde middelen zijn ambitieus maar een onvoldoende investering zal op termijn grotere kosten veroorzaken. Maar uit verschillende interviews van minister van Begroting Vincent Van Peteghem blijkt duidelijk dat die middelen er niet zullen zijn en dat de vragen vanuit Justitie voor een aanzienlijke en noodzakelijke financiële verhoging van de middelen niet de eerste prioriteit zijn. Er wordt blijkbaar vooral gefocust op defensie en het sociaal beleid. Kan de minister meer gedetailleerde toelichting geven betreffende haar verzoek tot het verkrijgen van een bijkomend budget van 1 miljard euro? Op welke wijze werd dit verantwoord? Wat zijn de concrete doelstellingen? Wat is het antwoord van de minister op het standpunt van de minister van begroting? De Vlaams Belang-fractie steunt de minister in haar pleidooi voor bijkomende middelen die absoluut noodzakelijk zijn om een antwoord te geven op de vele noden van Justitie. Maar op welke wijze zal de minister alle reeds aangekondigde beloftes realiseren indien de regering niet de bereidheid aan de dag legt om aanzienlijke bijkomende budgetten voor Justitie vrij te maken? Dank u wel, collega's. Ik wil vooreerst benadrukken dat we de noodkreten op het terrein goed gehoord hebben, in het bijzonder die van de gevangenisdirecteurs en het gevangenispersoneel. Ik ontving hen recent nog op mijn kabinet, omdat het belangrijk is om naar het terrein te luisteren. Ik begrijp hun bezorgdheden en besef dat het water hun aan de lippen staat. Die noodkreten ondersteunen mijn vraag om extra middelen voor Justitie uit te trekken. Die vraag ontstond na overleg met de betrokkenen op het terrein. We zoeken samen naar concrete oplossingen om aan de belangrijkste noden tegemoet te komen. Dat kan ik uiteraard niet alleen; er zijn verscheidene collega's betrokken. Het betreft onder meer de collega bevoegd voor Asiel en Migratie, met betrekking tot de acties om de terugkeer van de duizenden personen in onwettig verblijf te bevorderen; mijn collega op Volksgezondheid met betrekking tot de uitstroom van de meer dan duizend geïnterneerden uit de gevangenissen; mijn collega van Binnenlandse Zaken voor de escortecapaciteit bij de politie, en – heel belangrijk – de collega die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen met betrekking tot de investeringen in justitiegebouwen en gevangenissen. Voor het gevangeniswezen is er, zoals u weet, dit jaar al hard gewerkt aan een pakket noodmaatregelen. Dat gebeurde in meerdere taskforces, waaronder de taskforce Capaciteit, die vorig jaar er de prioriteit aan gaf de overbevolking op te lossen, met een interdepartementale provisie (IDP) van 55 miljoen euro, en die voor 2025 te verdelen over vijf departementen. 24,9 miljoen euro daarvan was bestemd voor Justitie. Dat bedrag is ongeveer voldoende om Sint-Gillis langer open te houden en daarnaast de opstart van een nieuwe gevangenis in Antwerpen voor te bereiden. De middelen worden ook ingezet voor een snellere terugkeer van buitenlanders en personen zonder recht op verblijf uit onze gevangenissen. De eerste IDP is echter onvoldoende en daarom hebben we in het kader van het begrotingsconclaaf een zeer concrete vraag ingediend om een uitbreiding van de IDP mogelijk te maken met ongeveer 120 miljoen euro per jaar voor Justitie. Het gaat er ook om die IDP recurrent te maken, omdat er personeel moet worden aangeworven dat niet voor een beperkte periode kan worden ingezet. De bijkomende middelen zullen in het bijzonder worden gebruikt voor het uitbreiden en langer openhouden van bestaande infrastructuur, het openen van nieuwe infrastructuur, de uitbreiding van de capaciteit van gevangenissen volgens het DBFM-principe - Design, Build, Finance en Maintain - en de bouw en opening van nieuwe transitie- en detentiehuizen. Er wordt ook een vraag voor extra middelen ingediend, gerelateerd aan specifieke initiatieven binnen het gevangeniswezen die bijdragen aan de veiligheid van de penitentiair beambten, de algemene veiligheid van de gevangenissen en de efficiëntie van het gevangeniswezen. Voorbeelden zijn een meldpunt voor penitentiair beambten die zich bedreigd voelen of onder druk gezet worden door gedetineerden met banden met de georganiseerde misdaad, zodat ze melding kunnen maken van bedreigingen, achtervolgingen, beschadigingen aan voertuigen en dergelijke. Daarnaast gaat het om verdere investeringen in speciale infrastructuur en specifiek materiaal voor high value targets binnen de gevangenismuren. Het creëren van bijkomende capaciteit binnen het gevangeniswezen is cruciaal in de aanpak van de overbevolking. Het is zo dat de Regie der Gebouwen, conform het regeerakkoord, ook voor een verregaande besparingsoefening staat. Er werden ook vragen gesteld over het miljard euro. Mijn inziens moet, van het miljard euro dat voor Justitie werd vastgelegd, 500 miljoen euro naar de Regie der Gebouwen gaan, zodat zij in de gebouwen van Justitie kunnen investeren. Dit betreft zowel gerechtsgebouwen als gevangenisgebouwen. Het is uiteraard cruciaal om deze gebouwen veilig, modern en goed uitgerust te houden. Als voornaamste klant van de Regie der Gebouwen en gelet op de grote noden binnen Justitie, lijkt het mij vanzelfsprekend dat de Regie der Gebouwen deze vraag ondersteunt, omwille van de grote noden, die af en toe ook in de pers verschijnen wanneer het gaat over de onbruikbaarheid van bepaalde lokalen of infrastructuur. Ik ondersteun ook de vraag van het gevangeniswezen om de structurele onderfinanciering aan te pakken door de werkingsmiddelen voor het personeel, voeding, energie en medische kosten te verhogen op basis van de reële populatie en niet langer op basis van de initiële capaciteit. Vandaag zijn er meer dan 2.000 gedetineerden boven de initiële capaciteit, maar de middelen bij Justitie volgen deze toename niet automatisch. Het is evident dat, wanneer het aantal gedetineerden stijgt, ook de werkingsmiddelen moeten verhogen, zodat bijkomend personeel kan worden aangeworven. Justitie heeft, naast middelen voor het gevangeniswezen, nog meer middelen nodig om al zijn kernopdrachten te kunnen blijven vervullen. De aanpak van georganiseerde criminaliteit, waaronder de strijd tegen mensenhandel, terrorisme, georganiseerde criminaliteit zoals drugs, evenals de inzet op veiligheid, zijn speerpunten voor de regering. Dit werd bevestigd door meerdere collega’s, onder meer door de premier in New York in september. Justitie speelt een cruciale rol, waarbij alle schakels van de keten betrokken moeten zijn. De cijfers liegen er niet om. Er is een toename van intrafamiliaal geweld, zedendelicten en seksuele misdrijven, van jeugddossiers en van zaken voor de familierechtbanken, evenals een substantiële verhoging van geweld en georganiseerde criminaliteit. Voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit bij Justitie begint alles met het voorzien in adequate en voldoende onderzoeks- en vervolgingscapaciteit bij het openbaar ministerie. Vervolgens is er een snelle en doeltreffende rechterlijke beoordeling nodig en, in het geval van een veroordeling met vrijheidsberoving, een efficiënt georganiseerd en opererend gevangeniswezen. Ook de aanpak van fiscale en sociale fraude, die de overheid meer inkomsten kan opleveren, kan daaronder worden begrepen. De parketten en de parketten-generaal kampen momenteel met een exponentiële groei van dossiers in het kader van de CrimOrg. De toenemende stadscriminaliteit vraagt eveneens om een specifieke aanpak. Dat alles leidt tot een bijkomende nood aan magistraten, parketjuristen, referendarissen en criminologen om de vervolging van feiten gerelateerd aan georganiseerde criminaliteit te kunnen waarborgen. De impact is aanzienlijk en ook de volgende schakel in de strafrechtketen, de hoven en rechtbanken, moet worden versterkt, zowel op het niveau van de magistraten als op dat van de medewerkers. Indien die schakel niet wordt versterkt, dreigt de bestrijding van zowel georganiseerde criminaliteit als stadscriminaliteit op operationeel niveau immers onuitvoerbaar te worden. In dat verband moeten ook bijkomende middelen worden voorzien voor drugs- en jongerenopvolgingskamers, die een intensere begeleiding vereisen vanuit Justitie, maar die hopelijk efficiënter en effectiever zullen werken. Daarnaast zijn er voor Justitie nog verschillende andere noden waarvoor extra middelen nodig zijn. Het regeerakkoord besteedt onder meer aandacht aan slachtoffers en hun nabestaanden. Verschillende initiatieven ondersteunen dat, zoals de wettelijke verankering van de financiering van Child Focus en het verder inzetten op het mobiel stalkingalarm, dat een cruciale rol speelt bij de bestrijding van intrafamiliaal en seksueel geweld. Ook de voortzetting van digitalisering is een werf waarop we moeten inzetten. Zoals bekend, vraagt digitalisering aanvankelijk investeringen voordat efficiëntiewinsten kunnen worden gerealiseerd. Verder wil ik in het kader van de medevraag voor Justitie ook de acties van de magistratuur onderstrepen. Enkele weken geleden bezocht ik het Vlinderpaleis in Antwerpen om de voorstellen voor meer veiligheid en rechtvaardigheid in onze samenleving te bespreken, zoals uitgewerkt door het ressort Antwerpen. Op vrijdag 14 november staat opnieuw een actie gepland in Brussel. In het kader van het hefboomplan van v óó r de zomer werden reeds middelen voorzien op de IDP Veiligheid en werden initiatieven genomen om de rechterlijke orde te versterken. Dat omvat onder meer het verhogen van de aantrekkelijkheid van het beroep door maaltijdchecks en een thuiswerkvergoeding, evenals de eerste stappen richting een veiligere, moderne en efficiënte uitrusting van gerechtsgebouwen, die jarenlang structureel ondergefinancierd waren. De huidige budgetten volstaan echter niet om alle andere noden binnen de rechtelijke orde te lenigen. Zonder extra middelen kan een kwaliteitsvolle dagelijkse werking van Justitie niet worden gegarandeerd. Het realiseren van ambitieuze doelstellingen uit het regeerakkoord is zonder extra middelen evenmin haalbaar. Het is dan ook jammer dat het begrotingsconclaaf nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Ik reken erop dat, ondanks de vele miljarden die nodig zijn om het begrotingstekort te dichten, Justitie niet in de kou zal blijven. Zo niet zullen de huidige problemen enkel nog exponentieel toenemen. Juist in budgettair moeilijke tijden moet onze rechtsstaat stevig overeind worden gehouden. In onstabiele tijden van toenemend geweld moeten we vasthouden aan de essentie van onze democratische waarden en daarvoor is een goed functionerende Justitie essentieel. Ik reken daarbij op de steun van u allen om dat debat op die manier verder te zetten. Ik hoor een heel arsenaal aan maatregelen. Uiteraard heeft het ook te maken met de manier waarop de middelen worden ingezet. Efficiëntie is een belangrijke boodschap binnen Justitie. Het gevecht om de middelen is één zaak, de middelen goed inzetten is een andere. We zitten momenteel met 13.500 gevangenen, onder wie 525 grondslapers, waarbij regionale verschillen de grote pieken nog eens in de verf zetten. Antwerpen, Gent, Brugge, Hasselt en Mechelen zijn plaatsen waar de bijstelling naar de reële norm van de werkingsmiddelen voor voeding een goede zaak is. Dat lijkt me zeker een opsteker. Ook een meldpunt voor cipiers zal een nood lenigen, maar er blijft uiteraard ook aandacht nodig voor werkbaar en leefbaar werk voor ons justitiepersoneel. Daarom denk ik dat hier zeker ook binnen het sociaal akkoord aandacht aan moet worden besteed. Menselijke gevangenissen en een humaan beleid zijn voor ons prioritair. Dank u wel. Mevrouw de minister, dank voor uw uitvoerige antwoord. U hebt een heel uitvoerige reeks ambitieuze doelstellingen opgesomd die wij als fractie kunnen en zullen steunen. Toch blijf ik me de vraag stellen of u, met de huidige begroting en een bijkomend miljard euro’s dat vandaag nog niet beschikbaar is, al die zaken zult kunnen realiseren. Iedereen is het erover eens dat de noden binnen Justitie bijzonder groot zijn. U zei zelf dat het begrotingsconclaaf nog niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. Ik verwijs ook naar verklaringen van minister Van Peteghem, uw partijgenoot, die in verschillende media-interviews duidelijk heeft gemaakt dat de middelen er niet zullen zijn. De vragen vanuit Justitie voor een aanzienlijke en noodzakelijke financiële verhoging zijn niet de prioriteit; de focus ligt vooral op defensie en sociaal beleid. Mevrouw de minister, ik heb het u al verschillende keren gezegd en ik zal het blijven herhalen. Als buitenlandse veiligheid een prioriteit is – dat steunen wij, voor alle duidelijkheid, laat daar geen misverstand over bestaan – en uw collega van Defensie erin slaagt om 4 miljard euro te krijgen, dan zeg ik dat binnenlandse veiligheid zeker even belangrijk is. U moet echt blijven op tafel slaan om dezelfde middelen te krijgen. Justitie, Veiligheid en Binnenlandse Zaken verdienen dat. U zult daarvoor onze steun krijgen. Daar mag u zeker van zijn, maar het is uw opdracht om voor die bijkomende middelen te zorgen. De heer Van Tigchelt is afwezig. Mme Meunier n'est pas là non plus, tout comme M. Prévot et M. Jadoul. De betrokkenheid van minderjarigen bij drugsmisdrijven De samenwerking met Nederland in het kader van de strijd tegen de drugscriminaliteit Mevrouw de minister, de recente cijfers – en dat blijkt ook uit verschillende mediaberichten – tonen een alarmerende trend: steeds meer minderjarigen worden betrokken bij drugsmisdrijven. Zo duiken bijvoorbeeld bij de uithalers in de Antwerpse haven almaar vaker minderjarigen op. Opvallend is dat dit gebeurt terwijl het totale aantal jeugddelicten het voorbije jaar net lichtjes is gedaald. Dat toont aan dat het aandeel van drugsfeiten binnen de jeugddelinquentie toeneemt en dat is zorgwekkend. Zeer opvallend is bovendien dat soms erg jonge kinderen – jongeren van nog geen twaalf of dertien jaar – steeds vaker in beeld komen. Jeugdrechters signaleren dat jongeren vaker gewapend rondlopen, terwijl drugsbendes kwetsbare kinderen ronselen en misbruiken als goedkope pionnen in hun criminele activiteiten. Die evolutie, mevrouw de minister, dreigt niet alleen de veiligheid in onze samenleving te ondermijnen, maar ook de toekomstkansen van een hele generatie jongeren te hypothekeren. Daarop moet uiteraard een kordaat en structureel antwoord volgen. Hoe beoordeelt u de evolutie dat steeds meer minderjarigen opduiken in dossiers van drugsmisdrijven? Hoe kan volgens u een beter onderscheid worden gemaakt tussen minderjarigen die in zulke dossiers eerder als slachtoffer van criminele uitbuiting optreden en zij die als dader fungeren? Hoe werken de federale politie en de parketten samen om de netwerken die jongeren ronselen in kaart te brengen en te vervolgen? Welke federale instrumenten bestaan er vandaag om te vermijden dat jongeren door drugsbendes worden misbruikt? Acht u die toereikend? Tot slot, welke bijkomende maatregelen overweegt u om jongeren beter te beschermen tegen criminele uitbuiting in het drugsmilieu, in het bijzonder in de Antwerpse haven? Mevrouw de minister, op het ogenblik van het indienen van mijn vraag enkele weken geleden, waren er al bijna 200 uithalers gepakt in Antwerpen, van wie ongeveer 40 minderjarigen. Een vaststelling was dat hierbij zeer veel Nederlanders betrokken waren. Dat is bijzonder alarmerend, mevrouw de minister. Nederland waarschuwde dat er nog honderden klaarstaan om naar Antwerpen te komen en hier toe te slaan in de drugcriminaliteit. Er is dan ook dringend nood aan een betere en verhoogde samenwerking met Nederland om de drugcriminaliteit aan te pakken en te voorkomen dat jonge Nederlanders hier zullen toeslaan, vandaar mijn vraag. Welke initiatieven hebt u inmiddels genomen om de samenwerking met Nederland op dit vlak te verbeteren en structureel aan te pakken? Wat is de stand van zaken betreffende de huidige samenwerking? Kunt u een overzicht geven van de concrete acties die gezamenlijk zijn gevoerd en wat de resultaten daarvan zijn? Wordt er werk gemaakt van een structurele gegevensuitwisseling tussen de Nederlandse en de Belgische veiligheidsdiensten? Tot slot, plant u nog verdere initiatieven om te vermijden dat deze ernstige problematiek blijft toenemen? Collega's, bij het interpreteren van cijfers over jeugdcriminaliteit is voorzichtigheid geboden, want politie- en justitiestatistieken tonen gerapporteerde feiten en moeten daarom worden aangevuld met gegevens uit slachtofferbevragingen en zelfgerapporteerde criminaliteit. Toch valt op dat steeds jongere kinderen, soms 12 of 13 jaar oud, betrokken raken bij ernstige misdrijven gelinkt aan de georganiseerde criminaliteit. Die vaststelling is bijzonder zorgwekkend, omdat wetenschappelijk onderzoek aantoont dat hoe jonger iemand begint met het plegen van misdrijven, hoe langer die persoon ermee zal doorgaan en hoe groter de kans is dat dit levenslang zal zijn. Het onderscheid tussen dader en slachtoffer is bij jongeren vaak niet zwart-wit. Jongeren die door criminele organisaties worden gerekruteerd, zijn kwetsbaar en missen beschermende factoren. Ze zijn zowel slachtoffer van rekrutering als dader van strafbare feiten. In het vervolgtraject van deze jongeren wordt vaak wel een onderscheid verwacht, maar dat is dus niet mogelijk. Onze kijk moet fundamenteel veranderen van jeugddelinquent naar slachtoffer van criminele rekrutering. Door te focussen op slachtofferschap kunnen we ook inzetten op herstel en bescherming, schoolherintegratie, een zinvolle dagbesteding en een veilige leefomgeving. Dat sluit uiteraard strafsancties niet uit, zoals gemeenschapsdienst of een tijdelijk verblijf in een gesloten instelling, maar biedt meer perspectief dan louter repressieve maatregelen die alleen focussen op het daderschap, zoals het verlagen van de leeftijdsgrens voor uithandengeving. Om rekrutering te voorkomen, moeten we België minder aantrekkelijk maken voor criminele organisaties en jongeren weerbaar maken. Preventie is cruciaal en de meest doeltreffende vorm richt zich niet op drugs zelf, maar op levensvaardigheden zoals emotiebeheersing, weerstaan aan drugs en conflictoplossing. Momenteel wordt het toonaangevende programma van het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC), Line Up Live Up , als proefproject uitgerold in Antwerpen. Dit wordt opgevolgd door experten in de preventiewetenschap en door het Nationaal Drugscommissariaat. Inspanningen van alle beleidsniveaus zijn nodig. Er bestaan al initiatieven, zoals strengere straffen voor het inzetten van jongeren door criminele organisaties en het Drugsfonds dat middelen vrijmaakt voor politie en justitie. Een structurele, multidisciplinaire aanpak die inzet op preventie, jongerenbescherming en digitale regulering is nodig. Daarbij worden alle departementen betrokken: Onderwijs, Armoedebestrijding, Welzijn, Jeugd enzovoort. We onderzoeken ook in welke mate decriminaliseringstrajecten op lokaal niveau kunnen worden ontwikkeld, naar analogie van deradicaliseringstrajecten, gelet op de evidente parallellen. Daarnaast vormen havens een belangrijke draaischijf in het verdienmodel van criminele organisaties. De havens van Rotterdam, Antwerpen en Hamburg wisselen strategische informatie uit om de havenveiligheid te verbeteren via het Port Security Steering Committee. De samenwerking richt zich op de consistente toepassing van de International Ship and Port Facility Security Code en op containerveiligheid. Het comité ontwikkelt momenteel in samenwerking met Europol een gemeenschappelijk dreigingsbeeld op basis van een vastgelegde template. Er is intensieve samenwerking tussen de politie- en justitiediensten van België en Nederland en er werden concrete afspraken gemaakt. Het is immers de bedoeling dat jongeren die in het buitenland betrapt worden op het plegen van strafbare feiten, zo snel mogelijk worden overgebracht naar het land waarin ze wonen. Op die manier staat het belang van de jongeren voorop en worden de diensten die betrokken zijn bij de opvang en begeleiding van die minderjarigen hier niet langer dan noodzakelijk mee belast. Een van de concrete acties met betrekking tot dat overleg is de stedendialoog tussen Vlaanderen en Nederland. Die vond plaats op 20 maart, met als centraal thema de grensoverschrijdende jeugdcriminaliteit. Ook op Europees niveau moet werk worden gemaakt van de aanpak van online rekrutering via sociale media. Via de Coalition of the Seven Against Organized Crime wordt gewerkt aan een Europese aanpak tegen rekrutering via sociale media, met samenwerking tussen de ministers van Justitie, Digitale Zaken, Jeugd en Binnenlandse Zaken. Door gezamenlijke richtlijnen, gegevensuitwisseling en preventiecampagnes kunnen jongeren beter worden beschermd en criminele netwerken sneller worden aangepakt, met respect voor de privacy. De problematiek van de rekrutering van jongeren, zowel offline als online, zal ook deel uitmaken van het nieuwe actieplan van voormelde coalitie. Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik begrijp uiteraard dat de nadruk wordt gelegd op preventie. Die is ook belangrijk, maar daarmee alleen zullen we het niet opgelost krijgen, meen ik. Zolang er veel geld verdiend kan worden met drugstrafiek en de verkoop van drugs, zal men dit symptoom blijven krijgen. Waarom zet men minderjarigen in? Omdat het straffen van jongeren natuurlijk minder evident is. Ik meen dat er een veel ruimere aanpak nodig is. We moeten dit zeker internationaal bekijken en we moeten de samenwerking met Nederland echt verder op poten zetten om te vermijden dat men de grens oversteekt om hier dingen te doen terwijl men zich beter thuis met veiliger zaken zou bezighouden. Er is nog veel werk aan de winkel. Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Jongeren weerbaar maken, meer aandacht schenken aan preventie, meer aandacht binnen het onderwijs enzovoort. Dat zijn allemaal mooie zaken, los van het feit dat ze uw bevoegdheid niet zijn maar die van de gemeenschappen. U kunt er toch niet omheen, mevrouw de minister, dat de criminaliteit bij jongeren angstwekkend blijft stijgen en steeds zwaarder wordt, trouwens niet alleen inzake drugsdossiers, maar ook inzake zware geweldsdelicten. We worden er helaas bijna dagelijks mee geconfronteerd. Voor deze jongeren is preventie echt niet het juiste antwoord, mevrouw de minister. Het is niet de oplossing, zeker niet bij recidive. Ik durf dan ook pleiten voor een ruimere aanpak en ook voor een verlaging van de leeftijd voor de uithandengeving van zwaar criminele jongeren. La question n° 56009101C de M. Hervé Cornillie est transformée en question écrite. De toename van de alternatieve straffen en de aanhoudende overbevolking van de gevangenissen Het toenemende aantal alternatieve straffen en het gebrek aan impact ervan op de overbevolking De ondoeltreffendheid van de alternatieve straffen als oplossing voor de overbevolking Mevrouw de minister, uit recente cijfers blijkt dat het aantal alternatieve straffen de voorbije jaren sterk is toegenomen, terwijl de gevangenisoverbevolking ook onverminderd blijft stijgen. Volgens Erik Maes van het NICC leidt dat tot de zogenaamde net widening : alternatieve sancties worden steeds vaker opgelegd aan personen die anders geen gevangenisstraf zouden hebben gekregen, waardoor het systeem zichzelf een beetje opblaast in plaats van de druk op de gevangenissen te verlichten. Tegelijk blijkt dat ook binnen het systeem van alternatieve straffen grenzen worden bereikt. De capaciteit van de justitiehuizen, de opvolging van werkstraffen en ook het elektronisch toezicht staan steeds meer onder druk. Daarnaast is er een aanzienlijke groep veroordeelden voor wie alternatieve straffen in de praktijk moeilijk uitvoerbaar zijn. Mevrouw de minister, hoe verklaart u dat de sterke toename van alternatieve straffen niet heeft geleid tot een daling van de overbevolking? Deelt u de analyse van Erik Maes van het NICC over de zogenaamde net widening , doordat alternatieve sancties vandaag vaak worden opgelegd aan personen die anders geen gevangenisstraf zouden hebben gekregen? Hoe beoordeelt u, wetende dat het deels om een Vlaamse bevoegdheid gaat, de huidige personeelscapaciteit en werkdruk binnen justitiehuizen, het Vlaams Centrum voor elektronisch toezicht, de magistratuur en de beschikbare werkplaatsen voor werkstraffen, in het licht van de sterke stijging van alternatieve straffen? Welke maatregelen worden genomen om te verzekeren dat alternatieve straffen niet enkel een tijdelijk alternatief vormen, maar uiteindelijk ook kunnen bijdragen tot gedragsverandering en het vermijden van recidive? Bent u bereid te onderzoeken of de afschaffing van korte gevangenisstraffen in het nieuw Strafwetboek moet worden herbekeken, aangezien blijkt dat alternatieve maatregelen de overbevolking niet verminderen? Mevrouw de minister, aangezien mijn vragen gelijkaardig zijn, verwijs ik naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend. De jongste jaren werd vanuit het beleid door verschillende partijen sterk ingezet op alternatieve straffen die zouden bijdragen tot een daling van het aantal gevangenisstraffen en de facto werden aanzien als een mogelijke oplossing voor de overbevolking. De realiteit blijkt anders. Uit recente gegevens blijkt dat ondanks de toename van het aantal alternatieve straffen er in de praktijk geen positief gevolg waar te nemen is op de problematiek van de overbevolking. Integendeel, het probleem van de overbevolking blijft stijgen. Bovendien rijzen er vragen over de opvolging en uitvoering van alternatieve straffen in de praktijk die vaak onvoldoende worden gecontroleerd door een capaciteitsprobleem bij de opvolgende instanties. Met als gevolg een uitholling van de geloofwaardigheid van de strafsystemen. Hoe verklaart de minister het gegeven dat er ondanks het toenemende aantal alternatieve straffen dit geen enkele impact heeft op de problematiek van de overbevolking van de gevangenissen? Welke maatregelen neemt de minister om te verzekeren dat alternatieve straffen strikt worden opgevolgd? Heeft er ter zake overleg plaatsgevonden met de Gemeenschappen die hier ook een belangrijke verantwoordelijkheid hebben? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo neen, wordt dit nog gepland? Mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend. In 2016 werden 15.402 nieuwe werkstraffen en enkelbanden (ET) uitgedeeld. In 2023 steeg dit aantal naar 22.960. Het aantal ‘alternatieve straffen’ is sterk toegenomen. Toch blijft de overbevolking in de gevangenissen stijgen. Het aantal gedetineerden steeg op een jaar tijd van 12.342 naar 13.227 . De overbevolking nam sinds oktober 2024 toe van 112% naar 119%. Alternatieve maatregelen helpen de druk op de gevangenissen dus niet te verlichten (om meer zuurstof te geven) en geen echt kuur voor de overbevolking beweert het NICC. Vragen aan de minister ; Kloppen deze cijfers? Kan u een overzicht geven van het aantal alternatieve straffen en de vergelijking tov de voorbije jaren. Per soort. Idem de vraag voor het aantal enkelbanden a.u.b.? Alternatieve straffen zijn vooral een oplossing voor straffeloosheid en geen middel tegen de overbevolking. Klopt deze visie? Versterken deze reeks maatregelen niet de gekende net-widening waardoor steeds meer mensen in “het spinnenweb” van justitie komen en lange termijn effecten moeilijk worden geressorteerd en budgetten steeds groter moeten worden? De grootste groep die onder ET vallen gaat het om voorlopige hechtenis (VH ) of omdat ze van de gevangenis, de strafuitvoeringsrechtbank toestemming hebben gekregen om hun straf thuis uit te zitten. Heeft u hier concrete cijfers over? In 2024 werden er slechts 52 enkelbanden aangesloten omdat de rechter specifiek die straf had uitgesproken. Gaat het nieuwe strafwetboek ET deze trend als autonome straf doorbreken? Door een gebrek aan middelen en druk op het VCET en de justitiehuizen zal er een capaciteitsprobleem ontstaan. Bent u zich hiervan bewust en hun gaat u dit oplossen? Geachte Kamerleden, op 6 november bevonden zich 13.416 gedetineerden in onze gevangenissen. Naast het aantal gedetineerden in de gevangenissen dragen meer dan 2.200 personen een enkelband. 60 % daarvan vertegenwoordigt een strafuitvoeringsmodaliteit en 40 % bevindt zich in voorlopige hechtenis. Het gebruik van ET als autonome straf is inderdaad een marginaal gegeven. Of het toekomstig Strafwetboek daarin een kentering zal brengen, is nog niet te voorspellen. Een en ander zal mee beïnvloed worden door de manier waarop het principe van het ultimum remedium zich in de eigenlijke straftoemetingen zal manifesteren. Wat het aantal personen betreft dat onder een alternatieve strafmaatregel valt, verwijs ik u voor de correcte cijfers naar de bevoegde collega’s van de deelstaten. De zogenaamde alternatieve straffen zijn weliswaar ontstaan tegen de achtergrond van overbevolkte gevangenissen, een fenomeen waarmee onze gevangenissen al enkele decennia worden geconfronteerd. Ze hebben voornamelijk tot doel om meer straffen op maat mogelijk te maken door het sanctiepalet waarover rechters beschikken te verbreden, om zo te kunnen reageren op de strafrechtelijke normovertreding en de vrijheidsberoving daadwerkelijk te beschouwen als het laatste redmiddel. Ook om die reden is het principe van de gevangenisstraf als ultimum remedium ingeschreven in het nieuw Strafwetboek en werd het via de noodwet versneld ingevoerd. Het is inderdaad een vaststelling dat de invoering van alternatieve straffen niet tot een daling van de gevangenispopulatie heeft geleid. Het tegendeel is waar. Bovendien kenden ook de alternatieve straffen een exponentiële groei. Een deel van de verklaring van de tegenstelling zal allicht te vinden zijn in de evolutie van het criminaliteitsbeeld. De verruwing van de maatschappij vertaalt zich ook door een groter aandeel van geweldmisdrijven. De omvang van de drugsproblematiek kent vandaag eveneens ongeziene dimensies. Dat steeds meer burgers onder de toepassing van een justitiële sanctie of maatregel vallen, heeft onvermijdelijk ook te maken met hoe we naar misdrijven en hun plegers kijken. Binnen de context van het uitdijend aantal mensen dat door een straf of een andere justitiële maatregel wordt geraakt, heeft het mijns inziens weinig zin om op deelaspecten ervan mechanismen voor capaciteitsbeheersing uit te werken. Uiteindelijk hangt alles met alles samen. Het minder inzetten van de ene sanctie of maatregel kan zich vertalen in effecten in andere domeinen van de strafuitvoering. Het blijft uiteraard prioritair belangrijk om diegenen uit het justitieel traject te halen die er niet of niet langer in zouden moeten verblijven. Ik verwijs naar de inspanningen die worden geleverd om geïnterneerden in externe zorginstellingen onder te brengen, alsook naar de inspanningen die worden geleverd om de overlevering van vreemdelingen zonder recht op verblijf te versterken. Het zal belangrijk zijn, wanneer het toekomstige Wetboek van Strafuitvoering vorm krijgt, dat de effecten ervan binnen de mate van het mogelijke worden vertaald naar de verschillende domeinen waar capaciteit nodig zal zijn om de strafuitvoering te realiseren. Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het blijft uiteraard een probleem. Ik begrijp en onderschrijf dat men zo gepast mogelijk moet proberen te straffen. Maar op een bepaald moment zit men met een zodanige problematiek binnen de strafuitvoering dat een deel wordt doorgeschoven naar alternatieve maatregelen, wat de deelstaten toekomt. Stilaan bereiken we echter ook daar het plafond. Als uiteindelijk elk systeem dreigt te crashen, staan we er alleen maar slechter voor. Ik maak me daar zorgen over. Ik begrijp het principe van de ultieme remedie, maar ik ben ongerust dat nog meer straffen zullen worden omgezet in alternatieven, niet omdat dat de meest gepaste sanctie is, maar omdat er anders gewoon geen straf kan worden uitgevoerd. Dat zou het failliet van het systeem betekenen. Dan zouden we alleen maar verder van huis zijn. We moeten dus echt aandachtig blijven voor die problematiek. Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. De toename van alternatieve straffen heeft geen positief effect gehad op de overbevolking. Integendeel, de recente cijfers, gisteren bekendgemaakt, over grondslapers in de gevangenissen zijn daarvan een triestige illustratie. Alternatieve straffen mogen niet worden aangewend als oplossing voor de overbevolking, louter omdat er anders geen straf zou zijn. U hebt terecht verwezen naar de verruwing van de samenleving en de toename van zware gewelddelicten, die bijna dagelijks in de pers worden aangehaald. Dat soort criminaliteit vereist een strenge aanpak, zeker bij recidive. Alternatieve straffen zijn daar niet het juiste antwoord op. Ik wil wel benadrukken dat binnen de detentie voldoende aandacht moet gaan naar re-integratie, wat vandaag absoluut te wensen overlaat. Heel veel gedetineerden komen slechter uit de gevangenis dan ze erin zijn gegaan. Dat mag niet de bedoeling zijn van een gevangenisstraf, maar dat is hoofdzakelijk een bevoegdheid van de gemeenschappen. Ik durf dus te vragen dat u daaraan de nodige aandacht besteedt in uw gesprekken met de bevoegde gemeenschapsminister. Mevrouw de minister, het belang van de alternatieve straffen is bekend. In de hele waaier aan straffen is het belangrijk dat dat onderdeel, zeker in het kader van het nieuw Strafwetboek, grondig wordt onderbouwd. Er moet worden onderzocht waarom die maatregelen niet leiden tot een daling van de overbevolking en wat daar wel voor kan zorgen. Wij gaan ervan uit dat er nog meer alternatieve straffen zullen worden opgelegd wanneer het nieuw Strafwetboek in voege zal zijn. Laten we die mooie vorm van bestraffen zeker niet met het badwater weggooien, maar intensifiëren. De verijdelde jihadistische droneaanslag op De Wever en andere politici De islamitische terreurdreiging tegen de eerste minister en politici in dit land De terreurdreiging De verijdelde aanslag op premier De Wever en andere politici Minister, dit jaar zijn er al een tachtigtal nieuwe terreuronderzoeken geopend binnen de sectie Terrorisme van het federaal parket. Dat zijn nu al meer dossiers dan in heel 2024. Daarbij houden we geen rekening met de terrorismeonderzoeken die betrekking hebben op minderjarigen. Dat vernamen we na de verijdelde jihadistische droneaanslag op premier De Wever in Deurne, waar ik woon, en op de heer Geert Wilders. Bij die operatie werden meerdere huiszoekingen verricht en enkele jonge moslimterroristen opgepakt. Minister, ik zou graag een stand van zaken krijgen met de recentste informatie die u ons kunt verstrekken. Hadden die jonge moslimterroristen nog andere politici op het oog of andere doelwitten? Zo ja, wie of welke? Wat is hun nationaliteit? Verblijven ze legaal in ons land? Klopt het dat één van de drie verdachten alweer op vrije voeten is? Door wie of wat werden ze desgevallend aangestuurd? Hoe is men die verdachten op het spoor gekomen? Welke buitenlandse inlichtingendiensten waren daarbij betrokken? Hebben die ons nuttige informatie geleverd en ons dus goed geholpen? Is er volgens u een verband met de mate waarin de wijk in Deurne-Zuid – waar ik ben geboren en getogen en die ik dus zeer goed ken – geïslamiseerd is? Hoe komt het volgens u dat er dit jaar al meer terreuronderzoeken zijn geopend dan vorig jaar? Hoeveel procent daarvan zijn van jihadistische aard? Hoeveel zijn het er wanneer ook de dossiers worden meegerekend die betrekking hebben op minderjarigen? Hoe verklaart u dat terrorismeverdachten steeds vaker minderjarig zijn? Hoe wapent de regering zich tegen het gebruik van nieuwe technologieën, zoals 3D-printing en drones, om terreuraanslagen te plegen? Het mag duidelijk zijn dat hun ideeën, opvattingen en ideologie dan wel achterlijk, zevende-eeuws, islamitisch en barbaars zijn, maar de technologie die ze daarvoor aanwenden, is dat helaas zeker niet. Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Mevrouw de minister, enkele weken geleden werd een jihadistische terreurcel opgerold die een aanslag met drones beoogde op onder meer premier De Wever. Andere vermeende doelwitten zouden de Antwerpse burgemeester Els van Doesburg en de Nederlandse politicus Geert Wilders zijn geweest. Er werden drie jonge verdachten opgepakt, allen van allochtone origine. Ze zijn bovendien relatief jong: 24, 23 en 18 jaar. De 24-jarige verdachte werd meteen weer vrijgelaten, maar de andere twee, van Tsjetsjeense en Marokkaanse origine, bleven aangehouden. Bij de huiszoekingen werden een zelfgemaakte bom, stalen balletjes en een 3D-printer aangetroffen. Het federaal parket heeft een onderzoek geopend wegens poging tot terroristische moord en deelname aan de activiteiten van een terroristische groep. De verdachten en hun advocaten ontkennen alles, maar ik denk dat we ons weinig illusies hoeven te maken over wie het bij het rechte eind heeft: het openbaar ministerie en de onderzoekers of de verdachten zelf. Klopt het dat de twee verdachten nog steeds in de cel zitten, dat ze dus nog steeds aangehouden zijn? Ik had gelezen dat ze beroep hadden aangetekend tegen hun verlengde aanhouding. Kunt u bevestigen dat ze nog steeds vastzitten? Erger kon worden voorkomen. We hebben hier een bijzonder ernstige aanslag kunnen vermijden dankzij onze veiligheids- en justitiediensten. Ik wil hen daarvoor bedanken. Dankzij hun kordate optreden zijn er levens gespaard gebleven. We mogen ons echter niet de illusie maken dat daarmee een einde is gekomen aan de islamitische dreiging. Integendeel, de daders worden steeds talrijker en steeds jonger. Het parket stelt vast dat het aantal dossiers van radicalisering bij minderjarigen alleen maar stijgt. Ook in deze zaak zien we opnieuw zeer jonge daders; ik zei het al: 24, 23 en 18 jaar. Zoals mijn collega al vermeldde, werden er dit jaar al tachtig nieuwe terreuronderzoeken opgestart. Dat is aanzienlijk meer dan in 2024. Ter vergelijking, in 2022 ging het nog maar om zestien onderzoeken. Niemand hoeft zich illusies te maken over de aard van die dreiging: meer dan de helft van de gevallen betreft islamitisch terrorisme. Terreurexpert Pieter Van Ostaeyen verklaarde in een interview dat de dreiging in werkelijkheid nog groter is dan blijkt uit de cijfers die ik net vermeldde. Dossiers die worden behandeld door de lokale parketten wegens de jeugdige leeftijd van de verdachten, worden immers niet in die cijfers opgenomen. Experten leggen bovendien duidelijke linken tussen de toegenomen terreurdreiging en migratiestromen. "De poorten voor IS staan weer open," aldus terreurexpert Pieter Van Ostaeyen. Hij verklaart daarbij, en ik citeer: "De Sahel is al aan het leegstromen richting de Canarische Eilanden. Dagelijks komen er bootvluchtelingen aan op Tenerife, en eens binnen in de Schengenzone kunnen zij asiel aanvragen. Dan zijn we eigenlijk elke controle kwijt." Ook het lakse justitiebeleid laat zich volgens hem voelen. De dader van een verijdelde aanslag op de eerste minister in 2023 kreeg slechts zes jaar cel, zijn handlangers kregen tussen twee en drie jaar. Zwak optreden tegen terroristen creëert meer terroristen, mevrouw de minister. Wanneer islamitische terroristen dan toch in de gevangenis belanden, kunnen ze naar eigen goeddunken hun medegevangenen op hun beurt radicaliseren. Welke maatregelen zult u nemen om het probleem van radicalisering in de gevangenissen aan te pakken? Waarom is er nog steeds geen aparte detentiefaciliteit voor terrorismeverdachten en -veroordeelden, en wanneer komt die er? Wat is uw plan om te voorkomen dat veroordeelde moslimextremisten vervroegd vrijkomen? Op welke wijze zult u ervoor zorgen dat het openbaar ministerie strenger optreedt tegen het uiten van sympathie voor jihadistische groeperingen? Welke maatregelen neemt u om strafkortingen en vervroegde invrijheidstellingen bij terreurfeiten te beperken? Welke resultaatsindicatoren legt u op aan het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), de Veiligheid van de Staat (VSSE) en het federaal parket voor de vroegdetectie van jihadistische netwerken? Tot slot heb ik een heel belangrijke vraag: wordt het niet eindelijk tijd om cijfers over herkomst bij te houden in de criminaliteitsstatistieken? De recent verijdelde, vermoedelijk jihadistisch geïnspireerde aanslag op premier Bart De Wever heeft het land diep geschokt. Volgens het federaal parket beraamden drie jonge mannen – Belgische onderdanen van Marokkaanse en Tsjetsjeense afkomst, van wie twee een opleiding Defensie en Veiligheid of Cybersecurity volgen – een aanslag met een drone en een zelfgemaakt explosief (IED), gericht tegen meerdere politici. Eén verdachte werd inmiddels vrijgelaten. Het incident toont hoe snel radicalisering bij jongeren kan omslaan in concrete geweldsplannen. In 2025 werden reeds meer dan tachtig nieuwe terreuronderzoeken geopend – meer dan in heel 2024 – en de Staatsveiligheid waarschuwt voor een heropleving van jihadistisch extremisme, mede aangewakkerd door internationale conflicten zoals dat in Gaza. Tegenover die cijfers staat uw antwoord op mijn recente schriftelijke vraag omtrent feiten van extremisme en radicalisering waarin u aangaf dat het OCAD in 2024 slechts twee incidenten van links-extremistische aard registreerde en in 2025 ‘minder dan tien’. Dat verschil roept ernstige vragen op over de volledigheid van de rapportering en het zicht op de feitelijke dreiging. Alleszins roept de recente aanslagpoging fundamentele vragen op over hoe dergelijke dreigingen in ons land worden gedetecteerd, geëvalueerd en aangepakt. Kan u toelichten welke veiligheidsprotocollen vandaag gelden voor bedreigde politieke mandatarissen, en wie de coördinatie op zich neemt bij concrete incidenten of verhoogde dreigingsniveaus? Hoe worden risicoanalyses gemaakt, en welke rol spelen OCAD, Staatsveiligheid, de federale politie en lokale politiezones in dit proces? Wordt bij deze analyses rekening gehouden met de steeds jongere leeftijd van verdachten in terreuronderzoeken? Hoeveel politici genieten momenteel een verhoogd beschermingsniveau of politiebescherming, hoe is deze bescherming georganiseerd, en gaat het daarbij om tijdelijke of permanente maatregelen? Hoe evalueert u de huidige beveiligingsstructuur voor politieke mandatarissen in het licht van de toenemende dreiging vanuit georganiseerde criminaliteit en extremisme? Welke bijkomende maatregelen werden sinds 2024 genomen om die bescherming structureel te versterken en welke maatregelen zal u hiertoe nog nemen? Hoe evalueert u de werking en samenwerking tussen OCAD, de VSSE en het federaal parket inzake vroegdetectie en opvolging van extremistische netwerken, en bent u bereid duidelijke resultaatsindicatoren en rapporteringslijnen in te voeren zodat dreigingen nog sneller kunnen worden geanalyseerd en gedeeld? Collega's, het gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd naar de volgende tenlastelegging: deelname aan de activiteiten van een terroristische groep, poging tot terroristische moord en het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. In het belang van het onderzoek kan ik momenteel geen verdere informatie geven, ook niet over de politici die het doelwit van de dreiging zouden zijn. De verdachten hebben volgens onze informatie de Belgische nationaliteit. Het federaal parket beschikt momenteel niet over informatie waaruit blijkt dat zij zouden beschikken over een tweede nationaliteit. Over de tendensen en de cijfers kan worden toegelicht dat het overgrote deel van de 82 dossiers terrorisme die op het federaal parket in 2025 tot op heden werden geopend, gelinkt is aan jihadistisch of religieus geïnspireerd terrorisme. De opvolging en oriëntering van terrorismedossiers gebeurt via het JIC (Joint Intelligence Centre) en het JDC (Joint Decision Centre). Het JIC is samengesteld uit de FGP-Terro, de Veiligheid van de Staat, de ADIV, de DJSOC-Terro, het OCAD en de Information Officer van de lokale politie en voor het JIC/JDC met het lokaal parket en het federaal parket in bepaalde gevallen. JIC/JDC zijn veiligheidsgeoriënteerde platformen. Hun opdracht bestaat erin continu informatie uit te wisselen in het kader van bestaande gerechtelijke dossiers en inlichtingendossiers met betrekking tot terrorisme. Ze beslissen samen welke strategie het best kan worden gevolgd wanneer er informatie beschikbaar is over terroristische activiteiten. Een van de opties daarbij is het openen van een strafonderzoek. We stellen een stijging vast van het aantal potentiële dreigingsdossiers, wat resulteert in een toename van het aantal JIC/JDC-vergaderingen. Een potentieel dreigingsdossier kan zowel handelen over informatie met betrekking tot mogelijke aanslagplannen als over de verspreiding van propaganda. In 2024 werden in totaal 118 potentiële dreigingsdossiers besproken binnen die platformen voor het volledige jaar. In 2025 werden voor de periode van januari tot half oktober al 127 potentiële dreigingsdossiers behandeld op hetzelfde niveau. De toename resulteerde in het openen van meer terreuronderzoeken. De stijging kan niet worden gelezen als een weerspiegeling van een imminentere terroristische dreiging, aangezien er een sterke variatie kan bestaan met betrekking tot de ernst van de potentiële dreiging en het bijbehorende dreigingsniveau. Islamitische Staat en haar ideologie blijven de belangrijkste drijfveer voor aanslagplannen. In België en Europa identificeren we twee types van dreigingsdossiers inzake de aanslagplanning. Enerzijds zien we aanslagplannen die geïnspireerd zijn door de ideologie van IS. In die dossiers worden de betrokkenen niet rechtstreeks door IS aangestuurd, maar vinden zij inspiratie in de propaganda van IS om zelf hun eigen aanslagplannen te ontwikkelen. Hier zien we dossiers waarbij een significant deel van de gevallen minderjarigen of jongvolwassenen aan de oorsprong van de dreiging liggen. Verschillende plannen blijken een lage geloofwaardigheid te hebben wat betreft de werkelijke intentie. Anderzijds kunnen personen worden aangestuurd door terroristische organisaties om aanslagen te plegen. In die gevallen gaat het om actoren met meer operationele capaciteiten, die instructies opvolgen van terroristische organisaties, meestal van IS of een van zijn afdelingen. In juli 2025 vertegenwoordigden de minderjarigen die in de Gemeenschappelijke Gegevensbank T.E.R. worden gevolgd 6 % van het totaal aantal geregistreerde personen, ofwel 23 personen. Er dient te worden opgemerkt dat het aandeel onderzoeken waarbij ten minste één minderjarige betrokken is, toeneemt. Die personen kunnen echter ook worden benaderd vanuit het oogpunt van de bescherming van minderjarigen en niet als extremisten of terroristen. Dezelfde tendens doet zich overigens ook voor in andere Europese landen. In bijna alle gevallen waarin minderjarigen voorkomen in dreigingsdossiers, blijkt online socialisatie een belangrijke factor te zijn. Daarnaast spelen ook kwetsbaarheden bij minderjarigen een rol in het radicaliseringsproces. Voorbeelden daarvan zijn trauma’s, sociaal isolement, afwezige ouders, familiaal geweld of een familiale omgeving waarin extremisme aanwezig is. Wat de detectie van radicalisering bij minderjarigen betreft, wordt binnen de strategie T.E.R. extra aandacht besteed aan het zo vroeg mogelijk opsporen van tekenen van radicalisering in het algemeen, en bij minderjarigen in het bijzonder. Voorzichtigheid is uiteraard geboden wanneer het minderjarigen betreft, aangezien zij zich nog in een levensopbouwende fase bevinden. Daarom zijn alle actoren binnen het sociaal-preventieve traject belangrijke partners, of het nu gaat om onderwijs, jeugdwerk, media of geestelijke gezondheidszorg. Al die actoren spelen een rol in het LIVC-R, zowel bij het vroegtijdig detecteren van signalen als bij het bieden van een passende opvolging. Indien de minderjarige een bewezen dreiging vormt, zijn ook de veiligheidsdiensten en de jeugdhulp betrokken bij de opvolging. Voor de coördinatie en de genomen maatregelen voor bedreigde personen is het Nationaal Crisiscentrum, dat onder de bevoegdheid valt van de minister van Binnenlandse Zaken, verantwoordelijk. De evaluaties van de dreiging met het oog op het toekennen van gewone beschermingsmaatregelen worden door het crisiscentrum gevraagd aan het OCAD voor de terroristische en extremistische dreigingen, en aan DJO voor de dreigingen in de criminele sfeer. Wat de risicoanalyses betreft, kan worden verwezen naar de besprekingen in de Nationale Veiligheidsraad van de zogenoemde personen die een sleutelfunctie binnen het Belgische overheidsapparaat bekleden, aangezien zij een potentieel doelwit vormen voor allerlei types risico’s, ongeacht of er al dan niet sprake is van een concrete dreiging. Het Crisiscentrum staat, in samenwerking met de partnerdiensten en op basis van een risicoanalyse, in voor de identificatie van de sleutelfuncties en van de personen die dergelijke functies bekleden. De gebeurtenissen van 9 oktober illustreren dat de communicatie tussen de diensten, in het bijzonder het parket, het OCAD, de Veiligheid van de Staat en de politie, goed functioneert. Zodra er informatie opduikt over mogelijke intenties om tot actie over te gaan, worden de structuren van de Strategie T.E.R. snel opgezet en worden de te nemen maatregelen in overleg tussen alle diensten genomen. Tot slot werd ook een vraag gesteld over de 3D-printer. Het is momenteel onmogelijk om het grote publiek de toegang te ontzeggen tot 3D-printers en grondstoffen die mogelijk kunnen worden gebruikt voor het printen van 3D-wapens. De Belgische politie volgt dat fenomeen evenwel permanent op in het kader van het EMPACT Firearms Program van Europol om een operationele reactie op dat fenomeen te bieden door middel van internationale samenwerking tussen verschillende actoren. Het gebruik van drones voor het plegen van aanslagen is een problematiek die nauwlettend wordt opgevolgd door de Belgische veiligheidsdiensten om die dreiging tegen te gaan. Minister, ik dank u voor uw antwoorden, die echter even zorgwekkend zijn als uw televisieoptreden, waarin u het evenmin had over het gevaar van de islamitische ideologie, maar wel over de saladbar-ideologie. Hoeveel islamitische aanslagen in België, in het Westen, in de wereld moeten er nog gepleegd of gepland worden voor u het eindelijk snapt? Wereldwijd worden er elke dag vijf islamitische aanslagen gepleegd en een veelvoud daarvan wordt elke dag verijdeld. Denkt u nu echt dat dat toeval is? Denkt u nu echt dat het toeval is dat die aanslagen worden voorbereid in sterk geïslamiseerde wijken, bijvoorbeeld in Brussel of Antwerpen, waar de niet-moslim door uw beleid ondertussen een minderheid is geworden? Minister Verlinden, open eindelijk uw ogen alvorens de islam ze voorgoed sluit. Mevrouw de minister, u zei dat er dit jaar al 82 terreuronderzoeken werden gevoerd, waarvan de overgrote meerderheid jihadisten betrof. Als er één ding opnieuw duidelijk is geworden, dan is het wel dat dat islamitisch terrorisme wel degelijk de grootste bedreiging voor onze samenleving blijft. Ik heb een iets andere lezing van de gebeurtenissen. U zegt dat het feit dat die aanslag werd verijdeld, aantoont dat alles goed functioneert. Ik zou daar heel voorzichtig mee zijn. Dat toont vooral aan dat de dreiging blijft sluimeren en nog de kop zal opsteken. Dat is geen mogelijkheid, maar een zekerheid. Wat enkele weken geleden is gebeurd, is een zoveelste wake-upcall dat het jihadisme niet is verdwenen uit onze samenleving. Er zullen nog meer wake-upcalls volgen. Het gaat mijn petje nog steeds te boven hoe sommigen de dreiging van het islamitisch terrorisme tot op vandaag blijven ontkennen omdat het niet in hun politiek kraam past. Het feit dat wij in West-Europa ondertussen al decennialang de ene na de andere terroristische aanslag te verduren krijgen, dat we leven onder een constante dreiging van jihadistische aanslagen is onlosmakelijk verbonden met de al even lange, ongecontroleerde en ongevraagde migratiestromen die wij decennialang over ons heen krijgen. Dat is de olifant in de kamer. Dat weet iedereen en dat is de reden waarom sommigen ervoor kiezen om in deze dossiers weg te kijken. Dat is ook de reden waarom zowel u als al uw voorgangers van cd&v- en Open Vld-signatuur blijven weigeren om de herkomst op te nemen in de criminaliteitscijfers. Dat opnemen zou heel veel duidelijk maken. Het is een kwestie van data. We zien nu opnieuw dat het gaat om personen van Tsjetsjeense origine. U zegt dat ze de Belgische nationaliteit hebben, maar het is belangrijk om te weten waar die dreiging vandaan komt. Dat maakt heel veel duidelijk. Het probleem kunnen en willen benoemen, is een eerste stap. Daarover zijn we het eens, maar we kunnen spreken over een saladbar-ideologie en saladbar-radicalisering, maar dat neemt niet weg dat de kern van de dreiging wel degelijk jihadistisch blijft. Of dat jihadisme nu invulling X of Y krijgt of dat daar iets aan wordt toegevoegd uit een andere ideologie, dat maakt in se weinig uit, want het fundament van de dreiging blijft hetzelfde. Dat blijft jihadisme. De aard van die dreiging en van dat terrorisme zorgt er ook voor dat dat de grootste bedreiging in onze samenleving blijft. Jihadisme is een strijd tegen alles waar onze samenleving voor staat. De jihadisten willen niet alleen de premier of de burgemeester van Antwerpen uit de weg ruimen, ze willen de fundamenten van onze samenleving vernietigen. Daar is het jihadisme op uit, haat voor alles waar wij en onze samenleving voor staan. Jihadisme maakt daarin geen onderscheid. Ik bedank opnieuw oprecht onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten, want dankzij hen is veel erger voorkomen en zijn mensenlevens gespaard gebleven. De verijdelde aanslag heeft het belang van hun werk nogmaals in de verf gezet, maar de vraag is natuurlijk ook of zij het toenemend aantal terreurdossiers – 82 dossiers dit jaar alleen al – zullen kunnen blijven bolwerken. Ik vrees dat het gebrek aan aandacht en middelen van deze regering voor onze binnenlandse veiligheid niet zonder gevolgen zal blijven. Ik zal een motie van aanbeveling indienen, waarin we u oproepen om bij hoogdringendheid een actieplan te ontwikkelen tegen de aanhoudende terreurdreiging en niet blind te zijn voor het feit dat die terreurdreiging uit islamitische hoek afkomstig is, om het probleem van radicalisering in de gevangenissen aan te pakken, om werk te maken van een aparte detentiefaciliteit voor terrorismeverdachten en -veroordeelden en tot slot om eindelijk werk te maken van het incorporeren van data over de herkomst van daders in de criminaliteitscijfers, zoals dat in andere landen mogelijk is. Mevrouw de minister, dank voor uw antwoord. Ik werd meegenomen in een verhaal dat enigszins – niet helemaal – anders was dan mijn originele vraag. Niet al mijn vragen werden dus beantwoord, maar ik zal die op een ander ogenblik herhalen. Moties Motions Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend. En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées. Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Alexander Van Hoecke en luidt als volgt: "De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Alexander Van Hoecke en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee, vraagt de federale regering: - bij hoogdringendheid een actieplan te ontwikkelen tegen de aanhoudende terreurdreiging vanuit islamitische hoek in dit land; - het probleem van radicalisering in de gevangenissen aan te pakken; - werk te maken van aparte detentiefaciliteit voor terrorismeverdachten en -veroordeelden; - werk te maken van het incorporeren van data over de herkomst van daders in de criminaliteitscijfers. " Une motion de recommandation a été déposée par M. Alexander Van Hoecke et est libellée comme suit: " La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Alexander Van Hoecke et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord, demande au gouvernement fédéral: - d'élaborer d'urgence un plan d'action pour lutter contre la menace terroriste persistante provenant du milieu islamiste dans ce pays; - de s'attaquer au problème que constitue la radicalisation en prison; - de s'atteler à la création d'une structure de détention séparée pour les personnes suspectées de terrorisme ou condamnées pour terrorisme; - de veiller à l'intégration des données relatives à l'origine des auteurs dans les statistiques en matière de criminalité. " Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Phaedra Van Keymolen. Une motion pure et simple a été déposée par Mme Phaedra Van Keymolen . Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten. Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close. De door het Oost-Vlaamse parket ingevoerde regels inzake inbeslagname van voertuigen Het betreft een zeer specifieke vraag over de inbeslagneming van voertuigen die mogelijk gevolgen heeft voor de lokale politiezones en die de verantwoordelijkheden van de lokale overheden scherper stelt. In het parket van Oost-Vlaanderen is immers een maatregel ingevoerd waarbij de takelkosten worden doorgeschoven naar de lokale politie. De huidige procedure bestaat erin dat voor de inbeslagnemingen een takeldienst wordt gevorderd, onder meer in dossiers waarbij voertuigen niet zijn verzekerd. Voor politiezone CARMA gaat het om ongeveer 350 voertuigen per jaar. De takeldienst maakt vervolgens een onkostenstaat op, samen met de vordering, die wordt overgemaakt aan de taxatiedienst, en staat in voor de betaling. Misschien ligt het probleem bij uitgestelde betalingen en de daarmee verbonden moeilijkheden. De nieuwe procedure houdt in dat het voertuig niet langer wordt getakeld, maar dat de politie ter plaatse een wielklem aanbrengt op het voertuig. Dat brengt extra werkdruk met zich mee en vergt bijkomende financiële middelen om de wielklemmen aan te kopen. Bovendien zou het gevoel van onveiligheid kunnen stijgen, aangezien de voertuigen ter plaatse blijven staan. Indien er zich alsnog een probleem voordoet of het voertuig wordt beschadigd, moet uiteindelijk toch een beroep worden gedaan op de takeldiensten. Is over die maatregel voldoende nagedacht? Het betreft hier een verschuiving van middelen naar de lokale besturen, zij het op indirecte wijze. De lokale politiezones immers worden opgezadeld met nieuwe taken. Wordt dat een algemene regel, die ook in de andere provincies, politiezones of arrondissementen zal worden toegepast? De maatregel met betrekking tot de wielklemmen is niet nieuw. Het principe van kostenbesparend werken is al sinds 2016 verankerd. Zoals toegelicht aan de politiedienst in Oost-Vlaanderen, kan er na telefonisch contact met de parketmagistraat in uitzonderlijke gevallen toch worden getakeld, bijvoorbeeld bij gebrek aan wielklemmen. De nieuwe rondzendbrief heeft tot doel efficiëntiewinsten te creëren bij het parket en de politie en voertuigen sneller een eindbestemming te geven. Nieuw is inderdaad dat de politie sinds 1 oktober zelfstandig de status van het voertuig moet opvolgen. Daartegenover staat dat de politie een uitgeschreven draaiboek heeft gekregen. Men is dus niet meer afhankelijk van kantschriften van het parket om het voertuig een eindbestemming te geven. Wielklemmen zijn niet nieuw en duiken nu ook al op in het straatbeeld. Om de impact op het straatbeeld te beperken, wordt de wielklem slechts voor een korte periode, doorgaans maximaal dertig dagen, gebruikt. Pas nadien worden, indien noodzakelijk, gerechtskosten gemaakt. Indien de betrokken persoon tijdens het beslag benadeeld is, kan die verhaal halen op de Staat of, indien er een misdrijf is gepleegd, op de verdachte. Ook het arrondissement Luxemburg heeft dergelijke richtlijnen uitgevaardigd. Ik dank u voor het antwoord, mevrouw de minister. De bezorgdheid v.h. Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens over de staat van de rechtsstaat Het verslag 2025 van het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM) over de rechtsstaat Het verslag van het FIRM en het niet uitvoeren van rechterlijke beslissingen Het verslag van het FIRM en de onderfinanciering van de justitie Het Mensenrechteninstituut publiceert jaarlijks rapporten. We zullen daarover volgende week een toelichting ontvangen. Telkens valt op dat het respecteren en het schenden van de mensenrechten een actueel thema blijft, met name rond de overbevolking in de gevangenissen. Dat ondermijnt volgens het instituut het vertrouwen in Justitie en legt een hypotheek op lange termijn. Ik wil dat toch even onderstrepen. Hoe gaat u met dat rapport om? Zult u werk maken van de 30 aanbevelingen die erin staan? Madame la ministre, comme vient de le préciser mon collègue, l'Institut Fédéral des Droits Humains (IFDH) vient de publier son rapport annuel. Ce rapport vise à nous sensibiliser aux défis structurels en la matière. D'après ce qui en ressort, une érosion insidieuse de l'État de droit a lieu dans notre pays. L'IFDH pointe notamment des enjeux qui relèvent de vos compétences, à savoir un manque chronique de moyens, une persistance de l'arriéré judiciaire, la non-exécution des décisions de justice et, ce dont nous avons longuement parlé, la surpopulation carcérale. L'accord de gouvernement et votre note de politique générale reconnaissent explicitement l'importance de l'État de droit, mais l'IFDH nous demande d'aller plus loin en adoptant des mesures concrètes. Vous le savez, pour notre groupe, il est vraiment fondamental de tout mettre en œuvre pour veiller à garantir l'État de droit dans notre pays. Il y a quelques semaines, en séance plénière, en répondant au collègue De Smet, vous avez eu l'occasion de détailler une série de mesures concrètes, que vous entendiez prendre pour répondre à ces défis. Sincèrement, nous les saluons. Mais au-delà des mesures concrètes déjà évoquées, ma question porte aujourd'hui surtout sur votre diagnostic de fond de l'État de droit. Partagez-vous ce constat global de l'IFDH quant à l'érosion de l'État de droit en Belgique? Le rapport identifie de nombreux défis. Face à l'ampleur de la tâche et aux contraintes budgétaires que nous connaissons actuellement, quelles sont, selon vous, les défis le plus importants et les points essentiels qui doivent être traités en priorité? Monsieur le président, je m'en réfère à mes questions écrites. Madame la ministre, l'Institut fédéral des droits humains consacre une large partie de son rapport 2025 à la dégradation structurelle de l'État de droit en Belgique, en particulier dans le domaine de la justice. Trois points, qui relèvent de vos compétences, méritent une attention prioritaire: la non-exécution des décisions de justice, l'arriéré judiciaire et le sous-financement chronique du système judiciaire. En ce qui concerne le premier point, le rapport constate que "la non-exécution des décisions de justice par les autorités est, en Belgique, un problème sérieux (…) touchant aux principes fondamentaux de l'État de droit". L'IFDH rappelle qu'en dépit de plus de 10 000 jugements ordonnant à l'État fédéral de garantir un accueil digne aux demandeurs d'asile, ces décisions ne sont toujours pas respectées. Il souligne que ce manquement mine la séparation des pouvoirs et sape la confiance des citoyens dans les institutions. 59 % des belges interrogés ont déclaré être d'accord avec l'affirmation selon laquelle "il est fréquent que les instances publiques et les décideurs politiques ne respectent pas les décisions de justice et ne les mettent pas en œuvre." Dès lors, mes questions sont les suivantes: - Quels enseignements le Gouvernement entend-il tirer de ce rapport afin de corriger les graves manquements qu'il révèle? - Quelles mesures votre ministère compte-t-il prendre pour garantir que les jugements rendus contre l'État belge soient effectivement exécutés dans des délais raisonnables? - Envisagez-vous d'instaurer des sanctions ou des mécanismes de suivi lorsque l'administration ne respecte pas un jugement exécutoire et/ ou persiste à ne pas le respecter? - Enfin, le rapport de l'IFDH recommande d'inscrire dans la loi des garanties concernant l'état de droit et les droits humains. Envisagez-vous de légiférer en ce sens? Madame la ministre, l'Institut fédéral des droits humains consacre une large partie de son rapport 2025 à la dégradation structurelle de l'État de droit en Belgique, en particulier dans le domaine de la justice. Trois points qui relèvent de vos compétences méritent une attention prioritaire: la non-exécution des décisions de justice, l'arriéré judiciaire et le sous-financement chronique du système judiciaire. Sur ce deuxième point, l'IFDH relève que "la durée excessive de certaines procédures judiciaires est, depuis des années, un problème structurel". En 2023, la Belgique a même été condamnée par la Cour européenne des droits de l'homme parce que les recours destinés à indemniser les victimes de procédures trop longues étaient eux-mêmes excessivement lents. Le Comité des ministres du Conseil de l'Europe a exhorté la Belgique à dresser une cartographie complète de l'arriéré judiciaire et à doter les juridictions les plus surchargées de moyens supplémentaires. Le rapport dénonce un "manque chronique de moyens" au sein de la justice belge. La Belgique consacre seulement 0,22 % de son PIB à la justice, contre une médiane européenne de 0,28 %. Ce sous-financement se traduit concrètement par des palais de justice délabrés, des greffiers manquants, des interprètes impayés et des dossiers judiciaires détruits faute d'entretien des archives. L'IFDH estime que ce manque de ressources "mine les fondements mêmes de l'État de droit". Ces constats appellent des réponses politiques claires et structurelles de la part de votre gouvernement, tant en matière de respect de l'autorité judiciaire que d'accès effectif à une justice indépendante, efficace et correctement financée. Voici mes questions: - Où en est la réalisation de cette cartographie de l'arriéré judiciaire? - Quelles actions concrètes ont été entreprises pour réduire les délais de traitement des affaires civiles et pénales, en particulier dans les juridictions les plus engorgées? - La réforme du Collège des cours et tribunaux pourrait-elle prévoir une analyse différenciée des délais selon les arrondissements, afin de cibler les moyens là où les besoins sont les plus urgents? - Quelles demandes avez-vous formulées dans le cadre des négociations budgétaires 2026 pour renforcer les moyens humains et matériels de la justice? - Garantissez-vous que ces moyens accrus ne soient pas conditionnés à des critères de performance définis par l'exécutif, afin de préserver l'indépendance du pouvoir judiciaire? Ik verwijs vooreerst naar het antwoord op een gelijkaardige vraag van de heer De Smet tijdens de plenaire vergadering van 16 oktober 2025. Het FIRM is als onafhankelijke openbare instelling bijzonder belangrijk voor de bescherming en bevordering van de grondrechten in België. De aanbevelingen van het Instituut zullen zorgvuldig worden onderzocht en sommige daarvan komen overeen met de aanbevelingen in het hoofdstuk over België in het verslag van de Commissie van 2025 over de rechtsstaat. Er zal worden nagedacht over de praktische mogelijkheden om de aanbevelingen die betrekking hebben op Justitie uit te voeren. Voor veel van die punten zijn al projecten lopende. Dat geldt bijvoorbeeld voor het wegwerken van de gerechtelijke achterstand, het omzetten van de anti-SLAPP-richtlijn en de overbevolking in de gevangenissen,. Voorzitster: Kristien Van Vaerenbergh. Présidente: Kristien Van Vaerenbergh. Concernant l'arriéré judiciaire, des actions concrètes sont entreprises et mises en œuvre par divers acteurs dans plusieurs domaines, dont le recours aux modes alternatifs de règlements de litiges, la numérisation de la justice, la revalorisation de la fonction des magistrats et de fonctions associées à la bonne administration de la justice ou encore le recrutement des magistrats et du personnel de soutien. Enfin, les sanctions ne me semblent pas appropriées pour l'administration. La question n'est pas tant de renforcer les sanctions, les mécanismes de suivi ou les garanties concernant l'état de droit. La difficulté réside plutôt dans l'allocation et la mise en œuvre des moyens nécessaires au respect des jugements rendus contre l'État dans un délai raisonnable, ce à quoi nous travaillons quotidiennement. La réflexion menée au sein de mon administration en vue d'accélérer les procédures judiciaires, civiles et pénales et ainsi de lutter contre l'arriéré judiciaire se poursuit activement. Elle est alimentée par les propositions du terrain et l'intention est ensuite de travailler avec un groupe d'experts. Il s'agit d'un travail de longue haleine et, outre les mesures déjà identifiées dans l'accord de gouvernement, il n'est pas encore possible à ce stade de dresser une liste exhaustive des mesures envisageables. Merci madame la ministre. Pour les Engagés, l'État de droit constitue le socle de notre société démocratique. C'est la garantie du respect des droits humains, du respect du bon fonctionnement de la justice et de la confiance – qui nous semble essentielle – que les citoyens doivent avoir envers les autorités. Je n'ai rien à ajouter. Het zoveelste gewelddadige incident in de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Hasselt De feiten zijn al uitvoerig in de media besproken, maar toch vind ik het belangrijk om nog even te onderstrepen wat mogelijke oplossingen kunnen zijn met betrekking tot de overbevolking in Hasselt. Op dit moment zitten we aan meer dan 142 % van de capaciteit. De geestelijke gezondheid van de gedetineerden, de overbevolking en de aanwezigheid van drugs zijn drie elementen die zorgen voor een gewelddadige cocktail. Verdovende middelen veroorzaken agressie en ondermijnen de veiligheid van het personeel. Alarmerend is dat er in één maand tijd minstens zes mensen bij incidenten gewond raakten. Mijn vragen zijn dan ook zeer pertinent. Welke maatregelen hebt u heel specifiek genomen? Uit de situatie blijkt dat er een acute onderbezetting van het personeel in Hasselt is, waar het kader niet eens volledig is ingevuld. Er is momenteel een tekort van 41 personeelsleden ten opzichte van het kader. Daar moet dringend aan gewerkt worden en de vraag is op welke manier u dat wilt aanpakken. Tot slot wil ik nog een vraag toevoegen aan het dossier, met name over Hasselt. Hoe staat het met het zwakstroomdossier dat inmiddels al meer dan een jaar loopt? Dat dossier moet bijdragen tot meer veiligheid in de algemene toestand van de gevangenis van Hasselt. Gedetineerden die op de drugsvrije afdeling verblijven, worden onderworpen aan drugstesten als onderdeel van het regime op die afdeling. Naast de drugstesten volgen de gedetineerden een drugsbehandeling. De nieuwe psychoactieve substanties die op de markt komen, zijn echter niet altijd detecteerbaar door middel van drugstesten. Dit incident maakt ons er nog sterker van bewust dat een hoge aandacht en alertheid onder het personeel nodig zijn om de eerste symptomen van dergelijk gedrag te herkennen, teneinde erger te voorkomen. Kennis van deze nieuwe drugs is dan ook onontbeerlijk voor het personeel. Daarom voorzien we een actualisatie van de opleidingsmodule drugs, zowel in de basisopleiding als in de voortgezette opleidingen. De opleidingsmodule wordt ontwikkeld door het DG EPI samen met het Trimbos-instituut en de dienst Justitiële Inrichtingen in Nederland, aangezien zij recent hun opleiding hebben afgestemd op deze problematiek. De strijd tegen het gebruik van verboden middelen binnen penitentiaire inrichtingen kent verschillende aspecten en benaderingswijzen. Wat betreft het repressieve luik bestaat er sinds meerdere jaren een protocolakkoord tussen het DG EPI en de directie Hondensteun van de federale politie. De lokale directies kunnen een beroep doen op hen om controles uit te voeren met speurhonden. Daarnaast beschikt het operationele team van de directie Integrale Veiligheid over detectiesystemen die sporen van illegale stoffen op voorwerpen en oppervlakken kunnen opsporen. Het operationele team kan eveneens tussenkomen op verzoek van lokale directies. Met deze drugsdetectie heeft het DG EPI bijzondere aandacht voor de nieuwe substanties op de markt. Ik verwijs ook naar het wetsontwerp tot invoering van verplichte drugstesten dat in deze commissie werd besproken. Op het vlak van hulpverlening en behandeling van drugsgebruikers verwijzen we naar de projecten drugs en detentie van de FOD Volksgezondheid in samenwerking met het DG EPI, die in 2026 nog verder zullen worden uitgebreid naar andere inrichtingen. Nochtans is de gevangenis van Hasselt een van de eerste inrichtingen die een drugsvrije afdeling en een drugsbehandelingstraject hebben uitgerold. Een dergelijk ernstig incident bevestigt de nood aan meer drugstesten en aan een duurzame investering in een behandeling die niet vrijblijvend is, maar strikt moet worden opgevolgd. In dit verband verwijzen we naar het lopende project Installatie van geweldloze cultuur , waar personeelsleden leren omgaan met concrete situaties op de werkvloer om agressie-incidenten te voorkomen. In overleg met de opdrachtnemer gaat er als concrete maatregel op korte termijn binnen de lopende opleiding bijzondere aandacht naar de eerste symptomen van agressief gedrag als gevolg van drugsgebruik en naar de tijdige detectie ervan. In Hasselt vindt dit plaats op 11 december. Om de personeelstekorten in de gevangenis van Hasselt aan te pakken, werd op 27 maart een rekruteringsprocedure afgerond. De indiensttredingen lopen nog tot en met begin 2026. Daarnaast zal dit najaar nog een mutatiebeweging worden voorzien. Nadien zullen de resterende vacante posten opnieuw worden opengesteld, hetzij voor instroom, hetzij voor statutarisering , volgens de noden en in overeenstemming met de afspraken die in het protocol zijn vastgelegd. Ten aanzien van de personeelsleden die het slachtoffer werden van incidenten en agressie worden maatregelen genomen om hen beter te begeleiden. Dat gebeurt ten eerste door middel van opvangteams, ten tweede door een interventie van de sociale dienst en ten slotte via psychologische begeleiding door een externe partner. Dan kom ik aan uw vraag over het zwakstroomdossier. Dit dossier doorloopt momenteel de nodige administratieve wegen ten behoeve van de aanvaarding van de budgetten voor het gekoppelde onderhoudscontract. De 12 camera’s die de meest kritische plaatsen behandelen, zijn geleverd, geïnstalleerd en actief. Bovendien zal een dossier worden bestudeerd om nog ongeveer 50 camera’s opnieuw in dienst te stellen, om in afwachting van een gefinaliseerd zwakstroomdossier zoveel mogelijk beelden te kunnen recupereren. De budgetten daarvoor zullen worden voorzien. Het verheugt mij dat u alert reageert met betrekking tot de camera’s en dat u extra camera’s zult voorzien, waardoor de veiligheid in de gevangenis beter kan worden gegarandeerd. Drugs vormen een groot probleem in de gevangenissen. De narcostaat in de gevangenissen groeit. Ik pleitte vroeger al om dit via een bijzondere werkgroep of taskforce te bekijken, aangezien de aansturing van de narcobuitenwereld ook van binnenuit gebeurt. Daarom is het van groot belang dat de drugsvrije afdelingen daadwerkelijk drugsvrij blijven. Een korte opvolging en regelmatige controles zijn noodzakelijk, inderdaad met speurhonden. Er moeten controles gebeuren, maar gespecialiseerde trajecten van drugshulpverlening voor de patiënten, in dit geval gedetineerden, zijn eveneens wenselijk. . De nood aan meer jeugdrechters ten gevolge van de stijgende jeugdcriminaliteit De structurele aanpak van de werklast bij de jeugdrechtbanken Mevrouw de minister, het is hier vandaag al verschillende keren aan bod gekomen, maar er is een duidelijk stijgende trend in de jeugdcriminaliteit, vooral zichtbaar in een toename van het aantal jeugdige verdachten sinds 2021 en een stijging van het aantal jongeren in gesloten instellingen. Er is ook een sterke toename van wapen- en gewelddelicten en van drugsgerelateerde feiten. Daarnaast is er een toename van het aantal minderjarige meisjes die verdacht worden van misdrijven. Uit het jaarrapport van de federale politie blijkt tevens een aanzienlijke stijging van minderjarigen die betrokken zijn bij zware en zeer zware dossiers. Er is echter niet alleen een stijging in de strafdossiers, er is helaas ook een toename van familiaal gerelateerde dossiers. Verder wordt vastgesteld dat de dossiers steeds complexer worden. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de werkdruk van de jeugdrechtbanken, die aanzienlijk is gestegen. Helaas zijn er onvoldoende jeugdrechters per gerechtelijk arrondissement, wat tot gevolg heeft dat zij onvoldoende tijd hebben. Er zijn dringend meer jeugdrechters nodig. Ook in de 100 voorstellen onder de noemer "Vijf voor twaalf voor Justitie", opgesteld door de korpsoversten van de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg, wordt deze problematiek aangekaart. Een maximum van 400 jongeren per jeugdrechter is nodig voor een kwalitatieve rechtsbedeling en -opvolging. De facto tellen de kabinetten vandaag echter ruim meer dan 500 minderjarigen per jeugdrechter, waardoor zij onvoldoende tijd hebben. Instellingsbezoeken zijn daardoor bijvoorbeeld vaak onmogelijk. Zo heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen vier extra jeugdrechters nodig – uiteraard met bijkomende griffiers en ondersteunend personeel – en de rechtbank in Limburg twee. Ik neem aan dat u op de hoogte bent van de ernst van deze problematiek. Werd er een initiatief genomen om dit probleem op het terrein te onderzoeken per gerechtelijk arrondissement? De cijfers die ik zojuist heb gegeven, betreffen Antwerpen en Limburg. Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo niet, wordt dat onderzoek nog gepland? Daarnaast hebben de korpsoversten van de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg inmiddels duidelijk aan de alarmbel getrokken en vragen zij onmiddellijke actie. Bent u bereid reeds een aantal initiatieven te nemen om met hoogdringendheid meer jeugdrechters te voorzien, zodat elke jeugdrechter voldoende tijd heeft voor de behandeling van elk dossier – en dat in het belang van een kwalitatieve rechtsbedeling? Ik verwijs naar mijn tekst zoals ingediend. De stijgende jeugdcriminaliteit en de toenemende complexiteit van dossiers zorgen voor een aanzienlijke werkdruk bij de jeugdrechtbanken. In meerdere arrondissementen ligt het aantal dossiers per jeugdrechter ver boven de aanbevolen norm, waardoor de kwaliteit van de rechtsbedeling onder druk komt te staan. Deze problematiek werd recent opnieuw benadrukt in de honderd stellingen die door de korpsoversten van de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg ook aan u werden overgemaakt, in het kader van de protestacties van magistraten eerder deze maand. Hierin wordt expliciet gewezen op het feit dat een jeugdrechter een maximum aantal jongeren zou mogen opvolgen om kwalitatief werk te kunnen leveren, terwijl dat maximum in de praktijk systematisch wordt overschreden. Dit leidt niet tot een efficiëntere of transparantere werking, maar eerder tot een tekort aan gerechtigheid: personeel raakt overbelast, jongeren die delicten plegen krijgen minder opvolging, grondige bezoeken aan instellingen en bemiddeling worden bijzaak. Verschillende jeugdrechtbanken in diverse arrondissementen roepen dan ook, volstrekt begrijpelijk, om versterking. Mijn vragen: Hoe staat u tegenover de werklastmeting binnen de jeugdrechtbanken? Worden de cijfers die betrekking hebben op de tekorten systematisch opgevolgd en gebruikt bij de toewijzing van magistraten binnen de gerechtelijke arrondissementen? Overweegt u om, in het kader van de hervorming van de rechterlijke orde, structurele maatregelen te nemen om de werklast evenwichtiger te verdelen en overbelasting op het terrein te vermijden? Tot slot, kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken in het Brussels gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde met haar snelgroeiende bevolking en waar de druk op de jeugdrechters en de parketten al enige tijd bijzonder hoog is ? Mevrouw Dillen, mevrouw Van Vaerenbergh, ik ben mij volledig bewust van de toename van het aantal zaken van jeugddelinquentie en van de moeilijkheden die ontstaan door het gebrek aan jeugdrechters om die zaken te behandelen. Die kwesties staan al lange tijd centraal. Ik heb ze aan de orde gesteld in verschillende recente politieke verklaringen en heb daarbij ook maatregelen aangekondigd om ze aan te pakken. Er zijn veel verklaringen voor de toename van jeugddelinquentie, zoals schooluitval en uitbuiting van minderjarigen door criminele bendes. Ik stel bovendien vast dat jeugdrechters niet altijd adequaat kunnen reageren, onder meer wegens tijdsgebrek, en soms gedwongen zijn om jongeren vrij te laten bij gebrek aan plaatsen in de gesloten instellingen van de gemeenschappen. Aan het begin van het gerechtelijk jaar, op 1 september, heb ik gewezen op de grote uitdagingen inzake jeugddelinquentie, in het bijzonder de uitbuiting van minderjarigen door criminele drugbendes. Ik leg momenteel de laatste hand aan een wetsontwerp dat spoedig in het Parlement zal worden ingediend en dat voorziet in zwaardere straffen voor de leiders van die netwerken. Tegelijk wil ik aandringen op het inzetten van preventieve maatregelen, want jeugddelinquentie is een maatschappelijk probleem dat niet alleen door Justitie kan worden opgelost. Justitie bevindt zich aan het einde van de keten. We moeten met alle partners, op federaal, gemeenschaps- en gewestniveau, samenwerken om dat probleem aan te pakken. De werklastmeting behoort tot de bevoegdheid van het College van het openbaar ministerie en het College van de hoven en rechtbanken voor de hoven en rechtbanken. De resultaten van een eerste tijdsbestedingsonderzoek leveren al waardevolle informatie op over de verdeling van de werklast. Dat rapport werd uitgebracht in februari 2024 en is beschikbaar op de website. De resultaten worden gebruikt om, op eensluidend advies van het College, een koninklijk besluit voor te bereiden overeenkomstig artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek. Het gaat om de verschuiving van zeventien plaatsen van magistraten. Die verschuiving, die de resultaten van het rapport volgt, is voornamelijk bedoeld om de rechtbanken van eerste aanleg bijkomend te versterken. De toewijzing van materies aan magistraten binnen een entiteit behoort tot de bevoegdheid van de korpschef. De resultaten van de werklastmeting van het openbaar ministerie zullen de komende maanden worden voorgelegd, zo werd mij intussen bevestigd. Daarnaast werd in het kader van het hefboomplan een budget van 21 miljoen euro toegewezen aan de rechterlijke orde, waarvan 12 miljoen euro aan de hoven en rechtbanken. Met dat budget kunnen meer rechters, raadsheren en ondersteunend personeel worden aangeworven om de afgesproken doelen te behalen. We begrijpen dat meer nodig zal zijn om aan alle noden binnen justitie te voldoen. Daarom is er ook de meervraag. Mevrouw Van Vaerenbergh, voor de vraag met betrekking tot de situatie in het gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde, verwijs ik naar het uitvoerige antwoord dat ik al heb gegeven op uw vraag nr. 8791. Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Bewustzijn is één zaak, maar handelen en kordaat aanpakken, is nog iets anders. Ik vrees dat u ook hier weer zult stoten op het budgettair probleem waarmee justitie kampt. Daarover hebben we het daarstraks al uitvoerig gehad. U spreekt over de resultaten van de werklastmeting die in februari 2024 zijn voorgesteld. Ik vind het onbegrijpelijk dat men nog steeds bezig is met de voorbereidingen om dat KB in de praktijk om te zetten. Wanneer verwacht u daarvan de resultaten? Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. We kijken inderdaad uit naar het ontwerp dat u eerstdaags in het Parlement zult indienen en het KB dat gevolg moet geven aan de werklastmeting. We wachten immers al zeer lang op het in de praktijk brengen van de resultaten van die werklastmeting, zodat die middelen op een goede manier kunnen worden ingezet. De ontsnapping van geïnterneerde Rutger Van den Brande De ontsnapping van een geïnterneerde op de parking van het FPC te Gent De veiligheid in het FPC van Gent en de interneringen De nieuwe ontsnapping van twee gevaarlijke geïnterneerden uit het FPC Gent Een nieuwe ontsnapping van twee gedetineerden uit het FPC Gent De ontsnappingen uit het FPC van Gent Mevrouw de minister, ik verwijs naar mijn beide schriftelijke vragen. Geachte minister, De recente ontsnapping van de geïnterneerde Rutger Van den Brande roept ernstige vragen op over de veiligheidsprocedures bij uitgaansvergunningen en de bescherming van slachtoffers binnen het interneringsstelsel. Hij kreeg van de KBM een uitgaansvergunning om donderdag een zitting over schadevergoeding bij te wonen, maar kon tijdens zijn terugkeer aan het FPC Gent ontsnappen. Er was hierbij begeleiding door slechts 1 medewerker van het FPC en geen politiebegeleiding. Tijdens de zitting werd het slachtoffer plots geconfronteerd met haar dader, zonder vooraf verwittigd te zijn. Volgens het parket waren de nodige formulieren bij de dienst Slachtofferonthaal voor de voorafgaandelijke verwittiging niet ingevuld. Haar advocaat verklaarde die documenten nooit te hebben gezien. Na de ontsnapping werd het slachtoffer naar een veilige locatie gebracht en de federale politie zette de man zelfs op de nationale Most Wanted-lijst. Hoewel de betrokkene intussen gelukkig opnieuw is opgepakt, legt deze zaak fundamentele tekortkomingen bloot in de veiligheidsbeoordeling bij uitgaansvergunningen, de coördinatie tussen FPC, parket en KBM en de informatie aan slachtoffers. Mijn vragen: Hoe evalueert u de gang van zaken rond deze ontsnapping en arrestatie? Werd al een interne evaluatie opgestart binnen Justitie, het FPC Gent en de KBM om fouten in de veiligheidsprocedure te identificeren? Hoe kan het dat het slachtoffer niet vooraf werd verwittigd van de aanwezigheid van haar dader. Welke maatregelen neemt u om dergelijke administratieve fouten bij slachtofferregistratie te voorkomen? Wat was het actuele statuut van de betrokkene? Werden eerder vrijheidsuitbreidingen toegestaan, en zo ja, op welke gronden en met welke veiligheidsvoorwaarden? Kwam de KBM tussen bij elke vrijheidsuitbreiding of enkel bij deze uitgaansvergunning? Acht u de bevoegdheidsverdeling tussen KBM, FPC en parket voldoende duidelijk? Wie bepaalde de aard van de uitgaansvergunning en de begeleidingsgraad? Was dat in lijn met het risicoprofiel en de drie interneringsmaatregelen? Waarom was er geen politiebegeleiding en acht u structurele politiebegeleiding wenselijk bij geïnterneerden met een hoog risicoprofiel? Hoe verklaart u dat iemand die later op de nationale Most Wanted-lijst kwam en als gevaarlijk geldt, voordien als ‘veilig genoeg’ werd ingeschat voor een dagpas? Worden risicobeoordelingen geëvalueerd na incidenten? Acht u het aangewezen om zittingen van de KBM voortaan binnen het FPC te organiseren bij geïnterneerden met een hoog risicoprofiel, om kosten en veiligheidsrisico’s te beperken? Geachte minister, Nog geen twee weken na de ontsnapping van de geïnterneerde Rutger Van den Brande zijn opnieuw twee geïnterneerden, Jason D. en Wesley H., uit het FPC Gent ontsnapt. Beiden werden later opgepakt in Blankenberge, maar de feiten roepen ernstige vragen op over de veiligheid en risicobeoordeling binnen het FPC Gent en onze FPC’s in het algemeen. Het gaat opnieuw om twee gevaarlijke geïnterneerden die wegens zware geweldsdelicten werden opgesloten en onmiddellijk op de nationale Most Wanted-lijst werden geplaatst. Eén van hen, Wesley H., ontsnapte eerder al in 2010, pleegde toen nieuwe geweldfeiten en werd nadien opnieuw geïnterneerd. Dat iemand met zo’n voorgeschiedenis vandaag opnieuw kon ontkomen, maakt dit incident des te verontrustender en wijst op mogelijke structurele tekortkomingen in het risicobeheer binnen de FPC’s. Ik heb volgende vragen voor u: Hoe verklaart u dat zich in Gent op twee weken tijd al twee ontsnappingsincidenten met gevaarlijke geïnterneerden hebben voorgedaan, één tijdens een begeleide terugkeer en één vanuit het centrum zelf waarbij zelfs twee personen tegelijk konden ontkomen, onder wie iemand tijdens een eerdere interneringsperiode al eens wist te ontsnappen? Werd intussen een interne of externe veiligheidsaudit opgestart om de oorzaken te onderzoeken? Wat was het actuele statuut van deze hoogrisicogeïnterneerden binnen het FPC Gent? Onder welk veiligheidsniveau of observatieregime vielen zij en wordt dat nu geëvalueerd of herzien om herhaling te voorkomen? In welke mate spelen personeelsdruk, verloop of onderbezetting binnen het FPC Gent een rol bij ontsnappingen als deze en voorziet u bijkomende maatregelen inzake personeel, opleiding of veiligheidscoördinatie om dit te voorkomen? Welke methodiek wordt binnen de FPC’s gebruikt voor de risicobeoordeling van geïnterneerden met een hoogrisicoprofiel? Hoe wordt bij herhaalde internering of eerdere ontsnappingen dat risicoprofiel meegenomen in beslissingen over detentieregime, toezichtsniveau of vrijheidsbeperkingen? Beschikt de FOD Justitie over een geactualiseerd overzicht van deze groep en hoe gebeurt hun federale opvolging? Zal deze ontsnapping leiden tot een bredere evaluatie van de veiligheidsorganisatie en het risicobeheer in alle FPC’s en hoe wordt toegezien op de uitvoering van eerdere aanbevelingen? Hoe verliep de samenwerking tussen het FPC, de FOD Justitie en de federale politie bij deze ontsnapping, onder meer wat betreft de activering van de Most Wanted-lijst? Bestaan hierover gestandaardiseerde afspraken of protocollen? Mevrouw de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijke vragen. Donderdag jl. is een geïnterneerde ontsnapt. Hij had een inleidingszitting bijgewoond in het Justitiepaleis van Antwerpen, m.b.t. de schadevergoeding aan zijn slachtoffer. Het betreft een uiterst gevaarlijke man, veroordeeld voor o.a. moordpoging, verkrachting, foltering, zware diefstal in bende en weerspannigheid. Hij verbleef in het FPC te Gent. De man had een uitgaansvergunning voor de zitting. Na afloop keerde hij terug naar het FPC, waar hij op de parking wist te ontsnappen. Hij bleef tot zondag spoorloos. Dankzij de plaatsing op de Most Wanted-lijst en een opsporingsbericht kon hij gelukkig opnieuw worden opgepakt en geïnterneerd. Mogelijke drama's werden zo vermeden. Het slachtoffer woonde eveneens de zitting bij, maar werd niet gewaarschuwd dat de dader daar ook zou zijn. Kan de minister toelichting geven over deze ontsnapping en de omstandigheden? Hoe werd deze gevaarlijke man begeleid van en naar het FPC Gent? Iedereen heeft het recht om op zittingen aanwezig te zijn, maar is het werkelijk nodig dat een zwaar geïnterneerde fysiek aanwezig is op een inleidende zitting, waar alleen conclusietermijnen en een pleitdatum worden vastgelegd? Hoe werd de uitgaansvergunning toegekend en is hierbij rekening gehouden met de aard van de zitting? Hoe werd het risico ingeschat? Het slachtoffer werd niet verwittigd van de aanwezigheid van de dader, wat bijzonder traumatisch is, zeker gezien diens ontsnapping. Volgens het Parket had ze niet gereageerd op het aanbod van de Dienst Slachtofferonthaal om informatie te blijven ontvangen. Dat mag geen vereiste zijn. Dergelijke verwittiging zou standaard moeten gebeuren. Is de minister bereid om een initiatief te nemen zodat slachtoffers en/of hun advocaten altijd vooraf worden geïnformeerd over de eventuele aanwezigheid van de dader op zittingen die hen aanbelangen? De kostprijs hiervan is miniem. Opnieuw zijn twee zeer gevaarlijke geïnterneerden vrijdag 30 oktober kunnen ontsnappen uit het FPC in Gent. Het betreft twee personen die geïnterneerd zijn voor zeer zware geweldsdelicten. De ontsnapping is blijkbaar kunnen gebeuren tijdens een begeleid werkatelier. Ze werden onmiddellijk op de Most Wanted lijst geplaatst en gelukkig werden ze snel terug gevat. Eén van hen was in 2010 al eens kunnen ontsnappen uit het psychiatrisch centrum in Zelzate en nam in 2020 deel aan een gewelddadige gijzeling van 3 personeelsleden in het FPC Antwerpen. Het is de tweede ontsnapping uit het FPC in Gent op twee weken tijd. Kan de minister meer toelichting geven betreffende deze ontsnapping? Welke maatregelen werden er genomen tegen deze twee zeer gevaarlijke geïnterneerden? Is er nood aan een verhoogde beveiliging in het FPC in Gent? Mevrouw de minister, u hebt binnen de taskforce Interneringen belangrijke beslissingen genomen om samen met minister Vandenbroucke oplossingen te zoeken voor de 1.100 geïnterneerden die zich momenteel in onze gevangenissen bevinden. De veiligheid en het onvoorspelbare gedrag van de vele psychisch kwetsbare personen binnen de FPC’s en in detentie vormen een grote uitdaging voor onze hulp- en zorgverlening. Deze personen kunnen risicovol, onvoorspelbaar of acting-outgedrag vertonen, waardoor conflicten sneller escaleren. De gevangenisomgeving, waar de levensomstandigheden door acute overbevolking onder enorme druk staan, is geen zorgzame context voor mensen met een dergelijke psychische kwetsbaarheid. Ik verwijs naar het actieplan van minister Vandenbroucke, waarin een aantal aspecten rond extra capaciteit in verschillende reguliere vormen worden uitgewerkt. Ik verwijs voorts naar de vijf concrete vragen die ik heb gesteld in de schriftelijke neerslag van mijn mondelinge vraag. Wat ik belangrijk vind, is dat we ondanks de aanpassing van de interneringswet in 2016 toch een forse toename zien van interneringsuitspraken. Er zijn er mensen die uitstroomden, maar er komen er ook nieuwe bij. De eerste resultaten van het onderzoek – er lopen immers twee studies – van het NICC zijn niet eenduidig en wijzen onder meer op procedurele vertragingen binnen de kamer voor de bescherming van de maatschappij. Komen die resultaten nog naar buiten? Daarnaast heb ik nog twee kleine deelvragen. U stelt dat het beveiligd klinisch observatorium in de gevangenis van Haren zou openen, met 15 plaatsen tegen juli 2025 en een dertigtal plaatsen tegen het einde van dit jaar. Hoe komt het dat dit centrum nog steeds niet operationeel is? Tot slot, kunt u toelichten wat de evolutie is van de adviesachterstand bij de gevangenisdirectie en de psychosociale dienst? Ik heb daarover al een aantal vragen gesteld, maar ik ontving nog steeds geen antwoord. Dank u. Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de tweede ontsnapping, maar ook ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend. Afgelopen week kregen we het nieuws dat twee geïnterneerde personen ontsnapt waren uit het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) in Gent. Deze personen werden door de federale politie als “gevaarlijk" omschreven. Na een klopjacht konden de twee uiteindelijk in Blankenberge worden opgepakt. Het is niet het eerste incident. Het gaat om de tweede ontsnapping in twee weken tijd. De vorige ontsnapte kon snel worden gevat na opname op de Most Wanted-lijst. Ik heb hierbij volgende vragen: Onder welke omstandigheden kon deze ontsnapping plaats vinden? Welke veiligheidsmaatregelen waren er op dat moment van kracht? Was er bij deze ontsnapping sprake van een menselijke fout, een technisch probleem, een organisatorisch probleem,…? Na hoeveel tijd werd de federale politie ingeschakeld? Hoe verliep de samenwerking tussen het FPC, het parket en de politiediensten tijdens de opsporing? Wat waren de aanbevelingen na vorige vergelijkbare ontsnappingsincidenten? Werden die gevolgd? Hoe verklaart u dat deze ontsnapping desondanks toch heeft kunnen plaatsvinden? Wordt er een intern onderzoek gevoerd naar de precieze omstandigheden? Was het voorziene bewakingspersoneel aanwezig op het moment dat de ontsnapping kon plaatsvinden? Welke bijkomende veiligheids- en toezichtsmaatregelen worden nu genomen in het FPC Gent en in de andere FPC's? Hoe zal u nieuwe ontsnappingsincidenten in de toekomst voorkomen? Collega's, ik wil eerst en vooral onderstrepen dat de twee incidenten die zich recent hebben voorgedaan in het FPC Gent wat betreft aard, omstandigheden en gevolgen duidelijk van elkaar moeten worden onderscheiden. Waar het eerste incident drie weken geleden een ontvluchting na een uitgaansvergunning betrof, ging het tweede incident van vorige week om een ontsnapping uit de instelling zelf. Ik start met het eerste incident. Het gaat om een geïnterneerde die werd geplaatst in het FPC Gent in uitvoering van een beslissing van de KBM. In het kader van die beslissing werden aan hem door de KBM medische uitgaansvergunningen toegekend en later ook juridische, therapeutische en familiale vergunningen en dat telkens onder begeleiding en onder voorwaarden. Elke uitgaansmodaliteit wordt, zoals de wet voorschrijft, toegekend door de bevoegde KBM na adviesverlening door het FPC en het parket, zodat de KBM een goed geïnformeerde beslissing kan nemen. Over de procedure inzake de adviesverlening door het FPC, het bepalen van de noodzakelijke begeleiding tijdens de modaliteit en de reden waarom deze begeleiding door het FPC als proportioneel werd beoordeeld, dien ik u door te verwijzen naar de minister van Volksgezondheid, onder wiens bevoegdheid de FPC's vallen. Bij terugkomst na de zitting zette de betrokkene het plots op een lopen op de parking, waarna hij korte tijd voortvluchtig was. Het tweede incident van 31 oktober betrof twee geïnterneerden die deelnamen aan een arbeidstherapieblok in de tuin van het FPC Gent. Tijdens deze activiteit zijn zij via een verlichtingspaal over het hek geklommen en zo tot op de parking van de instelling geraakt. Een personeelslid sloeg onmiddellijk alarm, de hekdetectie trad in werking en de controlekamer verwittigde de politie. De politie kreeg via de interne meldingsprocedure meteen alle nodige informatie, inclusief recente foto's. De betrokkenen werden kort nadien opnieuw gevat. Zo'n ontvluchting is eerder uitzonderlijk. Sinds de start van het FPC Gent in 2014 en het FPC Antwerpen in 2017 hebben zich nog maar vijf ontvluchtingen voorgedaan. Elke ontvluchting of poging daartoe wordt grondig geanalyseerd. Wanneer uit deze analyses concrete aanbevelingen naar voren komen om de veiligheid te verhogen - of dat nu materiële, procedurele of relationele veiligheid betreft -, worden deze vanzelfsprekend doorgevoerd in samenspraak met alle betrokken partners zijnde de Regie der Gebouwen, de FOD Volksgezondheid en de FOD Justitie. Ook in deze casus moet ik u voor meer details over de precieze omstandigheden van de ontsnapping en de genomen maatregelen doorverwijzen naar Volksgezondheid. Collega’s Van Hecke en De Wit, jullie vroegen naar de samenwerking tussen de FPC Gent, de FOD Justitie en de federale politie. Die samenwerking verliep op professionele wijze, met regelmatig constructief overleg tussen de betrokken partijen. Vlak na de ontsnapping werd de lokale politie verwittigd door de directie van de FPC Gent, zoals voorzien. De lokale politie nam daarop de eerste dringende maatregelen. Gelet op het uitblijven van resultaten op korte termijn nam het FAST-team van de federale politie op eigen initiatief contact met de lokale politie en bood hulp aan. Daarbij werd voorgesteld de betrokkene op te nemen op de lijst van Belgian’s Most Wanted . Deze optie werd voorgelegd aan de bevoegde magistraten, die onmiddellijk hun akkoord gaven. De publicatie werd vervolgens uitgevoerd door de Centrale Directie van de Gerechtelijke Operaties van de federale politie. De volgende ochtend werden beide personen na melding door een plichtsbewuste burger gevat door de lokale politie van Blankenberge. De verantwoordelijkheden van en de samenwerking tussen de respectieve partijen staan beschreven in de WPA en in de rondzendbrief COL821 van het College van procureurs-generaal. Het gebruik van de lijst Belgian’s Most Wanted in dergelijke casussen maken het voorwerp uit van een recente richtlijn, die ik eind september heb ondertekend. Collega Yzermans, u vroeg naar de stand van zaken van de taskforce Internering en meer specifiek naar de extra capaciteit ervan en naar het onderzoek van het NICC en het Beveiligd Klinisch Observatiecentrum. De procedure voor de 90 extra plaatsen in zorghuizen loopt volgens schema. Voor meer details en de timing verwijs ik opnieuw naar Volksgezondheid. Daarnaast zal de Regie een technische haalbaarheidsstudie uitvoeren voor de bouw van modulaire units op het terrein van de beide FPC’s. Het NICC heeft zijn onderzoek recentelijk afgerond en de resultaten gepresenteerd. Het gaat om een cartografisch onderzoek dat in kaart brengt welke wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn om de stijging van het aantal interneringsuitspraken te verklaren en na te gaan welke elementen er nog ontbreken. Het rapport laat dus niet toe om sluitende conclusies te trekken, maar vormt de basis voor verder onderzoek. Het rapport zal aan het Parlement worden bezorgd, maar wij bekijken alvast hoe enkele bevindingen kunnen worden vertaald in beleid. Het beveiligd klinisch observatiecentrum is operationeel en verwerkt inmiddels 15 dossiers. Het team dient verder te worden versterkt om alle in observatie gestelden onder te brengen in het gebouw van het BKOC in Haren. Hiervoor werden middelen gevraagd in het kader van de begroting voor 2026. Deze aanwervingen zullen dus vertraging oplopen. Wat uw vraag betreft over adviezen en een eventuele achterstand, verzoek ik u daarvoor een schriftelijke vraag in te dienen. Tot slot wil ik in het algemeen nogmaals onderstrepen dat de twee recente incidenten in het FPC Gent grondig worden onderzocht, samen met alle betrokken actoren. Waar nodig zullen deze leiden tot gerichte verbetermaatregelen. Er komt een vergadering tussen de administratie en het FPC. In deze casus werd de begeleiding door het FPC tijdens de uitgaansvergunning, op basis van de bovengenoemde risicotaxatie, als passend en proportioneel beoordeeld. Voor meer informatie over de procedure en de lessons learned , verwijs ik u graag naar de FOD Volksgezondheid. Mevrouw de minister, ik probeer het me voor te stellen. Iemand die onmiddellijk op een mostwantedlijst wordt gezet, iemand met niet bepaald een eenvoudig profiel, wat ook blijkt uit de manier waarop hij werd teruggebracht, mag onder begeleiding van één medewerker van de instelling gewoon mee naar buiten. Die persoon wordt begeleid door een jonge dame, terwijl men weet welke feiten aan de basis lagen van zijn opname. Ik probeer me dat echt voor te stellen. Ik ben een mama van vier en mijn kinderen zeggen dat ik overbezorgd ben. Toch probeer ik me in te beelden hoe zoiets kan gebeuren. U hebt gelijk, we moeten twee zaken van elkaar onderscheiden, maar die risicotaxatie lijkt mij cruciaal. Het feit dat het slachtoffer werd geconfronteerd met de dader zonder daarop voldoende voorbereid te zijn, laat ik nog in het midden. Hoe komt men er echter eigenlijk toe om zo iemand te laten begeleiden door alleen een jonge dame? Uit de manier waarop hij werd opgepakt en teruggebracht blijkt immers dat het niet over de eerste de beste gaat. Er is daar echt werk aan de winkel. Het maakt mij niet uit onder wiens bevoegdheid dit precies valt, maar ik denk dat u dat best samen met uw collega-minister bekijkt. Dat is dan wel een man, mevrouw de minister. We moeten echter echt voorzichtig zijn. Niet iedereen die geïnterneerd is, is even gevaarlijk, dat zeg ik zeker niet. Databeheer is echter belangrijk. Justitie kent zijn gevangenen niet en blijkbaar geldt dat ook voor de geïnterneerden in die context. Daar ligt een belangrijk werkpunt, om te vermijden dat er grote malheuren gebeuren. In dit geval hebben we volgens mij veel geluk gehad dat de betrokkene snel opnieuw kon worden gevat. Dat het in mijn buurgemeente is gebeurd, is louter toevallig, maar ik ben blij dat men hem heeft kunnen oppakken en snel, voor er iets kon gebeuren. We moeten echt waken over de risicotaxatie. Daar ligt een belangrijke crux voor de beveiliging van onze samenleving. Dank voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik sluit mij graag aan bij de repliek van collega De Wit. In dat dossier ging het over een geïnterneerde die bijzonder zware feiten heeft gepleegd. Het gaat om moordpoging, verkrachting, foltering, zware diefstal in bende en weerspannigheid. Dat zijn stuk voor stuk zeer ernstige criminele feiten. Ik begrijp dan ook niet hoe de analyse van het mogelijke risico op die manier werd ingevuld. Die man wordt bij het verlaten van het FPC begeleid door een vrouwelijke medewerker. Ik acht dat een onverantwoorde beslissing. Los daarvan moet men zich afvragen of het absoluut noodzakelijk is dat een geïnterneerde en hetzelfde geldt voor een gedetineerde aanwezig is op een inleidingszitting. Op een inleidingszitting worden enkel de conclusietermijnen tussen de raadsman van de geïnterneerde en de raadsman van de slachtoffers en een pleitdatum en -uur vastgesteld. Was het echt nodig om die man over te brengen van het FPC Gent naar de rechtbank in Antwerpen? Ik heb daar vragen bij. Voor de duidelijkheid, mevrouw de minister, die opmerking zou ik niet geven voor het geval dat dan de procedure ten gronde zou worden behandeld. Iedereen heeft recht om aanwezig te zijn op zittingen die hem aanbelangen, maar dat geldt niet voor het vaststellen van een conclusiekalender. Ik kreeg geen antwoord op mijn vraag over het slachtoffer, dat blijkbaar ook aanwezig was op de inleidingszitting en niet op de hoogte was dat de dader van de gruwelijke feiten aanwezig zou zijn. Volgens het parket zou zij niet gereageerd hebben op het aanbod van de dienst slachtofferonthaal om geïnformeerd te worden na het vonnis tot internering. Mevrouw de minister, dat zou eigenlijk een automatisme moeten zijn. Ik dring er bij u op aan om ter zake een initiatief te nemen. De kostprijs daarvan is zeer gering. Mevrouw de minister, enkele maanden geleden stelde ik schriftelijk een vraag over de psychosociale dienst, maar ik kreeg daarop geen antwoord. (…). Mevrouw de minister, dat weet ik. De vraag is gesteld en ik heb nog altijd geen antwoord ontvangen. Ik zal het navragen. Anders stel ik ze opnieuw. (…). Mevrouw de minister, ik heb ze in mei gesteld. U bent inderdaad een van de weinige ministers die 100 % scoort op het tijdig beantwoorden van schriftelijke vragen, zo blijkt uit een overzicht dat in de Conferentie van voorzitters werd gegeven. Mijn dank daarvoor. Het is logisch dat mensen daar veel vragen over stellen. Hoe is het mogelijk dat iemand met zo'n profiel niet door de politie, maar door een medewerkster van het FPC werd begeleid op een zitting? Het slachtoffer was niet op de hoogte en werd geconfronteerd met de dader terwijl er geen politie in de zaal aanwezig was. Dat vraagt toch wel enige reflectie. Dat betekent niet dat iemand die zware misdrijven heeft gepleegd, niet naar een zitting kan gaan, of na eerdere uitgaansvergunningen positief geëvalueerd kan worden. Als er slachtoffers aanwezig zijn, is dat echter iets bijzonder delicaats. Dat is één zaak. De tweede ontsnapping gebeurde via een verlichtingspaal. Ik vraag me af hoe dat mogelijk is Dit lijkt mij een structureel probleem. Ik denk dat men in alle gevangenissen of FPC's probeert te voorkomen dat men makkelijk kan ontsnappen. Als iemand op een verlichtingspaal kan kruipen en zo de omgeving kan bereiken, dan is die paal waarschijnlijk niet goed geplaatst. Dat is eerder een structureel probleem. Verder noteer ik dat we veel vragen moeten stellen aan de minister van Volksgezondheid, wat we dan ook zullen doen. Op veel van die vragen krijgen we geen antwoord. Ik hoop niet dat hij ons naar u zal doorverwijzen, want met pingpongen komen we er niet. Tot slot wil ik meegeven dat het FAST-optreden zeer efficiënt was. Mensen die ontsnappen, proberen zich vaak onherkenbaar te maken door een baard of snor af te scheren en er anders uit te zien. Toch worden mensen herkend. Ik zou dat niet kunnen, maar ik heb veel respect voor burgers die mensen herkennen en voor politiemensen die dat kunnen. Ik denk dat we veel geluk hebben gehad dat de daders, de veroordeelden en geïnterneerden, zo snel werden gevat. Het had anders kunnen aflopen. We volgen de kwestie op bij de minister van Volksgezondheid. Dank u wel. De woonstbetredingen in Luik Madame la ministre, d'après mes informations, le 12 août dernier, un homme a été interpellé dans le hall de son immeuble et a été conduit dans son appartement, où les agents sont entrés, l'ont fouillé et ont saisi son passeport. Il a ensuite été transféré au commissariat de la rue Natalis, puis au centre fermé de Vottem. Fait à noter, cette intervention a eu lieu alors que lui et sa compagne avaient rendez-vous à la commune, fin septembre, pour déposer leur dossier de cohabitation légale. Ces pratiques suscitent des préoccupations légitimes quant à la proportionnalité des mesures, à la protection du domicile et à la frontière entre visite administrative et perquisition judiciaire. Celle-ci doit, en droit belge, faire l'objet d'un mandat judiciaire ou du consentement explicite de l'intéressé. Une circulaire du 17 septembre 2013 prévoit que l'exécution d'une décision d'éloignement est suspendue lorsqu'une procédure de mariage ou de cohabitation légale est en cours. Cette règle prévient les violations par les autorités belges du droit à la vie familiale des personnes qui ont une vie de couple avérée en Belgique, tout en permettant d'éviter la situation absurde où une personne se retrouverait en centre fermé pendant parfois plusieurs mois, alors qu'une procédure de mariage ou de cohabitation légale est en cours, avant d'être libérée à l'issue de cette procédure, ayant pu bénéficier d'un droit de séjour en Belgique par sa qualité de partenaire d'une personne belge ou établie en Belgique. Madame la ministre, quels garde-fous sont-ils mis en place pour éviter l'arrestation de personnes qui ont entamé des démarches comme le mariage ou la cohabitation légale en vue de garantir leur droit à la vie familiale en Belgique? Quelles instructions sont-elles données aux services de police afin d'éviter toute confusion entre les prérogatives administratives et judiciaires en matière d'entrée dans un domicile? Envisagez-vous de rappeler, par voie de circulaire ou d'instruction, les garanties légales encadrant les visites domiciliaires et les conditions d'interpellation, en particulier lorsqu'il s'agit de personnes en situation irrégulière ou en instance de régularisation? Comment veillez-vous à ce que les droits fondamentaux, notamment la dignité, la liberté individuelle et le droit au respect du domicile, soient pleinement respectés lors de ces opérations? Madame Schlitz, nous attachons une importance primordiale au respect des droits fondamentaux au cours des opérations de contrôle et de l'éloignement des étrangers. Á la suite de l'arrêt Sabani contre la Belgique rendu par la Cour européenne des droits de l'homme (CEDH) le 8 mars 2022, plusieurs mesures ont été prises afin de garantir la pleine conformité des pratiques administratives et policières à la Convention européenne des droits de l'homme. Depuis novembre 2023, aucune visite domiciliaire ne peut être effectuée sans le consentement écrit préalable de la personne qui occupe effectivement le logement. Ce consentement est recueilli au moyen d'un formulaire précisant que l'intéressé a été informé de son droit de refuser l'accès. Les instructions transmises par l'Office des étrangers à la police ont été adaptées en ce sens et les agents concernés ont été informés de cette nouvelle exigence. Á mon initiative et celle de ma collègue, la ministre de l'Asile et de la Migration, le Conseil des ministres a approuvé un avant-projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers. Le projet vise plus spécifiquement à insérer un nouvel article qui prévoit la possibilité d'effectuer, moyennant l'autorisation du juge d'instruction, une visite domiciliaire dans le lieu de résidence d'étrangers qui font l'objet d'une mesure exécutoire d'éloignement, qui ne coopèrent pas à l'exécution de celle-ci et représentent un risque pour l'ordre public ou la sécurité nationale. Le recours à des mesures de contrainte telles que l'usage de menottes est strictement encadré par la loi relative à la fonction de police. Ces mesures ne peuvent être utilisées que lorsqu'elles s'avèrent nécessaires, proportionnées et justifiées. Un plan d'action institutionnel a été mis en œuvre afin d'assurer la diffusion des enseignements des arrêts Sabani et Ebako, la mise à jour des instructions de terrain et la formation continue des agents. Les autorités belges tiennent régulièrement informé le Comité des ministres du Conseil de l'Europe de l'évolution des mesures adoptées. Ces différentes mesures visent à garantir la pleine conformité des pratiques belges avec la Convention européenne des droits de l'homme et la jurisprudence nationale récente. Madame la ministre, j'entends l'ensemble des éléments que vous me partagez ici. Dès lors, je ne comprends pas comment on en arrive à une situation telle que je l'ai décrite dans ma question. Comment explique-t-on qu'une personne, qui est dans un contexte de démarche pour un regroupement familial, se retrouve d'abord sujette à une première interpellation dans son hall d'immeuble, est ensuite emmenée au commissariat, privée de son passeport et déférée en centre fermé? Comment expliquez-vous cet élément? Je n'ai pas de réponse à cette question. Allez-vous rappeler aux autorités liégeoises le cadre légal, tel qu'il fonctionne actuellement? L'avant-projet de loi dont vous parlez aujourd'hui et qui est passé en Conseil des ministres est a priori bloqué, le premier ministre ayant annoncé en séance plénière la semaine dernière que tous les projets de loi qui n'étaient pas encore déposés au gouvernement n'avanceraient plus. J'imagine donc qu'il s'agit également de ce projet en matière de visite domiciliaire. Madame la ministre, j'espère qu'il y aura une action de votre part car ces démarches sont clairement insidieuses. Les autorités sont informées du fait que cette personne est en train d'effectuer un regroupement familial mais on vient l'arrêter juste avant pour la mettre en centre fermé. C'est particulièrement mesquin. De plus, c'est contre-productif car cette personne, après avoir passé plusieurs mois en centre fermé, parviendra quand même à rester sur le territoire. Cela fait perdre beaucoup de temps et beaucoup d'argent aussi, parce que ça coûte. Madame la ministre, vous devriez faire en sorte que ce genre de démarches perfides n'aient plus lieu en Belgique, car elles sont par ailleurs illégales. Je vous remercie. De bijkomende financiële ondersteuning voor slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk Mevrouw de minister, wij hebben recent in de media vernomen dat elk slachtoffer van seksueel misbruik binnen de kerk voortaan een bijkomende ondersteuning van 3.000 euro ontvangt, gefinancierd door de bisdommen en de religieuze congregaties. Volgens Stichting Dignity, die de maatregel aankondigde, moet de financiële tegemoetkoming dienen om psychotherapeutische zorg toegankelijker te maken in afwachting van een definitief wettelijk kader. Elke vorm van ondersteuning voor de slachtoffers is uiteraard toe te juichen en betekent een stap vooruit. Tegelijkertijd toont dat aan dat een meer structurele regeling op federaal niveau, of beter gezegd op interfederaal niveau, nog steeds ontbreekt. Slachtoffers blijven daardoor voorlopig aangewezen op initiatieven van de kerk, hoewel de parlementaire onderzoekscommissie inzake seksueel misbruik binnen de kerk en daarbuiten uitdrukkelijk de oprichting van een wettelijk herstelfonds en een gecoördineerde aanpak had aanbevolen. Mevrouw de minister; hoe beoordeelt u de beslissing van de kerk om die bijkomende ondersteuning toe te kennen? Acht u het wenselijk dat dergelijke hulpverlening vanuit kerkelijke middelen blijft worden gefinancierd? Hoe verhoudt dat zich tot de rol van de overheid in de slachtofferzorg? Werd reeds overleg gevoerd met de Stichting Dignity of met vertegenwoordigers van de kerk over de verdere uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie? Hoe zult u ervoor zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik buiten de kerk, bijvoorbeeld feiten in instellingen of in een jeugdzorgcontext, niet uit de boot vallen zolang er nog geen federaal of interfederaal herstelkader bestaat? Tegen wanneer verwacht u een concreet initiatief dat de huidige versnipperde initiatieven, waaronder die ondersteuning door de kerk, omzet in een duurzaam federaal herstel- en ondersteuningsbeleid in uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie, zoals de oprichting van een herstelfonds, de aanstelling van een interfederaal commissaris en de uitbouw van een onafhankelijk expertisecentrum? Bent u bovendien bereid om meer transparantie en een overzicht te verschaffen over de concrete uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie die binnen uw bevoegdheid vallen, zodat slachtoffers en hun vertegenwoordigers weten welke stappen reeds zijn gezet en welke nog in voorbereiding zijn? Mevrouw De Wit, zoals u weet neem ik de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie seksueel misbruik, onder meer binnen de structuren van de katholieke kerk, zeer ernstig. Ik denk dat dat echt onze verantwoordelijkheid is en dat we daar heel omzichtig mee moeten omgaan. In uitvoering van het regeerakkoord onderzoek ik hoe aan de slachtoffers in het algemeen een grotere erkenning kan worden gegeven. Daarom wordt momenteel onderzocht hoe pistes kunnen worden geconcretiseerd om specifieke kamers voor seksueel misbruik en seksueel geweld op te richten binnen de commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden. Dat gebeurt in navolging van initiatieven die werden genomen voor de slachtoffers van de terroristische aanslagen in ons land en voor landgenoten die betrokken zijn bij terroristische aanslagen in het buitenland. Die specifieke kamers beogen een specifieke afhandeling van de dossiers waarbij financiële hulp, ook voor morele bijstand, kan worden verstrekt door profielen met ervaring in de omgang met slachtoffers van seksueel misbruik. De bedoeling is om dat slachtofferfonds mee te laten financieren door de kerk. Uitgangspunt van de commissie is immers de subrogatie, wat wil zeggen dat wordt geprobeerd de financiële hulp van de dader te recupereren. Daartoe zal binnenkort contact worden genomen met de kerk om duidelijke afspraken over de financiering te maken. Ook wordt onderzocht in welke mate de wet van 1 augustus 1985 moet worden aangepast. De commissie is vandaag immers niet bevoegd voor verjaarde feiten, wat bij seksueel misbruik door de kerk vaak het geval is. Daarnaast dient de commissie te worden versterkt en de expertise inzake seksueel misbruik verder te worden uitgebouwd, zodat aan de slachtoffers gepaste hulp en bijstand kan worden gegeven. De commissie bestaat al 40 jaar en heeft intussen veel ervaring opgebouwd in het concretiseren van hulp aan slachtoffers van welke aard ook. Vandaag behandelt ze ook al zaken van seksueel geweld en misbruik. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat die commissie, georganiseerd als een administratief college, een volwaardige en neutrale rol kan spelen in de genoegdoening van de slachtoffers. In navolging van het regeerakkoord wordt ook onderzocht welke rol de dienst alimentatievorderingen in de slachtofferhulp zou kunnen spelen. De verspreiding van die dienst over het Belgisch grondgebied en de fysieke nabijheid voor de slachtoffers vormen in elk geval een pluspunt. Ten slotte wil ik eraan herinneren dat slachtofferhulp en de welzijnsaspecten daarvan ook tot de bevoegdheden van de gemeenschappen behoren, waardoor we moeten samenwerken om alle slachtoffers zo goed mogelijk te ondersteunen. Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord. 18 november is de herdenkingsdag voor slachtoffers van seksueel geweld. Mogelijk vanwege die naderende datum, maar ook door de recente reportage over adopties op televisie, het bezoek dit weekend aan Rome en de bijkomende financiële ondersteuning die we nu bespreken, merk ik dat het onderwerp weer erg leeft bij de slachtoffers. We mogen niet vergeten dat er slachtoffers zijn binnen de kerk, maar ook daarbuiten. We zijn inmiddels bijna anderhalf jaar verder na de onderzoekscommissie en men verwacht dat er intussen verschillende zaken opgezet zijn. Ik realiseer me dat sommige zaken niet eenvoudig zijn en dat het allemaal redelijk complex is, maar ik vind het belangrijk dat we daar echt aan blijven werken. Dat geldt onder andere voor het expertisecentrum en het herstelfonds, dat inderdaad moet openstaan voor alle slachtoffers. De optie om te werken via een specifieke kamer, bijvoorbeeld het Slachtofferfonds, lijkt mij geen slecht idee. Tegelijk mogen we niet uit het oog verliezen dat het expertisecentrum beleidsvoorbereidend werk kan verrichten, andere taken kan opnemen die in de aanbevelingen zijn opgenomen, ondersteuning kan bieden aan slachtoffers en hen wegwijs kan maken in de doolhof waar ze soms doorheen moeten. Daar kunnen slachtoffers ook terecht met vragen, waarop oplossingen kunnen worden geboden. Het gaat om vragen van allerlei aard. Daaraan moeten we echt blijven werken. Ik reken erop dat dat met bekwame spoed en deskundigheid gebeurt. Hoewel ik me realiseer dat het geen gemakkelijke opdracht is, weet ik ook dat veel slachtoffers al erg lang wachten en dat zij dat wachten stilaan beu zijn, wat we hen niet kwalijk kunnen nemen. L'incident est clos . Een betoging van de magistraten op 14 november De acties van de magistraten Mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend. De magistraten hebben aangekondigd dat ze de overheid nog tot 13 november de tijd geven om te komen tot concrete en substantiële maatregelen om Justitie beter te laten functioneren. In het kielzog van eerdere gesprekken, stellen ze uw open houding te waarderen en het feit dat u de deur naar onderhandelingen hebt geopend. Tegelijk blijven ze duidelijk op hun honger zitten en vragen ze opnieuw om nieuwe of vervolggesprekken, met het doel perspectief op duurzame structurele verbetering te verkrijgen door middel van een duidelijk actieplan dat het vertrouwen blijvend kan garanderen en de aantrekkelijkheid van het beroep opnieuw kan versterken. Mijn vragen: Hoe hebt u dit nieuwe verzoek van de magistraten ontvangen? We weten dat het wat het financiele aspect binnen Justitie betreft, het roeien is met de riemen die we hebben. Echter, hoeft de oplossing voor een aantal zaken niet altijd uitsluitend in extra middelen te liggen. Er is ook nood aan meer vertrouwen, erkenning en betrokkenheid tussen het beleid en de gerechtelijke actoren zelf. Op welke manier zal u verzoeken doen deze laatste aan te halen met de betrokken beroepsgroepen? Hoe wilt u er de komende weken concreet voor zorgen dat die dialoog met de magistratuur niet alleen geïntensiveerd wordt, maar ook verdiept, zodat ze niet louter technisch blijft, maar ook existentieel betekenisvol wordt voor mensen op het terrein? Denkt u aan initiatieven om de betrokkenheid van magistraten, griffiers en parketpersoneel structureel te verankeren in de beleidsvoorbereiding of opvolging van hervormingen? Mocht er op 14 november effectief tot een actie of betoging komen, hoe wilt u dan vermijden dat de verstandhouding verder verhardt? Ziet u mogelijkheden om op korte termijn al een concreet signaal te geven dat Justitie wél een prioriteit blijft, ook binnen de beperkingen van het huidige budgettaire kader? Mevrouw Van Vaerenbergh, ik heb kennisgenomen van het signaal van de magistraten, die aangeven dat zij tegen 13 november concrete en substantiële maatregelen verwachten om justitie beter te laten functioneren. Zoals ik reeds herhaaldelijk zei, ik begrijp ten volle de bezorgdheid die aan de basis ligt van hun oproep. De magistraten en het ondersteunend personeel dragen onze rechtsstaat mee, dag in dag uit. Zij doen dat vaak onder grote druk en in omstandigheden die niet altijd even werkbaar zijn. Hun oproep is dus terecht en verdient aandacht en respect. De voorbije maanden is er reeds een constructieve dialoog op gang gekomen. Zoals eerder in deze commissie uitgelegd, heeft die dialoog geleid tot het eerste hefboomplan. Dat plan vormt een eerste stap naar de verbetering van de arbeidsomstandigheden en wordt momenteel uitgevoerd. Ik heb het nieuwe verzoek van de magistraten in dezelfde geest ontvangen als de eerdere signalen, zijnde met begrip, met ernst en met de wil om samen verder te werken. U hebt gelijk dat het debat niet uitsluitend over middelen gaat, zoals ook blijkt uit de voorstellen die we de voorbije maanden hebben uitgewerkt voor meer efficiëntie en een toekomstgerichte justitie. Justitie is echter mensenwerk en er is dus nood aan meer vertrouwen, erkenning en wederzijds respect tussen beleid en praktijk. Daarom wil ik de overlegstructuren, die met de taskforces zijn opgezet, niet zien als een tijdelijk instrument, maar wel als een kader voor een duurzame en permanente dialoog. De voorbije weken zijn er vergaderingen gehouden en door die werkwijze krijgen magistraten en gerechtspersoneel ruimte om mee te denken over hervormingen die hen rechtstreeks raken. Ik wil blijven inzetten op dialoog en op een constructieve verstandhouding. Tegelijk wil ik ook binnen het huidig budgettair kader een duidelijk signaal geven dat justitie een prioriteit blijft. Er is reeds 21 miljoen euro vrijgemaakt voor personeelsversterking. Daarnaast worden nieuwe scanstraten uitgerold in tien gerechtsgebouwen en wordt ingezet op bijkomende veiligheidsmaatregelen in gerechtsgebouwen. Die initiatieven vormen een eerste stap en ik besef dat er meer nodig is. Het moet inderdaad expliciet worden erkend dat justitie jarenlang structureel is ondergefinancierd. U weet dat ik in het kader van de begrotingsopmaak bijkomende vragen heb ingediend voor justitie, maar er is op dit moment helaas nog geen duidelijkheid over de begroting. Het regeerakkoord, het hefboomplan en de gezamenlijke inzet van alle partners binnen justitie vormen voor mij het kompas voor de komende maanden. Onze ambitie blijft helder: een sterke, moderne en mensgerichte justitie die haar maatschappelijke opdracht duurzaam kan vervullen. Avec ceci, j’ai aussi répondu aux questions de M. Ribaudo. La présidente : Monsieur Ribaudo, je ne sais pas si vous pouvez répliquer à la réponse que vous n’avez pas entendue. Vous pouvez peut-être la lire et éventuellement y revenir. C’est comme vous voulez. Madame la présidente, je reposerai une question. Je suis arrivé un peu trop tard, cela a été beaucoup plus vite que prévu. Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne manquerai pas de la lire et de revenir vers vous par la suite. De ontmanteling van een groot drugslabo in Torhout Mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend. Afgelopen vrijdag werd in een oude koeienstal in Torhout een drugslabo ontdekt waar synthetische drugs werden geproduceerd. Vier Nederlanders van 24, 30, 31 en 47 jaar oud werden ter plaatse opgepakt. De federale politie en de Civiele Bescherming waren het hele weekend bezig met de ontmanteling. Deze zaak toont opnieuw hoe criminele netwerken afgelegen locaties in Vlaanderen gebruiken voor de productie van synthetische drugs. Opvallend is ook de terugkerende betrokkenheid van buitenlandse — in dit geval Nederlandse — verdachten, wat de nood aan een gecoördineerde en doortastende justitiële aanpak onderstreept. In het Federale Regeerakkoord 2025-2029 (p. 127-128) wordt de strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit als prioriteit naar voren geschoven, met een intensievere, ketengerichte aanpak onder leiding van de nationale drugscommissaris die de samenwerking tussen justitie, politie, douane en andere diensten moet versterken. Ik heb volgende vragen voor u: Welke gerechtelijke stappen zijn inmiddels gezet tegen de vier verdachten en werden zij in voorlopige hechtenis geplaatst? Welk parket leidt het onderzoek? Hoe verloopt de samenwerking met de Nederlandse autoriteiten, onder meer inzake uitlevering, informatie-uitwisseling en vervolging en welke instanties zijn daarbij betrokken? Wordt onderzocht of het drugslabo deel uitmaakt van een breder crimineel netwerk en hoe wordt dit onderzoek, eventueel samen met het federaal parket en de Nederlandse autoriteiten, gecoördineerd? Hoe worden drugslabo’s vandaag justitieel aangepakt en hoe sluit dit aan bij de in het regeerakkoord voorziene intensievere strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit en de coördinatie door de nationale drugscommissaris? Hoe zal de strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit concreet worden geïntensiveerd, zowel qua opsporing en vervolging als via snellere en meer gespecialiseerde behandeling binnen parketten en rechtbanken? Hoe vertaalt u de aangekondigde intensievere strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit naar de vervolging van buitenlandse verdachten en de strafrechtelijke afhandeling van dergelijke dossiers en welke bijkomende maatregelen voorziet u hierbij om de pakkans en vervolgingskans te verhogen? Acht u het, gelet op de toenemende professionalisering en veiligheidsrisico’s van dergelijke drugslabo’s, aangewezen om de strafrechtelijke aanpak te verstrengen, bijvoorbeeld via hogere minimumstraffen voor de productie van synthetische drugs? Mevrouw De Wit, de vier verdachten werden voorgeleid en aangehouden door de onderzoeksrechter. Op 24 oktober heeft de raadkamer hun aanhouding verlengd voor een periode van één maand. Verder kan er, vanwege het geheim van het onderzoek, niets worden meegedeeld over de inhoud of de omvang ervan. In het dossier is er contact met de Nederlandse autoriteiten via de geëigende kanalen. In het algemeen is de uitwisseling van operationele informatie met Nederland zeer intensief en verloopt die via meerdere kanalen, zoals Interpol, Europol, de operationele invalspunten in de grensregio's en ook het zogenaamd burenoverleg. Op politiek niveau had ik recent trouwens een gesprek met mijn nieuwe Nederlandse collega Foort van Oosten, waarin de samenwerking tussen onze landen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit centraal stond. Op gerechtelijk niveau wordt de richtlijn inzake de aanpak van drugslabo’s en dumpingen momenteel geëvalueerd. De bedoeling is te evolueren naar het Limburgs model, waarin de taakverdeling tussen alle betrokken veiligheidsactoren wordt verfijnd en de afspraken rond samenwerking, taakverdeling en informatie-uitwisseling worden verbeterd. Verder werkt het Drugscommissariaat aan een draaiboek dat de afstemming moet bevorderen tussen de gerechtelijke overheden bij de opsporing van en het onderzoek naar drugsproductielabo’s enerzijds, en de bestuurlijke overheden op het vlak van preventie, sensibilisering, opruiming en sanering anderzijds. Het strenger bestraffen van de productie van synthetische drugs kan ontradend werken, maar vooral is het van belang om zoveel mogelijk barrières op te werpen en de logistieke keten van de drugsnetwerken te verstoren. Er wordt meer ingezet op het afpakken van criminele winsten, het bemoeilijken van de toegang tot benodigdheden voor de vervaardiging van drugs, het verhogen van de bewustwording en de meldingsbereidheid bij lokale overheden, burgers en kwetsbare handelszaken, zoals de drogisterij- en doe-het-zelfzaken, en op het uitrollen van anonieme meldpunten in elke provincie. Via een structurele, multidisciplinaire aanpak wordt het voor criminele netwerken moeilijker en minder aantrekkelijk om in België een drugslabo op te richten. Vanuit het Drugscommissariaat worden goede praktijken uit bepaalde regio’s kenbaar gemaakt aan andere regio’s, zodat de algemene weerbaarheid toeneemt en de verplaatsingseffecten worden vermeden. Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. De overbrenging van geïnterneerden naar inrichtingen voor gespecialiseerde zorg Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de ingediende vraag. Vandaag verblijven nog steeds meer dan duizend geïnterneerden in de Belgische gevangenissen, hoewel zij daar niet de gespecialiseerde zorg krijgen waarop zij recht hebben. Deze situatie vormt niet alleen een zware belasting voor het penitentiair personeel, maar staat ook haaks op de doelstelling om geïnterneerden in een aangepaste zorgomgeving te plaatsen. In een recent interview met De Zondag (19 oktober 2025) verklaarde u dat tegen eind dit jaar “enkele geïnterneerden” zullen worden overgebracht naar gespecialiseerde zorginstellingen. U sprak daarbij over “creatieve oplossingen” om de druk op het gevangeniswezen te verlichten en de betrokkenen de juiste zorg te bieden. Tijdens de commissievergadering van 21 oktober verwees u, in antwoord op een vraag van collega Marijke Dillen, naar het actieplan inzake internering, dat in samenwerking met minister Vandenbroucke werd uitgewerkt. Dat plan voorziet onder meer in bijkomende capaciteit via modulaire units in de FPC’s van Gent en Antwerpen, 180 extra plaatsen in zorghuizen en medium- en low-securityinstellingen, 12 bijkomende FTE’s goed voor 120 extra zorgtrajecten, de operationalisering van het beveiligd klinisch observatorium in Haren en de oprichting van een behandel- en oriëntatiecentrum voor 60 geïnterneerden in dezelfde inrichting. Deze initiatieven zijn ongetwijfeld een stap vooruit, maar de effectieve uitvoering en impact ervan zullen bepalend zijn om de huidige overbezetting en de schrijnende toestanden in de gevangenissen structureel aan te pakken. Ik heb hierover volgende vragen: Hoe verloopt de uitvoering van dit actieplan concreet? Welke onderdelen zijn reeds operationeel en welke timing geldt voor de nog te realiseren projecten? Hoe zal de toewijzing van de bijkomende plaatsen in zorghuizen en medium-/low-securityinstellingen precies verlopen en op basis van welke criteria worden de betrokken geïnterneerden geselecteerd (bijvoorbeeld psychiatrische urgentie, gevaarinschatting, duur van internering, beschikbaarheid van zorgplaatsen …)? Hoe wordt tijdens de overbrenging van geïnterneerden naar gespecialiseerde zorg de veiligheid van het transport en de continuïteit van hun medische en psychiatrische opvolging verzekerd? Hoe zal u nagaan of deze overplaatsingen effectief leiden tot een betere zorg voor de betrokken geïnterneerden en tot een vermindering van de veiligheidsdruk in de gevangenissen? Collega De Wit, de samenwerking met mijn collega van Volksgezondheid verloopt constructief binnen de taskforce Internering. Een groot aantal acties zijn momenteel volop in uitvoering. Zo zal Volksgezondheid voorzien in maximaal 90 bijkomende plaatsen in zorghuizen. In dat verband heeft de FOD Volksgezondheid een oproep gelanceerd om projectvoorstellen in te dienen. Voor meer details over het aantal voorstellen en het tijdpad van de realisatie verwijs ik u naar Volksgezondheid. Daarnaast loopt er momenteel een technische haalbaarheidsstudie naar de bijplaatsing van maximaal 120 plaatsen in modulaire units op beide domeinen van de forensische psychiatrische centra (FPC). Zodra die studie is afgerond, kunnen zowel de capaciteit, de financiering als het tijdpad concreet worden bepaald. Wat betreft het operationaliseren van het beveiligd klinisch observatiecentrum en de ontwikkeling van het behandel- en oriëntatiecentrum in Haren: beide projecten bevinden zich in de implementatiefase. Voor de operationalisering van de twee projecten is echter bijkomend personeel nodig en daarvoor zijn extra middelen gevraagd. De noodzakelijke aanwervingen lopen momenteel vertraging op, aangezien er nog geen goedgekeurde begroting is. Wat betreft de vragen over de medium- en low-securityinstellingen wil ik u eveneens verwijzen naar Volksgezondheid en naar de Vlaamse minister van Welzijn, aangezien dat tot hun bevoegdheden behoort. De DAB is bevoegd voor het transport van geïnterneerden vanuit de gevangenissen naar erkende zorginstellingen via een plaatsingsbeslissing van de KBM, net zoals voor de intakes van geïnterneerden in externe instellingen. Voor uw vraag over de veiligheid tijdens het transport verwijs ik naar Binnenlandse Zaken. Wanneer het gaat om verplaatsingen vanuit niet-justitiële instellingen is het in eerste instantie aan die instellingen om zo nodig de lokale politie te contacteren. Tot slot biedt de opname van geïnterneerden in gespecialiseerde zorginstellingen die worden aangestuurd door Volksgezondheid of door de bevoegde gefedereerde overheden evident betere zorg en behandeling dan een verblijf binnen een penitentiaire context. De doorstroom van meer geïnterneerden naar extrapenitentiaire zorginstellingen zal bovendien bijdragen aan een lagere veiligheidsdruk in de gevangenissen. Vandaag is ongeveer een derde van de zware geweldsincidenten tegenover personeel of andere gedetineerden toe te schrijven aan geïnterneerden. De uitstroom van die doelgroep zal de werklast en de veiligheidsdruk voor het gevangenispersoneel dus aanzienlijk kunnen doen dalen. Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik vroeg meer informatie naar aanleiding van uw eigen uitspraken over het actieplan, maar voor sommige zaken zal ik dus bijkomend te rade gaan bij uw collega. Het arrest van het Hof van Cassatie over de terrorist Trabelsi De zaak-Trabelsi Mevrouw de minister, collega Van Belleghem is weerhouden in de commissie voor Binnenlandse Zaken. Het is niet de eerste keer dat ik over deze zaak vragen stel. Kort samengevat, de in Tunesië geboren Trabelsi werd in België veroordeeld voor terrorisme en vervolgens uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Afgelopen zomer keerde hij terug naar België, waarna hij werd opgesloten in het gesloten centrum voor illegalen in Merksplas. Op woensdag 22 oktober bevestigde het Hof van Cassatie de uitspraak van de kamer van inbeschuldigingsstelling, die de vrijlating van Trabelsi beval. Door deze uitspraak is Trabelsi nu vrijgekomen. Hij hoopt dat de Belgische regering en inlichtingendiensten hem nu met rust zullen laten, zo luiden zijn eigen woorden. Dit lijkt mij een zeer slechte suggestie. Welke dreiging vormt Trabelsi vandaag volgens de veiligheidsdiensten? Wordt hij blijvend gemonitord? Is er zicht op waar hij zich nu bevindt en wat hij uitspookt? Hebt u in overleg met de minister van Asiel en Migratie vooraf scenario's uitgewerkt om te verhinderen dat Trabelsi vrij op straat zou komen, zonder voorwaarden of toezicht? Welke juridische of administratieve maatregelen lagen daarvoor klaar? Wij wisten immers dat dit scenario mogelijk was. Is er sinds zijn terugkeer overleg gepleegd met de Tunesische autoriteiten over een eventuele uitlevering of overname van Trabelsi? Wat zult u nog ondernemen om ervoor te zorgen dat Trabelsi geen gevaar meer kan vormen voor onze samenleving en zo snel mogelijk uit België verwijderd kan worden? De vrijlating van Trabelsi betekent niet dat hij plots legaal in het land is. Trabelsi verblijft nog steeds illegaal in België en heeft geen verblijfsvergunning. Heeft de regering überhaupt nog plannen om hem alsnog het land uit te zetten? Zoals u weet, worden concrete dossiers niet in het Parlement besproken. Het spreekt echter voor zich dat wanneer iemand een bedreiging vormt voor onze veiligheid, de structuren van de Strategie TER worden geactiveerd en de gepaste maatregelen worden getroffen. De Strategie TER werkt op basis van diverse overlegplatformen, die zowel een repressieve als preventieve opvolging kunnen instellen. De opvolging en oriëntering van terreurdossiers gebeurt via JIC-JDC. Dat zijn veiligheidsgeoriënteerde platformen die continu informatie uitwisselen in het kader van bestaande gerechtelijke en inlichtingendossiers met betrekking tot terrorisme. Ze beslissen samen welke strategie het best kan worden gevolgd wanneer informatie beschikbaar is over terroristische activiteiten. Op repressief veiligheidsvlak inzake de opvolging van personen vormen de lokale taskforces het centrale zenuwstelsel. Op preventief vlak zijn er de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme. In de LIVC-R’s zijn lokale autoriteiten samen met psycho- en welzijnsgeoriënteerde diensten vertegenwoordigd. Hun aanpak is preventief georiënteerd, laagdrempelig en afgestemd op hun eigen finaliteiten. Het doel is begeleiding op maat te bieden. Inzake het statuut van Nizar Trabelsi op ons grondgebied, er is bij de Belgische autoriteiten geen nieuw verzoek tot uitlevering ingediend door de Tunesische autoriteiten. Voor de contacten met het oog op zijn repatriëring dient te worden verwezen naar de minister van Asiel en Migratie. Ten slotte, tot heden is één bedrag aan dwangsommen uitbetaald ten gunste van Nizar Trabelsi. Het betreft een bedrag van 300.000 euro dat werd uitbetaald aan zijn advocaat ter uitvoering van een arrest van het hof van beroep te Brussel van 30 januari 2025. De dwangsommen gevorderd ter uitvoering van een tweede arrest van 2 juli 2025 zijn niet betaald, aangezien de twee bevelen inmiddels zijn uitgevoerd. Président: Ismaël Nuino. Voorzitter: Ismaël Nuino. Mevrouw de minister, concrete dossiers worden niet besproken in het Parlement, maar dit is toch wel een dossier dat iets verder gaat dan andere dossiers. Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag welke inschatting de veiligheidsdiensten vandaag maken van het dreigingsniveau. Ik vraag niet naar de rapporten van de Veiligheid van de Staat over Trabelsi of zo, maar het minste wat men kan doen, is toch zeggen of we weten wat die man vandaag uitspookt en wat zijn plannen zijn. Heeft hij een woning? Wat is de bedoeling van Trabelsi voor de komende jaren? Wil hij sowieso in België verblijven? Wordt hij opgevolgd? Ik heb ook geen antwoord gekregen op de vraag of er scenario’s uitgewerkt zijn om te verhinderen dat Trabelsi zomaar vrij op straat kan komen na de uitspraak van het Hof van Cassatie, waarvan we deze zomer al wisten dat die er zat aan te komen. Er zijn geen nieuwe uitleveringsverzoeken van Tunesië. Oké, maar heeft de Belgische Staat, de federale regering, aan Tunesië gevraagd of het Trabelsi kan terugnemen en of het garanties kan geven, zodat zijn terugkeer wel degelijk mogelijk wordt? Ik krijg daar allemaal geen antwoord op. Ik meen dat dit een zeer symbolisch dossier is. In de eerste plaats is de hamvraag in dit dossier hoe het in godsnaam mogelijk was dat Trabelsi kon terugkeren naar ons land. Die man heeft meermaals geprobeerd terug te keren. Dat is niet gelukt en deze zomer lukte het plots wel. Hij kwam in een gesloten instelling voor illegalen terecht in Merksplas. Nu moet hij, zoals iedereen verwacht had, vrijgelaten worden door die uitspraak van Cassatie. Ik wil er nog eens op hameren: Trabelsi is vrijgelaten uit die gesloten instelling, maar dat neemt niet weg dat die man nog steeds illegaal op ons grondgebied verblijft. Als we er niet in slagen zo iemand van het grondgebied te verwijderen, dan hebben we eigenlijk geen enkele controle op wie ons land binnenkomt, veroordeelde terroristen of niet. La question n°56009807C de Mme Kristien Van Vaerenbergh est reportée. M. Sam Van Rooy n'est pas là pour sa question n°56009815C. De dreigende explosie van het aantal werkloosheidsgeschillen bij de arbeidsauditoraten Je renvoie au texte déposé. Le Conseil des auditeurs du travail, qui rassemble les dix chefs de corps du ministère public chargé des matières sociales dans le pays, a alerté le Collège du ministère public du risque réel de congestion des parquets dans les semaines et mois à venir étant donné une augmentation de recours en justice liés à l’exclusion du chômage. En effet, il revient aux magistrats de l’auditorat du travail, membres du ministère public, de former les procédures de recours au civil contre l’exclusion du chômage. Si le taux actuel des recours contre l’exclusion est de 3,8%, il risque cependant d’augmenter, puisque certains CPAS appellent les personnes exclues du chômage à faire valoir tous leurs droits avant de pouvoir toucher le revenu d’intégration, et puisque des syndicats appellent à former des recours en justice systématiques. Les auditeurs du travail mettent en évidence le fait que si 30% des exclus du chômage ( on évoque le nombre de 200.000 exclusions du chômage dans tout le pays. ) déposent un recours, le nombre de dossiers que les auditorats auront à traiter sera multiplié par 14, ce qui constituerait un afflux considérable de contentieux difficile à traiter, les effectifs actuels tant à l'auditorat qu’au tribunal n’étant pas adaptés pour encaisser dans des délais raisonnables un tel flux de dossiers. A cet égard, le président du Collège du ministère public, Frédéric Van Leeuw, estime que le Gouvernement Arizona n’a pas réalisé d’étude d’impact sur les conséquences de cette réforme sur toute la chaîne judiciaire, d’autant que la non-compatibilité des systèmes informatiques demande un double encodage des dossiers. Il faut aussi prendre en considération le fait que le recours n’étant pas suspensif, les personnes qui souhaitent contester leur exclusion risquent d’attendre plusieurs années pour obtenir une décision, avec des problèmes en cascades dès lors que ce sont les CPAS qui prendront la suite et indemniseront les exclus du chômage, ces derniers pourraient avoir à se retourner contre l’ONEM. En conséquence, Madame la Ministre peut-elle me faire savoir: - si elle a pris connaissance de cette prise de position du Collège du ministère public? - dans l’affirmative, si elle entend porter ce dossier au niveau du Gouvernement et envisager des mesures structurelles afin d’endiguer ce qui risque fort de ressembler à un chaos pour le pouvoir judiciaire qui réclame plus de moyens? Cher collègue, le Conseil des auditeurs du travail nous a transmis, par l'intermédiaire du Collège du ministère public, la question et ses préoccupations, qui ont retenues toute notre attention. Un courrier devrait être adressé à 285 000 chômeurs dont 185 000 devraient perdre leurs allocations de manière progressive à partir du 1 er janvier 2026. Dans le plan d'impulsion, nous prévoyons de renforcer le ministère public à hauteur de 8 millions d'euros. L'affectation des membres du personnel et des magistrats supplémentaires sera effectuée par le Collège du ministère public, en fonction des objectifs fixés dans l'accord de gouvernement. En outre, sur la base des besoins identifiés au sein de la justice, j’ai soumis une demande de budget supplémentaire au gouvernement, notamment pour la lutte contre la fraude sociale, et donc pour l’auditorat du travail. Nous suivons de près la situation avec le Collège. Dans les limites des crédits disponibles, nous apporterons les ajustements nécessaires. Les discussions budgétaires sont toujours en cours. Une réunion sera également planifiée à ce sujet avec le cabinet du ministre Clarinval, compétent en matière d’Emploi et de Travail. Je vous remercie, madame la ministre, pour votre réponse. Je vois que vous êtes attentive à ce souci, qui constitue l’un des dommages collatéraux de la réforme du chômage. Je pense qu’il aura assez rapidement un impact sur les auditorats du travail. Nous resterons attentifs au suivi. Mevrouw de voorzitster, kan vraag nr. 56009815C van collega Van Rooy uitgesteld worden? ( Ja ) De achterstand door personeelstekort bij de Limburgse rechtbanken en hoven De kaderuitbreiding bij de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep te Antwerpen De versterkte strafrechtelijke keten bij het parket en de rechtbank van eerste aanleg Limburg Al maanden luiden magistraten de alarmbel over het tekort aan personeel en middelen in het belang van de veiligheid in onze samenleving. De Limburgse verantwoordelijken vragen om versterking van de strafrechtelijke keten bij het parket en de rechtbank van eerste aanleg in Limburg. We hebben dit verhaal ook gehoord tijdens ons bezoek aan het Vlinderpaleis. Enerzijds is het totaal achterhaalde kader, dat het personeelsbestand en de middelen bepaalt, 72 jaar oud – uit 1953, zo werd daar gezegd. Anderzijds is er een scheefgroei ontstaan tussen het aantal rechters en magistraten en de demografische evolutie, zeker in onze provincie Limburg. In 2024 is er bijvoorbeeld gemiddeld één rechter per 15.407 inwoners in België, terwijl dit aantal in Limburg het laagst ligt, met slechts één rechter per 22.496 inwoners. Wat het parket in Limburg betreft, is de verhouding nog schever met 1 magistraat per 25.137 inwoners tegenover een Belgisch gemiddelde van 1 op ongeveer 15.000 inwoners. De minderbedeling is dus manifest. Ten slotte wil ik ook melden dat Limburg, na Antwerpen en Brussel, de derde hotspot is voor druggerelateerde misdrijven en georganiseerde misdaad in ons land. Ik verwijs naar de zaak rond Sky ECC. Onder meer de sterke Italiaanse en Turkse criminele diaspora zorgen voor een verdere verankering van dergelijke activiteiten in de provincie. Er is een aanzienlijke toename van omvangrijke strafdossiers, zowel in volume als in diepgang, die de normale werking van de Limburgse rechtbanken dreigen lam te leggen. De problematiek en de aard van de dossiers overstijgen de huidige capaciteit. De betrokkenen hebben al eerder gevraagd om vijf extra strafrechters en vijf correctionele griffiers. Wilt u deze kloof, deze achterstand dichtfietsen? En kan er positief worden ingegaan op de vraag van de strafrechters en de parketmagistraten in Limburg? Ook in de talrijke voorstellen – waaronder het initiatief "Vijf voor twaalf" – pleiten de rechtbanken en hoven voor meer veiligheid binnen de gerechtsgebouwen, onder meer via extra scanstraten. Zowel in het regeerakkoord als in het hervormingsplan wordt hierover gesproken. In het licht van de zwaardere aard van de criminaliteitsdossiers in Limburg wordt bovendien gevraagd naar een veiligere werkomgeving bij de rechtspleging. Wanneer plant u deze investeringen voor Limburg? Mijnheer de voorzitter, gelet op het gevorderde uur wat de agenda van mevrouw de minister betreft, verwijs ik naar de schriftelijke voorbereiding van mijn interpellaties. Reeds weken voeren de magistraten actie om de grote tekorten in Justitie aan te klagen. Ook de Korpsoversten bij de Zetel en het Openbaar Ministerie Antwerpen-Limburg hebben aan de alarmbel getrokken en in hun nota “Vijf voor twaalf voor Justitie" - 100 dringend te realiseren voorstellen geformuleerd voor meer veiligheid. Eén van deze voorstellen betreft de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders in strafzaken. Ze stellen in niet mis te verstande bewoordingen: “De Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, het Parket-Generaal en het Hof van Beroep hebben extra personele middelen nodig om enerzijds de toestroom aan zaken gelinkt aan de georganiseerde criminaliteit aan te kunnen en anderzijds om de dossiers die een haventeam bij het Parket zal genereren te kunnen verwerken. De toename van strafdossiers is onmiskenbaar. Op de beide niveaus is er een toename van maar liefst 30%. Hier zitten zeer veel grote dossiers tussen (zo is 70% van de Sky-dossiers in het arrondissement Antwerpen te situeren. Het Parket Antwerpen en Parket-Generaal hebben hiervoor een extra juridisch kader nodig van ten minste 1,5 VTE. De REA Antwerpen vraagt 1 extra onderzoeksrechter met 1 extra onderzoekgriffier voor het havencontentieux, 1 extra jeugdrechter met 1 extra jeugdgriffier specifiek voor de jeugdcriminaliteit in het drug- en havenmilieu, 2 extra collegiale strafkamers (er is er nu slechts één voor de grote drugdossiers, ruim onvoldoende) met 2 extra griffiers en 2 extra assistenten en 2 extra alleenzetelende strafkamers met 2 extra griffiers en 2 assistenten. Daarenboven zijn 4 extra referendarissen nodig. Tevens wijst de REA Antwerpen op de nood aan een extra zedenkamer teneinde de termijnen beheersbaar te houden, extra opvolg- en snelrechtkamers, alles samen 16 extra strafrechters, 10 correctionele griffiers, 10 extra referendarissen en 10 extra assistenten. Het Hof wil in eerste instantie de stijging van 30% kunnen verwerken, zo niet zullen de doorlooptijden in strafzaken sterk stijgen, met alle veiligheidsrisico's die hierbij horen. Het vraagt hiertoe 2 extra strafkamers (tegenover de 6 bestaande), 3 griffiers (één om de toename van zaken op de KI te helpen verwerken), 4 referendarissen in strafzaken (het Hof heeft slechts een zeer beperkt aantal referendarissen) en ten slotte 4 extra assistenten teneinde de extra werklast administratief te kunnen verwerken. Hierbij wordt voorlopig abstractie gemaakt van de stijging van de werklast die verwacht mag worden gelinkt aan het hogervermeld haventeam, evenals met het eventueel extra werk volgend uit het groter aantal effectieven op het Parket Limburg." De boodschap is duidelijk. Als het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen, dient de minister dringend te handelen en de nodige middelen vrij te maken om tegemoet te komen aan de terechte verzuchtingen van de magistraten. Wat is het antwoord van de minister op deze terechte vragen tot uitbreiding van de kaders zoals hierboven gedetailleerd uiteengezet? Graag per gevraagde uitbreiding een gedetailleerd standpunt. Heeft de minister in het kader van de begrotingsbesprekingen concreet hiervoor aanzienlijke bijkomende middelen gevraagd en wordt de minister hierbij gesteund door haar collega's? Justitie is belangrijk voor de binnenlandse veiligheid. Reeds weken voeren de magistraten actie om de grote tekorten in Justitie aan te klagen. Ook de Korpsoversten bij de Zetel en het Openbaar Ministerie Antwerpen-Limburg hebben aan de alarmbel getrokken en in hun nota “Vijf voor twaalf voor Justitie" een pleidooi gehouden voor een grondige versterking van de strafrechtelijke keten bij het Parket en de Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg. Er is de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders. Ze stellen in niet mis te verstande bewoordingen: “De Limburgse entiteiten wijzen er vooreerst op dat hun kaders substantieel verhoogd zouden moeten worden omdat zij niet gecompenseerd werden voor de sterke stijging van het bevolkingsaantal. … Ook in Limburg is er een zwaar probleem van georganiseerde criminaliteit. Deze is van polycriminele aard, criminele organisaties slaan de handen in elkaar. Zij houden zich bezig met drugs, mensensmokkel, wapenhandel (met bijhorend geweld), fraude,… kortom alles wat kan dienen om geld op te brengen om het nadien wit te wassen. Ook Limburg ontsnapt hier niet aan. De nabijheid van Nederland en Duitsland en de grote aanwezigheid van inwoners met Italiaanse en Turkse roots die hun banden met de thuislanden onderhouden, is hier niet vreemd aan en blijkt uit de criminele beeldvorming. Vaak denkt men aan georganiseerde drugscriminaliteit. Deze vorm van criminaliteit komt in Limburg tot uiting in de drugshandel, de productie van synthetische drugs en de ermee gepaard gaande dumpingen van drugsafval. Ook de recente opening van de Port of Limburg waardoor containers zonder enige controle van Rotterdam of Antwerpen tot in Genk kunnen vervoerd worden, is interessant voor criminele organisaties. Limburg nam een onevenredig hoog aandeel in de Sky-dossiers, telt een steeds hoger aantal labo's en veel ernstig geweld. Om deze zware criminaliteit aan te pakken vragen Parket en REA 5 extra rechters en 5 extra Parketmagistraten, naast criminologen en ondersteunend administratief personeel. Tevens vraagt men 5 Parketcriminologen voor een buitengerechtelijke aanpak van jeugddelinquentie." En verder: “De rechtbank wordt geconfronteerd met een toevloed aan omvangrijke correctionele zaken die door een collegiale correctionele kamer dienen behandeld te worden. De dossiers zijn niet enkel afkomstig van het lokaal Parket maar tevens van het federaal Parket. Er is een enorme toename aan omvangrijke strafdossiers, o.m. inzake georganiseerde criminaliteit, een stijging van het aantal ernstige zedendossiers en druggerelateerde misdrijven, er is een grote nood aan (drug)opvolgingskamers, alsook aan bijkomende kamers voor de behandeling van dossiers inzake snelrecht/korte debatten. Dit heeft een zeer grote impact op de organisatie van onze rechtbank in het algemeen en op de werklast van onze rechters in de diverse secties in het bijzonder. … Het aantal dossiers waarvan de behandeling diverse zittingsdagen (of weken) in beslag neemt, is aanzienlijk gestegen. … Er werden reeds diverse maatregelen getroffen: burgerlijke kamers werden afgeschaft, familiekamers werden beperkt, rekening houdende met het gegeven dat ook een normaal verloop van de Familierechtbank moet gegarandeerd blijven gezien diverse zaken worden geacht hoogdringend te zijn. … Teneinde deze dossiers binnen een redelijke termijn te kunnen verwerken heeft onze rechtbank nood aan minstens 2 extra collegiale kamers en 4 bijkomende alleenzetelende kamers.“ Ook wat de REA Limburg betreft is de boodschap duidelijk: de penale keten loopt helemaal vast. Als het de tegering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen, dient de minister dringend te handelen en de nodige middelen vrij te maken om tegemoet te komen aan de terechte verzuchtingen van de magistraten. Wat is het antwoord van de minister op deze terechte vragen tot uitbreiding van de kaders bij de REA Limburg zoals hierboven gedetailleerd uiteengezet? Graag per gevraagde uitbreiding een gedetailleerd standpunt. Heeft de minister in het kader van de begrotingsbesprekingen concreet hiervoor aanzienlijke bijkomende middelen gevraagd en wordt de minister hierbij gesteund door haar collega's? Justitie is immers zeer belangrijk voor de binnenlandse veiligheid. Dank u wel, collega's, interne veiligheid is belangrijk en vormt een prioriteit. Daarom voorziet het hefboomplan in een versterking van de rechterlijke organisatie met de IDP-kredieten, die al in juni ter beschikking werden gesteld van Justitie. Het geheel van de hoven en rechtbanken kan rekenen op extra middelen voor personeel, met name 21 miljoen euro, waarvan 12 miljoen euro voor de hoven en rechtbanken en 8 miljoen euro voor de versterking van de parketten. Deze middelen zullen de respectieve colleges toewijzen op basis van de prioritaire doelstellingen uit het regeerakkoord. De toewijzing zal in de komende weken plaatsvinden. Voor de extra budgetten die zullen worden toegewezen aan de parketten en de rechtbanken van eerste aanleg van Limburg en Antwerpen, worden tevens aanvullende wettelijke kaders gecreëerd. Ik zal daartoe een wettelijk initiatief nemen. Daarnaast wordt een regelgevend initiatief voorbereid om de wettelijke kaders op basis van artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek aan te passen via een koninklijk besluit. Na eensluidend advies van het College van hoven en rechtbanken zal het wettelijk kader van de magistraten van de rechtbank van eerste aanleg van Limburg met twee eenheden en dat van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen met vijf eenheden worden uitgebreid. Het kader van het hof van beroep van Antwerpen wordt met één eenheid uitgebreid. Ook binnen de parketten werden in de voorbije legislatuur al verschuivingen doorgevoerd. Dat toont aan dat Justitie haar middelen zo efficiënt en optimaal mogelijk wil inzetten. De voorstellen die werden ingediend in het kader van de actie '5 voor 12 voor Justitie' heb ik goed ontvangen en geanalyseerd. We stellen vast dat een aantal voorstellen is opgenomen in het hefboomplan en in toekomstige taskforces, in samenspraak met de rechterlijke organisatie. Daarnaast zijn ook nieuwe initiatieven nodig op het vlak van wetgeving, alsook meer middelen. Alvorens daarover verder uitspraak te doen, wil ik eerst overleg plegen met de colleges. Zoals ik al heb aangekondigd, heb ik in het kader van de lopende begrotingsbesprekingen een meervraag geformuleerd voor de versterking van Justitie. We moeten onze parketten en rechtbanken en het hof van beroep van het ressort Antwerpen versterken, onder meer in het kader van de verhoging van de instroom van dossiers, de georganiseerde criminaliteit en de strijd tegen de fiscale en sociale fraude. Dat moeten we niet alleen doen in Antwerpen en Limburg, maar ook in de rest van het land. Zoals u weet lopen de begrotingsgesprekken en kunnen we vandaag nog niet op het resultaat daarvan vooruitlopen. Wat betreft uw vragen over de versterking van de veiligheid van de gerechtsgebouwen en de uitrol van scanstraten, kan ik u nogmaals melden dat dit een absolute prioriteit is. Vandaag beschikt een tiental gerechtsgebouwen over een scanstraat, waarmee de toegang wordt beveiligd. Dat aantal wordt na overleg met de rechterlijke orde ruim verdubbeld. Zo werd al budget vrijgemaakt voor de aankoop van tien extra scanstraten, verspreid over het hele land, die progressief zullen worden uitgerold. De eenmalige investering voor deze tien scanstraten bedraagt ongeveer 450.000 euro. De jaarlijkse kosten voor de bestaffing van deze tien scanstraten wordt op 5 miljoen euro geraamd. Concreet komen er in de eerste fase scanstraten bij in de gerechtsgebouwen van Brugge, Antwerpen aan de Britselei, Namen en Bergen. De scaninfrastructuur van het Portalisgebouw in Brussel krijgt een upgrade. In een tweede fase volgen Gent, Luik, Nijvel, Leuven, Hasselt en Aarlen. In elk gerechtelijk arrondissement en elke hof van beroep zal dus een extra scanstraat zijn. Naast de scanstraten aan de ingang versterken we ook de bewaking van de gerechtsgebouwen met een hoger veiligheidsrisico. Ook hiervoor worden binnen de beschikbare budgettaire ruimte verdere concrete plannen uitgewerkt. We roeien dus met de riemen die we hebben, maar laat het duidelijk zijn dat veiligheid investeringen vergt in middelen en mensen. Iedereen die werkt of aanwezig is in onze rechtbanken moet zich uiteraard veilig kunnen voelen. Daar willen we elke dag verder aan werken, samen met alle medewerkers en betrokken veiligheids- en politiediensten, die ik hierbij nogmaals wil danken voor hun niet aflatende inzet. Mevrouw de minister, ik ben blij om te horen dat men begint met de tweede fase voor de scanstraten en dat hiervoor aanzienlijke middelen worden uitgetrokken. Bij de rechtbank van eerste aanleg komen er twee magistraten bij. Dat is een goede evolutie. Dit zal ten goede komen aan de opgelopen achterstand in Limburg. Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U erkent de problematiek van het tekort aan magistraten, zowel in Antwerpen als in Limburg. Dat tekort is deels het gevolg van de sterke toename van strafdossiers en vooral van heel grote strafdossiers. Als er hiervan niet dringend werk wordt gemaakt, zullen de doorlooptijden sterk stijgen, wat een onmiddellijk gevolg zal hebben voor de veiligheid. U hebt een aantal cijfers gegeven, zowel voor Limburg als voor Antwerpen, maar die liggen ruim onder wat de korpsoversten bij de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen en Limburg vragen in de nota "Vijf voor twaalf " . Ik blijf herhalen dat u in het kader van de begrotingsbesprekingen moet aandringen op meer middelen om te kunnen tegemoetkomen aan de eisen van de magistratuur. Hun boodschap is heel duidelijk. Als het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te kunnen behandelen, dan moet er heel dringend worden gehandeld. Mijnheer de voorzitter, ik heb een motie ingediend bij deze twee interpellaties. Moties Motions Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend. En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées. Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt: "De Kamer, gehoord de interpellaties van mevrouw Marijke Dillen en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee, - overwegende dat de Korpsoversten bij de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg nogmaals aan de alarmbel hebben getrokken middels hun nota Vijf voor twaalf voor Justitie , waarbij 100 dringend te realiseren voorstellen werden geformuleerd voor meer veiligheid; - overwegende dat één van deze voorstellen betrekking had/heeft op de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders bij de rechtbank van eerste aanleg te Limburg; - overwegende dat indien het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen een voormelde uitbreiding dient bespoedigd te worden; - overwegende dat de minister tijdens de begrotingsbesprekingen ervoor kan zorgen dat hiertoe de nodige financiële middelen kunnen voorzien worden; vraagt de regering per kerende werk te maken van de uitbreiding van de kaders bij de rechtbank van eerste aanleg te Limburg. " Une première motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit: " La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mme Marijke Dillen et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord, - considérant que les chefs de corps du siège ainsi que le ministère public d'Anvers-Limbourg ont une nouvelle fois tiré la sonnette d'alarme par le biais de leur note Vijf voor twaalf voor Justitie dans laquelle ils formulent 100 propositions à mettre en œuvre d'urgence pour accroître la sécurité; - considérant qu'une de ces propositions avait/a trait à la nécessité urgente d'accroître les cadres au tribunal de première instance du Limbourg; - considérant que l'accroissement évoqué plus haut doit être accéléré si le gouvernement a réellement l'intention de s'attaquer à la criminalité, d'empêcher l'impunité de triompher et de faire traiter l'intégralité des dossiers pénaux de manière approfondie et sans délai; - considérant que la ministre peut veiller à ce que les moyens financiers nécessaires à cet effet soient dégagés lors des discussions budgétaires; demande au gouvernement: - de veiller à ce que la ministre s'attelle immédiatement à l'extension des cadres du tribunal de première instance du Limbourg. Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt: "De Kamer, gehoord de interpellaties van mevrouw Marijke Dillen en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee, - overwegende dat de korpsoversten bij de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg nogmaals aan de alarmbel hebben getrokken middels hun nota Vijf voor twaalf voor Justitie , waarbij 100 dringend te realiseren voorstellen werden geformuleerd voor meer veiligheid; - overwegende dat één van deze voorstellen betrekking had/heeft op de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders in strafzaken, meer specifiek de uitbreiding van de strafkamers bij de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep te Antwerpen; - overwegende dat indien het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen een voormelde uitbreiding dient bespoedigd te worden; - overwegende dat de minister tijdens de begrotingsbesprekingen ervoor kan zorgen dat hiertoe de nodige financiële middelen kunnen voorzien worden; vraagt de regering per kerende werk te maken van de uitbreiding van de strafkamers bij de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep te Antwerpen. " Une deuxième motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit: " La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mme Marijke Dillen et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord, - considérant que les chefs de corps du siège ainsi que le ministère public d'Anvers-Limbourg ont une nouvelle fois tiré la sonnette d'alarme par le biais de leur note Vijf voor twaalf voor Justitie dans laquelle ils formulent 100 propositions à mettre en œuvre d'urgence pour accroître la sécurité; - considérant qu'une de ces propositions avait/a trait à la nécessité urgente d'accroître les cadres pour les affaires pénales, et plus spécifiquement de procéder à cet accroissement pour les chambres pénales du tribunal de première instance et de la cour d'appel d'Anvers; - considérant que l'accroissement évoqué plus haut doit être accéléré si le gouvernement a réellement l'intention de s'attaquer à la criminalité, d'empêcher l'impunité de triompher et de faire traiter l'intégralité des dossiers pénaux de manière approfondie et sans délai; - considérant que la ministre peut veiller à ce que les moyens financiers nécessaires à cet effet soient dégagés lors des discussions budgétaires; demande au gouvernement: - de veiller à ce que la ministre s'attelle immédiatement à l'extension des chambres pénales du tribunal de première instance et de la cour d'appel d'Anvers. Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Phaedra Van Keymolen. Une motion pure et simple a été déposée par Mme Phaedra Van Keymolen . Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten. Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close. Nous pouvons clore la réunion. Les autres questions seront traitées la semaine prochaine. Je vous remercie de votre présence et remercie la ministre ainsi que les services. La réunion publique de commission est levée à 16 h 50. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.50 uur.

Commissievergadering op 12 november 2025

⚖️ Commissie Justitie

Van 14h22 tot 16h50 (2 uur en 28 minuten)

18 vragen

Voorgezeten door

Les Engagés Ismaël Nuino

Volledig verslag op dekamer.be

Vragen

De volgende vragen werden gesteld tijdens deze commissievergadering.

De capaciteit van het parket Halle-Vilvoorde en de verschuiving van de criminaliteit naar de Rand

Gesteld door

N-VA Kristien Van Vaerenbergh

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Kristien Van Vaerenbergh:

Mevrouw de minister, het is heel toevallig dat net dit weekend de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde in de media aan de alarmbel trok. Ook uit cijfers die ik eerder had opgevraagd, bleek dat het aantal strafzaken bij het parket van Halle-Vilvoorde sterk stijgt. Dat is deels te wijten aan de voortdurende bevolkingsgroei, maar wordt ook aangewakkerd door de uitdijende criminaliteit, aangezien het arrondissement vlak naast de hoofdstad ligt.

Volgens de Statbelcijfers telt Halle-Vilvoorde iets meer dan de helft van het aantal inwoners van Brussel. Op basis van de correctionele instroomcijfers werd de afgelopen jaren ongeveer een derde van het aantal Brusselse dossiers in Halle-Vilvoorde geregistreerd. Een slagkrachtigere Brusselse politie – mogelijk door een fusie van de politiezones – gecombineerd met een strenger vervolgingsbeleid door het parket van Brussel kan bovendien leiden tot een verplaatsing van bepaalde criminele fenomenen naar de randgemeenten rond de hoofdstad.

Het is bijgevolg cruciaal dat de parketten van die randgemeenten klaargestoomd worden. Daarnaast wees de procureur des Konings op de massale verhuis van spookbedrijven uit Brussel naar Halle-Vilvoorde. Die brengen allerhande vormen van criminaliteit met zich mee en veroorzaken een golf van faillissementen, onder meer door de strengere controles in het kader van het Kanaalplan in Brussel. Halle-Vilvoorde staat, in vergelijking met andere parketten, helemaal onderaan qua capaciteit, met amper één magistraat per ongeveer 28.000 inwoners.

Kunt u bevestigen dat het aantal dossiers bij het parket van Halle-Vilvoorde de afgelopen vijf jaar aanzienlijk is toegenomen? Dat parket bestaat overigens nog niet veel langer.

In welke mate is het parket in staat om gevolg te geven aan die instroom? Welke middelen zijn de voorbije jaren specifiek aan dit parket toebedeeld om het hoofd te bieden aan de toenemende werklast? Bestaan er plannen om de capaciteit van het parket structureel te versterken, rekening houdend met de verschuiving van de criminaliteit van de hoofdstad naar de Rand?

Worden er bijzondere accenten gelegd in het vervolgingsbeleid door de meest zorgwekkende fenomenen in de Rand prioritair aan te pakken? Hoe staat het met de aanwerving van de 300 personeelsleden voor de bestrijding van fiscale fraude en hoe worden die precies verdeeld?

Ten slotte, hoe worden de randgemeenten bijgestaan in de aanpak van grootschalige probleemwijken, met name via een gebiedsgerichte werking?

Annelies Verlinden:

Collega Van Vaerenbergh, de procureur des Konings meldt dat het aantal dossiers bij het parket Halle-Vilvoorde sinds 2018 met 33% is gestegen. Dossiers met minderjarigen zijn zelfs met 60% toegenomen. Dankzij de oprichting van het parket voor verkeersveiligheid is de instroom van kleine overtredingen in het politieparket evenwel met 65% gedaald. Bij het parket Halle-Vilvoorde zijn 32 magistraten benoemd, van wie 11 een opdracht hebben. Het effectief bedraagt dus 21 magistraten binnen een wettelijk kader van 24. Drie vacatures werden gepubliceerd op 20 juni. De benoemingsprocedures zullen tegen het einde van dit jaar worden afgerond om het kader volledig in te vullen. Het secretariaat Halle-Vilvoorde bestaat uit 21 secretarissen, van wie er 20 in dienst zijn en één functie nog vacant is. Het kader omvat 52 administratieve personeelsleden, van wie er 49 in dienst zijn en 4 vacatures zijn opgestart. Daarnaast zijn er 15 parketjuristen, 8 criminologen en 5 andere personeelsleden op niveau A.

Justitie is vrijgesteld van een besparing van 1,8% op de personeelskredieten. In het kader van het hefboomplan werd een enveloppe van 8 miljoen euro toegekend aan het openbaar ministerie voor bijkomende aanwervingen. Dat gebeurt in ruil voor het realiseren van concrete doelstellingen binnen het regeerakkoord. Het college van het OM is verantwoordelijk voor een evenwichtige verdeling van deze middelen, zodat aan de verzuchtingen van de diverse parketten kan worden tegemoetgekomen.

De procureur des Konings heeft een specifiek vervolgingsbeleid uitgewerkt voor verdovende middelen en woninginbraken waarbij de daders worden geïdentificeerd. Voor criminele organisaties wordt rekening gehouden met de capaciteit van de FGP Halle-Vilvoorde. Maandelijks vindt met hen overleg plaats om te bepalen op welke dossiers wordt ingezet en waar een diepgaand onderzoek nodig is, of eerder een snelle tussenkomst met een beknopt onderzoek volstaat.

Fiscale criminaliteit wordt behandeld door de fiscale substituten van het ressort Brussel. Aan andere financiële criminaliteit kan minder capaciteit worden besteed door de stijging van oplichtingsdossiers, frauduleuze faillissementen en witwaspraktijken. Bij het maken van keuzes bij capaciteitstekort wordt bovendien voorrang gegeven aan dossiers die impact hebben op de fysieke of psychische integriteit van personen. Het parket probeert in die financiële dossiers een alternatieve afhandeling te realiseren of administratieve boetes op te leggen in samenwerking met andere diensten, zodat er toch een gevolg aan de feiten wordt gegeven.

Het regeerakkoord voorziet in de aanwerving van 300 personeelsleden in de strijd tegen fiscale en sociale fraude. De definitieve beslissing over de verdeling tussen fiscale en sociale inspectiediensten, politie en Justitie is nog hangende en afhankelijk van de budgettaire besprekingen.

De ondersteuning van de Randgemeenten bij de aanpak van grootschalige probleemwijken wordt door verschillende diensten van de federale politie opgenomen. Zo is er het ARIEC, dat een rol opneemt voor het sensibiliseren en het informeren van de bestuurlijke aanpak. Daarnaast geeft het ARIEC in concrete dossiers juridisch advies. Het informeert burgemeesters hoe een besluit goed gemotiveerd kan worden en welke formaliteiten in acht genomen moeten worden. Ook wordt een netwerk Bestuurlijke Aanpak opgestart waarbij de lokale besturen kunnen afstemmen met het openbaar ministerie. Het ARIEC organiseert ook een thematische studiedag over het belang van informatie-uitwisseling.

Periodiek organiseert de CSD grootschalig informatiegestuurde geïntegreerde politieacties, waaraan de politiezones en de entiteiten van de federale politie in Halle-Vilvoorde deelnemen. De plaatsen waar de controles worden uitgevoerd, worden bepaald op basis van waar de feiten worden gepleegd en bepalen per politiezone de hotspots.

Kristien Van Vaerenbergh:

Dank u wel voor uw antwoord, mevrouw de minister, en ook voor uw cijfers. Het parket van Halle-Vilvoorde is opgericht omstreeks 2012, meen ik. Het is een klein parket, maar ik meen dat het belangrijk is dat we ook dat parket voldoende ondersteunen want er zijn inderdaad grote uitdagingen. De Rand kent specifieke problemen. We hebben ook de luchthaven op het grondgebied van Halle-Vilvoorde. Die brengt natuurlijk bijkomende uitdagingen. Ik hoop dus inderdaad dat dit parket in de toekomst versterkt zal kunnen worden en dat het van die 300 personeelsleden een aanzienlijk deel kan opnemen. Immers, zoals de procureur van Halle-Vilvoorde zegt, dit is echt wel een zeer grote uitdaging.

Het budget van 1 miljard euro voor de gevangenissen
Het extra budget van één miljard euro voor Justitie
De realistische kansen op het verkrijgen van bijkomende noodzakelijke middelen voor Justitie

Gesteld door

Vooruit Alain Yzermans
Open Vld Paul Van Tigchelt
VB Marijke Dillen

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Alain Yzermans:

Tijdens het zomerreces noemde de minister het bedrag van 1 miljard euro om het probleem van de overbevolking aan te pakken. Er zijn berichten verschenen over een 2.000-tal nieuwe plaatsen die moeten worden gecreëerd. In totaal gaat het om 1.105 plaatsen tegen 2027 en na 2030 nog een 1.000-tal plaatsen.

De vraag is hoe men aan dit cijfer komt. We hebben dit vrij grote bedrag al meerdere keren horen vallen. Uiteraard zal dit van de begrotingsrondes afhangen. Ik ben bijzonder geïnteresseerd in de verklaring van de middelen en de deelbudgetten. Hoe zal dit miljard euro bijdragen aan een efficiënte verdeling op het gebied van de infrastructuur, de wetgeving die moet worden aangepast en de herallocatie van gevangenen naar de juiste plaatsen?

Marijke Dillen:

Er bestaat geen enkele twijfel dat Justitie dringend veel bijkomende middelen nodig heeft om een antwoord te bieden op de talrijke noden die er zijn. En deze noden zijn bijzonder groot. U hebt een pleidooi gehouden voor een bijkomend budget van 1 miljard euro. Ongeveer de helft van dat extra budget is gericht op de verbetering van de infrastructuur, de andere helft dient om de werking en efficiëntie van de gerechtelijke sector te verbeteren. De gevraagde middelen zijn ambitieus maar een onvoldoende investering zal op termijn grotere kosten veroorzaken.

Maar uit verschillende interviews van minister van Begroting Vincent Van Peteghem blijkt duidelijk dat die middelen er niet zullen zijn en dat de vragen vanuit Justitie voor een aanzienlijke en noodzakelijke financiële verhoging van de middelen niet de eerste prioriteit zijn. Er wordt blijkbaar vooral gefocust op defensie en het sociaal beleid.

Kan de minister meer gedetailleerde toelichting geven betreffende haar verzoek tot het verkrijgen van een bijkomend budget van 1 miljard euro? Op welke wijze werd dit verantwoord? Wat zijn de concrete doelstellingen?

Wat is het antwoord van de minister op het standpunt van de minister van begroting?

De Vlaams Belang-fractie steunt de minister in haar pleidooi voor bijkomende middelen die absoluut noodzakelijk zijn om een antwoord te geven op de vele noden van Justitie. Maar op welke wijze zal de minister alle reeds aangekondigde beloftes realiseren indien de regering niet de bereidheid aan de dag legt om aanzienlijke bijkomende budgetten voor Justitie vrij te maken?

Annelies Verlinden:

Dank u wel, collega's. Ik wil vooreerst benadrukken dat we de noodkreten op het terrein goed gehoord hebben, in het bijzonder die van de gevangenisdirecteurs en het gevangenispersoneel. Ik ontving hen recent nog op mijn kabinet, omdat het belangrijk is om naar het terrein te luisteren. Ik begrijp hun bezorgdheden en besef dat het water hun aan de lippen staat. Die noodkreten ondersteunen mijn vraag om extra middelen voor Justitie uit te trekken. Die vraag ontstond na overleg met de betrokkenen op het terrein.

We zoeken samen naar concrete oplossingen om aan de belangrijkste noden tegemoet te komen. Dat kan ik uiteraard niet alleen; er zijn verscheidene collega's betrokken. Het betreft onder meer de collega bevoegd voor Asiel en Migratie, met betrekking tot de acties om de terugkeer van de duizenden personen in onwettig verblijf te bevorderen; mijn collega op Volksgezondheid met betrekking tot de uitstroom van de meer dan duizend geïnterneerden uit de gevangenissen; mijn collega van Binnenlandse Zaken voor de escortecapaciteit bij de politie, en – heel belangrijk – de collega die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen met betrekking tot de investeringen in justitiegebouwen en gevangenissen.

Voor het gevangeniswezen is er, zoals u weet, dit jaar al hard gewerkt aan een pakket noodmaatregelen. Dat gebeurde in meerdere taskforces, waaronder de taskforce Capaciteit, die vorig jaar er de prioriteit aan gaf de overbevolking op te lossen, met een interdepartementale provisie (IDP) van 55 miljoen euro, en die voor 2025 te verdelen over vijf departementen. 24,9 miljoen euro daarvan was bestemd voor Justitie. Dat bedrag is ongeveer voldoende om Sint-Gillis langer open te houden en daarnaast de opstart van een nieuwe gevangenis in Antwerpen voor te bereiden. De middelen worden ook ingezet voor een snellere terugkeer van buitenlanders en personen zonder recht op verblijf uit onze gevangenissen.

De eerste IDP is echter onvoldoende en daarom hebben we in het kader van het begrotingsconclaaf een zeer concrete vraag ingediend om een uitbreiding van de IDP mogelijk te maken met ongeveer 120 miljoen euro per jaar voor Justitie. Het gaat er ook om die IDP recurrent te maken, omdat er personeel moet worden aangeworven dat niet voor een beperkte periode kan worden ingezet. De bijkomende middelen zullen in het bijzonder worden gebruikt voor het uitbreiden en langer openhouden van bestaande infrastructuur, het openen van nieuwe infrastructuur, de uitbreiding van de capaciteit van gevangenissen volgens het DBFM-principe - Design, Build, Finance en Maintain - en de bouw en opening van nieuwe transitie- en detentiehuizen.

Er wordt ook een vraag voor extra middelen ingediend, gerelateerd aan specifieke initiatieven binnen het gevangeniswezen die bijdragen aan de veiligheid van de penitentiair beambten, de algemene veiligheid van de gevangenissen en de efficiëntie van het gevangeniswezen. Voorbeelden zijn een meldpunt voor penitentiair beambten die zich bedreigd voelen of onder druk gezet worden door gedetineerden met banden met de georganiseerde misdaad, zodat ze melding kunnen maken van bedreigingen, achtervolgingen, beschadigingen aan voertuigen en dergelijke. Daarnaast gaat het om verdere investeringen in speciale infrastructuur en specifiek materiaal voor high value targets binnen de gevangenismuren.

Het creëren van bijkomende capaciteit binnen het gevangeniswezen is cruciaal in de aanpak van de overbevolking. Het is zo dat de Regie der Gebouwen, conform het regeerakkoord, ook voor een verregaande besparingsoefening staat.

Er werden ook vragen gesteld over het miljard euro. Mijn inziens moet, van het miljard euro dat voor Justitie werd vastgelegd, 500 miljoen euro naar de Regie der Gebouwen gaan, zodat zij in de gebouwen van Justitie kunnen investeren. Dit betreft zowel gerechtsgebouwen als gevangenisgebouwen. Het is uiteraard cruciaal om deze gebouwen veilig, modern en goed uitgerust te houden.

Als voornaamste klant van de Regie der Gebouwen en gelet op de grote noden binnen Justitie, lijkt het mij vanzelfsprekend dat de Regie der Gebouwen deze vraag ondersteunt, omwille van de grote noden, die af en toe ook in de pers verschijnen wanneer het gaat over de onbruikbaarheid van bepaalde lokalen of infrastructuur.

Ik ondersteun ook de vraag van het gevangeniswezen om de structurele onderfinanciering aan te pakken door de werkingsmiddelen voor het personeel, voeding, energie en medische kosten te verhogen op basis van de reële populatie en niet langer op basis van de initiële capaciteit. Vandaag zijn er meer dan 2.000 gedetineerden boven de initiële capaciteit, maar de middelen bij Justitie volgen deze toename niet automatisch. Het is evident dat, wanneer het aantal gedetineerden stijgt, ook de werkingsmiddelen moeten verhogen, zodat bijkomend personeel kan worden aangeworven.

Justitie heeft, naast middelen voor het gevangeniswezen, nog meer middelen nodig om al zijn kernopdrachten te kunnen blijven vervullen. De aanpak van georganiseerde criminaliteit, waaronder de strijd tegen mensenhandel, terrorisme, georganiseerde criminaliteit zoals drugs, evenals de inzet op veiligheid, zijn speerpunten voor de regering. Dit werd bevestigd door meerdere collega’s, onder meer door de premier in New York in september.

Justitie speelt een cruciale rol, waarbij alle schakels van de keten betrokken moeten zijn. De cijfers liegen er niet om. Er is een toename van intrafamiliaal geweld, zedendelicten en seksuele misdrijven, van jeugddossiers en van zaken voor de familierechtbanken, evenals een substantiële verhoging van geweld en georganiseerde criminaliteit.

Voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit bij Justitie begint alles met het voorzien in adequate en voldoende onderzoeks- en vervolgingscapaciteit bij het openbaar ministerie. Vervolgens is er een snelle en doeltreffende rechterlijke beoordeling nodig en, in het geval van een veroordeling met vrijheidsberoving, een efficiënt georganiseerd en opererend gevangeniswezen. Ook de aanpak van fiscale en sociale fraude, die de overheid meer inkomsten kan opleveren, kan daaronder worden begrepen.

De parketten en de parketten-generaal kampen momenteel met een exponentiële groei van dossiers in het kader van de CrimOrg. De toenemende stadscriminaliteit vraagt eveneens om een specifieke aanpak. Dat alles leidt tot een bijkomende nood aan magistraten, parketjuristen, referendarissen en criminologen om de vervolging van feiten gerelateerd aan georganiseerde criminaliteit te kunnen waarborgen. De impact is aanzienlijk en ook de volgende schakel in de strafrechtketen, de hoven en rechtbanken, moet worden versterkt, zowel op het niveau van de magistraten als op dat van de medewerkers. Indien die schakel niet wordt versterkt, dreigt de bestrijding van zowel georganiseerde criminaliteit als stadscriminaliteit op operationeel niveau immers onuitvoerbaar te worden. In dat verband moeten ook bijkomende middelen worden voorzien voor drugs- en jongerenopvolgingskamers, die een intensere begeleiding vereisen vanuit Justitie, maar die hopelijk efficiënter en effectiever zullen werken.

Daarnaast zijn er voor Justitie nog verschillende andere noden waarvoor extra middelen nodig zijn. Het regeerakkoord besteedt onder meer aandacht aan slachtoffers en hun nabestaanden. Verschillende initiatieven ondersteunen dat, zoals de wettelijke verankering van de financiering van Child Focus en het verder inzetten op het mobiel stalkingalarm, dat een cruciale rol speelt bij de bestrijding van intrafamiliaal en seksueel geweld. Ook de voortzetting van digitalisering is een werf waarop we moeten inzetten. Zoals bekend, vraagt digitalisering aanvankelijk investeringen voordat efficiëntiewinsten kunnen worden gerealiseerd.

Verder wil ik in het kader van de medevraag voor Justitie ook de acties van de magistratuur onderstrepen. Enkele weken geleden bezocht ik het Vlinderpaleis in Antwerpen om de voorstellen voor meer veiligheid en rechtvaardigheid in onze samenleving te bespreken, zoals uitgewerkt door het ressort Antwerpen. Op vrijdag 14 november staat opnieuw een actie gepland in Brussel.

In het kader van het hefboomplan van v óó r de zomer werden reeds middelen voorzien op de IDP Veiligheid en werden initiatieven genomen om de rechterlijke orde te versterken. Dat omvat onder meer het verhogen van de aantrekkelijkheid van het beroep door maaltijdchecks en een thuiswerkvergoeding, evenals de eerste stappen richting een veiligere, moderne en efficiënte uitrusting van gerechtsgebouwen, die jarenlang structureel ondergefinancierd waren.

De huidige budgetten volstaan echter niet om alle andere noden binnen de rechtelijke orde te lenigen. Zonder extra middelen kan een kwaliteitsvolle dagelijkse werking van Justitie niet worden gegarandeerd. Het realiseren van ambitieuze doelstellingen uit het regeerakkoord is zonder extra middelen evenmin haalbaar. Het is dan ook jammer dat het begrotingsconclaaf nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Ik reken erop dat, ondanks de vele miljarden die nodig zijn om het begrotingstekort te dichten, Justitie niet in de kou zal blijven. Zo niet zullen de huidige problemen enkel nog exponentieel toenemen.

Juist in budgettair moeilijke tijden moet onze rechtsstaat stevig overeind worden gehouden. In onstabiele tijden van toenemend geweld moeten we vasthouden aan de essentie van onze democratische waarden en daarvoor is een goed functionerende Justitie essentieel. Ik reken daarbij op de steun van u allen om dat debat op die manier verder te zetten.

Alain Yzermans:

Ik hoor een heel arsenaal aan maatregelen. Uiteraard heeft het ook te maken met de manier waarop de middelen worden ingezet. Efficiëntie is een belangrijke boodschap binnen Justitie. Het gevecht om de middelen is één zaak, de middelen goed inzetten is een andere. We zitten momenteel met 13.500 gevangenen, onder wie 525 grondslapers, waarbij regionale verschillen de grote pieken nog eens in de verf zetten. Antwerpen, Gent, Brugge, Hasselt en Mechelen zijn plaatsen waar de bijstelling naar de reële norm van de werkingsmiddelen voor voeding een goede zaak is. Dat lijkt me zeker een opsteker.

Ook een meldpunt voor cipiers zal een nood lenigen, maar er blijft uiteraard ook aandacht nodig voor werkbaar en leefbaar werk voor ons justitiepersoneel. Daarom denk ik dat hier zeker ook binnen het sociaal akkoord aandacht aan moet worden besteed. Menselijke gevangenissen en een humaan beleid zijn voor ons prioritair. Dank u wel.

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, dank voor uw uitvoerige antwoord. U hebt een heel uitvoerige reeks ambitieuze doelstellingen opgesomd die wij als fractie kunnen en zullen steunen. Toch blijf ik me de vraag stellen of u, met de huidige begroting en een bijkomend miljard euro’s dat vandaag nog niet beschikbaar is, al die zaken zult kunnen realiseren.

Iedereen is het erover eens dat de noden binnen Justitie bijzonder groot zijn. U zei zelf dat het begrotingsconclaaf nog niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. Ik verwijs ook naar verklaringen van minister Van Peteghem, uw partijgenoot, die in verschillende media-interviews duidelijk heeft gemaakt dat de middelen er niet zullen zijn. De vragen vanuit Justitie voor een aanzienlijke en noodzakelijke financiële verhoging zijn niet de prioriteit; de focus ligt vooral op defensie en sociaal beleid.

Mevrouw de minister, ik heb het u al verschillende keren gezegd en ik zal het blijven herhalen. Als buitenlandse veiligheid een prioriteit is – dat steunen wij, voor alle duidelijkheid, laat daar geen misverstand over bestaan – en uw collega van Defensie erin slaagt om 4 miljard euro te krijgen, dan zeg ik dat binnenlandse veiligheid zeker even belangrijk is. U moet echt blijven op tafel slaan om dezelfde middelen te krijgen. Justitie, Veiligheid en Binnenlandse Zaken verdienen dat. U zult daarvoor onze steun krijgen. Daar mag u zeker van zijn, maar het is uw opdracht om voor die bijkomende middelen te zorgen.

Voorzitter:

De heer Van Tigchelt is afwezig. Mme Meunier n'est pas là non plus, tout comme M. Prévot et M. Jadoul.

De betrokkenheid van minderjarigen bij drugsmisdrijven
De samenwerking met Nederland in het kader van de strijd tegen de drugscriminaliteit

Gesteld door

N-VA Sophie De Wit
VB Marijke Dillen

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, de recente cijfers – en dat blijkt ook uit verschillende mediaberichten – tonen een alarmerende trend: steeds meer minderjarigen worden betrokken bij drugsmisdrijven. Zo duiken bijvoorbeeld bij de uithalers in de Antwerpse haven almaar vaker minderjarigen op.

Opvallend is dat dit gebeurt terwijl het totale aantal jeugddelicten het voorbije jaar net lichtjes is gedaald. Dat toont aan dat het aandeel van drugsfeiten binnen de jeugddelinquentie toeneemt en dat is zorgwekkend. Zeer opvallend is bovendien dat soms erg jonge kinderen – jongeren van nog geen twaalf of dertien jaar – steeds vaker in beeld komen.

Jeugdrechters signaleren dat jongeren vaker gewapend rondlopen, terwijl drugsbendes kwetsbare kinderen ronselen en misbruiken als goedkope pionnen in hun criminele activiteiten. Die evolutie, mevrouw de minister, dreigt niet alleen de veiligheid in onze samenleving te ondermijnen, maar ook de toekomstkansen van een hele generatie jongeren te hypothekeren. Daarop moet uiteraard een kordaat en structureel antwoord volgen.

Hoe beoordeelt u de evolutie dat steeds meer minderjarigen opduiken in dossiers van drugsmisdrijven? Hoe kan volgens u een beter onderscheid worden gemaakt tussen minderjarigen die in zulke dossiers eerder als slachtoffer van criminele uitbuiting optreden en zij die als dader fungeren?

Hoe werken de federale politie en de parketten samen om de netwerken die jongeren ronselen in kaart te brengen en te vervolgen? Welke federale instrumenten bestaan er vandaag om te vermijden dat jongeren door drugsbendes worden misbruikt? Acht u die toereikend?

Tot slot, welke bijkomende maatregelen overweegt u om jongeren beter te beschermen tegen criminele uitbuiting in het drugsmilieu, in het bijzonder in de Antwerpse haven?

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, op het ogenblik van het indienen van mijn vraag enkele weken geleden, waren er al bijna 200 uithalers gepakt in Antwerpen, van wie ongeveer 40 minderjarigen. Een vaststelling was dat hierbij zeer veel Nederlanders betrokken waren.

Dat is bijzonder alarmerend, mevrouw de minister. Nederland waarschuwde dat er nog honderden klaarstaan om naar Antwerpen te komen en hier toe te slaan in de drugcriminaliteit. Er is dan ook dringend nood aan een betere en verhoogde samenwerking met Nederland om de drugcriminaliteit aan te pakken en te voorkomen dat jonge Nederlanders hier zullen toeslaan, vandaar mijn vraag.

Welke initiatieven hebt u inmiddels genomen om de samenwerking met Nederland op dit vlak te verbeteren en structureel aan te pakken? Wat is de stand van zaken betreffende de huidige samenwerking? Kunt u een overzicht geven van de concrete acties die gezamenlijk zijn gevoerd en wat de resultaten daarvan zijn? Wordt er werk gemaakt van een structurele gegevensuitwisseling tussen de Nederlandse en de Belgische veiligheidsdiensten? Tot slot, plant u nog verdere initiatieven om te vermijden dat deze ernstige problematiek blijft toenemen?

Annelies Verlinden:

Collega's, bij het interpreteren van cijfers over jeugdcriminaliteit is voorzichtigheid geboden, want politie- en justitiestatistieken tonen gerapporteerde feiten en moeten daarom worden aangevuld met gegevens uit slachtofferbevragingen en zelfgerapporteerde criminaliteit. Toch valt op dat steeds jongere kinderen, soms 12 of 13 jaar oud, betrokken raken bij ernstige misdrijven gelinkt aan de georganiseerde criminaliteit.

Die vaststelling is bijzonder zorgwekkend, omdat wetenschappelijk onderzoek aantoont dat hoe jonger iemand begint met het plegen van misdrijven, hoe langer die persoon ermee zal doorgaan en hoe groter de kans is dat dit levenslang zal zijn. Het onderscheid tussen dader en slachtoffer is bij jongeren vaak niet zwart-wit. Jongeren die door criminele organisaties worden gerekruteerd, zijn kwetsbaar en missen beschermende factoren. Ze zijn zowel slachtoffer van rekrutering als dader van strafbare feiten.

In het vervolgtraject van deze jongeren wordt vaak wel een onderscheid verwacht, maar dat is dus niet mogelijk. Onze kijk moet fundamenteel veranderen van jeugddelinquent naar slachtoffer van criminele rekrutering. Door te focussen op slachtofferschap kunnen we ook inzetten op herstel en bescherming, schoolherintegratie, een zinvolle dagbesteding en een veilige leefomgeving.

Dat sluit uiteraard strafsancties niet uit, zoals gemeenschapsdienst of een tijdelijk verblijf in een gesloten instelling, maar biedt meer perspectief dan louter repressieve maatregelen die alleen focussen op het daderschap, zoals het verlagen van de leeftijdsgrens voor uithandengeving.

Om rekrutering te voorkomen, moeten we België minder aantrekkelijk maken voor criminele organisaties en jongeren weerbaar maken. Preventie is cruciaal en de meest doeltreffende vorm richt zich niet op drugs zelf, maar op levensvaardigheden zoals emotiebeheersing, weerstaan aan drugs en conflictoplossing.

Momenteel wordt het toonaangevende programma van het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC), Line Up Live Up , als proefproject uitgerold in Antwerpen. Dit wordt opgevolgd door experten in de preventiewetenschap en door het Nationaal Drugscommissariaat. Inspanningen van alle beleidsniveaus zijn nodig.

Er bestaan al initiatieven, zoals strengere straffen voor het inzetten van jongeren door criminele organisaties en het Drugsfonds dat middelen vrijmaakt voor politie en justitie. Een structurele, multidisciplinaire aanpak die inzet op preventie, jongerenbescherming en digitale regulering is nodig. Daarbij worden alle departementen betrokken: Onderwijs, Armoedebestrijding, Welzijn, Jeugd enzovoort.

We onderzoeken ook in welke mate decriminaliseringstrajecten op lokaal niveau kunnen worden ontwikkeld, naar analogie van deradicaliseringstrajecten, gelet op de evidente parallellen.

Daarnaast vormen havens een belangrijke draaischijf in het verdienmodel van criminele organisaties. De havens van Rotterdam, Antwerpen en Hamburg wisselen strategische informatie uit om de havenveiligheid te verbeteren via het Port Security Steering Committee.

De samenwerking richt zich op de consistente toepassing van de International Ship and Port Facility Security Code en op containerveiligheid. Het comité ontwikkelt momenteel in samenwerking met Europol een gemeenschappelijk dreigingsbeeld op basis van een vastgelegde template. Er is intensieve samenwerking tussen de politie- en justitiediensten van België en Nederland en er werden concrete afspraken gemaakt. Het is immers de bedoeling dat jongeren die in het buitenland betrapt worden op het plegen van strafbare feiten, zo snel mogelijk worden overgebracht naar het land waarin ze wonen. Op die manier staat het belang van de jongeren voorop en worden de diensten die betrokken zijn bij de opvang en begeleiding van die minderjarigen hier niet langer dan noodzakelijk mee belast.

Een van de concrete acties met betrekking tot dat overleg is de stedendialoog tussen Vlaanderen en Nederland. Die vond plaats op 20 maart, met als centraal thema de grensoverschrijdende jeugdcriminaliteit. Ook op Europees niveau moet werk worden gemaakt van de aanpak van online rekrutering via sociale media. Via de Coalition of the Seven Against Organized Crime wordt gewerkt aan een Europese aanpak tegen rekrutering via sociale media, met samenwerking tussen de ministers van Justitie, Digitale Zaken, Jeugd en Binnenlandse Zaken. Door gezamenlijke richtlijnen, gegevensuitwisseling en preventiecampagnes kunnen jongeren beter worden beschermd en criminele netwerken sneller worden aangepakt, met respect voor de privacy. De problematiek van de rekrutering van jongeren, zowel offline als online, zal ook deel uitmaken van het nieuwe actieplan van voormelde coalitie.

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik begrijp uiteraard dat de nadruk wordt gelegd op preventie. Die is ook belangrijk, maar daarmee alleen zullen we het niet opgelost krijgen, meen ik.

Zolang er veel geld verdiend kan worden met drugstrafiek en de verkoop van drugs, zal men dit symptoom blijven krijgen. Waarom zet men minderjarigen in? Omdat het straffen van jongeren natuurlijk minder evident is. Ik meen dat er een veel ruimere aanpak nodig is. We moeten dit zeker internationaal bekijken en we moeten de samenwerking met Nederland echt verder op poten zetten om te vermijden dat men de grens oversteekt om hier dingen te doen terwijl men zich beter thuis met veiliger zaken zou bezighouden.

Er is nog veel werk aan de winkel.

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Jongeren weerbaar maken, meer aandacht schenken aan preventie, meer aandacht binnen het onderwijs enzovoort. Dat zijn allemaal mooie zaken, los van het feit dat ze uw bevoegdheid niet zijn maar die van de gemeenschappen.

U kunt er toch niet omheen, mevrouw de minister, dat de criminaliteit bij jongeren angstwekkend blijft stijgen en steeds zwaarder wordt, trouwens niet alleen inzake drugsdossiers, maar ook inzake zware geweldsdelicten. We worden er helaas bijna dagelijks mee geconfronteerd.

Voor deze jongeren is preventie echt niet het juiste antwoord, mevrouw de minister. Het is niet de oplossing, zeker niet bij recidive. Ik durf dan ook pleiten voor een ruimere aanpak en ook voor een verlaging van de leeftijd voor de uithandengeving van zwaar criminele jongeren.

Voorzitter:

La question n° 56009101C de M. Hervé Cornillie est transformée en question écrite.

De toename van de alternatieve straffen en de aanhoudende overbevolking van de gevangenissen
Het toenemende aantal alternatieve straffen en het gebrek aan impact ervan op de overbevolking
De ondoeltreffendheid van de alternatieve straffen als oplossing voor de overbevolking

Gesteld door

N-VA Sophie De Wit
VB Marijke Dillen
Vooruit Alain Yzermans

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, uit recente cijfers blijkt dat het aantal alternatieve straffen de voorbije jaren sterk is toegenomen, terwijl de gevangenisoverbevolking ook onverminderd blijft stijgen. Volgens Erik Maes van het NICC leidt dat tot de zogenaamde net widening : alternatieve sancties worden steeds vaker opgelegd aan personen die anders geen gevangenisstraf zouden hebben gekregen, waardoor het systeem zichzelf een beetje opblaast in plaats van de druk op de gevangenissen te verlichten.

Tegelijk blijkt dat ook binnen het systeem van alternatieve straffen grenzen worden bereikt. De capaciteit van de justitiehuizen, de opvolging van werkstraffen en ook het elektronisch toezicht staan steeds meer onder druk. Daarnaast is er een aanzienlijke groep veroordeelden voor wie alternatieve straffen in de praktijk moeilijk uitvoerbaar zijn.

Mevrouw de minister, hoe verklaart u dat de sterke toename van alternatieve straffen niet heeft geleid tot een daling van de overbevolking? Deelt u de analyse van Erik Maes van het NICC over de zogenaamde net widening , doordat alternatieve sancties vandaag vaak worden opgelegd aan personen die anders geen gevangenisstraf zouden hebben gekregen? Hoe beoordeelt u, wetende dat het deels om een Vlaamse bevoegdheid gaat, de huidige personeelscapaciteit en werkdruk binnen justitiehuizen, het Vlaams Centrum voor elektronisch toezicht, de magistratuur en de beschikbare werkplaatsen voor werkstraffen, in het licht van de sterke stijging van alternatieve straffen? Welke maatregelen worden genomen om te verzekeren dat alternatieve straffen niet enkel een tijdelijk alternatief vormen, maar uiteindelijk ook kunnen bijdragen tot gedragsverandering en het vermijden van recidive? Bent u bereid te onderzoeken of de afschaffing van korte gevangenisstraffen in het nieuw Strafwetboek moet worden herbekeken, aangezien blijkt dat alternatieve maatregelen de overbevolking niet verminderen?

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, aangezien mijn vragen gelijkaardig zijn, verwijs ik naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.

De jongste jaren werd vanuit het beleid door verschillende partijen sterk ingezet op alternatieve straffen die zouden bijdragen tot een daling van het aantal gevangenisstraffen en de facto werden aanzien als een mogelijke oplossing voor de overbevolking. De realiteit blijkt anders. Uit recente gegevens blijkt dat ondanks de toename van het aantal alternatieve straffen er in de praktijk geen positief gevolg waar te nemen is op de problematiek van de overbevolking. Integendeel, het probleem van de overbevolking blijft stijgen.

Bovendien rijzen er vragen over de opvolging en uitvoering van alternatieve straffen in de praktijk die vaak onvoldoende worden gecontroleerd door een capaciteitsprobleem bij de opvolgende instanties. Met als gevolg een uitholling van de geloofwaardigheid van de strafsystemen.

Hoe verklaart de minister het gegeven dat er ondanks het toenemende aantal alternatieve straffen dit geen enkele impact heeft op de problematiek van de overbevolking van de gevangenissen?

Welke maatregelen neemt de minister om te verzekeren dat alternatieve straffen strikt worden opgevolgd? Heeft er ter zake overleg plaatsgevonden met de Gemeenschappen die hier ook een belangrijke verantwoordelijkheid hebben? Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo neen, wordt dit nog gepland?

Alain Yzermans:

Mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.

In 2016 werden 15.402 nieuwe werkstraffen en enkelbanden (ET) uitgedeeld. In 2023 steeg dit aantal naar 22.960. Het aantal ‘alternatieve straffen’ is sterk toegenomen. Toch blijft de overbevolking in de gevangenissen stijgen. Het aantal gedetineerden steeg op een jaar tijd van 12.342 naar 13.227 . De overbevolking nam sinds oktober 2024 toe van 112% naar 119%. Alternatieve maatregelen helpen de druk op de gevangenissen dus niet te verlichten (om meer zuurstof te geven) en geen echt kuur voor de overbevolking beweert het NICC.

Vragen aan de minister ;

Kloppen deze cijfers? Kan u een overzicht geven van het aantal alternatieve straffen en de vergelijking tov de voorbije jaren. Per soort. Idem de vraag voor het aantal enkelbanden a.u.b.?

Alternatieve straffen zijn vooral een oplossing voor straffeloosheid en geen middel tegen de overbevolking. Klopt deze visie?

Versterken deze reeks maatregelen niet de gekende net-widening waardoor steeds meer mensen in “het spinnenweb” van justitie komen en lange termijn effecten moeilijk worden geressorteerd en budgetten steeds groter moeten worden?

De grootste groep die onder ET vallen gaat het om voorlopige hechtenis (VH ) of omdat ze van de gevangenis, de strafuitvoeringsrechtbank toestemming hebben gekregen om hun straf thuis uit te zitten. Heeft u hier concrete cijfers over?

In 2024 werden er slechts 52 enkelbanden aangesloten omdat de rechter specifiek die straf had uitgesproken. Gaat het nieuwe strafwetboek ET deze trend als autonome straf doorbreken?

Door een gebrek aan middelen en druk op het VCET en de justitiehuizen zal er een capaciteitsprobleem ontstaan. Bent u zich hiervan bewust en hun gaat u dit oplossen?

Annelies Verlinden:

Geachte Kamerleden, op 6 november bevonden zich 13.416 gedetineerden in onze gevangenissen. Naast het aantal gedetineerden in de gevangenissen dragen meer dan 2.200 personen een enkelband. 60 % daarvan vertegenwoordigt een strafuitvoeringsmodaliteit en 40 % bevindt zich in voorlopige hechtenis.

Het gebruik van ET als autonome straf is inderdaad een marginaal gegeven. Of het toekomstig Strafwetboek daarin een kentering zal brengen, is nog niet te voorspellen. Een en ander zal mee beïnvloed worden door de manier waarop het principe van het ultimum remedium zich in de eigenlijke straftoemetingen zal manifesteren.

Wat het aantal personen betreft dat onder een alternatieve strafmaatregel valt, verwijs ik u voor de correcte cijfers naar de bevoegde collega’s van de deelstaten. De zogenaamde alternatieve straffen zijn weliswaar ontstaan tegen de achtergrond van overbevolkte gevangenissen, een fenomeen waarmee onze gevangenissen al enkele decennia worden geconfronteerd. Ze hebben voornamelijk tot doel om meer straffen op maat mogelijk te maken door het sanctiepalet waarover rechters beschikken te verbreden, om zo te kunnen reageren op de strafrechtelijke normovertreding en de vrijheidsberoving daadwerkelijk te beschouwen als het laatste redmiddel. Ook om die reden is het principe van de gevangenisstraf als ultimum remedium ingeschreven in het nieuw Strafwetboek en werd het via de noodwet versneld ingevoerd.

Het is inderdaad een vaststelling dat de invoering van alternatieve straffen niet tot een daling van de gevangenispopulatie heeft geleid. Het tegendeel is waar. Bovendien kenden ook de alternatieve straffen een exponentiële groei.

Een deel van de verklaring van de tegenstelling zal allicht te vinden zijn in de evolutie van het criminaliteitsbeeld. De verruwing van de maatschappij vertaalt zich ook door een groter aandeel van geweldmisdrijven. De omvang van de drugsproblematiek kent vandaag eveneens ongeziene dimensies.

Dat steeds meer burgers onder de toepassing van een justitiële sanctie of maatregel vallen, heeft onvermijdelijk ook te maken met hoe we naar misdrijven en hun plegers kijken.

Binnen de context van het uitdijend aantal mensen dat door een straf of een andere justitiële maatregel wordt geraakt, heeft het mijns inziens weinig zin om op deelaspecten ervan mechanismen voor capaciteitsbeheersing uit te werken. Uiteindelijk hangt alles met alles samen. Het minder inzetten van de ene sanctie of maatregel kan zich vertalen in effecten in andere domeinen van de strafuitvoering.

Het blijft uiteraard prioritair belangrijk om diegenen uit het justitieel traject te halen die er niet of niet langer in zouden moeten verblijven. Ik verwijs naar de inspanningen die worden geleverd om geïnterneerden in externe zorginstellingen onder te brengen, alsook naar de inspanningen die worden geleverd om de overlevering van vreemdelingen zonder recht op verblijf te versterken.

Het zal belangrijk zijn, wanneer het toekomstige Wetboek van Strafuitvoering vorm krijgt, dat de effecten ervan binnen de mate van het mogelijke worden vertaald naar de verschillende domeinen waar capaciteit nodig zal zijn om de strafuitvoering te realiseren.

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het blijft uiteraard een probleem. Ik begrijp en onderschrijf dat men zo gepast mogelijk moet proberen te straffen. Maar op een bepaald moment zit men met een zodanige problematiek binnen de strafuitvoering dat een deel wordt doorgeschoven naar alternatieve maatregelen, wat de deelstaten toekomt. Stilaan bereiken we echter ook daar het plafond.

Als uiteindelijk elk systeem dreigt te crashen, staan we er alleen maar slechter voor. Ik maak me daar zorgen over. Ik begrijp het principe van de ultieme remedie, maar ik ben ongerust dat nog meer straffen zullen worden omgezet in alternatieven, niet omdat dat de meest gepaste sanctie is, maar omdat er anders gewoon geen straf kan worden uitgevoerd. Dat zou het failliet van het systeem betekenen. Dan zouden we alleen maar verder van huis zijn. We moeten dus echt aandachtig blijven voor die problematiek.

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. De toename van alternatieve straffen heeft geen positief effect gehad op de overbevolking. Integendeel, de recente cijfers, gisteren bekendgemaakt, over grondslapers in de gevangenissen zijn daarvan een triestige illustratie.

Alternatieve straffen mogen niet worden aangewend als oplossing voor de overbevolking, louter omdat er anders geen straf zou zijn. U hebt terecht verwezen naar de verruwing van de samenleving en de toename van zware gewelddelicten, die bijna dagelijks in de pers worden aangehaald. Dat soort criminaliteit vereist een strenge aanpak, zeker bij recidive. Alternatieve straffen zijn daar niet het juiste antwoord op.

Ik wil wel benadrukken dat binnen de detentie voldoende aandacht moet gaan naar re-integratie, wat vandaag absoluut te wensen overlaat. Heel veel gedetineerden komen slechter uit de gevangenis dan ze erin zijn gegaan. Dat mag niet de bedoeling zijn van een gevangenisstraf, maar dat is hoofdzakelijk een bevoegdheid van de gemeenschappen. Ik durf dus te vragen dat u daaraan de nodige aandacht besteedt in uw gesprekken met de bevoegde gemeenschapsminister.

Alain Yzermans:

Mevrouw de minister, het belang van de alternatieve straffen is bekend. In de hele waaier aan straffen is het belangrijk dat dat onderdeel, zeker in het kader van het nieuw Strafwetboek, grondig wordt onderbouwd. Er moet worden onderzocht waarom die maatregelen niet leiden tot een daling van de overbevolking en wat daar wel voor kan zorgen. Wij gaan ervan uit dat er nog meer alternatieve straffen zullen worden opgelegd wanneer het nieuw Strafwetboek in voege zal zijn. Laten we die mooie vorm van bestraffen zeker niet met het badwater weggooien, maar intensifiëren.

De verijdelde jihadistische droneaanslag op De Wever en andere politici
De islamitische terreurdreiging tegen de eerste minister en politici in dit land
De terreurdreiging
De verijdelde aanslag op premier De Wever en andere politici

Gesteld door

VB Sam Van Rooy
VB Alexander Van Hoecke
N-VA Jeroen Bergers
N-VA Sophie De Wit

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sam Van Rooy:

Minister, dit jaar zijn er al een tachtigtal nieuwe terreuronderzoeken geopend binnen de sectie Terrorisme van het federaal parket. Dat zijn nu al meer dossiers dan in heel 2024. Daarbij houden we geen rekening met de terrorismeonderzoeken die betrekking hebben op minderjarigen. Dat vernamen we na de verijdelde jihadistische droneaanslag op premier De Wever in Deurne, waar ik woon, en op de heer Geert Wilders. Bij die operatie werden meerdere huiszoekingen verricht en enkele jonge moslimterroristen opgepakt.

Minister, ik zou graag een stand van zaken krijgen met de recentste informatie die u ons kunt verstrekken.

Hadden die jonge moslimterroristen nog andere politici op het oog of andere doelwitten? Zo ja, wie of welke? Wat is hun nationaliteit? Verblijven ze legaal in ons land? Klopt het dat één van de drie verdachten alweer op vrije voeten is? Door wie of wat werden ze desgevallend aangestuurd? Hoe is men die verdachten op het spoor gekomen? Welke buitenlandse inlichtingendiensten waren daarbij betrokken? Hebben die ons nuttige informatie geleverd en ons dus goed geholpen?

Is er volgens u een verband met de mate waarin de wijk in Deurne-Zuid – waar ik ben geboren en getogen en die ik dus zeer goed ken – geïslamiseerd is? Hoe komt het volgens u dat er dit jaar al meer terreuronderzoeken zijn geopend dan vorig jaar? Hoeveel procent daarvan zijn van jihadistische aard? Hoeveel zijn het er wanneer ook de dossiers worden meegerekend die betrekking hebben op minderjarigen?

Hoe verklaart u dat terrorismeverdachten steeds vaker minderjarig zijn? Hoe wapent de regering zich tegen het gebruik van nieuwe technologieën, zoals 3D-printing en drones, om terreuraanslagen te plegen? Het mag duidelijk zijn dat hun ideeën, opvattingen en ideologie dan wel achterlijk, zevende-eeuws, islamitisch en barbaars zijn, maar de technologie die ze daarvoor aanwenden, is dat helaas zeker niet.

Alexander Van Hoecke:

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Mevrouw de minister, enkele weken geleden werd een jihadistische terreurcel opgerold die een aanslag met drones beoogde op onder meer premier De Wever. Andere vermeende doelwitten zouden de Antwerpse burgemeester Els van Doesburg en de Nederlandse politicus Geert Wilders zijn geweest.

Er werden drie jonge verdachten opgepakt, allen van allochtone origine. Ze zijn bovendien relatief jong: 24, 23 en 18 jaar. De 24-jarige verdachte werd meteen weer vrijgelaten, maar de andere twee, van Tsjetsjeense en Marokkaanse origine, bleven aangehouden. Bij de huiszoekingen werden een zelfgemaakte bom, stalen balletjes en een 3D-printer aangetroffen.

Het federaal parket heeft een onderzoek geopend wegens poging tot terroristische moord en deelname aan de activiteiten van een terroristische groep. De verdachten en hun advocaten ontkennen alles, maar ik denk dat we ons weinig illusies hoeven te maken over wie het bij het rechte eind heeft: het openbaar ministerie en de onderzoekers of de verdachten zelf.

Klopt het dat de twee verdachten nog steeds in de cel zitten, dat ze dus nog steeds aangehouden zijn? Ik had gelezen dat ze beroep hadden aangetekend tegen hun verlengde aanhouding. Kunt u bevestigen dat ze nog steeds vastzitten?

Erger kon worden voorkomen. We hebben hier een bijzonder ernstige aanslag kunnen vermijden dankzij onze veiligheids- en justitiediensten. Ik wil hen daarvoor bedanken. Dankzij hun kordate optreden zijn er levens gespaard gebleven. We mogen ons echter niet de illusie maken dat daarmee een einde is gekomen aan de islamitische dreiging. Integendeel, de daders worden steeds talrijker en steeds jonger. Het parket stelt vast dat het aantal dossiers van radicalisering bij minderjarigen alleen maar stijgt. Ook in deze zaak zien we opnieuw zeer jonge daders; ik zei het al: 24, 23 en 18 jaar. Zoals mijn collega al vermeldde, werden er dit jaar al tachtig nieuwe terreuronderzoeken opgestart. Dat is aanzienlijk meer dan in 2024. Ter vergelijking, in 2022 ging het nog maar om zestien onderzoeken. Niemand hoeft zich illusies te maken over de aard van die dreiging: meer dan de helft van de gevallen betreft islamitisch terrorisme.

Terreurexpert Pieter Van Ostaeyen verklaarde in een interview dat de dreiging in werkelijkheid nog groter is dan blijkt uit de cijfers die ik net vermeldde. Dossiers die worden behandeld door de lokale parketten wegens de jeugdige leeftijd van de verdachten, worden immers niet in die cijfers opgenomen.

Experten leggen bovendien duidelijke linken tussen de toegenomen terreurdreiging en migratiestromen. "De poorten voor IS staan weer open," aldus terreurexpert Pieter Van Ostaeyen. Hij verklaart daarbij, en ik citeer: "De Sahel is al aan het leegstromen richting de Canarische Eilanden. Dagelijks komen er bootvluchtelingen aan op Tenerife, en eens binnen in de Schengenzone kunnen zij asiel aanvragen. Dan zijn we eigenlijk elke controle kwijt."

Ook het lakse justitiebeleid laat zich volgens hem voelen. De dader van een verijdelde aanslag op de eerste minister in 2023 kreeg slechts zes jaar cel, zijn handlangers kregen tussen twee en drie jaar. Zwak optreden tegen terroristen creëert meer terroristen, mevrouw de minister. Wanneer islamitische terroristen dan toch in de gevangenis belanden, kunnen ze naar eigen goeddunken hun medegevangenen op hun beurt radicaliseren.

Welke maatregelen zult u nemen om het probleem van radicalisering in de gevangenissen aan te pakken? Waarom is er nog steeds geen aparte detentiefaciliteit voor terrorismeverdachten en -veroordeelden, en wanneer komt die er? Wat is uw plan om te voorkomen dat veroordeelde moslimextremisten vervroegd vrijkomen?

Op welke wijze zult u ervoor zorgen dat het openbaar ministerie strenger optreedt tegen het uiten van sympathie voor jihadistische groeperingen? Welke maatregelen neemt u om strafkortingen en vervroegde invrijheidstellingen bij terreurfeiten te beperken? Welke resultaatsindicatoren legt u op aan het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), de Veiligheid van de Staat (VSSE) en het federaal parket voor de vroegdetectie van jihadistische netwerken?

Tot slot heb ik een heel belangrijke vraag: wordt het niet eindelijk tijd om cijfers over herkomst bij te houden in de criminaliteitsstatistieken?

Sophie De Wit:

De recent verijdelde, vermoedelijk jihadistisch geïnspireerde aanslag op premier Bart De Wever heeft het land diep geschokt. Volgens het federaal parket beraamden drie jonge mannen – Belgische onderdanen van Marokkaanse en Tsjetsjeense afkomst, van wie twee een opleiding Defensie en Veiligheid of Cybersecurity volgen – een aanslag met een drone en een zelfgemaakt explosief (IED), gericht tegen meerdere politici. Eén verdachte werd inmiddels vrijgelaten.

Het incident toont hoe snel radicalisering bij jongeren kan omslaan in concrete geweldsplannen. In 2025 werden reeds meer dan tachtig nieuwe terreuronderzoeken geopend – meer dan in heel 2024 – en de Staatsveiligheid waarschuwt voor een heropleving van jihadistisch extremisme, mede aangewakkerd door internationale conflicten zoals dat in Gaza. Tegenover die cijfers staat uw antwoord op mijn recente schriftelijke vraag omtrent feiten van extremisme en radicalisering waarin u aangaf dat het OCAD in 2024 slechts twee incidenten van links-extremistische aard registreerde en in 2025 ‘minder dan tien’. Dat verschil roept ernstige vragen op over de volledigheid van de rapportering en het zicht op de feitelijke dreiging. Alleszins roept de recente aanslagpoging fundamentele vragen op over hoe dergelijke dreigingen in ons land worden gedetecteerd, geëvalueerd en aangepakt.

Kan u toelichten welke veiligheidsprotocollen vandaag gelden voor bedreigde politieke mandatarissen, en wie de coördinatie op zich neemt bij concrete incidenten of verhoogde dreigingsniveaus?

Hoe worden risicoanalyses gemaakt, en welke rol spelen OCAD, Staatsveiligheid, de federale politie en lokale politiezones in dit proces? Wordt bij deze analyses rekening gehouden met de steeds jongere leeftijd van verdachten in terreuronderzoeken?

Hoeveel politici genieten momenteel een verhoogd beschermingsniveau of politiebescherming, hoe is deze bescherming georganiseerd, en gaat het daarbij om tijdelijke of permanente maatregelen?

Hoe evalueert u de huidige beveiligingsstructuur voor politieke mandatarissen in het licht van de toenemende dreiging vanuit georganiseerde criminaliteit en extremisme? Welke bijkomende maatregelen werden sinds 2024 genomen om die bescherming structureel te versterken en welke maatregelen zal u hiertoe nog nemen?

Hoe evalueert u de werking en samenwerking tussen OCAD, de VSSE en het federaal parket inzake vroegdetectie en opvolging van extremistische netwerken, en bent u bereid duidelijke resultaatsindicatoren en rapporteringslijnen in te voeren zodat dreigingen nog sneller kunnen worden geanalyseerd en gedeeld?

Annelies Verlinden:

Collega's, het gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd naar de volgende tenlastelegging: deelname aan de activiteiten van een terroristische groep, poging tot terroristische moord en het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. In het belang van het onderzoek kan ik momenteel geen verdere informatie geven, ook niet over de politici die het doelwit van de dreiging zouden zijn. De verdachten hebben volgens onze informatie de Belgische nationaliteit. Het federaal parket beschikt momenteel niet over informatie waaruit blijkt dat zij zouden beschikken over een tweede nationaliteit.

Over de tendensen en de cijfers kan worden toegelicht dat het overgrote deel van de 82 dossiers terrorisme die op het federaal parket in 2025 tot op heden werden geopend, gelinkt is aan jihadistisch of religieus geïnspireerd terrorisme. De opvolging en oriëntering van terrorismedossiers gebeurt via het JIC (Joint Intelligence Centre) en het JDC (Joint Decision Centre). Het JIC is samengesteld uit de FGP-Terro, de Veiligheid van de Staat, de ADIV, de DJSOC-Terro, het OCAD en de Information Officer van de lokale politie en voor het JIC/JDC met het lokaal parket en het federaal parket in bepaalde gevallen.

JIC/JDC zijn veiligheidsgeoriënteerde platformen. Hun opdracht bestaat erin continu informatie uit te wisselen in het kader van bestaande gerechtelijke dossiers en inlichtingendossiers met betrekking tot terrorisme. Ze beslissen samen welke strategie het best kan worden gevolgd wanneer er informatie beschikbaar is over terroristische activiteiten. Een van de opties daarbij is het openen van een strafonderzoek.

We stellen een stijging vast van het aantal potentiële dreigingsdossiers, wat resulteert in een toename van het aantal JIC/JDC-vergaderingen. Een potentieel dreigingsdossier kan zowel handelen over informatie met betrekking tot mogelijke aanslagplannen als over de verspreiding van propaganda.

In 2024 werden in totaal 118 potentiële dreigingsdossiers besproken binnen die platformen voor het volledige jaar. In 2025 werden voor de periode van januari tot half oktober al 127 potentiële dreigingsdossiers behandeld op hetzelfde niveau. De toename resulteerde in het openen van meer terreuronderzoeken.

De stijging kan niet worden gelezen als een weerspiegeling van een imminentere terroristische dreiging, aangezien er een sterke variatie kan bestaan met betrekking tot de ernst van de potentiële dreiging en het bijbehorende dreigingsniveau. Islamitische Staat en haar ideologie blijven de belangrijkste drijfveer voor aanslagplannen.

In België en Europa identificeren we twee types van dreigingsdossiers inzake de aanslagplanning. Enerzijds zien we aanslagplannen die geïnspireerd zijn door de ideologie van IS. In die dossiers worden de betrokkenen niet rechtstreeks door IS aangestuurd, maar vinden zij inspiratie in de propaganda van IS om zelf hun eigen aanslagplannen te ontwikkelen. Hier zien we dossiers waarbij een significant deel van de gevallen minderjarigen of jongvolwassenen aan de oorsprong van de dreiging liggen. Verschillende plannen blijken een lage geloofwaardigheid te hebben wat betreft de werkelijke intentie.

Anderzijds kunnen personen worden aangestuurd door terroristische organisaties om aanslagen te plegen. In die gevallen gaat het om actoren met meer operationele capaciteiten, die instructies opvolgen van terroristische organisaties, meestal van IS of een van zijn afdelingen.

In juli 2025 vertegenwoordigden de minderjarigen die in de Gemeenschappelijke Gegevensbank T.E.R. worden gevolgd 6 % van het totaal aantal geregistreerde personen, ofwel 23 personen. Er dient te worden opgemerkt dat het aandeel onderzoeken waarbij ten minste één minderjarige betrokken is, toeneemt. Die personen kunnen echter ook worden benaderd vanuit het oogpunt van de bescherming van minderjarigen en niet als extremisten of terroristen. Dezelfde tendens doet zich overigens ook voor in andere Europese landen.

In bijna alle gevallen waarin minderjarigen voorkomen in dreigingsdossiers, blijkt online socialisatie een belangrijke factor te zijn. Daarnaast spelen ook kwetsbaarheden bij minderjarigen een rol in het radicaliseringsproces. Voorbeelden daarvan zijn trauma’s, sociaal isolement, afwezige ouders, familiaal geweld of een familiale omgeving waarin extremisme aanwezig is.

Wat de detectie van radicalisering bij minderjarigen betreft, wordt binnen de strategie T.E.R. extra aandacht besteed aan het zo vroeg mogelijk opsporen van tekenen van radicalisering in het algemeen, en bij minderjarigen in het bijzonder. Voorzichtigheid is uiteraard geboden wanneer het minderjarigen betreft, aangezien zij zich nog in een levensopbouwende fase bevinden. Daarom zijn alle actoren binnen het sociaal-preventieve traject belangrijke partners, of het nu gaat om onderwijs, jeugdwerk, media of geestelijke gezondheidszorg. Al die actoren spelen een rol in het LIVC-R, zowel bij het vroegtijdig detecteren van signalen als bij het bieden van een passende opvolging. Indien de minderjarige een bewezen dreiging vormt, zijn ook de veiligheidsdiensten en de jeugdhulp betrokken bij de opvolging.

Voor de coördinatie en de genomen maatregelen voor bedreigde personen is het Nationaal Crisiscentrum, dat onder de bevoegdheid valt van de minister van Binnenlandse Zaken, verantwoordelijk. De evaluaties van de dreiging met het oog op het toekennen van gewone beschermingsmaatregelen worden door het crisiscentrum gevraagd aan het OCAD voor de terroristische en extremistische dreigingen, en aan DJO voor de dreigingen in de criminele sfeer.

Wat de risicoanalyses betreft, kan worden verwezen naar de besprekingen in de Nationale Veiligheidsraad van de zogenoemde personen die een sleutelfunctie binnen het Belgische overheidsapparaat bekleden, aangezien zij een potentieel doelwit vormen voor allerlei types risico’s, ongeacht of er al dan niet sprake is van een concrete dreiging. Het Crisiscentrum staat, in samenwerking met de partnerdiensten en op basis van een risicoanalyse, in voor de identificatie van de sleutelfuncties en van de personen die dergelijke functies bekleden.

De gebeurtenissen van 9 oktober illustreren dat de communicatie tussen de diensten, in het bijzonder het parket, het OCAD, de Veiligheid van de Staat en de politie, goed functioneert. Zodra er informatie opduikt over mogelijke intenties om tot actie over te gaan, worden de structuren van de Strategie T.E.R. snel opgezet en worden de te nemen maatregelen in overleg tussen alle diensten genomen.

Tot slot werd ook een vraag gesteld over de 3D-printer. Het is momenteel onmogelijk om het grote publiek de toegang te ontzeggen tot 3D-printers en grondstoffen die mogelijk kunnen worden gebruikt voor het printen van 3D-wapens. De Belgische politie volgt dat fenomeen evenwel permanent op in het kader van het EMPACT Firearms Program van Europol om een operationele reactie op dat fenomeen te bieden door middel van internationale samenwerking tussen verschillende actoren.

Het gebruik van drones voor het plegen van aanslagen is een problematiek die nauwlettend wordt opgevolgd door de Belgische veiligheidsdiensten om die dreiging tegen te gaan.

Sam Van Rooy:

Minister, ik dank u voor uw antwoorden, die echter even zorgwekkend zijn als uw televisieoptreden, waarin u het evenmin had over het gevaar van de islamitische ideologie, maar wel over de saladbar-ideologie.

Hoeveel islamitische aanslagen in België, in het Westen, in de wereld moeten er nog gepleegd of gepland worden voor u het eindelijk snapt? Wereldwijd worden er elke dag vijf islamitische aanslagen gepleegd en een veelvoud daarvan wordt elke dag verijdeld. Denkt u nu echt dat dat toeval is? Denkt u nu echt dat het toeval is dat die aanslagen worden voorbereid in sterk geïslamiseerde wijken, bijvoorbeeld in Brussel of Antwerpen, waar de niet-moslim door uw beleid ondertussen een minderheid is geworden?

Minister Verlinden, open eindelijk uw ogen alvorens de islam ze voorgoed sluit.

Alexander Van Hoecke:

Mevrouw de minister, u zei dat er dit jaar al 82 terreuronderzoeken werden gevoerd, waarvan de overgrote meerderheid jihadisten betrof. Als er één ding opnieuw duidelijk is geworden, dan is het wel dat dat islamitisch terrorisme wel degelijk de grootste bedreiging voor onze samenleving blijft.

Ik heb een iets andere lezing van de gebeurtenissen. U zegt dat het feit dat die aanslag werd verijdeld, aantoont dat alles goed functioneert. Ik zou daar heel voorzichtig mee zijn. Dat toont vooral aan dat de dreiging blijft sluimeren en nog de kop zal opsteken. Dat is geen mogelijkheid, maar een zekerheid.

Wat enkele weken geleden is gebeurd, is een zoveelste wake-upcall dat het jihadisme niet is verdwenen uit onze samenleving. Er zullen nog meer wake-upcalls volgen. Het gaat mijn petje nog steeds te boven hoe sommigen de dreiging van het islamitisch terrorisme tot op vandaag blijven ontkennen omdat het niet in hun politiek kraam past. Het feit dat wij in West-Europa ondertussen al decennialang de ene na de andere terroristische aanslag te verduren krijgen, dat we leven onder een constante dreiging van jihadistische aanslagen is onlosmakelijk verbonden met de al even lange, ongecontroleerde en ongevraagde migratiestromen die wij decennialang over ons heen krijgen. Dat is de olifant in de kamer. Dat weet iedereen en dat is de reden waarom sommigen ervoor kiezen om in deze dossiers weg te kijken.

Dat is ook de reden waarom zowel u als al uw voorgangers van cd&v- en Open Vld-signatuur blijven weigeren om de herkomst op te nemen in de criminaliteitscijfers. Dat opnemen zou heel veel duidelijk maken. Het is een kwestie van data. We zien nu opnieuw dat het gaat om personen van Tsjetsjeense origine. U zegt dat ze de Belgische nationaliteit hebben, maar het is belangrijk om te weten waar die dreiging vandaan komt. Dat maakt heel veel duidelijk.

Het probleem kunnen en willen benoemen, is een eerste stap. Daarover zijn we het eens, maar we kunnen spreken over een saladbar-ideologie en saladbar-radicalisering, maar dat neemt niet weg dat de kern van de dreiging wel degelijk jihadistisch blijft. Of dat jihadisme nu invulling X of Y krijgt of dat daar iets aan wordt toegevoegd uit een andere ideologie, dat maakt in se weinig uit, want het fundament van de dreiging blijft hetzelfde. Dat blijft jihadisme.

De aard van die dreiging en van dat terrorisme zorgt er ook voor dat dat de grootste bedreiging in onze samenleving blijft. Jihadisme is een strijd tegen alles waar onze samenleving voor staat. De jihadisten willen niet alleen de premier of de burgemeester van Antwerpen uit de weg ruimen, ze willen de fundamenten van onze samenleving vernietigen. Daar is het jihadisme op uit, haat voor alles waar wij en onze samenleving voor staan. Jihadisme maakt daarin geen onderscheid.

Ik bedank opnieuw oprecht onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten, want dankzij hen is veel erger voorkomen en zijn mensenlevens gespaard gebleven. De verijdelde aanslag heeft het belang van hun werk nogmaals in de verf gezet, maar de vraag is natuurlijk ook of zij het toenemend aantal terreurdossiers – 82 dossiers dit jaar alleen al – zullen kunnen blijven bolwerken. Ik vrees dat het gebrek aan aandacht en middelen van deze regering voor onze binnenlandse veiligheid niet zonder gevolgen zal blijven.

Ik zal een motie van aanbeveling indienen, waarin we u oproepen om bij hoogdringendheid een actieplan te ontwikkelen tegen de aanhoudende terreurdreiging en niet blind te zijn voor het feit dat die terreurdreiging uit islamitische hoek afkomstig is, om het probleem van radicalisering in de gevangenissen aan te pakken, om werk te maken van een aparte detentiefaciliteit voor terrorismeverdachten en -veroordeelden en tot slot om eindelijk werk te maken van het incorporeren van data over de herkomst van daders in de criminaliteitscijfers, zoals dat in andere landen mogelijk is.

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, dank voor uw antwoord. Ik werd meegenomen in een verhaal dat enigszins – niet helemaal – anders was dan mijn originele vraag. Niet al mijn vragen werden dus beantwoord, maar ik zal die op een ander ogenblik herhalen.

Moties

Motions

Voorzitter:

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend. En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées. Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Alexander Van Hoecke en luidt als volgt: "De Kamer, gehoord de interpellatie van de heer Alexander Van Hoecke en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee, vraagt de federale regering: - bij hoogdringendheid een actieplan te ontwikkelen tegen de aanhoudende terreurdreiging vanuit islamitische hoek in dit land; - het probleem van radicalisering in de gevangenissen aan te pakken; - werk te maken van aparte detentiefaciliteit voor terrorismeverdachten en -veroordeelden; - werk te maken van het incorporeren van data over de herkomst van daders in de criminaliteitscijfers. " Une motion de recommandation a été déposée par M. Alexander Van Hoecke et est libellée comme suit: " La Chambre, ayant entendu l'interpellation de M. Alexander Van Hoecke et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord, demande au gouvernement fédéral: - d'élaborer d'urgence un plan d'action pour lutter contre la menace terroriste persistante provenant du milieu islamiste dans ce pays; - de s'attaquer au problème que constitue la radicalisation en prison; - de s'atteler à la création d'une structure de détention séparée pour les personnes suspectées de terrorisme ou condamnées pour terrorisme; - de veiller à l'intégration des données relatives à l'origine des auteurs dans les statistiques en matière de criminalité. " Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Phaedra Van Keymolen. Une motion pure et simple a été déposée par Mme Phaedra Van Keymolen . Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten. Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

De door het Oost-Vlaamse parket ingevoerde regels inzake inbeslagname van voertuigen

Gesteld door

Vooruit Alain Yzermans

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Alain Yzermans:

Het betreft een zeer specifieke vraag over de inbeslagneming van voertuigen die mogelijk gevolgen heeft voor de lokale politiezones en die de verantwoordelijkheden van de lokale overheden scherper stelt.

In het parket van Oost-Vlaanderen is immers een maatregel ingevoerd waarbij de takelkosten worden doorgeschoven naar de lokale politie. De huidige procedure bestaat erin dat voor de inbeslagnemingen een takeldienst wordt gevorderd, onder meer in dossiers waarbij voertuigen niet zijn verzekerd. Voor politiezone CARMA gaat het om ongeveer 350 voertuigen per jaar. De takeldienst maakt vervolgens een onkostenstaat op, samen met de vordering, die wordt overgemaakt aan de taxatiedienst, en staat in voor de betaling. Misschien ligt het probleem bij uitgestelde betalingen en de daarmee verbonden moeilijkheden. De nieuwe procedure houdt in dat het voertuig niet langer wordt getakeld, maar dat de politie ter plaatse een wielklem aanbrengt op het voertuig. Dat brengt extra werkdruk met zich mee en vergt bijkomende financiële middelen om de wielklemmen aan te kopen. Bovendien zou het gevoel van onveiligheid kunnen stijgen, aangezien de voertuigen ter plaatse blijven staan. Indien er zich alsnog een probleem voordoet of het voertuig wordt beschadigd, moet uiteindelijk toch een beroep worden gedaan op de takeldiensten.

Is over die maatregel voldoende nagedacht?

Het betreft hier een verschuiving van middelen naar de lokale besturen, zij het op indirecte wijze. De lokale politiezones immers worden opgezadeld met nieuwe taken. Wordt dat een algemene regel, die ook in de andere provincies, politiezones of arrondissementen zal worden toegepast?

Annelies Verlinden:

De maatregel met betrekking tot de wielklemmen is niet nieuw. Het principe van kostenbesparend werken is al sinds 2016 verankerd. Zoals toegelicht aan de politiedienst in Oost-Vlaanderen, kan er na telefonisch contact met de parketmagistraat in uitzonderlijke gevallen toch worden getakeld, bijvoorbeeld bij gebrek aan wielklemmen.

De nieuwe rondzendbrief heeft tot doel efficiëntiewinsten te creëren bij het parket en de politie en voertuigen sneller een eindbestemming te geven.

Nieuw is inderdaad dat de politie sinds 1 oktober zelfstandig de status van het voertuig moet opvolgen. Daartegenover staat dat de politie een uitgeschreven draaiboek heeft gekregen. Men is dus niet meer afhankelijk van kantschriften van het parket om het voertuig een eindbestemming te geven.

Wielklemmen zijn niet nieuw en duiken nu ook al op in het straatbeeld. Om de impact op het straatbeeld te beperken, wordt de wielklem slechts voor een korte periode, doorgaans maximaal dertig dagen, gebruikt. Pas nadien worden, indien noodzakelijk, gerechtskosten gemaakt.

Indien de betrokken persoon tijdens het beslag benadeeld is, kan die verhaal halen op de Staat of, indien er een misdrijf is gepleegd, op de verdachte.

Ook het arrondissement Luxemburg heeft dergelijke richtlijnen uitgevaardigd.

Alain Yzermans:

Ik dank u voor het antwoord, mevrouw de minister.

De bezorgdheid v.h. Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens over de staat van de rechtsstaat
Het verslag 2025 van het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM) over de rechtsstaat
Het verslag van het FIRM en het niet uitvoeren van rechterlijke beslissingen
Het verslag van het FIRM en de onderfinanciering van de justitie

Gesteld door

Vooruit Alain Yzermans
Les Engagés Aurore Tourneur
Ecolo Sarah Schlitz
Ecolo Sarah Schlitz

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Alain Yzermans:

Het Mensenrechteninstituut publiceert jaarlijks rapporten. We zullen daarover volgende week een toelichting ontvangen. Telkens valt op dat het respecteren en het schenden van de mensenrechten een actueel thema blijft, met name rond de overbevolking in de gevangenissen. Dat ondermijnt volgens het instituut het vertrouwen in Justitie en legt een hypotheek op lange termijn. Ik wil dat toch even onderstrepen.

Hoe gaat u met dat rapport om? Zult u werk maken van de 30 aanbevelingen die erin staan?

Aurore Tourneur:

Madame la ministre, comme vient de le préciser mon collègue, l'Institut Fédéral des Droits Humains (IFDH) vient de publier son rapport annuel. Ce rapport vise à nous sensibiliser aux défis structurels en la matière. D'après ce qui en ressort, une érosion insidieuse de l'État de droit a lieu dans notre pays. L'IFDH pointe notamment des enjeux qui relèvent de vos compétences, à savoir un manque chronique de moyens, une persistance de l'arriéré judiciaire, la non-exécution des décisions de justice et, ce dont nous avons longuement parlé, la surpopulation carcérale.

L'accord de gouvernement et votre note de politique générale reconnaissent explicitement l'importance de l'État de droit, mais l'IFDH nous demande d'aller plus loin en adoptant des mesures concrètes. Vous le savez, pour notre groupe, il est vraiment fondamental de tout mettre en œuvre pour veiller à garantir l'État de droit dans notre pays.

Il y a quelques semaines, en séance plénière, en répondant au collègue De Smet, vous avez eu l'occasion de détailler une série de mesures concrètes, que vous entendiez prendre pour répondre à ces défis. Sincèrement, nous les saluons.

Mais au-delà des mesures concrètes déjà évoquées, ma question porte aujourd'hui surtout sur votre diagnostic de fond de l'État de droit. Partagez-vous ce constat global de l'IFDH quant à l'érosion de l'État de droit en Belgique? Le rapport identifie de nombreux défis. Face à l'ampleur de la tâche et aux contraintes budgétaires que nous connaissons actuellement, quelles sont, selon vous, les défis le plus importants et les points essentiels qui doivent être traités en priorité?

Sarah Schlitz:

Monsieur le président, je m'en réfère à mes questions écrites.

Madame la ministre, l'Institut fédéral des droits humains consacre une large partie de son rapport 2025 à la dégradation structurelle de l'État de droit en Belgique, en particulier dans le domaine de la justice. Trois points, qui relèvent de vos compétences, méritent une attention prioritaire: la non-exécution des décisions de justice, l'arriéré judiciaire et le sous-financement chronique du système judiciaire.

En ce qui concerne le premier point, le rapport constate que "la non-exécution des décisions de justice par les autorités est, en Belgique, un problème sérieux (…) touchant aux principes fondamentaux de l'État de droit". L'IFDH rappelle qu'en dépit de plus de 10 000 jugements ordonnant à l'État fédéral de garantir un accueil digne aux demandeurs d'asile, ces décisions ne sont toujours pas respectées. Il souligne que ce manquement mine la séparation des pouvoirs et sape la confiance des citoyens dans les institutions. 59 % des belges interrogés ont déclaré être d'accord avec l'affirmation selon laquelle "il est fréquent que les instances publiques et les décideurs politiques ne respectent pas les décisions de justice et ne les mettent pas en œuvre."

Dès lors, mes questions sont les suivantes:

- Quels enseignements le Gouvernement entend-il tirer de ce rapport afin de corriger les graves manquements qu'il révèle?

- Quelles mesures votre ministère compte-t-il prendre pour garantir que les jugements rendus contre l'État belge soient effectivement exécutés dans des délais raisonnables?

- Envisagez-vous d'instaurer des sanctions ou des mécanismes de suivi lorsque l'administration ne respecte pas un jugement exécutoire et/ ou persiste à ne pas le respecter?

- Enfin, le rapport de l'IFDH recommande d'inscrire dans la loi des garanties concernant l'état de droit et les droits humains. Envisagez-vous de légiférer en ce sens?

Madame la ministre, l'Institut fédéral des droits humains consacre une large partie de son rapport 2025 à la dégradation structurelle de l'État de droit en Belgique, en particulier dans le domaine de la justice. Trois points qui relèvent de vos compétences méritent une attention prioritaire: la non-exécution des décisions de justice, l'arriéré judiciaire et le sous-financement chronique du système judiciaire.

Sur ce deuxième point, l'IFDH relève que "la durée excessive de certaines procédures judiciaires est, depuis des années, un problème structurel". En 2023, la Belgique a même été condamnée par la Cour européenne des droits de l'homme parce que les recours destinés à indemniser les victimes de procédures trop longues étaient eux-mêmes excessivement lents. Le Comité des ministres du Conseil de l'Europe a exhorté la Belgique à dresser une cartographie complète de l'arriéré judiciaire et à doter les juridictions les plus surchargées de moyens supplémentaires.

Le rapport dénonce un "manque chronique de moyens" au sein de la justice belge. La Belgique consacre seulement 0,22 % de son PIB à la justice, contre une médiane européenne de 0,28 %. Ce sous-financement se traduit concrètement par des palais de justice délabrés, des greffiers manquants, des interprètes impayés et des dossiers judiciaires détruits faute d'entretien des archives. L'IFDH estime que ce manque de ressources "mine les fondements mêmes de l'État de droit".

Ces constats appellent des réponses politiques claires et structurelles de la part de votre gouvernement, tant en matière de respect de l'autorité judiciaire que d'accès effectif à une justice indépendante, efficace et correctement financée.

Voici mes questions:

- Où en est la réalisation de cette cartographie de l'arriéré judiciaire?

- Quelles actions concrètes ont été entreprises pour réduire les délais de traitement des affaires civiles et pénales, en particulier dans les juridictions les plus engorgées?

- La réforme du Collège des cours et tribunaux pourrait-elle prévoir une analyse différenciée des délais selon les arrondissements, afin de cibler les moyens là où les besoins sont les plus urgents?

- Quelles demandes avez-vous formulées dans le cadre des négociations budgétaires 2026 pour renforcer les moyens humains et matériels de la justice?

- Garantissez-vous que ces moyens accrus ne soient pas conditionnés à des critères de performance définis par l'exécutif, afin de préserver l'indépendance du pouvoir judiciaire?

Annelies Verlinden:

Ik verwijs vooreerst naar het antwoord op een gelijkaardige vraag van de heer De Smet tijdens de plenaire vergadering van 16 oktober 2025. Het FIRM is als onafhankelijke openbare instelling bijzonder belangrijk voor de bescherming en bevordering van de grondrechten in België. De aanbevelingen van het Instituut zullen zorgvuldig worden onderzocht en sommige daarvan komen overeen met de aanbevelingen in het hoofdstuk over België in het verslag van de Commissie van 2025 over de rechtsstaat. Er zal worden nagedacht over de praktische mogelijkheden om de aanbevelingen die betrekking hebben op Justitie uit te voeren. Voor veel van die punten zijn al projecten lopende. Dat geldt bijvoorbeeld voor het wegwerken van de gerechtelijke achterstand, het omzetten van de anti-SLAPP-richtlijn en de overbevolking in de gevangenissen,.

Voorzitster: Kristien Van Vaerenbergh.

Présidente: Kristien Van Vaerenbergh.

Concernant l'arriéré judiciaire, des actions concrètes sont entreprises et mises en œuvre par divers acteurs dans plusieurs domaines, dont le recours aux modes alternatifs de règlements de litiges, la numérisation de la justice, la revalorisation de la fonction des magistrats et de fonctions associées à la bonne administration de la justice ou encore le recrutement des magistrats et du personnel de soutien.

Enfin, les sanctions ne me semblent pas appropriées pour l'administration. La question n'est pas tant de renforcer les sanctions, les mécanismes de suivi ou les garanties concernant l'état de droit. La difficulté réside plutôt dans l'allocation et la mise en œuvre des moyens nécessaires au respect des jugements rendus contre l'État dans un délai raisonnable, ce à quoi nous travaillons quotidiennement.

La réflexion menée au sein de mon administration en vue d'accélérer les procédures judiciaires, civiles et pénales et ainsi de lutter contre l'arriéré judiciaire se poursuit activement. Elle est alimentée par les propositions du terrain et l'intention est ensuite de travailler avec un groupe d'experts. Il s'agit d'un travail de longue haleine et, outre les mesures déjà identifiées dans l'accord de gouvernement, il n'est pas encore possible à ce stade de dresser une liste exhaustive des mesures envisageables.

Aurore Tourneur:

Merci madame la ministre. Pour les Engagés, l'État de droit constitue le socle de notre société démocratique. C'est la garantie du respect des droits humains, du respect du bon fonctionnement de la justice et de la confiance – qui nous semble essentielle – que les citoyens doivent avoir envers les autorités.

Sarah Schlitz:

Je n'ai rien à ajouter.

Het zoveelste gewelddadige incident in de drugsvrije afdeling van de gevangenis van Hasselt

Gesteld door

Vooruit Alain Yzermans

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Alain Yzermans:

De feiten zijn al uitvoerig in de media besproken, maar toch vind ik het belangrijk om nog even te onderstrepen wat mogelijke oplossingen kunnen zijn met betrekking tot de overbevolking in Hasselt. Op dit moment zitten we aan meer dan 142 % van de capaciteit. De geestelijke gezondheid van de gedetineerden, de overbevolking en de aanwezigheid van drugs zijn drie elementen die zorgen voor een gewelddadige cocktail. Verdovende middelen veroorzaken agressie en ondermijnen de veiligheid van het personeel. Alarmerend is dat er in één maand tijd minstens zes mensen bij incidenten gewond raakten. Mijn vragen zijn dan ook zeer pertinent.

Welke maatregelen hebt u heel specifiek genomen? Uit de situatie blijkt dat er een acute onderbezetting van het personeel in Hasselt is, waar het kader niet eens volledig is ingevuld. Er is momenteel een tekort van 41 personeelsleden ten opzichte van het kader. Daar moet dringend aan gewerkt worden en de vraag is op welke manier u dat wilt aanpakken.

Tot slot wil ik nog een vraag toevoegen aan het dossier, met name over Hasselt. Hoe staat het met het zwakstroomdossier dat inmiddels al meer dan een jaar loopt? Dat dossier moet bijdragen tot meer veiligheid in de algemene toestand van de gevangenis van Hasselt.

Annelies Verlinden:

Gedetineerden die op de drugsvrije afdeling verblijven, worden onderworpen aan drugstesten als onderdeel van het regime op die afdeling. Naast de drugstesten volgen de gedetineerden een drugsbehandeling. De nieuwe psychoactieve substanties die op de markt komen, zijn echter niet altijd detecteerbaar door middel van drugstesten. Dit incident maakt ons er nog sterker van bewust dat een hoge aandacht en alertheid onder het personeel nodig zijn om de eerste symptomen van dergelijk gedrag te herkennen, teneinde erger te voorkomen.

Kennis van deze nieuwe drugs is dan ook onontbeerlijk voor het personeel. Daarom voorzien we een actualisatie van de opleidingsmodule drugs, zowel in de basisopleiding als in de voortgezette opleidingen. De opleidingsmodule wordt ontwikkeld door het DG EPI samen met het Trimbos-instituut en de dienst Justitiële Inrichtingen in Nederland, aangezien zij recent hun opleiding hebben afgestemd op deze problematiek. De strijd tegen het gebruik van verboden middelen binnen penitentiaire inrichtingen kent verschillende aspecten en benaderingswijzen.

Wat betreft het repressieve luik bestaat er sinds meerdere jaren een protocolakkoord tussen het DG EPI en de directie Hondensteun van de federale politie. De lokale directies kunnen een beroep doen op hen om controles uit te voeren met speurhonden. Daarnaast beschikt het operationele team van de directie Integrale Veiligheid over detectiesystemen die sporen van illegale stoffen op voorwerpen en oppervlakken kunnen opsporen. Het operationele team kan eveneens tussenkomen op verzoek van lokale directies. Met deze drugsdetectie heeft het DG EPI bijzondere aandacht voor de nieuwe substanties op de markt. Ik verwijs ook naar het wetsontwerp tot invoering van verplichte drugstesten dat in deze commissie werd besproken.

Op het vlak van hulpverlening en behandeling van drugsgebruikers verwijzen we naar de projecten drugs en detentie van de FOD Volksgezondheid in samenwerking met het DG EPI, die in 2026 nog verder zullen worden uitgebreid naar andere inrichtingen. Nochtans is de gevangenis van Hasselt een van de eerste inrichtingen die een drugsvrije afdeling en een drugsbehandelingstraject hebben uitgerold. Een dergelijk ernstig incident bevestigt de nood aan meer drugstesten en aan een duurzame investering in een behandeling die niet vrijblijvend is, maar strikt moet worden opgevolgd.

In dit verband verwijzen we naar het lopende project Installatie van geweldloze cultuur , waar personeelsleden leren omgaan met concrete situaties op de werkvloer om agressie-incidenten te voorkomen. In overleg met de opdrachtnemer gaat er als concrete maatregel op korte termijn binnen de lopende opleiding bijzondere aandacht naar de eerste symptomen van agressief gedrag als gevolg van drugsgebruik en naar de tijdige detectie ervan. In Hasselt vindt dit plaats op 11 december.

Om de personeelstekorten in de gevangenis van Hasselt aan te pakken, werd op 27 maart een rekruteringsprocedure afgerond. De indiensttredingen lopen nog tot en met begin 2026. Daarnaast zal dit najaar nog een mutatiebeweging worden voorzien. Nadien zullen de resterende vacante posten opnieuw worden opengesteld, hetzij voor instroom, hetzij voor statutarisering , volgens de noden en in overeenstemming met de afspraken die in het protocol zijn vastgelegd.

Ten aanzien van de personeelsleden die het slachtoffer werden van incidenten en agressie worden maatregelen genomen om hen beter te begeleiden. Dat gebeurt ten eerste door middel van opvangteams, ten tweede door een interventie van de sociale dienst en ten slotte via psychologische begeleiding door een externe partner.

Dan kom ik aan uw vraag over het zwakstroomdossier. Dit dossier doorloopt momenteel de nodige administratieve wegen ten behoeve van de aanvaarding van de budgetten voor het gekoppelde onderhoudscontract. De 12 camera’s die de meest kritische plaatsen behandelen, zijn geleverd, geïnstalleerd en actief.

Bovendien zal een dossier worden bestudeerd om nog ongeveer 50 camera’s opnieuw in dienst te stellen, om in afwachting van een gefinaliseerd zwakstroomdossier zoveel mogelijk beelden te kunnen recupereren. De budgetten daarvoor zullen worden voorzien.

Alain Yzermans:

Het verheugt mij dat u alert reageert met betrekking tot de camera’s en dat u extra camera’s zult voorzien, waardoor de veiligheid in de gevangenis beter kan worden gegarandeerd. Drugs vormen een groot probleem in de gevangenissen. De narcostaat in de gevangenissen groeit. Ik pleitte vroeger al om dit via een bijzondere werkgroep of taskforce te bekijken, aangezien de aansturing van de narcobuitenwereld ook van binnenuit gebeurt. Daarom is het van groot belang dat de drugsvrije afdelingen daadwerkelijk drugsvrij blijven. Een korte opvolging en regelmatige controles zijn noodzakelijk, inderdaad met speurhonden. Er moeten controles gebeuren, maar gespecialiseerde trajecten van drugshulpverlening voor de patiënten, in dit geval gedetineerden, zijn eveneens wenselijk. .

De nood aan meer jeugdrechters ten gevolge van de stijgende jeugdcriminaliteit
De structurele aanpak van de werklast bij de jeugdrechtbanken

Gesteld door

VB Marijke Dillen
N-VA Kristien Van Vaerenbergh

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, het is hier vandaag al verschillende keren aan bod gekomen, maar er is een duidelijk stijgende trend in de jeugdcriminaliteit, vooral zichtbaar in een toename van het aantal jeugdige verdachten sinds 2021 en een stijging van het aantal jongeren in gesloten instellingen. Er is ook een sterke toename van wapen- en gewelddelicten en van drugsgerelateerde feiten.

Daarnaast is er een toename van het aantal minderjarige meisjes die verdacht worden van misdrijven. Uit het jaarrapport van de federale politie blijkt tevens een aanzienlijke stijging van minderjarigen die betrokken zijn bij zware en zeer zware dossiers. Er is echter niet alleen een stijging in de strafdossiers, er is helaas ook een toename van familiaal gerelateerde dossiers. Verder wordt vastgesteld dat de dossiers steeds complexer worden.

Dit heeft uiteraard gevolgen voor de werkdruk van de jeugdrechtbanken, die aanzienlijk is gestegen. Helaas zijn er onvoldoende jeugdrechters per gerechtelijk arrondissement, wat tot gevolg heeft dat zij onvoldoende tijd hebben. Er zijn dringend meer jeugdrechters nodig.

Ook in de 100 voorstellen onder de noemer "Vijf voor twaalf voor Justitie", opgesteld door de korpsoversten van de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg, wordt deze problematiek aangekaart. Een maximum van 400 jongeren per jeugdrechter is nodig voor een kwalitatieve rechtsbedeling en -opvolging.

De facto tellen de kabinetten vandaag echter ruim meer dan 500 minderjarigen per jeugdrechter, waardoor zij onvoldoende tijd hebben. Instellingsbezoeken zijn daardoor bijvoorbeeld vaak onmogelijk. Zo heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen vier extra jeugdrechters nodig – uiteraard met bijkomende griffiers en ondersteunend personeel – en de rechtbank in Limburg twee.

Ik neem aan dat u op de hoogte bent van de ernst van deze problematiek. Werd er een initiatief genomen om dit probleem op het terrein te onderzoeken per gerechtelijk arrondissement? De cijfers die ik zojuist heb gegeven, betreffen Antwerpen en Limburg. Zo ja, wat zijn de resultaten? Zo niet, wordt dat onderzoek nog gepland?

Daarnaast hebben de korpsoversten van de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg inmiddels duidelijk aan de alarmbel getrokken en vragen zij onmiddellijke actie. Bent u bereid reeds een aantal initiatieven te nemen om met hoogdringendheid meer jeugdrechters te voorzien, zodat elke jeugdrechter voldoende tijd heeft voor de behandeling van elk dossier – en dat in het belang van een kwalitatieve rechtsbedeling?

Kristien Van Vaerenbergh:

Ik verwijs naar mijn tekst zoals ingediend.

De stijgende jeugdcriminaliteit en de toenemende complexiteit van dossiers zorgen voor een aanzienlijke werkdruk bij de jeugdrechtbanken. In meerdere arrondissementen ligt het aantal dossiers per jeugdrechter ver boven de aanbevolen norm, waardoor de kwaliteit van de rechtsbedeling onder druk komt te staan. Deze problematiek werd recent opnieuw benadrukt in de honderd stellingen die door de korpsoversten van de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg ook aan u werden overgemaakt, in het kader van de protestacties van magistraten eerder deze maand. Hierin wordt expliciet gewezen op het feit dat een jeugdrechter een maximum aantal jongeren zou mogen opvolgen om kwalitatief werk te kunnen leveren, terwijl dat maximum in de praktijk systematisch wordt overschreden. Dit leidt niet tot een efficiëntere of transparantere werking, maar eerder tot een tekort aan gerechtigheid: personeel raakt overbelast, jongeren die delicten plegen krijgen minder opvolging, grondige bezoeken aan instellingen en bemiddeling worden bijzaak. Verschillende jeugdrechtbanken in diverse arrondissementen roepen dan ook, volstrekt begrijpelijk, om versterking.

Mijn vragen:

Hoe staat u tegenover de werklastmeting binnen de jeugdrechtbanken?

Worden de cijfers die betrekking hebben op de tekorten systematisch opgevolgd en gebruikt bij de toewijzing van magistraten binnen de gerechtelijke arrondissementen?

Overweegt u om, in het kader van de hervorming van de rechterlijke orde, structurele maatregelen te nemen om de werklast evenwichtiger te verdelen en overbelasting op het terrein te vermijden?

Tot slot, kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken in het Brussels gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde met haar snelgroeiende bevolking en waar de druk op de jeugdrechters en de parketten al enige tijd bijzonder hoog is ?

Annelies Verlinden:

Mevrouw Dillen, mevrouw Van Vaerenbergh, ik ben mij volledig bewust van de toename van het aantal zaken van jeugddelinquentie en van de moeilijkheden die ontstaan door het gebrek aan jeugdrechters om die zaken te behandelen. Die kwesties staan al lange tijd centraal. Ik heb ze aan de orde gesteld in verschillende recente politieke verklaringen en heb daarbij ook maatregelen aangekondigd om ze aan te pakken.

Er zijn veel verklaringen voor de toename van jeugddelinquentie, zoals schooluitval en uitbuiting van minderjarigen door criminele bendes. Ik stel bovendien vast dat jeugdrechters niet altijd adequaat kunnen reageren, onder meer wegens tijdsgebrek, en soms gedwongen zijn om jongeren vrij te laten bij gebrek aan plaatsen in de gesloten instellingen van de gemeenschappen. Aan het begin van het gerechtelijk jaar, op 1 september, heb ik gewezen op de grote uitdagingen inzake jeugddelinquentie, in het bijzonder de uitbuiting van minderjarigen door criminele drugbendes. Ik leg momenteel de laatste hand aan een wetsontwerp dat spoedig in het Parlement zal worden ingediend en dat voorziet in zwaardere straffen voor de leiders van die netwerken.

Tegelijk wil ik aandringen op het inzetten van preventieve maatregelen, want jeugddelinquentie is een maatschappelijk probleem dat niet alleen door Justitie kan worden opgelost. Justitie bevindt zich aan het einde van de keten. We moeten met alle partners, op federaal, gemeenschaps- en gewestniveau, samenwerken om dat probleem aan te pakken.

De werklastmeting behoort tot de bevoegdheid van het College van het openbaar ministerie en het College van de hoven en rechtbanken voor de hoven en rechtbanken. De resultaten van een eerste tijdsbestedingsonderzoek leveren al waardevolle informatie op over de verdeling van de werklast. Dat rapport werd uitgebracht in februari 2024 en is beschikbaar op de website. De resultaten worden gebruikt om, op eensluidend advies van het College, een koninklijk besluit voor te bereiden overeenkomstig artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek. Het gaat om de verschuiving van zeventien plaatsen van magistraten. Die verschuiving, die de resultaten van het rapport volgt, is voornamelijk bedoeld om de rechtbanken van eerste aanleg bijkomend te versterken.

De toewijzing van materies aan magistraten binnen een entiteit behoort tot de bevoegdheid van de korpschef.

De resultaten van de werklastmeting van het openbaar ministerie zullen de komende maanden worden voorgelegd, zo werd mij intussen bevestigd.

Daarnaast werd in het kader van het hefboomplan een budget van 21 miljoen euro toegewezen aan de rechterlijke orde, waarvan 12 miljoen euro aan de hoven en rechtbanken. Met dat budget kunnen meer rechters, raadsheren en ondersteunend personeel worden aangeworven om de afgesproken doelen te behalen. We begrijpen dat meer nodig zal zijn om aan alle noden binnen justitie te voldoen. Daarom is er ook de meervraag.

Mevrouw Van Vaerenbergh, voor de vraag met betrekking tot de situatie in het gerechtelijk arrondissement Halle-Vilvoorde, verwijs ik naar het uitvoerige antwoord dat ik al heb gegeven op uw vraag nr. 8791.

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

Bewustzijn is één zaak, maar handelen en kordaat aanpakken, is nog iets anders. Ik vrees dat u ook hier weer zult stoten op het budgettair probleem waarmee justitie kampt. Daarover hebben we het daarstraks al uitvoerig gehad.

U spreekt over de resultaten van de werklastmeting die in februari 2024 zijn voorgesteld. Ik vind het onbegrijpelijk dat men nog steeds bezig is met de voorbereidingen om dat KB in de praktijk om te zetten. Wanneer verwacht u daarvan de resultaten?

Kristien Van Vaerenbergh:

Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. We kijken inderdaad uit naar het ontwerp dat u eerstdaags in het Parlement zult indienen en het KB dat gevolg moet geven aan de werklastmeting. We wachten immers al zeer lang op het in de praktijk brengen van de resultaten van die werklastmeting, zodat die middelen op een goede manier kunnen worden ingezet.

De ontsnapping van geïnterneerde Rutger Van den Brande
De ontsnapping van een geïnterneerde op de parking van het FPC te Gent
De veiligheid in het FPC van Gent en de interneringen
De nieuwe ontsnapping van twee gevaarlijke geïnterneerden uit het FPC Gent
Een nieuwe ontsnapping van twee gedetineerden uit het FPC Gent
De ontsnappingen uit het FPC van Gent

Gesteld door

N-VA Sophie De Wit
VB Marijke Dillen
Vooruit Alain Yzermans
N-VA Sophie De Wit
VB Marijke Dillen
Groen Stefaan Van Hecke

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, ik verwijs naar mijn beide schriftelijke vragen.

Geachte minister,

De recente ontsnapping van de geïnterneerde Rutger Van den Brande roept ernstige vragen op over de veiligheidsprocedures bij uitgaansvergunningen en de bescherming van slachtoffers binnen het interneringsstelsel. Hij kreeg van de KBM een uitgaansvergunning om donderdag een zitting over schadevergoeding bij te wonen, maar kon tijdens zijn terugkeer aan het FPC Gent ontsnappen. Er was hierbij begeleiding door slechts 1 medewerker van het FPC en geen politiebegeleiding.

Tijdens de zitting werd het slachtoffer plots geconfronteerd met haar dader, zonder vooraf verwittigd te zijn. Volgens het parket waren de nodige formulieren bij de dienst Slachtofferonthaal voor de voorafgaandelijke verwittiging niet ingevuld. Haar advocaat verklaarde die documenten nooit te hebben gezien. Na de ontsnapping werd het slachtoffer naar een veilige locatie gebracht en de federale politie zette de man zelfs op de nationale Most Wanted-lijst.

Hoewel de betrokkene intussen gelukkig opnieuw is opgepakt, legt deze zaak fundamentele tekortkomingen bloot in de veiligheidsbeoordeling bij uitgaansvergunningen, de coördinatie tussen FPC, parket en KBM en de informatie aan slachtoffers.

Mijn vragen:

Hoe evalueert u de gang van zaken rond deze ontsnapping en arrestatie? Werd al een interne evaluatie opgestart binnen Justitie, het FPC Gent en de KBM om fouten in de veiligheidsprocedure te identificeren?

Hoe kan het dat het slachtoffer niet vooraf werd verwittigd van de aanwezigheid van haar dader. Welke maatregelen neemt u om dergelijke administratieve fouten bij slachtofferregistratie te voorkomen?

Wat was het actuele statuut van de betrokkene? Werden eerder vrijheidsuitbreidingen toegestaan, en zo ja, op welke gronden en met welke veiligheidsvoorwaarden?

Kwam de KBM tussen bij elke vrijheidsuitbreiding of enkel bij deze uitgaansvergunning? Acht u de bevoegdheidsverdeling tussen KBM, FPC en parket voldoende duidelijk?

Wie bepaalde de aard van de uitgaansvergunning en de begeleidingsgraad? Was dat in lijn met het risicoprofiel en de drie interneringsmaatregelen? Waarom was er geen politiebegeleiding en acht u structurele politiebegeleiding wenselijk bij geïnterneerden met een hoog risicoprofiel?

Hoe verklaart u dat iemand die later op de nationale Most Wanted-lijst kwam en als gevaarlijk geldt, voordien als ‘veilig genoeg’ werd ingeschat voor een dagpas? Worden risicobeoordelingen geëvalueerd na incidenten?

Acht u het aangewezen om zittingen van de KBM voortaan binnen het FPC te organiseren bij geïnterneerden met een hoog risicoprofiel, om kosten en veiligheidsrisico’s te beperken?

Geachte minister,

Nog geen twee weken na de ontsnapping van de geïnterneerde Rutger Van den Brande zijn opnieuw twee geïnterneerden, Jason D. en Wesley H., uit het FPC Gent ontsnapt. Beiden werden later opgepakt in Blankenberge, maar de feiten roepen ernstige vragen op over de veiligheid en risicobeoordeling binnen het FPC Gent en onze FPC’s in het algemeen.

Het gaat opnieuw om twee gevaarlijke geïnterneerden die wegens zware geweldsdelicten werden opgesloten en onmiddellijk op de nationale Most Wanted-lijst werden geplaatst. Eén van hen, Wesley H., ontsnapte eerder al in 2010, pleegde toen nieuwe geweldfeiten en werd nadien opnieuw geïnterneerd. Dat iemand met zo’n voorgeschiedenis vandaag opnieuw kon ontkomen, maakt dit incident des te verontrustender en wijst op mogelijke structurele tekortkomingen in het risicobeheer binnen de FPC’s.

Ik heb volgende vragen voor u:

Hoe verklaart u dat zich in Gent op twee weken tijd al twee ontsnappingsincidenten met gevaarlijke geïnterneerden hebben voorgedaan, één tijdens een begeleide terugkeer en één vanuit het centrum zelf waarbij zelfs twee personen tegelijk konden ontkomen, onder wie iemand tijdens een eerdere interneringsperiode al eens wist te ontsnappen? Werd intussen een interne of externe veiligheidsaudit opgestart om de oorzaken te onderzoeken?

Wat was het actuele statuut van deze hoogrisicogeïnterneerden binnen het FPC Gent? Onder welk veiligheidsniveau of observatieregime vielen zij en wordt dat nu geëvalueerd of herzien om herhaling te voorkomen?

In welke mate spelen personeelsdruk, verloop of onderbezetting binnen het FPC Gent een rol bij ontsnappingen als deze en voorziet u bijkomende maatregelen inzake personeel, opleiding of veiligheidscoördinatie om dit te voorkomen?

Welke methodiek wordt binnen de FPC’s gebruikt voor de risicobeoordeling van geïnterneerden met een hoogrisicoprofiel? Hoe wordt bij herhaalde internering of eerdere ontsnappingen dat risicoprofiel meegenomen in beslissingen over detentieregime, toezichtsniveau of vrijheidsbeperkingen? Beschikt de FOD Justitie over een geactualiseerd overzicht van deze groep en hoe gebeurt hun federale opvolging?

Zal deze ontsnapping leiden tot een bredere evaluatie van de veiligheidsorganisatie en het risicobeheer in alle FPC’s en hoe wordt toegezien op de uitvoering van eerdere aanbevelingen?

Hoe verliep de samenwerking tussen het FPC, de FOD Justitie en de federale politie bij deze ontsnapping, onder meer wat betreft de activering van de Most Wanted-lijst? Bestaan hierover gestandaardiseerde afspraken of protocollen?

Marijke Dillen:

Mevrouw de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijke vragen.

Donderdag jl. is een geïnterneerde ontsnapt. Hij had een inleidingszitting bijgewoond in het Justitiepaleis van Antwerpen, m.b.t. de schadevergoeding aan zijn slachtoffer. Het betreft een uiterst gevaarlijke man, veroordeeld voor o.a. moordpoging, verkrachting, foltering, zware diefstal in bende en weerspannigheid. Hij verbleef in het FPC te Gent.

De man had een uitgaansvergunning voor de zitting. Na afloop keerde hij terug naar het FPC, waar hij op de parking wist te ontsnappen. Hij bleef tot zondag spoorloos. Dankzij de plaatsing op de Most Wanted-lijst en een opsporingsbericht kon hij gelukkig opnieuw worden opgepakt en geïnterneerd. Mogelijke drama's werden zo vermeden.

Het slachtoffer woonde eveneens de zitting bij, maar werd niet gewaarschuwd dat de dader daar ook zou zijn.

Kan de minister toelichting geven over deze ontsnapping en de omstandigheden? Hoe werd deze gevaarlijke man begeleid van en naar het FPC Gent?

Iedereen heeft het recht om op zittingen aanwezig te zijn, maar is het werkelijk nodig dat een zwaar geïnterneerde fysiek aanwezig is op een inleidende zitting, waar alleen conclusietermijnen en een pleitdatum worden vastgelegd? Hoe werd de uitgaansvergunning toegekend en is hierbij rekening gehouden met de aard van de zitting? Hoe werd het risico ingeschat?

Het slachtoffer werd niet verwittigd van de aanwezigheid van de dader, wat bijzonder traumatisch is, zeker gezien diens ontsnapping. Volgens het Parket had ze niet gereageerd op het aanbod van de Dienst Slachtofferonthaal om informatie te blijven ontvangen. Dat mag geen vereiste zijn. Dergelijke verwittiging zou standaard moeten gebeuren.

Is de minister bereid om een initiatief te nemen zodat slachtoffers en/of hun advocaten altijd vooraf worden geïnformeerd over de eventuele aanwezigheid van de dader op zittingen die hen aanbelangen? De kostprijs hiervan is miniem.

Opnieuw zijn twee zeer gevaarlijke geïnterneerden vrijdag 30 oktober kunnen ontsnappen uit het FPC in Gent. Het betreft twee personen die geïnterneerd zijn voor zeer zware geweldsdelicten. De ontsnapping is blijkbaar kunnen gebeuren tijdens een begeleid werkatelier. Ze werden onmiddellijk op de Most Wanted lijst geplaatst en gelukkig werden ze snel terug gevat. Eén van hen was in 2010 al eens kunnen ontsnappen uit het psychiatrisch centrum in Zelzate en nam in 2020 deel aan een gewelddadige gijzeling van 3 personeelsleden in het FPC Antwerpen.

Het is de tweede ontsnapping uit het FPC in Gent op twee weken tijd.

Kan de minister meer toelichting geven betreffende deze ontsnapping?

Welke maatregelen werden er genomen tegen deze twee zeer gevaarlijke geïnterneerden?

Is er nood aan een verhoogde beveiliging in het FPC in Gent?

Alain Yzermans:

Mevrouw de minister, u hebt binnen de taskforce Interneringen belangrijke beslissingen genomen om samen met minister Vandenbroucke oplossingen te zoeken voor de 1.100 geïnterneerden die zich momenteel in onze gevangenissen bevinden.

De veiligheid en het onvoorspelbare gedrag van de vele psychisch kwetsbare personen binnen de FPC’s en in detentie vormen een grote uitdaging voor onze hulp- en zorgverlening. Deze personen kunnen risicovol, onvoorspelbaar of acting-outgedrag vertonen, waardoor conflicten sneller escaleren. De gevangenisomgeving, waar de levensomstandigheden door acute overbevolking onder enorme druk staan, is geen zorgzame context voor mensen met een dergelijke psychische kwetsbaarheid.

Ik verwijs naar het actieplan van minister Vandenbroucke, waarin een aantal aspecten rond extra capaciteit in verschillende reguliere vormen worden uitgewerkt. Ik verwijs voorts naar de vijf concrete vragen die ik heb gesteld in de schriftelijke neerslag van mijn mondelinge vraag.

Wat ik belangrijk vind, is dat we ondanks de aanpassing van de interneringswet in 2016 toch een forse toename zien van interneringsuitspraken. Er zijn er mensen die uitstroomden, maar er komen er ook nieuwe bij. De eerste resultaten van het onderzoek – er lopen immers twee studies – van het NICC zijn niet eenduidig en wijzen onder meer op procedurele vertragingen binnen de kamer voor de bescherming van de maatschappij. Komen die resultaten nog naar buiten?

Daarnaast heb ik nog twee kleine deelvragen. U stelt dat het beveiligd klinisch observatorium in de gevangenis van Haren zou openen, met 15 plaatsen tegen juli 2025 en een dertigtal plaatsen tegen het einde van dit jaar. Hoe komt het dat dit centrum nog steeds niet operationeel is?

Tot slot, kunt u toelichten wat de evolutie is van de adviesachterstand bij de gevangenisdirectie en de psychosociale dienst? Ik heb daarover al een aantal vragen gesteld, maar ik ontving nog steeds geen antwoord. Dank u.

Stefaan Van Hecke:

Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de tweede ontsnapping, maar ook ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.

Afgelopen week kregen we het nieuws dat twee geïnterneerde personen ontsnapt waren uit het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) in Gent. Deze personen werden door de federale politie als “gevaarlijk" omschreven. Na een klopjacht konden de twee uiteindelijk in Blankenberge worden opgepakt.

Het is niet het eerste incident. Het gaat om de tweede ontsnapping in twee weken tijd. De vorige ontsnapte kon snel worden gevat na opname op de Most Wanted-lijst.

Ik heb hierbij volgende vragen:

Onder welke omstandigheden kon deze ontsnapping plaats vinden? Welke veiligheidsmaatregelen waren er op dat moment van kracht?

Was er bij deze ontsnapping sprake van een menselijke fout, een technisch probleem, een organisatorisch probleem,…?

Na hoeveel tijd werd de federale politie ingeschakeld? Hoe verliep de samenwerking tussen het FPC, het parket en de politiediensten tijdens de opsporing?

Wat waren de aanbevelingen na vorige vergelijkbare ontsnappingsincidenten? Werden die gevolgd? Hoe verklaart u dat deze ontsnapping desondanks toch heeft kunnen plaatsvinden?

Wordt er een intern onderzoek gevoerd naar de precieze omstandigheden?

Was het voorziene bewakingspersoneel aanwezig op het moment dat de ontsnapping kon plaatsvinden?

Welke bijkomende veiligheids- en toezichtsmaatregelen worden nu genomen in het FPC Gent en in de andere FPC's?

Hoe zal u nieuwe ontsnappingsincidenten in de toekomst voorkomen?

Annelies Verlinden:

Collega's, ik wil eerst en vooral onderstrepen dat de twee incidenten die zich recent hebben voorgedaan in het FPC Gent wat betreft aard, omstandigheden en gevolgen duidelijk van elkaar moeten worden onderscheiden. Waar het eerste incident drie weken geleden een ontvluchting na een uitgaansvergunning betrof, ging het tweede incident van vorige week om een ontsnapping uit de instelling zelf.

Ik start met het eerste incident. Het gaat om een geïnterneerde die werd geplaatst in het FPC Gent in uitvoering van een beslissing van de KBM. In het kader van die beslissing werden aan hem door de KBM medische uitgaansvergunningen toegekend en later ook juridische, therapeutische en familiale vergunningen en dat telkens onder begeleiding en onder voorwaarden. Elke uitgaansmodaliteit wordt, zoals de wet voorschrijft, toegekend door de bevoegde KBM na adviesverlening door het FPC en het parket, zodat de KBM een goed geïnformeerde beslissing kan nemen. Over de procedure inzake de adviesverlening door het FPC, het bepalen van de noodzakelijke begeleiding tijdens de modaliteit en de reden waarom deze begeleiding door het FPC als proportioneel werd beoordeeld, dien ik u door te verwijzen naar de minister van Volksgezondheid, onder wiens bevoegdheid de FPC's vallen. Bij terugkomst na de zitting zette de betrokkene het plots op een lopen op de parking, waarna hij korte tijd voortvluchtig was.

Het tweede incident van 31 oktober betrof twee geïnterneerden die deelnamen aan een arbeidstherapieblok in de tuin van het FPC Gent. Tijdens deze activiteit zijn zij via een verlichtingspaal over het hek geklommen en zo tot op de parking van de instelling geraakt. Een personeelslid sloeg onmiddellijk alarm, de hekdetectie trad in werking en de controlekamer verwittigde de politie. De politie kreeg via de interne meldingsprocedure meteen alle nodige informatie, inclusief recente foto's. De betrokkenen werden kort nadien opnieuw gevat.

Zo'n ontvluchting is eerder uitzonderlijk. Sinds de start van het FPC Gent in 2014 en het FPC Antwerpen in 2017 hebben zich nog maar vijf ontvluchtingen voorgedaan. Elke ontvluchting of poging daartoe wordt grondig geanalyseerd. Wanneer uit deze analyses concrete aanbevelingen naar voren komen om de veiligheid te verhogen - of dat nu materiële, procedurele of relationele veiligheid betreft -, worden deze vanzelfsprekend doorgevoerd in samenspraak met alle betrokken partners zijnde de Regie der Gebouwen, de FOD Volksgezondheid en de FOD Justitie.

Ook in deze casus moet ik u voor meer details over de precieze omstandigheden van de ontsnapping en de genomen maatregelen doorverwijzen naar Volksgezondheid.

Collega’s Van Hecke en De Wit, jullie vroegen naar de samenwerking tussen de FPC Gent, de FOD Justitie en de federale politie. Die samenwerking verliep op professionele wijze, met regelmatig constructief overleg tussen de betrokken partijen. Vlak na de ontsnapping werd de lokale politie verwittigd door de directie van de FPC Gent, zoals voorzien. De lokale politie nam daarop de eerste dringende maatregelen.

Gelet op het uitblijven van resultaten op korte termijn nam het FAST-team van de federale politie op eigen initiatief contact met de lokale politie en bood hulp aan. Daarbij werd voorgesteld de betrokkene op te nemen op de lijst van Belgian’s Most Wanted . Deze optie werd voorgelegd aan de bevoegde magistraten, die onmiddellijk hun akkoord gaven. De publicatie werd vervolgens uitgevoerd door de Centrale Directie van de Gerechtelijke Operaties van de federale politie.

De volgende ochtend werden beide personen na melding door een plichtsbewuste burger gevat door de lokale politie van Blankenberge. De verantwoordelijkheden van en de samenwerking tussen de respectieve partijen staan beschreven in de WPA en in de rondzendbrief COL821 van het College van procureurs-generaal. Het gebruik van de lijst Belgian’s Most Wanted in dergelijke casussen maken het voorwerp uit van een recente richtlijn, die ik eind september heb ondertekend.

Collega Yzermans, u vroeg naar de stand van zaken van de taskforce Internering en meer specifiek naar de extra capaciteit ervan en naar het onderzoek van het NICC en het Beveiligd Klinisch Observatiecentrum. De procedure voor de 90 extra plaatsen in zorghuizen loopt volgens schema. Voor meer details en de timing verwijs ik opnieuw naar Volksgezondheid.

Daarnaast zal de Regie een technische haalbaarheidsstudie uitvoeren voor de bouw van modulaire units op het terrein van de beide FPC’s. Het NICC heeft zijn onderzoek recentelijk afgerond en de resultaten gepresenteerd. Het gaat om een cartografisch onderzoek dat in kaart brengt welke wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn om de stijging van het aantal interneringsuitspraken te verklaren en na te gaan welke elementen er nog ontbreken.

Het rapport laat dus niet toe om sluitende conclusies te trekken, maar vormt de basis voor verder onderzoek. Het rapport zal aan het Parlement worden bezorgd, maar wij bekijken alvast hoe enkele bevindingen kunnen worden vertaald in beleid.

Het beveiligd klinisch observatiecentrum is operationeel en verwerkt inmiddels 15 dossiers. Het team dient verder te worden versterkt om alle in observatie gestelden onder te brengen in het gebouw van het BKOC in Haren. Hiervoor werden middelen gevraagd in het kader van de begroting voor 2026. Deze aanwervingen zullen dus vertraging oplopen.

Wat uw vraag betreft over adviezen en een eventuele achterstand, verzoek ik u daarvoor een schriftelijke vraag in te dienen.

Tot slot wil ik in het algemeen nogmaals onderstrepen dat de twee recente incidenten in het FPC Gent grondig worden onderzocht, samen met alle betrokken actoren. Waar nodig zullen deze leiden tot gerichte verbetermaatregelen. Er komt een vergadering tussen de administratie en het FPC. In deze casus werd de begeleiding door het FPC tijdens de uitgaansvergunning, op basis van de bovengenoemde risicotaxatie, als passend en proportioneel beoordeeld. Voor meer informatie over de procedure en de lessons learned , verwijs ik u graag naar de FOD Volksgezondheid.

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, ik probeer het me voor te stellen. Iemand die onmiddellijk op een mostwantedlijst wordt gezet, iemand met niet bepaald een eenvoudig profiel, wat ook blijkt uit de manier waarop hij werd teruggebracht, mag onder begeleiding van één medewerker van de instelling gewoon mee naar buiten. Die persoon wordt begeleid door een jonge dame, terwijl men weet welke feiten aan de basis lagen van zijn opname. Ik probeer me dat echt voor te stellen. Ik ben een mama van vier en mijn kinderen zeggen dat ik overbezorgd ben. Toch probeer ik me in te beelden hoe zoiets kan gebeuren.

U hebt gelijk, we moeten twee zaken van elkaar onderscheiden, maar die risicotaxatie lijkt mij cruciaal. Het feit dat het slachtoffer werd geconfronteerd met de dader zonder daarop voldoende voorbereid te zijn, laat ik nog in het midden. Hoe komt men er echter eigenlijk toe om zo iemand te laten begeleiden door alleen een jonge dame? Uit de manier waarop hij werd opgepakt en teruggebracht blijkt immers dat het niet over de eerste de beste gaat. Er is daar echt werk aan de winkel.

Het maakt mij niet uit onder wiens bevoegdheid dit precies valt, maar ik denk dat u dat best samen met uw collega-minister bekijkt. Dat is dan wel een man, mevrouw de minister. We moeten echter echt voorzichtig zijn. Niet iedereen die geïnterneerd is, is even gevaarlijk, dat zeg ik zeker niet. Databeheer is echter belangrijk. Justitie kent zijn gevangenen niet en blijkbaar geldt dat ook voor de geïnterneerden in die context. Daar ligt een belangrijk werkpunt, om te vermijden dat er grote malheuren gebeuren.

In dit geval hebben we volgens mij veel geluk gehad dat de betrokkene snel opnieuw kon worden gevat. Dat het in mijn buurgemeente is gebeurd, is louter toevallig, maar ik ben blij dat men hem heeft kunnen oppakken en snel, voor er iets kon gebeuren. We moeten echt waken over de risicotaxatie. Daar ligt een belangrijke crux voor de beveiliging van onze samenleving.

Marijke Dillen:

Dank voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik sluit mij graag aan bij de repliek van collega De Wit. In dat dossier ging het over een geïnterneerde die bijzonder zware feiten heeft gepleegd. Het gaat om moordpoging, verkrachting, foltering, zware diefstal in bende en weerspannigheid. Dat zijn stuk voor stuk zeer ernstige criminele feiten. Ik begrijp dan ook niet hoe de analyse van het mogelijke risico op die manier werd ingevuld. Die man wordt bij het verlaten van het FPC begeleid door een vrouwelijke medewerker. Ik acht dat een onverantwoorde beslissing.

Los daarvan moet men zich afvragen of het absoluut noodzakelijk is dat een geïnterneerde en hetzelfde geldt voor een gedetineerde aanwezig is op een inleidingszitting. Op een inleidingszitting worden enkel de conclusietermijnen tussen de raadsman van de geïnterneerde en de raadsman van de slachtoffers en een pleitdatum en -uur vastgesteld. Was het echt nodig om die man over te brengen van het FPC Gent naar de rechtbank in Antwerpen? Ik heb daar vragen bij.

Voor de duidelijkheid, mevrouw de minister, die opmerking zou ik niet geven voor het geval dat dan de procedure ten gronde zou worden behandeld. Iedereen heeft recht om aanwezig te zijn op zittingen die hem aanbelangen, maar dat geldt niet voor het vaststellen van een conclusiekalender.

Ik kreeg geen antwoord op mijn vraag over het slachtoffer, dat blijkbaar ook aanwezig was op de inleidingszitting en niet op de hoogte was dat de dader van de gruwelijke feiten aanwezig zou zijn. Volgens het parket zou zij niet gereageerd hebben op het aanbod van de dienst slachtofferonthaal om geïnformeerd te worden na het vonnis tot internering. Mevrouw de minister, dat zou eigenlijk een automatisme moeten zijn. Ik dring er bij u op aan om ter zake een initiatief te nemen. De kostprijs daarvan is zeer gering.

Alain Yzermans:

Mevrouw de minister, enkele maanden geleden stelde ik schriftelijk een vraag over de psychosociale dienst, maar ik kreeg daarop geen antwoord.

Annelies Verlinden:

(…).

Alain Yzermans:

Mevrouw de minister, dat weet ik. De vraag is gesteld en ik heb nog altijd geen antwoord ontvangen. Ik zal het navragen. Anders stel ik ze opnieuw.

Annelies Verlinden:

(…).

Alain Yzermans:

Mevrouw de minister, ik heb ze in mei gesteld.

Stefaan Van Hecke:

U bent inderdaad een van de weinige ministers die 100 % scoort op het tijdig beantwoorden van schriftelijke vragen, zo blijkt uit een overzicht dat in de Conferentie van voorzitters werd gegeven. Mijn dank daarvoor. Het is logisch dat mensen daar veel vragen over stellen. Hoe is het mogelijk dat iemand met zo'n profiel niet door de politie, maar door een medewerkster van het FPC werd begeleid op een zitting? Het slachtoffer was niet op de hoogte en werd geconfronteerd met de dader terwijl er geen politie in de zaal aanwezig was. Dat vraagt toch wel enige reflectie. Dat betekent niet dat iemand die zware misdrijven heeft gepleegd, niet naar een zitting kan gaan, of na eerdere uitgaansvergunningen positief geëvalueerd kan worden. Als er slachtoffers aanwezig zijn, is dat echter iets bijzonder delicaats. Dat is één zaak. De tweede ontsnapping gebeurde via een verlichtingspaal. Ik vraag me af hoe dat mogelijk is Dit lijkt mij een structureel probleem. Ik denk dat men in alle gevangenissen of FPC's probeert te voorkomen dat men makkelijk kan ontsnappen. Als iemand op een verlichtingspaal kan kruipen en zo de omgeving kan bereiken, dan is die paal waarschijnlijk niet goed geplaatst. Dat is eerder een structureel probleem. Verder noteer ik dat we veel vragen moeten stellen aan de minister van Volksgezondheid, wat we dan ook zullen doen. Op veel van die vragen krijgen we geen antwoord. Ik hoop niet dat hij ons naar u zal doorverwijzen, want met pingpongen komen we er niet. Tot slot wil ik meegeven dat het FAST-optreden zeer efficiënt was. Mensen die ontsnappen, proberen zich vaak onherkenbaar te maken door een baard of snor af te scheren en er anders uit te zien. Toch worden mensen herkend. Ik zou dat niet kunnen, maar ik heb veel respect voor burgers die mensen herkennen en voor politiemensen die dat kunnen. Ik denk dat we veel geluk hebben gehad dat de daders, de veroordeelden en geïnterneerden, zo snel werden gevat. Het had anders kunnen aflopen. We volgen de kwestie op bij de minister van Volksgezondheid. Dank u wel.

De woonstbetredingen in Luik

Gesteld door

Ecolo Sarah Schlitz

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, d'après mes informations, le 12 août dernier, un homme a été interpellé dans le hall de son immeuble et a été conduit dans son appartement, où les agents sont entrés, l'ont fouillé et ont saisi son passeport. Il a ensuite été transféré au commissariat de la rue Natalis, puis au centre fermé de Vottem.

Fait à noter, cette intervention a eu lieu alors que lui et sa compagne avaient rendez-vous à la commune, fin septembre, pour déposer leur dossier de cohabitation légale.

Ces pratiques suscitent des préoccupations légitimes quant à la proportionnalité des mesures, à la protection du domicile et à la frontière entre visite administrative et perquisition judiciaire. Celle-ci doit, en droit belge, faire l'objet d'un mandat judiciaire ou du consentement explicite de l'intéressé.

Une circulaire du 17 septembre 2013 prévoit que l'exécution d'une décision d'éloignement est suspendue lorsqu'une procédure de mariage ou de cohabitation légale est en cours. Cette règle prévient les violations par les autorités belges du droit à la vie familiale des personnes qui ont une vie de couple avérée en Belgique, tout en permettant d'éviter la situation absurde où une personne se retrouverait en centre fermé pendant parfois plusieurs mois, alors qu'une procédure de mariage ou de cohabitation légale est en cours, avant d'être libérée à l'issue de cette procédure, ayant pu bénéficier d'un droit de séjour en Belgique par sa qualité de partenaire d'une personne belge ou établie en Belgique.

Madame la ministre, quels garde-fous sont-ils mis en place pour éviter l'arrestation de personnes qui ont entamé des démarches comme le mariage ou la cohabitation légale en vue de garantir leur droit à la vie familiale en Belgique?

Quelles instructions sont-elles données aux services de police afin d'éviter toute confusion entre les prérogatives administratives et judiciaires en matière d'entrée dans un domicile?

Envisagez-vous de rappeler, par voie de circulaire ou d'instruction, les garanties légales encadrant les visites domiciliaires et les conditions d'interpellation, en particulier lorsqu'il s'agit de personnes en situation irrégulière ou en instance de régularisation?

Comment veillez-vous à ce que les droits fondamentaux, notamment la dignité, la liberté individuelle et le droit au respect du domicile, soient pleinement respectés lors de ces opérations?

Annelies Verlinden:

Madame Schlitz, nous attachons une importance primordiale au respect des droits fondamentaux au cours des opérations de contrôle et de l'éloignement des étrangers. Á la suite de l'arrêt Sabani contre la Belgique rendu par la Cour européenne des droits de l'homme (CEDH) le 8 mars 2022, plusieurs mesures ont été prises afin de garantir la pleine conformité des pratiques administratives et policières à la Convention européenne des droits de l'homme. Depuis novembre 2023, aucune visite domiciliaire ne peut être effectuée sans le consentement écrit préalable de la personne qui occupe effectivement le logement. Ce consentement est recueilli au moyen d'un formulaire précisant que l'intéressé a été informé de son droit de refuser l'accès. Les instructions transmises par l'Office des étrangers à la police ont été adaptées en ce sens et les agents concernés ont été informés de cette nouvelle exigence.

Á mon initiative et celle de ma collègue, la ministre de l'Asile et de la Migration, le Conseil des ministres a approuvé un avant-projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers. Le projet vise plus spécifiquement à insérer un nouvel article qui prévoit la possibilité d'effectuer, moyennant l'autorisation du juge d'instruction, une visite domiciliaire dans le lieu de résidence d'étrangers qui font l'objet d'une mesure exécutoire d'éloignement, qui ne coopèrent pas à l'exécution de celle-ci et représentent un risque pour l'ordre public ou la sécurité nationale.

Le recours à des mesures de contrainte telles que l'usage de menottes est strictement encadré par la loi relative à la fonction de police. Ces mesures ne peuvent être utilisées que lorsqu'elles s'avèrent nécessaires, proportionnées et justifiées. Un plan d'action institutionnel a été mis en œuvre afin d'assurer la diffusion des enseignements des arrêts Sabani et Ebako, la mise à jour des instructions de terrain et la formation continue des agents. Les autorités belges tiennent régulièrement informé le Comité des ministres du Conseil de l'Europe de l'évolution des mesures adoptées. Ces différentes mesures visent à garantir la pleine conformité des pratiques belges avec la Convention européenne des droits de l'homme et la jurisprudence nationale récente.

Sarah Schlitz:

Madame la ministre, j'entends l'ensemble des éléments que vous me partagez ici. Dès lors, je ne comprends pas comment on en arrive à une situation telle que je l'ai décrite dans ma question. Comment explique-t-on qu'une personne, qui est dans un contexte de démarche pour un regroupement familial, se retrouve d'abord sujette à une première interpellation dans son hall d'immeuble, est ensuite emmenée au commissariat, privée de son passeport et déférée en centre fermé? Comment expliquez-vous cet élément? Je n'ai pas de réponse à cette question. Allez-vous rappeler aux autorités liégeoises le cadre légal, tel qu'il fonctionne actuellement? L'avant-projet de loi dont vous parlez aujourd'hui et qui est passé en Conseil des ministres est a priori bloqué, le premier ministre ayant annoncé en séance plénière la semaine dernière que tous les projets de loi qui n'étaient pas encore déposés au gouvernement n'avanceraient plus. J'imagine donc qu'il s'agit également de ce projet en matière de visite domiciliaire. Madame la ministre, j'espère qu'il y aura une action de votre part car ces démarches sont clairement insidieuses. Les autorités sont informées du fait que cette personne est en train d'effectuer un regroupement familial mais on vient l'arrêter juste avant pour la mettre en centre fermé. C'est particulièrement mesquin. De plus, c'est contre-productif car cette personne, après avoir passé plusieurs mois en centre fermé, parviendra quand même à rester sur le territoire. Cela fait perdre beaucoup de temps et beaucoup d'argent aussi, parce que ça coûte. Madame la ministre, vous devriez faire en sorte que ce genre de démarches perfides n'aient plus lieu en Belgique, car elles sont par ailleurs illégales. Je vous remercie.

De bijkomende financiële ondersteuning voor slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk

Gesteld door

N-VA Sophie De Wit

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, wij hebben recent in de media vernomen dat elk slachtoffer van seksueel misbruik binnen de kerk voortaan een bijkomende ondersteuning van 3.000 euro ontvangt, gefinancierd door de bisdommen en de religieuze congregaties.

Volgens Stichting Dignity, die de maatregel aankondigde, moet de financiële tegemoetkoming dienen om psychotherapeutische zorg toegankelijker te maken in afwachting van een definitief wettelijk kader.

Elke vorm van ondersteuning voor de slachtoffers is uiteraard toe te juichen en betekent een stap vooruit. Tegelijkertijd toont dat aan dat een meer structurele regeling op federaal niveau, of beter gezegd op interfederaal niveau, nog steeds ontbreekt. Slachtoffers blijven daardoor voorlopig aangewezen op initiatieven van de kerk, hoewel de parlementaire onderzoekscommissie inzake seksueel misbruik binnen de kerk en daarbuiten uitdrukkelijk de oprichting van een wettelijk herstelfonds en een gecoördineerde aanpak had aanbevolen.

Mevrouw de minister; hoe beoordeelt u de beslissing van de kerk om die bijkomende ondersteuning toe te kennen? Acht u het wenselijk dat dergelijke hulpverlening vanuit kerkelijke middelen blijft worden gefinancierd? Hoe verhoudt dat zich tot de rol van de overheid in de slachtofferzorg?

Werd reeds overleg gevoerd met de Stichting Dignity of met vertegenwoordigers van de kerk over de verdere uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie?

Hoe zult u ervoor zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik buiten de kerk, bijvoorbeeld feiten in instellingen of in een jeugdzorgcontext, niet uit de boot vallen zolang er nog geen federaal of interfederaal herstelkader bestaat?

Tegen wanneer verwacht u een concreet initiatief dat de huidige versnipperde initiatieven, waaronder die ondersteuning door de kerk, omzet in een duurzaam federaal herstel- en ondersteuningsbeleid in uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie, zoals de oprichting van een herstelfonds, de aanstelling van een interfederaal commissaris en de uitbouw van een onafhankelijk expertisecentrum?

Bent u bovendien bereid om meer transparantie en een overzicht te verschaffen over de concrete uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie die binnen uw bevoegdheid vallen, zodat slachtoffers en hun vertegenwoordigers weten welke stappen reeds zijn gezet en welke nog in voorbereiding zijn?

Annelies Verlinden:

Mevrouw De Wit, zoals u weet neem ik de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie seksueel misbruik, onder meer binnen de structuren van de katholieke kerk, zeer ernstig. Ik denk dat dat echt onze verantwoordelijkheid is en dat we daar heel omzichtig mee moeten omgaan.

In uitvoering van het regeerakkoord onderzoek ik hoe aan de slachtoffers in het algemeen een grotere erkenning kan worden gegeven. Daarom wordt momenteel onderzocht hoe pistes kunnen worden geconcretiseerd om specifieke kamers voor seksueel misbruik en seksueel geweld op te richten binnen de commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden. Dat gebeurt in navolging van initiatieven die werden genomen voor de slachtoffers van de terroristische aanslagen in ons land en voor landgenoten die betrokken zijn bij terroristische aanslagen in het buitenland. Die specifieke kamers beogen een specifieke afhandeling van de dossiers waarbij financiële hulp, ook voor morele bijstand, kan worden verstrekt door profielen met ervaring in de omgang met slachtoffers van seksueel misbruik.

De bedoeling is om dat slachtofferfonds mee te laten financieren door de kerk. Uitgangspunt van de commissie is immers de subrogatie, wat wil zeggen dat wordt geprobeerd de financiële hulp van de dader te recupereren. Daartoe zal binnenkort contact worden genomen met de kerk om duidelijke afspraken over de financiering te maken.

Ook wordt onderzocht in welke mate de wet van 1 augustus 1985 moet worden aangepast. De commissie is vandaag immers niet bevoegd voor verjaarde feiten, wat bij seksueel misbruik door de kerk vaak het geval is.

Daarnaast dient de commissie te worden versterkt en de expertise inzake seksueel misbruik verder te worden uitgebouwd, zodat aan de slachtoffers gepaste hulp en bijstand kan worden gegeven. De commissie bestaat al 40 jaar en heeft intussen veel ervaring opgebouwd in het concretiseren van hulp aan slachtoffers van welke aard ook. Vandaag behandelt ze ook al zaken van seksueel geweld en misbruik.

Ik heb er dan ook vertrouwen in dat die commissie, georganiseerd als een administratief college, een volwaardige en neutrale rol kan spelen in de genoegdoening van de slachtoffers. In navolging van het regeerakkoord wordt ook onderzocht welke rol de dienst alimentatievorderingen in de slachtofferhulp zou kunnen spelen. De verspreiding van die dienst over het Belgisch grondgebied en de fysieke nabijheid voor de slachtoffers vormen in elk geval een pluspunt.

Ten slotte wil ik eraan herinneren dat slachtofferhulp en de welzijnsaspecten daarvan ook tot de bevoegdheden van de gemeenschappen behoren, waardoor we moeten samenwerken om alle slachtoffers zo goed mogelijk te ondersteunen.

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord. 18 november is de herdenkingsdag voor slachtoffers van seksueel geweld. Mogelijk vanwege die naderende datum, maar ook door de recente reportage over adopties op televisie, het bezoek dit weekend aan Rome en de bijkomende financiële ondersteuning die we nu bespreken, merk ik dat het onderwerp weer erg leeft bij de slachtoffers. We mogen niet vergeten dat er slachtoffers zijn binnen de kerk, maar ook daarbuiten. We zijn inmiddels bijna anderhalf jaar verder na de onderzoekscommissie en men verwacht dat er intussen verschillende zaken opgezet zijn. Ik realiseer me dat sommige zaken niet eenvoudig zijn en dat het allemaal redelijk complex is, maar ik vind het belangrijk dat we daar echt aan blijven werken. Dat geldt onder andere voor het expertisecentrum en het herstelfonds, dat inderdaad moet openstaan voor alle slachtoffers. De optie om te werken via een specifieke kamer, bijvoorbeeld het Slachtofferfonds, lijkt mij geen slecht idee. Tegelijk mogen we niet uit het oog verliezen dat het expertisecentrum beleidsvoorbereidend werk kan verrichten, andere taken kan opnemen die in de aanbevelingen zijn opgenomen, ondersteuning kan bieden aan slachtoffers en hen wegwijs kan maken in de doolhof waar ze soms doorheen moeten. Daar kunnen slachtoffers ook terecht met vragen, waarop oplossingen kunnen worden geboden. Het gaat om vragen van allerlei aard. Daaraan moeten we echt blijven werken. Ik reken erop dat dat met bekwame spoed en deskundigheid gebeurt. Hoewel ik me realiseer dat het geen gemakkelijke opdracht is, weet ik ook dat veel slachtoffers al erg lang wachten en dat zij dat wachten stilaan beu zijn, wat we hen niet kwalijk kunnen nemen. L'incident est clos .

Een betoging van de magistraten op 14 november
De acties van de magistraten

Gesteld door

N-VA Kristien Van Vaerenbergh
PVDA-PTB Julien Ribaudo

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Kristien Van Vaerenbergh:

Mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.

De magistraten hebben aangekondigd dat ze de overheid nog tot 13 november de tijd geven om te komen tot concrete en substantiële maatregelen om Justitie beter te laten functioneren. In het kielzog van eerdere gesprekken, stellen ze uw open houding te waarderen en het feit dat u de deur naar onderhandelingen hebt geopend. Tegelijk blijven ze duidelijk op hun honger zitten en vragen ze opnieuw om nieuwe of vervolggesprekken, met het doel perspectief op duurzame structurele verbetering te verkrijgen door middel van een duidelijk actieplan dat het vertrouwen blijvend kan garanderen en de aantrekkelijkheid van het beroep opnieuw kan versterken.

Mijn vragen:

Hoe hebt u dit nieuwe verzoek van de magistraten ontvangen?

We weten dat het wat het financiele aspect binnen Justitie betreft, het roeien is met de riemen die we hebben. Echter, hoeft de oplossing voor een aantal zaken niet altijd uitsluitend in extra middelen te liggen. Er is ook nood aan meer vertrouwen, erkenning en betrokkenheid tussen het beleid en de gerechtelijke actoren zelf. Op welke manier zal u verzoeken doen deze laatste aan te halen met de betrokken beroepsgroepen?

Hoe wilt u er de komende weken concreet voor zorgen dat die dialoog met de magistratuur niet alleen geïntensiveerd wordt, maar ook verdiept, zodat ze niet louter technisch blijft, maar ook existentieel betekenisvol wordt voor mensen op het terrein?

Denkt u aan initiatieven om de betrokkenheid van magistraten, griffiers en parketpersoneel structureel te verankeren in de beleidsvoorbereiding of opvolging van hervormingen?

Mocht er op 14 november effectief tot een actie of betoging komen, hoe wilt u dan vermijden dat de verstandhouding verder verhardt? Ziet u mogelijkheden om op korte termijn al een concreet signaal te geven dat Justitie wél een prioriteit blijft, ook binnen de beperkingen van het huidige budgettaire kader?

Annelies Verlinden:

Mevrouw Van Vaerenbergh, ik heb kennisgenomen van het signaal van de magistraten, die aangeven dat zij tegen 13 november concrete en substantiële maatregelen verwachten om justitie beter te laten functioneren. Zoals ik reeds herhaaldelijk zei, ik begrijp ten volle de bezorgdheid die aan de basis ligt van hun oproep. De magistraten en het ondersteunend personeel dragen onze rechtsstaat mee, dag in dag uit. Zij doen dat vaak onder grote druk en in omstandigheden die niet altijd even werkbaar zijn. Hun oproep is dus terecht en verdient aandacht en respect.

De voorbije maanden is er reeds een constructieve dialoog op gang gekomen. Zoals eerder in deze commissie uitgelegd, heeft die dialoog geleid tot het eerste hefboomplan. Dat plan vormt een eerste stap naar de verbetering van de arbeidsomstandigheden en wordt momenteel uitgevoerd. Ik heb het nieuwe verzoek van de magistraten in dezelfde geest ontvangen als de eerdere signalen, zijnde met begrip, met ernst en met de wil om samen verder te werken.

U hebt gelijk dat het debat niet uitsluitend over middelen gaat, zoals ook blijkt uit de voorstellen die we de voorbije maanden hebben uitgewerkt voor meer efficiëntie en een toekomstgerichte justitie. Justitie is echter mensenwerk en er is dus nood aan meer vertrouwen, erkenning en wederzijds respect tussen beleid en praktijk. Daarom wil ik de overlegstructuren, die met de taskforces zijn opgezet, niet zien als een tijdelijk instrument, maar wel als een kader voor een duurzame en permanente dialoog.

De voorbije weken zijn er vergaderingen gehouden en door die werkwijze krijgen magistraten en gerechtspersoneel ruimte om mee te denken over hervormingen die hen rechtstreeks raken. Ik wil blijven inzetten op dialoog en op een constructieve verstandhouding. Tegelijk wil ik ook binnen het huidig budgettair kader een duidelijk signaal geven dat justitie een prioriteit blijft.

Er is reeds 21 miljoen euro vrijgemaakt voor personeelsversterking. Daarnaast worden nieuwe scanstraten uitgerold in tien gerechtsgebouwen en wordt ingezet op bijkomende veiligheidsmaatregelen in gerechtsgebouwen. Die initiatieven vormen een eerste stap en ik besef dat er meer nodig is. Het moet inderdaad expliciet worden erkend dat justitie jarenlang structureel is ondergefinancierd. U weet dat ik in het kader van de begrotingsopmaak bijkomende vragen heb ingediend voor justitie, maar er is op dit moment helaas nog geen duidelijkheid over de begroting.

Het regeerakkoord, het hefboomplan en de gezamenlijke inzet van alle partners binnen justitie vormen voor mij het kompas voor de komende maanden. Onze ambitie blijft helder: een sterke, moderne en mensgerichte justitie die haar maatschappelijke opdracht duurzaam kan vervullen.

Avec ceci, j’ai aussi répondu aux questions de M. Ribaudo.

La présidente : Monsieur Ribaudo, je ne sais pas si vous pouvez répliquer à la réponse que vous n’avez pas entendue. Vous pouvez peut-être la lire et éventuellement y revenir. C’est comme vous voulez.

Julien Ribaudo:

Madame la présidente, je reposerai une question. Je suis arrivé un peu trop tard, cela a été beaucoup plus vite que prévu. Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne manquerai pas de la lire et de revenir vers vous par la suite.

De ontmanteling van een groot drugslabo in Torhout

Gesteld door

N-VA Sophie De Wit

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.

Afgelopen vrijdag werd in een oude koeienstal in Torhout een drugslabo ontdekt waar synthetische drugs werden geproduceerd. Vier Nederlanders van 24, 30, 31 en 47 jaar oud werden ter plaatse opgepakt. De federale politie en de Civiele Bescherming waren het hele weekend bezig met de ontmanteling.

Deze zaak toont opnieuw hoe criminele netwerken afgelegen locaties in Vlaanderen gebruiken voor de productie van synthetische drugs. Opvallend is ook de terugkerende betrokkenheid van buitenlandse — in dit geval Nederlandse — verdachten, wat de nood aan een gecoördineerde en doortastende justitiële aanpak onderstreept.

In het Federale Regeerakkoord 2025-2029 (p. 127-128) wordt de strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit als prioriteit naar voren geschoven, met een intensievere, ketengerichte aanpak onder leiding van de nationale drugscommissaris die de samenwerking tussen justitie, politie, douane en andere diensten moet versterken.

Ik heb volgende vragen voor u:

Welke gerechtelijke stappen zijn inmiddels gezet tegen de vier verdachten en werden zij in voorlopige hechtenis geplaatst? Welk parket leidt het onderzoek?

Hoe verloopt de samenwerking met de Nederlandse autoriteiten, onder meer inzake uitlevering, informatie-uitwisseling en vervolging en welke instanties zijn daarbij betrokken?

Wordt onderzocht of het drugslabo deel uitmaakt van een breder crimineel netwerk en hoe wordt dit onderzoek, eventueel samen met het federaal parket en de Nederlandse autoriteiten, gecoördineerd?

Hoe worden drugslabo’s vandaag justitieel aangepakt en hoe sluit dit aan bij de in het regeerakkoord voorziene intensievere strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit en de coördinatie door de nationale drugscommissaris?

Hoe zal de strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit concreet worden geïntensiveerd, zowel qua opsporing en vervolging als via snellere en meer gespecialiseerde behandeling binnen parketten en rechtbanken?

Hoe vertaalt u de aangekondigde intensievere strijd tegen georganiseerde drugscriminaliteit naar de vervolging van buitenlandse verdachten en de strafrechtelijke afhandeling van dergelijke dossiers en welke bijkomende maatregelen voorziet u hierbij om de pakkans en vervolgingskans te verhogen?

Acht u het, gelet op de toenemende professionalisering en veiligheidsrisico’s van dergelijke drugslabo’s, aangewezen om de strafrechtelijke aanpak te verstrengen, bijvoorbeeld via hogere minimumstraffen voor de productie van synthetische drugs?

Annelies Verlinden:

Mevrouw De Wit, de vier verdachten werden voorgeleid en aangehouden door de onderzoeksrechter. Op 24 oktober heeft de raadkamer hun aanhouding verlengd voor een periode van één maand. Verder kan er, vanwege het geheim van het onderzoek, niets worden meegedeeld over de inhoud of de omvang ervan. In het dossier is er contact met de Nederlandse autoriteiten via de geëigende kanalen. In het algemeen is de uitwisseling van operationele informatie met Nederland zeer intensief en verloopt die via meerdere kanalen, zoals Interpol, Europol, de operationele invalspunten in de grensregio's en ook het zogenaamd burenoverleg.

Op politiek niveau had ik recent trouwens een gesprek met mijn nieuwe Nederlandse collega Foort van Oosten, waarin de samenwerking tussen onze landen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit centraal stond.

Op gerechtelijk niveau wordt de richtlijn inzake de aanpak van drugslabo’s en dumpingen momenteel geëvalueerd. De bedoeling is te evolueren naar het Limburgs model, waarin de taakverdeling tussen alle betrokken veiligheidsactoren wordt verfijnd en de afspraken rond samenwerking, taakverdeling en informatie-uitwisseling worden verbeterd.

Verder werkt het Drugscommissariaat aan een draaiboek dat de afstemming moet bevorderen tussen de gerechtelijke overheden bij de opsporing van en het onderzoek naar drugsproductielabo’s enerzijds, en de bestuurlijke overheden op het vlak van preventie, sensibilisering, opruiming en sanering anderzijds. Het strenger bestraffen van de productie van synthetische drugs kan ontradend werken, maar vooral is het van belang om zoveel mogelijk barrières op te werpen en de logistieke keten van de drugsnetwerken te verstoren. Er wordt meer ingezet op het afpakken van criminele winsten, het bemoeilijken van de toegang tot benodigdheden voor de vervaardiging van drugs, het verhogen van de bewustwording en de meldingsbereidheid bij lokale overheden, burgers en kwetsbare handelszaken, zoals de drogisterij- en doe-het-zelfzaken, en op het uitrollen van anonieme meldpunten in elke provincie. Via een structurele, multidisciplinaire aanpak wordt het voor criminele netwerken moeilijker en minder aantrekkelijk om in België een drugslabo op te richten. Vanuit het Drugscommissariaat worden goede praktijken uit bepaalde regio’s kenbaar gemaakt aan andere regio’s, zodat de algemene weerbaarheid toeneemt en de verplaatsingseffecten worden vermeden.

Sophie De Wit:

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

De overbrenging van geïnterneerden naar inrichtingen voor gespecialiseerde zorg

Gesteld door

N-VA Sophie De Wit

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Sophie De Wit:

Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de ingediende vraag.

Vandaag verblijven nog steeds meer dan duizend geïnterneerden in de Belgische gevangenissen, hoewel zij daar niet de gespecialiseerde zorg krijgen waarop zij recht hebben. Deze situatie vormt niet alleen een zware belasting voor het penitentiair personeel, maar staat ook haaks op de doelstelling om geïnterneerden in een aangepaste zorgomgeving te plaatsen.

In een recent interview met De Zondag (19 oktober 2025) verklaarde u dat tegen eind dit jaar “enkele geïnterneerden” zullen worden overgebracht naar gespecialiseerde zorginstellingen. U sprak daarbij over “creatieve oplossingen” om de druk op het gevangeniswezen te verlichten en de betrokkenen de juiste zorg te bieden.

Tijdens de commissievergadering van 21 oktober verwees u, in antwoord op een vraag van collega Marijke Dillen, naar het actieplan inzake internering, dat in samenwerking met minister Vandenbroucke werd uitgewerkt. Dat plan voorziet onder meer in bijkomende capaciteit via modulaire units in de FPC’s van Gent en Antwerpen, 180 extra plaatsen in zorghuizen en medium- en low-securityinstellingen, 12 bijkomende FTE’s goed voor 120 extra zorgtrajecten, de operationalisering van het beveiligd klinisch observatorium in Haren en de oprichting van een behandel- en oriëntatiecentrum voor 60 geïnterneerden in dezelfde inrichting.

Deze initiatieven zijn ongetwijfeld een stap vooruit, maar de effectieve uitvoering en impact ervan zullen bepalend zijn om de huidige overbezetting en de schrijnende toestanden in de gevangenissen structureel aan te pakken.

Ik heb hierover volgende vragen:

Hoe verloopt de uitvoering van dit actieplan concreet? Welke onderdelen zijn reeds operationeel en welke timing geldt voor de nog te realiseren projecten?

Hoe zal de toewijzing van de bijkomende plaatsen in zorghuizen en medium-/low-securityinstellingen precies verlopen en op basis van welke criteria worden de betrokken geïnterneerden geselecteerd (bijvoorbeeld psychiatrische urgentie, gevaarinschatting, duur van internering, beschikbaarheid van zorgplaatsen …)?

Hoe wordt tijdens de overbrenging van geïnterneerden naar gespecialiseerde zorg de veiligheid van het transport en de continuïteit van hun medische en psychiatrische opvolging verzekerd?

Hoe zal u nagaan of deze overplaatsingen effectief leiden tot een betere zorg voor de betrokken geïnterneerden en tot een vermindering van de veiligheidsdruk in de gevangenissen?

Annelies Verlinden:

Collega De Wit, de samenwerking met mijn collega van Volksgezondheid verloopt constructief binnen de taskforce Internering. Een groot aantal acties zijn momenteel volop in uitvoering. Zo zal Volksgezondheid voorzien in maximaal 90 bijkomende plaatsen in zorghuizen. In dat verband heeft de FOD Volksgezondheid een oproep gelanceerd om projectvoorstellen in te dienen. Voor meer details over het aantal voorstellen en het tijdpad van de realisatie verwijs ik u naar Volksgezondheid.

Daarnaast loopt er momenteel een technische haalbaarheidsstudie naar de bijplaatsing van maximaal 120 plaatsen in modulaire units op beide domeinen van de forensische psychiatrische centra (FPC). Zodra die studie is afgerond, kunnen zowel de capaciteit, de financiering als het tijdpad concreet worden bepaald. Wat betreft het operationaliseren van het beveiligd klinisch observatiecentrum en de ontwikkeling van het behandel- en oriëntatiecentrum in Haren: beide projecten bevinden zich in de implementatiefase. Voor de operationalisering van de twee projecten is echter bijkomend personeel nodig en daarvoor zijn extra middelen gevraagd. De noodzakelijke aanwervingen lopen momenteel vertraging op, aangezien er nog geen goedgekeurde begroting is.

Wat betreft de vragen over de medium- en low-securityinstellingen wil ik u eveneens verwijzen naar Volksgezondheid en naar de Vlaamse minister van Welzijn, aangezien dat tot hun bevoegdheden behoort. De DAB is bevoegd voor het transport van geïnterneerden vanuit de gevangenissen naar erkende zorginstellingen via een plaatsingsbeslissing van de KBM, net zoals voor de intakes van geïnterneerden in externe instellingen.

Voor uw vraag over de veiligheid tijdens het transport verwijs ik naar Binnenlandse Zaken. Wanneer het gaat om verplaatsingen vanuit niet-justitiële instellingen is het in eerste instantie aan die instellingen om zo nodig de lokale politie te contacteren.

Tot slot biedt de opname van geïnterneerden in gespecialiseerde zorginstellingen die worden aangestuurd door Volksgezondheid of door de bevoegde gefedereerde overheden evident betere zorg en behandeling dan een verblijf binnen een penitentiaire context. De doorstroom van meer geïnterneerden naar extrapenitentiaire zorginstellingen zal bovendien bijdragen aan een lagere veiligheidsdruk in de gevangenissen. Vandaag is ongeveer een derde van de zware geweldsincidenten tegenover personeel of andere gedetineerden toe te schrijven aan geïnterneerden. De uitstroom van die doelgroep zal de werklast en de veiligheidsdruk voor het gevangenispersoneel dus aanzienlijk kunnen doen dalen.

Sophie De Wit:

Bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik vroeg meer informatie naar aanleiding van uw eigen uitspraken over het actieplan, maar voor sommige zaken zal ik dus bijkomend te rade gaan bij uw collega.

Het arrest van het Hof van Cassatie over de terrorist Trabelsi
De zaak-Trabelsi

Gesteld door

VB Alexander Van Hoecke
VB Francesca Van Belleghem

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Alexander Van Hoecke:

Mevrouw de minister, collega Van Belleghem is weerhouden in de commissie voor Binnenlandse Zaken.

Het is niet de eerste keer dat ik over deze zaak vragen stel. Kort samengevat, de in Tunesië geboren Trabelsi werd in België veroordeeld voor terrorisme en vervolgens uitgeleverd aan de Verenigde Staten. Afgelopen zomer keerde hij terug naar België, waarna hij werd opgesloten in het gesloten centrum voor illegalen in Merksplas. Op woensdag 22 oktober bevestigde het Hof van Cassatie de uitspraak van de kamer van inbeschuldigingsstelling, die de vrijlating van Trabelsi beval. Door deze uitspraak is Trabelsi nu vrijgekomen. Hij hoopt dat de Belgische regering en inlichtingendiensten hem nu met rust zullen laten, zo luiden zijn eigen woorden. Dit lijkt mij een zeer slechte suggestie.

Welke dreiging vormt Trabelsi vandaag volgens de veiligheidsdiensten? Wordt hij blijvend gemonitord? Is er zicht op waar hij zich nu bevindt en wat hij uitspookt?

Hebt u in overleg met de minister van Asiel en Migratie vooraf scenario's uitgewerkt om te verhinderen dat Trabelsi vrij op straat zou komen, zonder voorwaarden of toezicht? Welke juridische of administratieve maatregelen lagen daarvoor klaar? Wij wisten immers dat dit scenario mogelijk was.

Is er sinds zijn terugkeer overleg gepleegd met de Tunesische autoriteiten over een eventuele uitlevering of overname van Trabelsi?

Wat zult u nog ondernemen om ervoor te zorgen dat Trabelsi geen gevaar meer kan vormen voor onze samenleving en zo snel mogelijk uit België verwijderd kan worden?

De vrijlating van Trabelsi betekent niet dat hij plots legaal in het land is. Trabelsi verblijft nog steeds illegaal in België en heeft geen verblijfsvergunning. Heeft de regering überhaupt nog plannen om hem alsnog het land uit te zetten?

Annelies Verlinden:

Zoals u weet, worden concrete dossiers niet in het Parlement besproken. Het spreekt echter voor zich dat wanneer iemand een bedreiging vormt voor onze veiligheid, de structuren van de Strategie TER worden geactiveerd en de gepaste maatregelen worden getroffen. De Strategie TER werkt op basis van diverse overlegplatformen, die zowel een repressieve als preventieve opvolging kunnen instellen.

De opvolging en oriëntering van terreurdossiers gebeurt via JIC-JDC. Dat zijn veiligheidsgeoriënteerde platformen die continu informatie uitwisselen in het kader van bestaande gerechtelijke en inlichtingendossiers met betrekking tot terrorisme. Ze beslissen samen welke strategie het best kan worden gevolgd wanneer informatie beschikbaar is over terroristische activiteiten.

Op repressief veiligheidsvlak inzake de opvolging van personen vormen de lokale taskforces het centrale zenuwstelsel. Op preventief vlak zijn er de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme. In de LIVC-R’s zijn lokale autoriteiten samen met psycho- en welzijnsgeoriënteerde diensten vertegenwoordigd. Hun aanpak is preventief georiënteerd, laagdrempelig en afgestemd op hun eigen finaliteiten. Het doel is begeleiding op maat te bieden.

Inzake het statuut van Nizar Trabelsi op ons grondgebied, er is bij de Belgische autoriteiten geen nieuw verzoek tot uitlevering ingediend door de Tunesische autoriteiten. Voor de contacten met het oog op zijn repatriëring dient te worden verwezen naar de minister van Asiel en Migratie.

Ten slotte, tot heden is één bedrag aan dwangsommen uitbetaald ten gunste van Nizar Trabelsi. Het betreft een bedrag van 300.000 euro dat werd uitbetaald aan zijn advocaat ter uitvoering van een arrest van het hof van beroep te Brussel van 30 januari 2025. De dwangsommen gevorderd ter uitvoering van een tweede arrest van 2 juli 2025 zijn niet betaald, aangezien de twee bevelen inmiddels zijn uitgevoerd.

Président: Ismaël Nuino.

Voorzitter: Ismaël Nuino.

Alexander Van Hoecke:

Mevrouw de minister, concrete dossiers worden niet besproken in het Parlement, maar dit is toch wel een dossier dat iets verder gaat dan andere dossiers.

Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag welke inschatting de veiligheidsdiensten vandaag maken van het dreigingsniveau. Ik vraag niet naar de rapporten van de Veiligheid van de Staat over Trabelsi of zo, maar het minste wat men kan doen, is toch zeggen of we weten wat die man vandaag uitspookt en wat zijn plannen zijn. Heeft hij een woning? Wat is de bedoeling van Trabelsi voor de komende jaren? Wil hij sowieso in België verblijven? Wordt hij opgevolgd?

Ik heb ook geen antwoord gekregen op de vraag of er scenario’s uitgewerkt zijn om te verhinderen dat Trabelsi zomaar vrij op straat kan komen na de uitspraak van het Hof van Cassatie, waarvan we deze zomer al wisten dat die er zat aan te komen.

Er zijn geen nieuwe uitleveringsverzoeken van Tunesië. Oké, maar heeft de Belgische Staat, de federale regering, aan Tunesië gevraagd of het Trabelsi kan terugnemen en of het garanties kan geven, zodat zijn terugkeer wel degelijk mogelijk wordt?

Ik krijg daar allemaal geen antwoord op. Ik meen dat dit een zeer symbolisch dossier is. In de eerste plaats is de hamvraag in dit dossier hoe het in godsnaam mogelijk was dat Trabelsi kon terugkeren naar ons land. Die man heeft meermaals geprobeerd terug te keren. Dat is niet gelukt en deze zomer lukte het plots wel. Hij kwam in een gesloten instelling voor illegalen terecht in Merksplas. Nu moet hij, zoals iedereen verwacht had, vrijgelaten worden door die uitspraak van Cassatie.

Ik wil er nog eens op hameren: Trabelsi is vrijgelaten uit die gesloten instelling, maar dat neemt niet weg dat die man nog steeds illegaal op ons grondgebied verblijft. Als we er niet in slagen zo iemand van het grondgebied te verwijderen, dan hebben we eigenlijk geen enkele controle op wie ons land binnenkomt, veroordeelde terroristen of niet.

Voorzitter:

La question n°56009807C de Mme Kristien Van Vaerenbergh est reportée. M. Sam Van Rooy n'est pas là pour sa question n°56009815C.

De dreigende explosie van het aantal werkloosheidsgeschillen bij de arbeidsauditoraten

Gesteld door

DéFI François De Smet

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

François De Smet:

Je renvoie au texte déposé.

Le Conseil des auditeurs du travail, qui rassemble les dix chefs de corps du ministère public chargé des matières sociales dans le pays, a alerté le Collège du ministère public du risque réel de congestion des parquets dans les semaines et mois à venir étant donné une augmentation de recours en justice liés à l’exclusion du chômage. En effet, il revient aux magistrats de l’auditorat du travail, membres du ministère public, de former les procédures de recours au civil contre l’exclusion du chômage.

Si le taux actuel des recours contre l’exclusion est de 3,8%, il risque cependant d’augmenter, puisque certains CPAS appellent les personnes exclues du chômage à faire valoir tous leurs droits avant de pouvoir toucher le revenu d’intégration, et puisque des syndicats appellent à former des recours en justice systématiques.

Les auditeurs du travail mettent en évidence le fait que si 30% des exclus du chômage ( on évoque le nombre de 200.000 exclusions du chômage dans tout le pays. ) déposent un recours, le nombre de dossiers que les auditorats auront à traiter sera multiplié par 14, ce qui constituerait un afflux considérable de contentieux difficile à traiter, les effectifs actuels tant à l'auditorat qu’au tribunal n’étant pas adaptés pour encaisser dans des délais raisonnables un tel flux de dossiers.

A cet égard, le président du Collège du ministère public, Frédéric Van Leeuw, estime que le Gouvernement Arizona n’a pas réalisé d’étude d’impact sur les conséquences de cette réforme sur toute la chaîne judiciaire, d’autant que la non-compatibilité des systèmes informatiques demande un double encodage des dossiers.

Il faut aussi prendre en considération le fait que le recours n’étant pas suspensif, les personnes qui souhaitent contester leur exclusion risquent d’attendre plusieurs années pour obtenir une décision, avec des problèmes en cascades dès lors que ce sont les CPAS qui prendront la suite et indemniseront les exclus du chômage, ces derniers pourraient avoir à se retourner contre l’ONEM.

En conséquence, Madame la Ministre peut-elle me faire savoir:

- si elle a pris connaissance de cette prise de position du Collège du ministère public?

- dans l’affirmative, si elle entend porter ce dossier au niveau du Gouvernement et envisager des mesures structurelles afin d’endiguer ce qui risque fort de ressembler à un chaos pour le pouvoir judiciaire qui réclame plus de moyens?

Annelies Verlinden:

Cher collègue, le Conseil des auditeurs du travail nous a transmis, par l'intermédiaire du Collège du ministère public, la question et ses préoccupations, qui ont retenues toute notre attention. Un courrier devrait être adressé à 285 000 chômeurs dont 185 000 devraient perdre leurs allocations de manière progressive à partir du 1 er janvier 2026.

Dans le plan d'impulsion, nous prévoyons de renforcer le ministère public à hauteur de 8 millions d'euros. L'affectation des membres du personnel et des magistrats supplémentaires sera effectuée par le Collège du ministère public, en fonction des objectifs fixés dans l'accord de gouvernement.

En outre, sur la base des besoins identifiés au sein de la justice, j’ai soumis une demande de budget supplémentaire au gouvernement, notamment pour la lutte contre la fraude sociale, et donc pour l’auditorat du travail.

Nous suivons de près la situation avec le Collège. Dans les limites des crédits disponibles, nous apporterons les ajustements nécessaires. Les discussions budgétaires sont toujours en cours. Une réunion sera également planifiée à ce sujet avec le cabinet du ministre Clarinval, compétent en matière d’Emploi et de Travail.

François De Smet:

Je vous remercie, madame la ministre, pour votre réponse.

Je vois que vous êtes attentive à ce souci, qui constitue l’un des dommages collatéraux de la réforme du chômage. Je pense qu’il aura assez rapidement un impact sur les auditorats du travail. Nous resterons attentifs au suivi.

Alexander Van Hoecke:

Mevrouw de voorzitster, kan vraag nr. 56009815C van collega Van Rooy uitgesteld worden? ( Ja )

De achterstand door personeelstekort bij de Limburgse rechtbanken en hoven
De kaderuitbreiding bij de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep te Antwerpen
De versterkte strafrechtelijke keten bij het parket en de rechtbank van eerste aanleg Limburg

Gesteld door

Vooruit Alain Yzermans
VB Marijke Dillen
VB Marijke Dillen

Aan

Annelies Verlinden (Minister van Justitie)

Bekijk antwoord

Alain Yzermans:

Al maanden luiden magistraten de alarmbel over het tekort aan personeel en middelen in het belang van de veiligheid in onze samenleving. De Limburgse verantwoordelijken vragen om versterking van de strafrechtelijke keten bij het parket en de rechtbank van eerste aanleg in Limburg. We hebben dit verhaal ook gehoord tijdens ons bezoek aan het Vlinderpaleis.

Enerzijds is het totaal achterhaalde kader, dat het personeelsbestand en de middelen bepaalt, 72 jaar oud – uit 1953, zo werd daar gezegd. Anderzijds is er een scheefgroei ontstaan tussen het aantal rechters en magistraten en de demografische evolutie, zeker in onze provincie Limburg. In 2024 is er bijvoorbeeld gemiddeld één rechter per 15.407 inwoners in België, terwijl dit aantal in Limburg het laagst ligt, met slechts één rechter per 22.496 inwoners. Wat het parket in Limburg betreft, is de verhouding nog schever met 1 magistraat per 25.137 inwoners tegenover een Belgisch gemiddelde van 1 op ongeveer 15.000 inwoners. De minderbedeling is dus manifest.

Ten slotte wil ik ook melden dat Limburg, na Antwerpen en Brussel, de derde hotspot is voor druggerelateerde misdrijven en georganiseerde misdaad in ons land. Ik verwijs naar de zaak rond Sky ECC. Onder meer de sterke Italiaanse en Turkse criminele diaspora zorgen voor een verdere verankering van dergelijke activiteiten in de provincie. Er is een aanzienlijke toename van omvangrijke strafdossiers, zowel in volume als in diepgang, die de normale werking van de Limburgse rechtbanken dreigen lam te leggen. De problematiek en de aard van de dossiers overstijgen de huidige capaciteit. De betrokkenen hebben al eerder gevraagd om vijf extra strafrechters en vijf correctionele griffiers.

Wilt u deze kloof, deze achterstand dichtfietsen? En kan er positief worden ingegaan op de vraag van de strafrechters en de parketmagistraten in Limburg? Ook in de talrijke voorstellen – waaronder het initiatief "Vijf voor twaalf" – pleiten de rechtbanken en hoven voor meer veiligheid binnen de gerechtsgebouwen, onder meer via extra scanstraten. Zowel in het regeerakkoord als in het hervormingsplan wordt hierover gesproken.

In het licht van de zwaardere aard van de criminaliteitsdossiers in Limburg wordt bovendien gevraagd naar een veiligere werkomgeving bij de rechtspleging. Wanneer plant u deze investeringen voor Limburg?

Marijke Dillen:

Mijnheer de voorzitter, gelet op het gevorderde uur wat de agenda van mevrouw de minister betreft, verwijs ik naar de schriftelijke voorbereiding van mijn interpellaties.

Reeds weken voeren de magistraten actie om de grote tekorten in Justitie aan te klagen. Ook de Korpsoversten bij de Zetel en het Openbaar Ministerie Antwerpen-Limburg hebben aan de alarmbel getrokken en in hun nota “Vijf voor twaalf voor Justitie" - 100 dringend te realiseren voorstellen geformuleerd voor meer veiligheid. Eén van deze voorstellen betreft de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders in strafzaken. Ze stellen in niet mis te verstande bewoordingen: “De Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, het Parket-Generaal en het Hof van Beroep hebben extra personele middelen nodig om enerzijds de toestroom aan zaken gelinkt aan de georganiseerde criminaliteit aan te kunnen en anderzijds om de dossiers die een haventeam bij het Parket zal genereren te kunnen verwerken. De toename van strafdossiers is onmiskenbaar. Op de beide niveaus is er een toename van maar liefst 30%. Hier zitten zeer veel grote dossiers tussen (zo is 70% van de Sky-dossiers in het arrondissement Antwerpen te situeren. Het Parket Antwerpen en Parket-Generaal hebben hiervoor een extra juridisch kader nodig van ten minste 1,5 VTE. De REA Antwerpen vraagt 1 extra onderzoeksrechter met 1 extra onderzoekgriffier voor het havencontentieux, 1 extra jeugdrechter met 1 extra jeugdgriffier specifiek voor de jeugdcriminaliteit in het drug- en havenmilieu, 2 extra collegiale strafkamers (er is er nu slechts één voor de grote drugdossiers, ruim onvoldoende) met 2 extra griffiers en 2 extra assistenten en 2 extra alleenzetelende strafkamers met 2 extra griffiers en 2 assistenten. Daarenboven zijn 4 extra referendarissen nodig. Tevens wijst de REA Antwerpen op de nood aan een extra zedenkamer teneinde de termijnen beheersbaar te houden, extra opvolg- en snelrechtkamers, alles samen 16 extra strafrechters, 10 correctionele griffiers, 10 extra referendarissen en 10 extra assistenten. Het Hof wil in eerste instantie de stijging van 30% kunnen verwerken, zo niet zullen de doorlooptijden in strafzaken sterk stijgen, met alle veiligheidsrisico's die hierbij horen. Het vraagt hiertoe 2 extra strafkamers (tegenover de 6 bestaande), 3 griffiers (één om de toename van zaken op de KI te helpen verwerken), 4 referendarissen in strafzaken (het Hof heeft slechts een zeer beperkt aantal referendarissen) en ten slotte 4 extra assistenten teneinde de extra werklast administratief te kunnen verwerken. Hierbij wordt voorlopig abstractie gemaakt van de stijging van de werklast die verwacht mag worden gelinkt aan het hogervermeld haventeam, evenals met het eventueel extra werk volgend uit het groter aantal effectieven op het Parket Limburg."

De boodschap is duidelijk. Als het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen, dient de minister dringend te handelen en de nodige middelen vrij te maken om tegemoet te komen aan de terechte verzuchtingen van de magistraten.

Wat is het antwoord van de minister op deze terechte vragen tot uitbreiding van de kaders zoals hierboven gedetailleerd uiteengezet? Graag per gevraagde uitbreiding een gedetailleerd standpunt.

Heeft de minister in het kader van de begrotingsbesprekingen concreet hiervoor aanzienlijke bijkomende middelen gevraagd en wordt de minister hierbij gesteund door haar collega's? Justitie is belangrijk voor de binnenlandse veiligheid.

Reeds weken voeren de magistraten actie om de grote tekorten in Justitie aan te klagen. Ook de Korpsoversten bij de Zetel en het Openbaar Ministerie Antwerpen-Limburg hebben aan de alarmbel getrokken en in hun nota “Vijf voor twaalf voor Justitie" een pleidooi gehouden voor een grondige versterking van de strafrechtelijke keten bij het Parket en de Rechtbank van Eerste Aanleg Limburg. Er is de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders. Ze stellen in niet mis te verstande bewoordingen:

“De Limburgse entiteiten wijzen er vooreerst op dat hun kaders substantieel verhoogd zouden moeten worden omdat zij niet gecompenseerd werden voor de sterke stijging van het bevolkingsaantal. … Ook in Limburg is er een zwaar probleem van georganiseerde criminaliteit. Deze is van polycriminele aard, criminele organisaties slaan de handen in elkaar. Zij houden zich bezig met drugs, mensensmokkel, wapenhandel (met bijhorend geweld), fraude,… kortom alles wat kan dienen om geld op te brengen om het nadien wit te wassen. Ook Limburg ontsnapt hier niet aan. De nabijheid van Nederland en Duitsland en de grote aanwezigheid van inwoners met Italiaanse en Turkse roots die hun banden met de thuislanden onderhouden, is hier niet vreemd aan en blijkt uit de criminele beeldvorming. Vaak denkt men aan georganiseerde drugscriminaliteit. Deze vorm van criminaliteit komt in Limburg tot uiting in de drugshandel, de productie van synthetische drugs en de ermee gepaard gaande dumpingen van drugsafval. Ook de recente opening van de Port of Limburg waardoor containers zonder enige controle van Rotterdam of Antwerpen tot in Genk kunnen vervoerd worden, is interessant voor criminele organisaties. Limburg nam een onevenredig hoog aandeel in de Sky-dossiers, telt een steeds hoger aantal labo's en veel ernstig geweld. Om deze zware criminaliteit aan te pakken vragen Parket en REA 5 extra rechters en 5 extra Parketmagistraten, naast criminologen en ondersteunend administratief personeel. Tevens vraagt men 5 Parketcriminologen voor een buitengerechtelijke aanpak van jeugddelinquentie." En verder: “De rechtbank wordt geconfronteerd met een toevloed aan omvangrijke correctionele zaken die door een collegiale correctionele kamer dienen behandeld te worden. De dossiers zijn niet enkel afkomstig van het lokaal Parket maar tevens van het federaal Parket. Er is een enorme toename aan omvangrijke strafdossiers, o.m. inzake georganiseerde criminaliteit, een stijging van het aantal ernstige zedendossiers en druggerelateerde misdrijven, er is een grote nood aan (drug)opvolgingskamers, alsook aan bijkomende kamers voor de behandeling van dossiers inzake snelrecht/korte debatten. Dit heeft een zeer grote impact op de organisatie van onze rechtbank in het algemeen en op de werklast van onze rechters in de diverse secties in het bijzonder. … Het aantal dossiers waarvan de behandeling diverse zittingsdagen (of weken) in beslag neemt, is aanzienlijk gestegen. … Er werden reeds diverse maatregelen getroffen: burgerlijke kamers werden afgeschaft, familiekamers werden beperkt, rekening houdende met het gegeven dat ook een normaal verloop van de Familierechtbank moet gegarandeerd blijven gezien diverse zaken worden geacht hoogdringend te zijn. … Teneinde deze dossiers binnen een redelijke termijn te kunnen verwerken heeft onze rechtbank nood aan minstens 2 extra collegiale kamers en 4 bijkomende alleenzetelende kamers.“

Ook wat de REA Limburg betreft is de boodschap duidelijk: de penale keten loopt helemaal vast. Als het de tegering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen, dient de minister dringend te handelen en de nodige middelen vrij te maken om tegemoet te komen aan de terechte verzuchtingen van de magistraten.

Wat is het antwoord van de minister op deze terechte vragen tot uitbreiding van de kaders bij de REA Limburg zoals hierboven gedetailleerd uiteengezet? Graag per gevraagde uitbreiding een gedetailleerd standpunt.

Heeft de minister in het kader van de begrotingsbesprekingen concreet hiervoor aanzienlijke bijkomende middelen gevraagd en wordt de minister hierbij gesteund door haar collega's? Justitie is immers zeer belangrijk voor de binnenlandse veiligheid.

Annelies Verlinden:

Dank u wel, collega's, interne veiligheid is belangrijk en vormt een prioriteit. Daarom voorziet het hefboomplan in een versterking van de rechterlijke organisatie met de IDP-kredieten, die al in juni ter beschikking werden gesteld van Justitie. Het geheel van de hoven en rechtbanken kan rekenen op extra middelen voor personeel, met name 21 miljoen euro, waarvan 12 miljoen euro voor de hoven en rechtbanken en 8 miljoen euro voor de versterking van de parketten. Deze middelen zullen de respectieve colleges toewijzen op basis van de prioritaire doelstellingen uit het regeerakkoord. De toewijzing zal in de komende weken plaatsvinden.

Voor de extra budgetten die zullen worden toegewezen aan de parketten en de rechtbanken van eerste aanleg van Limburg en Antwerpen, worden tevens aanvullende wettelijke kaders gecreëerd. Ik zal daartoe een wettelijk initiatief nemen. Daarnaast wordt een regelgevend initiatief voorbereid om de wettelijke kaders op basis van artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek aan te passen via een koninklijk besluit.

Na eensluidend advies van het College van hoven en rechtbanken zal het wettelijk kader van de magistraten van de rechtbank van eerste aanleg van Limburg met twee eenheden en dat van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen met vijf eenheden worden uitgebreid. Het kader van het hof van beroep van Antwerpen wordt met één eenheid uitgebreid. Ook binnen de parketten werden in de voorbije legislatuur al verschuivingen doorgevoerd. Dat toont aan dat Justitie haar middelen zo efficiënt en optimaal mogelijk wil inzetten.

De voorstellen die werden ingediend in het kader van de actie '5 voor 12 voor Justitie' heb ik goed ontvangen en geanalyseerd. We stellen vast dat een aantal voorstellen is opgenomen in het hefboomplan en in toekomstige taskforces, in samenspraak met de rechterlijke organisatie. Daarnaast zijn ook nieuwe initiatieven nodig op het vlak van wetgeving, alsook meer middelen. Alvorens daarover verder uitspraak te doen, wil ik eerst overleg plegen met de colleges. Zoals ik al heb aangekondigd, heb ik in het kader van de lopende begrotingsbesprekingen een meervraag geformuleerd voor de versterking van Justitie.

We moeten onze parketten en rechtbanken en het hof van beroep van het ressort Antwerpen versterken, onder meer in het kader van de verhoging van de instroom van dossiers, de georganiseerde criminaliteit en de strijd tegen de fiscale en sociale fraude. Dat moeten we niet alleen doen in Antwerpen en Limburg, maar ook in de rest van het land. Zoals u weet lopen de begrotingsgesprekken en kunnen we vandaag nog niet op het resultaat daarvan vooruitlopen.

Wat betreft uw vragen over de versterking van de veiligheid van de gerechtsgebouwen en de uitrol van scanstraten, kan ik u nogmaals melden dat dit een absolute prioriteit is. Vandaag beschikt een tiental gerechtsgebouwen over een scanstraat, waarmee de toegang wordt beveiligd. Dat aantal wordt na overleg met de rechterlijke orde ruim verdubbeld. Zo werd al budget vrijgemaakt voor de aankoop van tien extra scanstraten, verspreid over het hele land, die progressief zullen worden uitgerold. De eenmalige investering voor deze tien scanstraten bedraagt ongeveer 450.000 euro. De jaarlijkse kosten voor de bestaffing van deze tien scanstraten wordt op 5 miljoen euro geraamd.

Concreet komen er in de eerste fase scanstraten bij in de gerechtsgebouwen van Brugge, Antwerpen aan de Britselei, Namen en Bergen. De scaninfrastructuur van het Portalisgebouw in Brussel krijgt een upgrade. In een tweede fase volgen Gent, Luik, Nijvel, Leuven, Hasselt en Aarlen. In elk gerechtelijk arrondissement en elke hof van beroep zal dus een extra scanstraat zijn. Naast de scanstraten aan de ingang versterken we ook de bewaking van de gerechtsgebouwen met een hoger veiligheidsrisico. Ook hiervoor worden binnen de beschikbare budgettaire ruimte verdere concrete plannen uitgewerkt.

We roeien dus met de riemen die we hebben, maar laat het duidelijk zijn dat veiligheid investeringen vergt in middelen en mensen. Iedereen die werkt of aanwezig is in onze rechtbanken moet zich uiteraard veilig kunnen voelen. Daar willen we elke dag verder aan werken, samen met alle medewerkers en betrokken veiligheids- en politiediensten, die ik hierbij nogmaals wil danken voor hun niet aflatende inzet.

Alain Yzermans:

Mevrouw de minister, ik ben blij om te horen dat men begint met de tweede fase voor de scanstraten en dat hiervoor aanzienlijke middelen worden uitgetrokken.

Bij de rechtbank van eerste aanleg komen er twee magistraten bij. Dat is een goede evolutie. Dit zal ten goede komen aan de opgelopen achterstand in Limburg.

Marijke Dillen:

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

U erkent de problematiek van het tekort aan magistraten, zowel in Antwerpen als in Limburg. Dat tekort is deels het gevolg van de sterke toename van strafdossiers en vooral van heel grote strafdossiers. Als er hiervan niet dringend werk wordt gemaakt, zullen de doorlooptijden sterk stijgen, wat een onmiddellijk gevolg zal hebben voor de veiligheid.

U hebt een aantal cijfers gegeven, zowel voor Limburg als voor Antwerpen, maar die liggen ruim onder wat de korpsoversten bij de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen en Limburg vragen in de nota "Vijf voor twaalf " . Ik blijf herhalen dat u in het kader van de begrotingsbesprekingen moet aandringen op meer middelen om te kunnen tegemoetkomen aan de eisen van de magistratuur. Hun boodschap is heel duidelijk. Als het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te kunnen behandelen, dan moet er heel dringend worden gehandeld.

Mijnheer de voorzitter, ik heb een motie ingediend bij deze twee interpellaties.

Moties

Motions

Voorzitter:

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend. En conclusion de cette discussion, les motions suivantes ont été déposées. Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt: "De Kamer, gehoord de interpellaties van mevrouw Marijke Dillen en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee, - overwegende dat de Korpsoversten bij de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg nogmaals aan de alarmbel hebben getrokken middels hun nota Vijf voor twaalf voor Justitie , waarbij 100 dringend te realiseren voorstellen werden geformuleerd voor meer veiligheid; - overwegende dat één van deze voorstellen betrekking had/heeft op de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders bij de rechtbank van eerste aanleg te Limburg; - overwegende dat indien het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen een voormelde uitbreiding dient bespoedigd te worden; - overwegende dat de minister tijdens de begrotingsbesprekingen ervoor kan zorgen dat hiertoe de nodige financiële middelen kunnen voorzien worden; vraagt de regering per kerende werk te maken van de uitbreiding van de kaders bij de rechtbank van eerste aanleg te Limburg. " Une première motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit: " La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mme Marijke Dillen et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord, - considérant que les chefs de corps du siège ainsi que le ministère public d'Anvers-Limbourg ont une nouvelle fois tiré la sonnette d'alarme par le biais de leur note Vijf voor twaalf voor Justitie dans laquelle ils formulent 100 propositions à mettre en œuvre d'urgence pour accroître la sécurité; - considérant qu'une de ces propositions avait/a trait à la nécessité urgente d'accroître les cadres au tribunal de première instance du Limbourg; - considérant que l'accroissement évoqué plus haut doit être accéléré si le gouvernement a réellement l'intention de s'attaquer à la criminalité, d'empêcher l'impunité de triompher et de faire traiter l'intégralité des dossiers pénaux de manière approfondie et sans délai; - considérant que la ministre peut veiller à ce que les moyens financiers nécessaires à cet effet soient dégagés lors des discussions budgétaires; demande au gouvernement: - de veiller à ce que la ministre s'attelle immédiatement à l'extension des cadres du tribunal de première instance du Limbourg. Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt: "De Kamer, gehoord de interpellaties van mevrouw Marijke Dillen en het antwoord van de minister van Justitie, belast met de Noordzee, - overwegende dat de korpsoversten bij de zetel en het openbaar ministerie Antwerpen-Limburg nogmaals aan de alarmbel hebben getrokken middels hun nota Vijf voor twaalf voor Justitie , waarbij 100 dringend te realiseren voorstellen werden geformuleerd voor meer veiligheid; - overwegende dat één van deze voorstellen betrekking had/heeft op de dringende nood aan het uitbreiden van de kaders in strafzaken, meer specifiek de uitbreiding van de strafkamers bij de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep te Antwerpen; - overwegende dat indien het de regering menens is om de criminaliteit aan te pakken, de straffeloosheid niet te laten zegevieren en alle strafdossiers grondig en snel te laten behandelen een voormelde uitbreiding dient bespoedigd te worden; - overwegende dat de minister tijdens de begrotingsbesprekingen ervoor kan zorgen dat hiertoe de nodige financiële middelen kunnen voorzien worden; vraagt de regering per kerende werk te maken van de uitbreiding van de strafkamers bij de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep te Antwerpen. " Une deuxième motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit: " La Chambre, ayant entendu les interpellations de Mme Marijke Dillen et la réponse de la ministre de la Justice, chargée de la Mer du Nord, - considérant que les chefs de corps du siège ainsi que le ministère public d'Anvers-Limbourg ont une nouvelle fois tiré la sonnette d'alarme par le biais de leur note Vijf voor twaalf voor Justitie dans laquelle ils formulent 100 propositions à mettre en œuvre d'urgence pour accroître la sécurité; - considérant qu'une de ces propositions avait/a trait à la nécessité urgente d'accroître les cadres pour les affaires pénales, et plus spécifiquement de procéder à cet accroissement pour les chambres pénales du tribunal de première instance et de la cour d'appel d'Anvers; - considérant que l'accroissement évoqué plus haut doit être accéléré si le gouvernement a réellement l'intention de s'attaquer à la criminalité, d'empêcher l'impunité de triompher et de faire traiter l'intégralité des dossiers pénaux de manière approfondie et sans délai; - considérant que la ministre peut veiller à ce que les moyens financiers nécessaires à cet effet soient dégagés lors des discussions budgétaires; demande au gouvernement: - de veiller à ce que la ministre s'attelle immédiatement à l'extension des chambres pénales du tribunal de première instance et de la cour d'appel d'Anvers. Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Phaedra Van Keymolen. Une motion pure et simple a été déposée par Mme Phaedra Van Keymolen . Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten. Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close. Nous pouvons clore la réunion. Les autres questions seront traitées la semaine prochaine. Je vous remercie de votre présence et remercie la ministre ainsi que les services. La réunion publique de commission est levée à 16 h 50. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.50 uur.

Popover content