Commissievergadering op 18 november 2025
Vragen
De volgende vragen werden gesteld tijdens deze commissievergadering.
Het Belgische paviljoen op de World Nuclear Exhibition 2025 in Parijs
De ontwikkeling van small modular reactors (SMR’s) in België
De nucleaire strategie
De toekomst van de energiemix
Gesteld door
CD&V
Phaedra Van Keymolen
CD&V
Phaedra Van Keymolen
Open Vld
Steven Coenegrachts
PS
Marie Meunier
Aan
Mathieu Bihet (Minister van Energie)
Bekijk antwoord
Phaedra Van Keymolen:
Mijnheer de minister, ten eerste, België nam met een eigen Belgisch paviljoen deel aan de World Nuclear Exhibition in Parijs van 4 tot 6 november 2025. Volgens de officiële aankondiging werd het paviljoen op 4 november plechtig ingehuldigd in uw aanwezigheid, gevolgd door een netwerkreceptie met de vertegenwoordigers van de vijftien Belgische bedrijven en instellingen die eraan deelnemen. Dergelijke initiatief biedt ongetwijfeld kansen om de Belgische nucleaire expertise internationaal in de kijker te zetten.
Mijnheer de minister, wat is de totale kostprijs van het Belgisch paviljoen op de World Nuclear Exhibition 2025? Hoe worden de kosten gefinancierd? Wordt het project volledig gedragen door de bijdragen van de deelnemende bedrijven en instellingen? Of werd er geheel of gedeeltelijk gebruikgemaakt van federale dan wel regionale overheidsmiddelen? Zo ja, onder welke begrotingspost of welk programma werd de uitgave geboekt?
Kunt u meegeven welke vijftien Belgische bedrijven en instellingen er op het Belgisch paviljoen vertegenwoordigd zijn? Hebt u tijdens uw aanwezigheid in Parijs ook bilaterale contacten of vergaderingen gehad met buitenlandse partners of industriële actoren zoals EDF, ENGIE of leden van de Franse overheid? Zo ja, met wie? Wat waren de voornaamste resultaten en thema’s van die gesprekken?
Ten tweede, wat de SMR's of small modular reactors betreft, de recente aankondiging van een locatie voor zijn eerste SMR van het Verenigd Koninkrijk die tegen 2030 stroom aan drie miljoen gezinnen moet leveren, staat in schril contrast met de situatie in ons land. Terwijl andere landen concrete realisaties op het terrein voorbereiden, lijkt België voorlopig niet verder te komen dan een intentieverklaring met het Canadese Ontario Power Generation (OPG), zonder politieke verankering en zonder zicht op een tijdslijn of investeringskader.
Kunt u toelichten welke waarde de intentieverklaring met OPG precies heeft? Heeft de samenwerking het potentieel om uit te groeien tot een daadwerkelijk bouwproject?
Hoe beoordeelt u het feit dat landen zoals het VK en Polen reeds duidelijke locaties, partnerschappen en tijdslijnen hebben vastgelegd, terwijl België zich nog in een voorbereidend stadium bevindt? Bestaat er een risico dat België achteropgeraakt in de internationale nucleaire ontwikkeling? Hoe wilt u voorkomen dat ons land opnieuw afhankelijk wordt van buitenlandse spelers zonder eigen industriële verankering?
Zullen instellingen zoals het SCK, Vlaamse en Waalse initiatieven, potentiële buitenlandse partners, worden samengebracht in één gecoördineerde federale roadmap? Indien ja, wanneer mogen we die verwachten? Indien neen, waarom niet?
Acht u het realistisch om in België tegen 2035 de eerste nieuwe eenheden in gebruik te nemen, zoals door verschillende sectorpartners werd gesuggereerd?
Voorzitter: Jeroen Soete
Président: Jeroen Soete
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, ik ben niet zo streng voor u als uw coalitiegenoot van cd&v, maar de vraag is wel pertinent. Is er überhaupt een nucleaire strategie? De Vlaamse minister-president heeft wel opgeroepen tot overleg over SMR's en u verklaarde dat u de levensduur van de kerncentrales probeert te verlengen, maar houdt het daarmee op? Hebt u nog andere plannen? Tegen welk jaar en voor welke hoeveelheid rekent u op nucleaire capaciteit? Zet u in op SMR's? Met welke technologie zal dat zijn? Er zijn dus veel vragen.
De vorige spreker wees erop dat Groot-Brittannië al een locatie voor de bouw van zijn eerste SMR heeft aangekondigd. Laat dat land dat vooral doen, dan weten we of SMR's werken en of de bouw ervan binnen het vooropgestelde tijdschema en budget mogelijk is. De Nederlandse regering verklaart dat de overheid daarvoor zelf een bedrijf zal moeten oprichten en daarin miljarden euro's pompen, want de privésector zal het niet oplossen. Rekent u wel op de privésector? Maakt u plannen om via overheidsmiddelen het vuur aan de lont te steken? Ik heb schriftelijk alle vragen ingediend, maar zal ze niet allemaal overlopen. Kortom, wat is de nucleaire strategie van de regering?
Mathieu Bihet:
Monsieur le président, Mme Meunier m’a annoncé qu’elle ne serait pas là pour les questions.
België nam deel aan de World Nuclear Exhibition, die van 4 tot en met 6 november plaatsvond in Parijs. Ik heb het genoegen gehad daar het Belgisch paviljoen plechtig te mogen openen, een uitstalraam voor een uitmuntende nucleaire sector, gedragen door onze bedrijven en talenten. Het gaat om een privaat initiatief van de vzw Belgisch Nucleair Forum, in samenwerking met Agoria en de vzw Belgian Nuclear Society. Daaruit volgt dat ik niet op de hoogte ben van de totale kost van deze private operatie, die de belangen van de Belgische ondernemingen en industrieën ondersteunt. Dit paviljoen heeft geen middelen of subsidies ontvangen van mijn kabinet of administratie. Volgens de informatie waarover ik beschik, heeft elke standhouder zijn plaats met eigen middelen gefinancierd. Ik werd bovendien niet geïnformeerd over, noch ben ik bevoegd voor de inzet van eventuele middelen van andere bestuursniveaus. De 15 Belgische bedrijven die vertegenwoordigd waren in het Belgische paviljoen werden vermeld in het persbericht van het Belgisch Nucleair Forum.
Je peux les citer toutes; ou vous aurez la liste: Magics, GDTech, Haquenne, Brolz, Denys, Karl Hugo, SCK-CEN, Belgoprocess, Sarens, GRAUX, GEMACO, Myrrha, Transrad, IRE Lab, The Binding Energy
Het gaat om de grootste Belgische aanwezigheid van ondernemingen tot nog toe geregistreerd op de World Nuclear Exhibition. Deze versterkte aanwezigheid getuigt van de diversiteit, dynamiek en expertise van onze bedrijven en instellingen actief in de sector. Dat verheugt mij.
Ik heb de gelegenheid gehad om de ondertekening bij te wonen van de intentieverklaring tussen de vzw Belgian Nuclear Forum en de Canadese vennootschap OPG, Ontario Power Generation, om samen te werken aan de ontwikkeling van SMR’s in België. Deze ondertekening vond plaats in aanwezigheid van de minister voor Energie van Ontario, de heer Stephen Lecce, wat de gedeelde ondersteuning benadrukt van beide landen als het gaat over de ontwikkeling van duurzame en innovatieve nucleaire technologieën.
Ik herinner eraan dat de ontwikkeling van projecten voor kerncentrales op Belgisch grondgebied mogelijk werd gemaakt door de opheffing van de wet op de kernuitstap uit 2003. Deze opheffing opent de deur voor nieuwe investeringen.
Ik heb ook de gelegenheid gehad om te praten met Europese, Amerikaanse en Canadese gesprekspartners. De gesprekken gingen over de heropleving van de Belgische nucleaire sector, ons nieuw energiebeleid en de toekomst van kernenergie, zowel in België als in Europa.
Verder lijkt het mij nuttig te vermelden dat ik tijdens mijn bezoek aan de beurs met trots heb kunnen vaststellen dat Belgische ondernemingen opnieuw een vooraanstaande plaats innemen op het wereldtoneel, wat belangstelling opwekt van veel spelers uit de sector. België beschikt immers over een nucleaire sector van uitzonderlijke kwaliteit, gedragen door bedrijven en specialisten die in staat zijn om de meest veeleisende toeleveringsketens uit te bouwen en te integreren.
Na 25 jaar onzekerheid was het tijd om deze kennis en expertise opnieuw met elkaar te verbinden, om de toekomst van de nieuwe kernenergie grondig voor te bereiden.
Het Belgische paviljoen, dat ik plechtig mocht openen, is daarvan een duidelijk bewijs. Ons land wordt weer een referentie als het gaat over de industriële relance van Europa.
Voilà pour la question de Mme Van Keymolen. Pour les trois autres questions jointes, j’avais une réponse en deux langues. Mme Meunier n’est malheureusement plus ici.
Mijn strategie voor de ontwikkeling van kerncentrales in België is niet gewijzigd.
Comme vous le savez, la priorité est d’abord donnée à la prolongation de la durée de vie des centrales existantes, car cela peut être réalisé relativement à court terme et constitue une première étape logique dans le maintien de notre capacité nucléaire en Belgique.
De regering wenst ook nieuwe nucleaire capaciteit te bouwen, zowel groot als klein, zoals de SMR’s, de small modular reactors of kleine modulaire reactoren.
Comme je l’ai déjà expliqué, je vois des possibilités tant pour les grands réacteurs conventionnels que pour les petits réacteurs modulaires. Selon les études, pour les grands réacteurs, l’infrastructure et le financement nécessaires sont beaucoup plus importants. Par contre, vous bénéficiez d’un effet d’échelle important. Les petits réacteurs pourraient être déployés de manière plus flexible, mais aussi plus rapide.
Il n’est pas évident de changer de cap après plus de 20 ans passés dans un scénario de sortie. Cela nécessite une refonte en profondeur de notre système de production d’électricité, une reconstruction et une extension des chaînes d’approvisionnement ainsi qu’un changement de mentalités de la part des producteurs d’électricité et de nos acteurs institutionnels.
Des pays tels que la Pologne, la Suède ou encore le Royaume-Uni, et plusieurs autres, sont en effet déjà plus avancés dans le processus de mise en place des nouvelles capacités nucléaires, dont les SMR. Cela n’est pas surprenant, étant donné qu’ils ont entamé ce processus il y a déjà des années.
En ce qui concerne les nouvelles unités d’ici 2035, tout dépend évidemment de la maturité des technologies envisagées. Si l’on se base sur des SMR utilisant une technologie conventionnelle, c'est-à-dire à neutrons thermiques, celles-ci sont réalisables à relativement court terme. Les projets innovants, dits de quatrième génération, par exemple à neutrons rapides ou à haute température, nécessiteront plus de temps avant de pouvoir être concrètement mis en œuvre.
Au cours des prochaines années, cela pourra principalement se faire en prolongeant des centrales existantes. C’est la solution la plus logique et la plus rentable.
Comme l’a exprimé en 2020 l’Agence de l’énergie nucléaire, que je rencontre d’ailleurs demain, il est très clair qu’il faut une combinaison des deux. Je suis convaincu que de nouvelles centrales suivront. La technologie n’est pour moi pas la question principale. Les futurs développeurs, opérateurs et investisseurs auront, eux, à se positionner, mais toutes les pistes sont ouvertes.
Voor de uitbouw van een nieuw nucleair programma is het belangrijk dat we uitgaan van onze eigen sterktes, maar ik sta open voor samenwerking met andere landen, Europese of andere. Op die manier kunnen we sneller vooruitgaan en elkaar versterken.
Phaedra Van Keymolen:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Collega, u zegt dat ik streng ben, maar ik noem het eerder gezonde nieuwsgierigheid naar de nucleaire strategie. We horen en lezen veel, maar we moeten toch ook kunnen vragen hoe het daar concreet mee staat.
Ik begrijp uit uw antwoord dat we moeten blijven inzetten op verschillende pistes. Zo heeft het verlengen van de levensduur van de huidige centrales prioriteit en is de bouw van SMR's tegen 2035 afhankelijk van de maturiteit van de technologie. We volgen dit zeker verder op.
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, de strategie wat betreft de verlenging van de bestaande centrales begrijp ik, maar voor de rest kan ik uit uw antwoord niet echt opmaken of er een strategie is. U praat met veel ondernemers die voorstander zijn of die actief zijn in de sector, maar ik mis een plan waaruit blijkt dat u in jaar X zoveel gigawatt nucleaire energie in de energiemix wilt en wat de concrete stappen zijn die u onderneemt om daar te geraken. Dat mis ik vandaag. Ik hoor alleen dat er een studie is gemaakt die zegt dat grote kerncentrales duurder zijn dan kleine kerncentrales en dat kleine kerncentrales flexibeler zijn dan grote kerncentrales. Daar had ik in alle eerlijkheid weinig studie voor nodig. De vraag blijft dus of er een strategie is. Als het elektriciteitverbruik op een bepaald moment omhooggaat en we bijkomende capaciteit nodig hebben, maar we geen strategie hebben om voor extra nucleaire capaciteit te zorgen, dan moeten we dat opvangen. Dat kan door interconnectie met het buitenland, door groene, duurzame energie of door – stel u voor – gascentrales, maar we zullen het moeten opvangen. Als dat eenmaal opgevangen is, dan is de vraag wat het nut is van nog een kerncentrale extra in de mix te steken. Het is dus tijd dat we een horizon krijgen en dat er een strategie komt om die horizon te bereiken, iets wat ik vandaag nog altijd mis, maar we zullen daar in de komende weken, maanden en jaren nog op terugkomen, mijnheer de minister. Daar ben ik zeker van.
Energiearmoede
Energiearmoede
Bekijk antwoord
Roberto D'Amico:
Monsieur le ministre, j'ai lu tout comme vous le rapport du SPF Économie concernant la précarité énergétique, où l'on apprend qu’un ménage sur cinq est exposé au risque de précarité énergétique en 2024. Cela concerne des familles qui peinent à payer leurs factures et à chauffer suffisamment leur logement ou qui consomment moins que leurs besoins essentiels. Pour être plus précis, ce sont 20 % des familles qui sont en précarité énergétique.
Ce chiffre, tout simplement inacceptable dans un pays aussi riche que la Belgique, s’explique notamment par le caractère bien trop élevé des prix de l’énergie et démontre la nécessité du contrôle des prix, que nous proposons avec le PTB.
Monsieur le ministre, quelles mesures structurelles envisagez-vous pour faire baisser les prix de l’énergie et pour lutter contre la précarité énergétique?
Mathieu Bihet:
Monsieur D'Amico, et madame Meunier, une transition énergétique durable et équitable nécessite une attention particulière à la question de la précarité énergétique dont nous avons déjà parlé un certain nombre de fois. Afin de pouvoir élaborer une politique ciblée, il est nécessaire d'identifier les ménages exposés à ce risque accru de précarité énergétique. Nous le faisons sur la base d'indicateurs fixés dans l'arrêté royal du 19 avril 2024. Depuis début 2025, la méthodologie qui sous-tend ces indicateurs est discutée au sein d'un groupe de travail créé par l'Institut interfédéral de Statistique dans le cadre du suivi des sustainable development goals. Il est important de souligner que la publication du SPF Économie porte sur des indicateurs qui mesurent le risque de précarité énergétique et non sur le nombre réel de ménages en situation de précarité énergétique. Il faut le préciser. Parmi ce groupe à risque, on trouve également des personnes qui déclarent ne pas rencontrer de difficultés financières pour joindre les deux bouts. Il convient donc de replacer ce risque dans son contexte. Cela vaut en particulier pour l'indicateur présentant la part la plus élevée, à savoir le groupe de ménages exposés à un risque de précarité énergétique mesuré, qui représente 14,8 % des familles.
Trois indicateurs sont élaborés pour refléter les différents types de risque de précarité énergétique. Tout d'abord, des factures énergétiques très élevées par rapport au revenu disponible indiquent un risque de précarité énergétique mesuré. Deuxièmement, des factures énergétiques très faibles par rapport à des ménages comparables indiquent un risque de précarité énergétique caché. Troisièmement, les difficultés financières pour se chauffer suffisamment, indiquent une pauvreté énergétique subjective.
Différentes analyses sont réalisées sur la profondeur de la pauvreté énergétique et sur le lien entre les indicateurs de pauvreté énergétique et d'autres indicateurs de pauvreté, afin de pouvoir identifier les principales causes du risque de pauvreté énergétique. Ces analyses visent à mieux comprendre les causes sous-jacentes de la précarité énergétique afin de pouvoir élaborer des mesures politiques ciblées et une vision holistique.
Dans le cadre des compétences fédérales, il existe déjà des instruments structurels pour soutenir les consommateurs vulnérables comme, notamment, le tarif social pour l'énergie et le fonds social pour le chauffage qui garantissent l'accessibilité financière de l'énergie aux ménages vulnérables; le fonds social pour l'énergie qui permet aux CPAS d'apporter un soutien financier en cas d'endettement lié au coût énergétique et de mener une politique énergétique préventive en soutenant les investissements qui réduisent la consommation énergétique.
Ces mesures offrent une protection importante à ceux qui peuvent en bénéficier. Le gouvernement vise à créer un marché de l'énergie transparent où les consommateurs sont protégés, peuvent faire des choix éclairés et ont un accès facile au soutien. Le gouvernement fédéral continue de s'engager à renforcer et à affiner ces instruments dans le but de réduire la précarité énergétique structurelle, de rendre la transition énergétique socialement équitable et de ne laisser personne dans la transition vers une société faible en intensité carbone.
Roberto D'Amico:
Merci, monsieur le ministre. J'ai bien compris que vous avez tenté de dissocier les risques de précarité. Vous nous les avez même énoncés. Or moi, je vous parlais de nouvelles mesures structurelles alors que vous parlez de l'existant. Je n'ai donc rien entendu de neuf. Pour vous donner des chiffres, un baromètre de la précarité énergétique établi en 2015 évaluait la précarité énergétique à 18,5 %. Aujourd'hui, ce taux a augmenté jusqu'à 19,7 %. Par contre, en France, là où une forme de contrôle des prix est appliquée, ces niveaux sont plus bas et ont même diminué en dix ans. De 13,7 % en 2012, c'est descendu à 10,8 % en 2022. On comprend aisément qu'avec une forme de contrôle des prix, on parvient à faire baisser le taux de précarité énergétique. Je vous demande donc de vous inspirer de cette initiative.
Het uitstel van het klimaatproject 'Green Primary' van ArcelorMittal
Bekijk antwoord
Lieve Truyman:
Mijnheer de minister, in 2021 kondigde ArcelorMittal het ambitieuze klimaatplan Green Primary aan. Daarbij zou het bedrijf ongeveer 2 miljard euro investeren op de site in Gent om de koolstofintensieve staalproductie duurzamer te maken door een van zijn ovens te vervangen door elektrische vlamhoogovens en een DRI-installatie (Direct Reduced Iron). Die werkt op aardgas en later op waterstof.
Helaas wordt die investering voor onbepaalde tijd uitgesteld. Daarvoor zijn drie redenen: ten eerste – niet verbazingwekkend – hoge energiekosten, ten tweede de zware personeelskosten en ten derde de Europese CO 2 -heffingen. Dit creëert een ongelijk speelveld met staalbedrijven buiten Europa, die die lasten niet hebben. Tegelijkertijd zorgen die niet-Europese bedrijven ervoor dat hun goedkoop staal via Afrika de Europese Unie binnenkomt.
Hoe verloopt het overleg met de Europese Commissie om onze bedrijven te beschermen tegen niet-Europese concurrenten?
Is er een zekerheid dat de CBAM-bijdragen (Carbon Border Ajustment Mechanism) vanaf 1 januari 2026 eerlijk zullen worden toegepast?
ArcelorMittal is zelf vragende partij om de ETS-inkomsten (Emissions Trading System) opnieuw te investeren in decarbonisatieprojecten. Is dat een haalbare piste? Zo ja, bestaan er al concrete plannen?
Mathieu Bihet:
Mevrouw Truyman, we hebben met de Europese Commissie grondig overlegd over de energienorm. Dankzij deze gesprekken hebben wij vermeden dat we het mechanisme moesten toepassen voorzien in de rechtsgrond geërfd van de vorige regering. Dat mechanisme was nooit aan de Commissie gemeld. Als het ongewijzigd geactiveerd was, hadden sommige bedrijven het reële risico gelopen de ontvangen steun te moeten terugbetalen.
Er vind nieuw overleg plaats over de mogelijkheden geboden door het nieuwe staatssteunkader dat afgelopen zomer werd gepubliceerd, om zeker te zijn dat de mogelijke toepassing ervan de Europese regels respecteert.
Voor uw vraag over het CBAM moet ik u doorverwijzen naar de minister van Financiën.
Voor uw vraag over de inkomsten uit het ETS moet ik doorverwijzen naar de minister van Klimaat.
De federale regering overweegt momenteel twee pistes. De eerste piste is toegelaten door het nieuwe staatssteunkader voor de schone industrie. De lidstaten mogen steun voor de elektriciteitsprijs toekennen aan sommige ondernemingen, in ruil voor een inspanning op het vlak van decarbonisatie. In een tweede piste zou men de transmissienettarieven voor grootverbruikers verlagen, maar dat moet gepaard gaan met compensaties voor de andere verbruikers. Er lopen momenteel technische en politieke gesprekken. Het blijft ons doel om zo snel mogelijk resultaat te boeken.
Lieve Truyman:
Ik kijk alvast uit naar de verdere resultaten die zullen worden geboekt. Blijf zeker in contact en in gesprek met de andere ministers, want samen schrijven we een verhaal en zorgen we voor een sterke economie.
De impact van de voorlopige twaalfden op het beleidsdomein van de minister
Bekijk antwoord
Tinne Van der Straeten:
Mijnheer de minister, dat er met voorlopige kredieten zal moeten worden gewerkt – dat wordt nu voorbereid door de bevoegde ministers –, heeft ook een impact op uw beleidsdomein. Het meest in het oog springende voorbeeld zijn natuurlijk de nucleaire passiva. NIRAS heeft in het Parlement aangegeven dat het teksten had bezorgd, maar dat het op feedback wacht. Er zijn daarnaast de recurrente betalingen in het kader van Phoenix, de levensduurverlenging, of in het kader van het wind-op-zeebeleid.
Bij voorlopige twaalfden wordt ook altijd gekeken naar de onderbenutting. Wat is de onderbenutting op dit moment in uw domein en op welke posten?
In de begroting 2025 waren ook middelen ingeschreven voor bijvoorbeeld de energienorm. Daarover zijn echter geen teksten goedgekeurd. Zullen de middelen zonder voorwerp zijn en verdwijnen?
Ten slotte, wat betekent het uitblijven van de begroting voor de initiatieven die u van plan bent om uit te rollen in 2026, bijvoorbeeld de installatie van de Hoge Raad voor Energiebevoorrading? Zal die raad er dan niet komen?
Mathieu Bihet:
Mevrouw Van der Straeten, momenteel wordt de mogelijkheid onderzocht om een uitzondering op de voorlopige twaalfden toe te passen voor de aangehaalde dossiers. Indien nodig zal een voorstel tot uitzondering aan de bevoegde instantie worden voorgelegd, zodat de continuïteit van de dossiers verzekerd blijft.
De mate van onderbenutting zal worden geëvalueerd bij de afsluiting van het lopende begrotingsjaar. Op dit moment lopen nog verschillende dossiers, waarvan de afronding een impact kan hebben op de uiteindelijke budgetrealisatie. De niet-benutting van het budget voor het dossier van de energienorm wordt verklaard door het feit dat de rechtsgrond van de vorige regering nooit bij de Europese Commissie werd aangemeld. De regering onderzoekt momenteel andere pistes om de energienorm voor de komende jaren conform het regeerakkoord te realiseren. Voorts kan ik u verzekeren dat mijn team en ik alles in het werk stellen om de hoge raad zo spoedig mogelijk te installeren in overeenstemming met de richtlijnen uit het regeerakkoord, waarna een eerste tussentijds rapport zo snel mogelijk zal worden gepubliceerd.
Tinne Van der Straeten:
Mijnheer de minister, het zou natuurlijk bijzonder zijn dat er een uitzondering op de regel van de voorlopige twaalfden voor bepaalde beleidsdomeinen wordt gemaakt. U zult dan ongetwijfeld niet de enige zijn, die een uitzondering vraagt. Het is ook niet realistisch om daarvan uit te gaan. De volledige stilstand in de aangehaalde dossiers dreigt dus. Het is een beetje kort door de bocht om voor de energienorm te verwijzen naar een ontbrekende aanmelding. Ondertussen bent u immers ook al enige tijd minister. Op een bepaald moment kunt u de schuld niet meer afschuiven op uw voorganger en gaat het over uw eigen functioneren. U hebt daarnet trouwens ook bevestigd dat een aanmelding slechts een sluitstuk is van een lopende onderhandeling. Het regering was toch zinnens dat ze voor het einde van het jaar een werkend systeem tot stand zou brengen? Dat is er dus niet. Het is dan ook te hopen dat als er een begroting komt, er in voldoende middelen wordt voorzien om een effectief energiebeleid te voeren.
De redding van staalbedrijf NLMK
Bekijk antwoord
Marc Lejeune:
Monsieur le ministre, le 23 octobre dernier, la presse a relayé l'existence de discussions au niveau ministériel concernant le dossier de l'entreprise sidérurgique NLMK. Cette société exploite trois sites en Belgique et emploie environ 1 200 travailleurs. À la suite de la guerre en Ukraine et des sanctions européennes, bien logiques, NLMK risque de ne plus pouvoir importer d'acier depuis la Russie.
Afin de préserver l'emploi (notre inquiétude aujourd'hui) et dans le cadre de la transition énergétique et de notre politique de décarbonation, une solution envisagée serait la construction d'une aciérie électrique permettant la production d'acier décarboné à partir de ferraille (déchets de métaux ferreux) locale pour se passer d'importations. Un tel projet contribuerait à la réindustrialisation de la Wallonie, à la transition énergétique et à la création de plusieurs centaines d'emplois directs et indirects. Toutefois, la viabilité économique de cette aciérie dépendra largement de la disponibilité et du coût de l'électricité, ce qui n'est pas gagné aujourd'hui, avouons-le.
Dans ce contexte, où en est la création du Haut Conseil de l'approvisionnement énergétique, pour lequel une ligne budgétaire était déjà prévue cette année? Envisagez-vous, conformément à l'accord de gouvernement, de réduire les accises sur l'électricité afin de la rendre moins chère pour tout le monde et afin d'améliorer la compétitivité énergétique des entreprises? Quel est votre agenda pour ce point précis?
Dernièrement, nous évoquions la création d'une aciérie électrique pouvant bénéficier d'une part de la production nucléaire nationale. Je ne sais pas si c'est possible. Or, avec la perspective de ne disposer bientôt que de deux réacteurs en activité, pouvons-nous penser qu'un plan d'action ou une feuille de route pourraient garantir à la Belgique un approvisionnement électrique suffisant et stable à moyen terme, défi énorme que nous avons tous et toutes devant nous?
Mathieu Bihet:
Monsieur Lejeune, comme déjà partagé lors de la précédente séance de questions, la création du Haut Conseil de l'approvisionnement énergétique fait partie des discussions budgétaires en cours. Étant donné que les travaux dans le cadre du budget sont toujours en cours, comme vous le savez sans doute, je ne souhaite pour l'instant pas préjuger de la création de ce Conseil de l'approvisionnement, y compris des modalités du calendrier qui s'y rapportent.
Quant à la baisse des accises, celle-ci relève de la compétence du ministre des Finances et je vous invite évidemment à vous tourner vers M. Jambon pour cette question.
Pour ce qui est de la feuille de route, elle se base notamment sur l'analyse détaillée de l'étude AdFlex ( Adequacy and Flexibility study ) d'Elia qui analyse le besoin à 10 ans pour détecter des besoins en capacité à moyen terme et sur les instructions annuelles d'organisation des enchères du CRM. Le Haut Conseil pour la sécurité d'approvisionnement énergétique m'aidera par ailleurs, dès sa mise sur pied, à définir une stratégie à long terme à cet égard.
Marc Lejeune:
Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses. On espère qu'on aura bientôt des nouvelles de notre budget et pouvoir avancer sur le dossier du Haut Conseil. Pour ce qui concerne la baisse des accises, j'espère que vous appuierez notre demande auprès de notre ministre des Finances, parce que vous savez qu'on pousse tout le monde à utiliser de l'électricité pour les voitures, pour se chauffer à la maison et qu'il y a de la spéculation. On attend dès lors tous un petit geste de notre gouvernement pour rendre les choses moins chères, de manière à ce que chacun puisse se chauffer encore cet hiver en espérant qu'il n'y ait pas de black-out.
De inzet van consultants bij NIRAS
Bekijk antwoord
Phaedra Van Keymolen:
Mijnheer de minister, het recent gepubliceerde verslag van het Rekenhof over de inzet van consultancy door de federale overheid toont aan dat tussen 2020 en 2022 voor circa 2,5 miljard euro aan consultancy werd uitgegeven. Daaruit blijkt dat NIRAS met ongeveer 129,1 miljoen euro tot de grootste afnemers van externe consultancy behoort.
Het Rekenhof stelt in zijn verslag onder meer vast dat er op federaal niveau geen coherente strategie bestaat voor de inzet van consultancy, dat kosten-batenanalyses en motivering vaak ontbreken, dat afhankelijkheidsrisico's en belangenconflicten onvoldoende beheerst worden en dat de overdracht van kennis en de evaluatie van prestaties ontoereikend zijn. Voor de duidelijkheid, dat staat zo in het verslag te lezen, maar het is niet uw fout. Het komt wel u toe om dat allemaal te verduidelijken.
Mijnheer de minister, kunt u de door het Rekenhof vermelde cijfers voor NIRAS bevestigen, met name de 129,1 miljoen euro aan consultancyuitgaven tussen 2020 en 2022?
Hebben consultants die door NIRAS worden ingezet ook een rol in het bepalen of herzien van de kostenramingen en methodologieën die aan de CNV worden voorgelegd voor de berekening van de nucleaire voorzieningen, in casu de ontmanteling, de opslag, de eindberging en het beheer van de verbruikte splijtstof? Indien ja, hoe wordt erover gewaakt dat de verantwoordelijkheid voor de finale hypothesen en ramingen bij de administratie zelf blijft en niet de facto naar consultancykantoren verschuift?
Hoe wordt vermeden dat dezelfde consultancykantoren tegelijk mee de ramingen of scenario's modelleren en vervolgens opdrachten binnenhalen die met diezelfde middelen gefinancierd worden?
Hoe garandeert u dat de adviezen die NIRAS en Hedera aan de CNV en de overheid verstrekken onafhankelijk en objectief zijn? Bent u bereid om een gedetailleerde rapportage aan het Parlement te bezorgen over alle grote consultancycontracten bij NIRAS, inclusief de opdrachtnemer, het bedrag, de looptijd en de doelstelling?
Zult u NIRAS ertoe aanzetten om in lijn met de aanbevelingen van het Rekenhof jaarlijks een overzicht te publiceren van zijn belangrijkste consultancy-opdrachten en de bijhorende kosten?
Mathieu Bihet:
Mevrouw Van Keymolen, NIRAS heeft voor die voorstudie het begrip consultancy ruim geïnterpreteerd en heeft er ook de cijfers in mee genomen voor studies van EURIDICE en SCK CEN, studie- en ingenieursbureaus voor nieuwe grote industriële projecten, zoals de installatie voor oppervlakteberging die momenteel in Dessel wordt gerealiseerd en gebouwd, en het project inzake geologische berging. Daarvoor werd inderdaad een bedrag van 129,1 miljoen euro inclusief btw gerapporteerd aan het Rekenhof over de jaren 2020, 2021 en 2022. Volgens de informatie die NIRAS mij heeft bezorgd, zijn alle personen die aan de slag zijn in het kader van de opdracht van NIRAS inzake het advies dat de instelling moet uitbrengen over het dossier CNV, alsook zij die werken aan de bepaling van de kosten en de tarieven voor de opslag van de berging van het afval, interne experts van NIRAS.
NIRAS heeft me gezegd dat het de wetgeving met betrekking tot de overheidsopdrachten strikt toepast. Die wetgeving bevat specifieke bepalingen voor het geval van voorkennis. Het Rekenhof is het aangewezen orgaan om dat te controleren. Ook de raad van bestuur en de regeringscommissaris kunnen daarop toezicht houden.
Indien er nog onduidelijkheid zou zijn, kan het Parlement altijd om verduidelijking vragen, maar wat NIRAS rapporteert, moet eerst besproken worden binnen de organisatie zelf. In overeenstemming met de wet bezorgt NIRAS haar jaarrekeningen en verslagen via mij en mijn collega, de minister van Economie, aan het Parlement.
Phaedra Van Keymolen:
Mijnheer de minister, ik dank u voor de toelichting. Het gaat over een heel hoog bedrag en u hebt wat verduidelijking gegeven. Het is goed dat dat is uitgeklaard.
De kwetsbaarheid van het Europese elektriciteitsnetwerk
Bekijk antwoord
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, er is recent onderzoek uitgevoerd door de energiedenktank Ember. Dat concludeert dat 55 % van het Europese elektriciteitsnetwerk zeer kwetsbaar is voor stroomuitval. Het rapport benadrukt dat internationale interconnectie de voorbije jaren heeft geholpen om meerdere grote incidenten te vermijden. In deze tijden van geopolitieke spanningen, waarin de dreiging van sabotage en cyberaanvallen is toegenomen, is het belang van grensoverschrijdende netten en van opslagcapaciteit verder gestegen.
De analyse concludeert dat energiebeleid, infrastructuurbeleid en veiligheidsbeleid niet als gescheiden domeinen kunnen worden behandeld en dat een gezamenlijke Europese strategie noodzakelijk is. Vandaar mijn vraag of u kunt toelichten hoe de internationale netverbindingen van ons land er vandaag voor staan en hoe u die wenst uit te breiden.
Welke strategie bestaat er inzake grootschalige opslag als onderdeel van de Belgische netstabiliteit?
Hoe positioneert u ons land binnen de lopende Europese gesprekken over deze kwesties? De onderzoekers – ik zei het al – wijzen erop dat energiebeleid, infrastructuurbeleid en veiligheidsbeleid niet langer als gescheiden mogen worden beschouwd. Hoe werken u en uw administratie samen met andere departementen om de fysieke en digitale veiligheid van ons net te garanderen?
Mathieu Bihet:
Mijnheer Coenegrachts, interconnecties zijn een essentieel onderdeel van onze energievisie om de bevoorradingszekerheid te garanderen en de energietransitie te begeleiden. Ik ben dan ook, in overeenstemming met de geest van het regeerakkoord, voorstander van het gebruik van Europese instrumenten zoals de Connecting Europe Facility en de financiering door de Europese Investeringsbank, om investeringen in transmissienetten en elektriciteitsinterconnecties te stimuleren en zo de bevoorradingszekerheid in België te versterken. Deze instrumenten vormen een aanvulling op nationale en particuliere financiering om de trans-Europese netwerken te moderniseren en te voltooien.
Ik benadruk regelmatig het belang van projecten van gemeenschappelijk belang in de energiesector, die Europese subsidies kunnen ontvangen, om de veerkracht en de competitiviteit van de interne energiemarkt te verbeteren en tegelijkertijd de bevoorradingszekerheid te waarborgen en de integratie van hernieuwbare energiebronnen mogelijk te maken.
Ons land blijft bovendien de verbindingen met de buurlanden versterken, in samenwerking met netbeheerder Elia.
Het ontwikkelingsplan voor het federale transmissienet 2028-2038 wordt momenteel door de transmissienetbeheerder opgesteld. Om de bevoorradingszekerheid in België te garanderen, zal ik aandachtig kijken naar de verwachte ontwikkeling van interconnecties in het plan dat mij zal worden voorgelegd.
Opslag is een essentiële pijler voor de flexibiliteit en stabiliteit van het net.
Daarom voorziet het regeerakkoord dan ook in een onderzoek naar de maximale activering van de hefbomen die onder de bevoegdheid van de federale regering vallen, voor de opslag en het beheer van de vraag van grote infrastructuren en het nemen van noodmaatregelen teneinde de vraag in het geval van een energiecrisis te verminderen.
Opslag is ook essentieel om onze energieautonomie te versterken en de toekomst voor te bereiden met geavanceerde technologische oplossingen. De opslagcapaciteit van batterijen is aanzienlijk toegenomen. De resultaten van de CRM-veiling 2025 tonen een sterke aanwezigheid van batterijsystemen. Meer dan 500 megawatt aan capaciteit werd tijdens deze veiling toegekend aan batterijprojecten. Tegelijkertijd worden particuliere initiatieven en aanvullende technologieën aangemoedigd, om overtollige hernieuwbare energie op te vangen en de continuïteit van de bevoorrading te garanderen.
De veiligheid van de elektriciteitsnetwerken kan niet langer worden beschouwd als een op zichzelf staand technisch onderwerp. Ze staat centraal in onze energieonafhankelijkheid en in onze nationale veerkracht. We integreren voortaan cyberbeveiligingseisen in alle beslissingen met betrekking tot kritieke infrastructuur, in overeenstemming met de NIS2-richtlijn en in samenwerking met het Centrum voor Cybersecurity België. België neemt zo actief deel aan de Europese werkzaamheden op het vlak van netwerkveiligheid, cyberbeveiliging en kritieke infrastructuur.
Ons standpunt is duidelijk, we bevorderen een geïntegreerde aanpak die fysieke en digitale veiligheid combineert, de veerkracht van kritieke infrastructuur versterkt en grensoverschrijdende investeringen aanmoedigt, voor een veiliger en meer onderling verbonden Europees energiegebied.
Ten vierde werkt mijn administratie nauw samen met de verschillende partners en actoren op alle niveaus, om een geïntegreerde en weerbare benadering voor de veiligheid van de energiesector te blijven ontwikkelen. Ik ben mij ervan bewust, net als deze regering, dat de risico’s inzake veiligheid transversaal zijn en niet anders zijn voor de verschillende actoren.
Steven Coenegrachts:
Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw omstandige antwoorden. Dank u ook om te bevestigen hoe belangrijk veiligheid en de beveiliging van onze elektriciteitsnetwerken zijn. Het is goed dat u dat ook op Europees niveau aanpakt. Voor ons land zou het uiteraard zeer nuttig kunnen zijn om goede interconnecties met het buitenland te hebben. Wanneer het daar vaker waait – wat vaak het geval is – of de zon er vaker schijnt en er dus ook meer negatieve prijzen op de markt zijn in het buitenland, moet elektriciteit zeer gemakkelijk in het binnenland kunnen worden opgeslagen. De combinatie tussen die interconnectie en opslag is dus essentieel, niet alleen om de bevoorradingszekerheid te garanderen, maar ook voor een lage prijs. U kunt zeggen dat u wacht op de plannen die u worden voorgelegd, maar uw eigen beslissingen hebben daarop uiteraard ook een impact gehad. Wanneer bijvoorbeeld wordt gesteld dat het energie-eiland te duur is – wat inderdaad het geval was – heeft dat een impact op Nautilus en de verbinding met het Verenigd Koninkrijk. Elke beslissing heeft dus uiteraard ook een keerzijde. Ik vraag u daarom niet alleen te wachten op de plannen die u worden voorgelegd, maar ook zeer proactief in gesprek te blijven met uw collega’s aan de andere kant van de Noordzee en in andere Europese landen, om ervoor te zorgen dat we elektriciteit van elkaar kunnen afnemen en aan elkaar kunnen leveren, om zo elkaars netstabiliteit te kunnen garanderen.
De CISAF-optie
De energienorm
Gesteld door
Open Vld
Steven Coenegrachts
Les Engagés
Marc Lejeune
Aan
Mathieu Bihet (Minister van Energie)
Bekijk antwoord
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, ik hoorde u donderdag in de plenaire vergadering een vraag beantwoorden van coalitiegenoot Wollants over de energienorm en over de wijze waarop de vorige regering het daar verknoeid had, evenals over de problemen die u nu moet oplossen.
Op dat moment herinnerde ik me dat ik enkele weken geleden had gelezen dat u een derde piste gevonden had om de energiekorting toe te kennen aan grote energie-intensieve bedrijven – het doel van die energienorm –, namelijk: de CISAF-optie, waarbij CISAF staat voor Clean Industrial Deal State Aid Framework. Men kan de Europese Unie moeilijk verdenken van het verzinnen van gemakkelijke namen. Volgens wat u in de krant verklaarde, zou dat een werkbare en gemakkelijk hanteerbare optie zijn. Die optie is echter gebonden aan Europese regels. Ze kan slechts drie jaar gelden en moet passen binnen een budgettaire enveloppe die op nationaal niveau eigenlijk over meerdere jaren gespreid was.
Er rijzen bij die optie dus verschillende vragen.
Zullen die energie-intensieve bedrijven in 2025 nog een compensatie kunnen ontvangen? Dat is belangrijk voor de duidelijkheid. Is dat een optie die u nog dit jaar aan het Parlement kunt voorleggen en die ook nog dit jaar kan ingaan?
Is het uw intentie om het volledige bedrag dat in de meerjarenbegroting voor de energienorm was voorzien, met name 770 miljoen euro over vijf jaar, volledig uit te keren binnen de drie jaar, de kortere periode van CISAF?
Laat uw voorstel toe dat ondernemingen verschillende vormen van steun die onder CISAF vallen cumuleren tot aan de maximaal toegelaten drempels? De cumulatie is uiteraard eveneens onderworpen aan Europese regels. Wanneer denkt u daarover duidelijkheid te kunnen bieden aan de bedrijven die in aanmerking zouden komen?
Hebt u met de sector van energie-intensieve ondernemingen al overlegd over het plan? Kunt u iets zeggen over hun voorlopige beoordeling van de haalbaarheid, de omvang van de steun en de herinvesteringsverplichting die inherent is aan CISAF?
Marc Lejeune:
Ayant eu la même inquiétude et donc la même question pour le ministre que mon collègue, la réponse conviendra, je pense, à nos deux interpellations.
Monsieur le ministre, ce matin, la Commission de Régulation de l’Électricité et du Gaz (CREG) nous a présenté son budget et sa note de politique générale. Nous avons eu l'occasion d'évoquer une nouvelle fois la norme énergétique, qui permet de fixer un plafond au coût de l'énergie pour les entreprises électrosensibles, afin de préserver leur compétitivité. Par ailleurs, la CREG nous a informés que l'option aujourd'hui étudiée pourrait être le CISAF. Parallèlement, fin juin, la CREG avait rappelé l'urgence d'activer la norme énergétique, afin de conserver la compétitivité de nos entreprises par exemple face à la France et à l'Allemagne qui, comme le relatait la presse aujourd'hui, mettent actuellement en place des systèmes de soutien assez solides pour les entreprises, afin de faire baisser le coût de l'énergie pour ces entreprises et les rendre plus compétitives.
Où en sont les discussions avec la Commission européenne? Avez-vous abouti à une solution qui respecterait toutes les dispositions légales en vigueur?
Par ailleurs, en dehors de l'option CISAF, d’autres pistes sont-elles à l'étude? Lors de la séance plénière de la semaine dernière, vous avez évoqué deux nouvelles pistes. Pouvez-vous nous en dire plus?
Ensuite, ne devrions-nous pas nous intéresser à ce qui se fait chez nos voisins français et allemands, qui proposent des mécanismes susceptibles d'être acceptés par la Commission européenne? Avez-vous notamment pu réaliser des démarches afin d'apprécier les dispositifs bientôt mis en place en Allemagne?
Et enfin, concrètement, quelles pistes tangibles suivez-vous pour soutenir la compétitivité de nos entreprises face à nos voisins?
Mathieu Bihet:
Chers collègues, j'étais assez surpris de voir deux questions aujourd'hui sur un sujet abordé jeudi fin de journée. Quand j'ai vu une question arriver le dimanche et le lundi, j'ai cru que j'avais peut-être raté une actualité dans la presse le samedi. Il n'en était rien. En tout cas, si vous avez un élément depuis samedi, je suis intéressé.
Comme vous le savez, chers collègues, la piste originelle n'a pas pu être concrétisée car la base légale n'avait pas été notifiée à cause d'une faiblesse fondamentale dans ce texte. Je crois que c'est la troisième fois que je l'explique aujourd'hui dans cette commission. Il y avait une faiblesse fondamentale dans ce texte. Une deuxième piste est actuellement sur la table, celle autorisée par le CISAF: le nouveau cadre concernant les aides d'État, qui est sorti le 25 juin dernier. En effet, les États membres sont autorisés à octroyer des aides pour le prix de l'électricité à certaines entreprises en contrepartie d'une part de décarbonation.
Een derde piste, waarbij de transmissienettarieven voor grote verbruikers worden verlaagd en die wordt gefinancierd door een verhoging van de tarieven voor andere gebruikers, ligt ook nog steeds op tafel. Die piste is alleen een optie als kan worden vermeden dat dit een impact heeft op de andere gebruikers.
Je me permets de vous rappeler que l'accord de gouvernement sur la norme énergétique prévoit que le soutien aux entreprises doit se faire sans porter préjudice aux autres utilisateurs du réseau et qu'il doit être conditionné à des efforts concrets en matière d'efficacité énergétique et de décarbonation afin de récompenser les entreprises qui interviennent et qui investissent dans cette transition.
We hebben al contact gehad met de Europese Commissie om dit met elkaar af te stemmen. Het verder uitgewerkte project met betrekking tot de energienorm zal aan de Europese Commissie worden voorgelegd in het kader van de Europese staatssteunregels zodra er in de regering overeenstemming is bereikt over alle modaliteiten ervan.
Le gouvernement allemand, que vous évoquez, monsieur Lejeune, combine différentes pistes, dont le nouvel encadrement en matière d'aide d'État et un investissement massif dans le réseau. Cependant, ces décisions pèsent lourdement sur les épaules de l'État et sur les finances publiques de notre voisin. Mais, comme vous le savez, il a les épaules un peu plus solides que les nôtres pour les supporter. Néanmoins, l'ambition de ce soutien reste intacte et notre volonté est de ne pas laisser tomber ces entreprises. Nous voulons aboutir au plus vite afin de donner de la lisibilité à nos entreprises.
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het moet nog voorgelegd worden aan de Europese Commissie. We zullen zien wanneer dat dan terugkomt. Het is niet echt duidelijk of het nog dit jaar of de komende jaren in orde zal komen. Ik hoor nog veel onduidelijkheid en ik hoop dat u daarin heel snel duidelijkheid kunt brengen. U kunt wel zeggen dat de pistes van de vorige regering niet de juiste waren, maar dan nog sleept dit probleem al aan van februari. Het is ondertussen november, en december zal er heel snel zijn, terwijl oktober in het vooruitzicht was gesteld.
Dit heeft te lang aangesleept, dus het wordt tijd voor bekwame spoed binnen de regering. Ik hoop u hier snel terug te zien met een pakket dat werd goedgekeurd door de Europese Commissie.
Marc Lejeune:
Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je note que vous avez la volonté d'aboutir pour aider nos entreprises. Quand on voit la situation aujourd'hui en Allemagne et les aides apportées, on a de quoi s'inquiéter un peu. Mais je sais, monsieur le ministre, que vous êtes attentif à la compétitivité des uns et des autres ici en Belgique. On attendra aussi, comme mon collègue vient de le dire, le retour de la Commission, en espérant une situation qui se normalise le plus tôt possible, une solution pour assurer cette compétitivité, baisser le prix de l'énergie ou le soutenir d'une quelconque façon de manière à assurer un avenir à nos entreprises.
De lessen uit de mislukte Nederlandse aanbesteding voor offshore wind
Bekijk antwoord
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, u hebt een tijd geleden de tender rond ons eigen offshorewindpark teruggetrokken. In Nederland is een recente aanbesteding faliekant mislukt wegens een gebrek aan inschrijvers.
Nu u toch nog bezig bent aan dat koninklijk besluit dat politiek nog niet is gevalideerd, zoals de CREG hier net gezegd heeft, is het misschien goed te informeren of u dat dossier in Nederland hebt gevolgd alsook of u daar een analyse van hebt gemaakt en lessen uit kan trekken, aangezien de bouw van dat soort parken een internationaal gegeven is met internationale spelers. De spelers die Nederland had moeten kunnen aantrekken, zijn dezelfde als de spelers die wij graag zouden willen aantrekken.
Welke lessen trekt u daaruit? Heeft dat gevolgen voor de manier waarop u uw eigen plan rond de aanbesteding vormgeeft? Kunt u lessen trekken wat de financiële draagkracht van Elia betreft? Nederland verwijst immers heel specifiek naar de extra kosten die door de vertraging worden verwacht bij netbeheerder TenneT.
Op welke manier wilt u vermijden dat aanbestedingen ook bij ons mislukken? Dat gunnen wij u en ons allen uiteraard niet, vooral niet omdat wij die energie snel nodig hebben en de hogere kosten kunnen missen als kiespijn.
Mathieu Bihet:
Mijnheer Coenegrachts, de uitkomst van de betreffende Nederlandse tender bevestigt wat we ook elders in Europa zien, namelijk dat de marktomstandigheden fundamenteel veranderd zijn. Hoewel offshorewindenergie een mature technologie is, wordt de markt geconfronteerd met een hogere kredietrente, volatiele grondstofprijzen en een dreigend tekort aan capaciteit in de toeleveringsketens.
Er moet op worden gewezen dat het Belgische tenderregime sterk verschilt van het Nederlandse, omdat het Belgische tenderregime wel een steunmechanisme voorziet in de vorm van een zogenaamd contract for difference (CfD), dat geldt voor een steunperiode van twintig jaar. Het Nederlandse voorbeeld toont het belang aan van een strikt toezicht op de financiële draagkracht van de netbeheerder, zeker in periodes met zware investeringsprogramma’s. Net zoals in Nederland werd ook in België beslist om de vereiste transmissie-infrastructuur voor alle toekomstige windparken in de Prinses Elisabethzone, de zogenaamde uitbreiding van het Modular Offshore Grid 2 (MOG2), door de netbeheerder te laten ontwikkelen, waarop de windparken verplicht moeten aansluiten.
In België wordt die nauwgezet bewaakt door de CREG via het reguleringskader. De federale regering volgt het beheer van de openbare financiën door de netbeheerder eveneens nauwlettend op. Met dat doel voor ogen heeft het kernkabinet op 27 juni beslist om de ontwikkeling van de gelijkstroominfrastructuur van het energie-eiland tijdelijk op te schorten, vanuit een benadering van goed bestuur.
Deze beslissing maakt het mogelijk een houdbaar en economisch evenwichtig kader te creëren dat zorgt voor bijkomende stabiliteit, zowel voor Elia als voor de toekomstige offshoreplanning.
Om te vermijden dat ook in België de beoogde tender zou mislukken, met vertragingen en hogere kosten als gevolg, hebben wij het Belgisch kader zo ontworpen dat risico's vroegtijdig worden opgespoord en beperkt. Naast de structurele maatregelen die al zijn voorzien, werden in 2025 bijkomende stappen gezet om een robuuste herlancering te verzekeren.
Na de beslissing van het kernkabinet van 27 juni werd op 16 juli een stakeholdersconferentie georganiseerd om de stopzetting van de oorspronkelijke procedure voor kavel 1 toe te lichten en de geplande herlancering te kaderen. Daarbij werd om gerichte input gevraagd aan de markt, gevolgd door een korte vertrouwelijke consultatie. De AD Energie voerde vervolgens een interne analyse uit van de mogelijke impact van de beoogde criteria op de kosten, inclusief de analyse van de NZIA-verordening en de uitvoeringsverordening 2025/1176. Op basis van deze marktinput en interne analyse zijn politieke besprekingen lopende om de noodzakelijke beleidskeuzes te maken en de regelgevende procedure op te starten.
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ondernemers trekt men aan met rechtszekerheid en voorspelbaarheid. U hebt daar wel enig risico genomen door het intrekken van de tender. De gevolgen daarvan zullen we later zien. Wat Nederlandse en buitenlandse voorbeelden laten zien, is dat investeren in energiecapaciteit op dit moment in deze markt niet kan zonder een overheidsinterventie of subsidiering. Daarmee kom ik ook terug op ons gesprek over de strategie in nucleaire energie. Ik verwijs ook naar het interview van de grote baas van DEME. Hij zegt: waar men ook produceert en welke soort technologie men ook zal installeren, er zal altijd een garantie of een tussenkomst van de overheid moeten zijn. Ik denk dus dat we de strategie van de windenergie niet volledig aan de markt kunnen overlaten. Ik vraag u dan ook nogmaals om de strategie inzake nucleaire energie door die bril te bekijken. Er zal een of andere vorm van overheidsinterventie nodig zijn. We volgen dit met veel plezier verder op.
De Verklaring van Bergen
Bekijk antwoord
Marc Lejeune:
Monsieur le ministre, ce sera ma dernière question pour cette journée vraiment instructive sur le plan de l'énergie, des besoins de notre pays et de notre ambition en vue de répondre à toutes les demandes. Voici deux semaines, la presse rapportait la signature de la Déclaration de Mons, Vous savez qu'aujourd'hui, nous sommes engagés dans un combat contre le réchauffement climatique et le besoin de décarboner toutes nos activités.
Cette déclaration a été conclue à Obourg, dans le Hainaut, sur le site de l'entreprise Holcim; l'un des plus gros émetteurs de CO 2 du pays. Cette rencontre rassemblait notamment le VOKA , AKT for Wallonia, les ministres-présidents flamand et wallon ainsi que des chefs d'entreprise venus de tout le pays. Cette Déclaration contient un message clair: l'industrie veut avancer vers la mise en place d’une filière belge de capture, de transport et de stockage du CO 2 . Elle poursuit un objectif clair: accélérer la décarbonation de notre tissu industriel. Pour y parvenir, un partenariat solide avec les pouvoirs publics est indispensable, notamment pour la création d'un réseau de pipelines à CO 2 .
Malheureusement, les investissements nécessaires tardent à arriver. Or la Belgique aurait tout intérêt à agir rapidement et à se positionner comme un véritable carrefour européen. Si ces infrastructures ne se développent pas chez nous, elles verront probablement le jour ailleurs et, avec elles, de futures implantations industrielles. Nous devons éviter que nos voisins ne construisent des équipements qui nous contourneraient. En d'autres termes, si nous n'agissons pas maintenant, d'autres pays le feront à notre place.
En résumé, la situation met en évidence plusieurs obstacles majeurs à la réindustrialisation de notre pays dans ces matières: un besoin d'infrastructures de transport, des incertitudes sur le financement, un modèle économique encore imprécis et un besoin de soutien européen.
Monsieur le ministre, allons-nous envoyer un signal fort? La Belgique veut-elle se situer au cœur de la décarbonation européenne et non à sa périphérie? C'est en effet peut-être maintenant que se joue notre place dans l'industrie bas carbone de demain.
Le gouvernement fédéral a-t-il été associé à la démarche ayant conduit à cette Déclaration? Entend-il répondre à cette demande et s'engager dans la mise en œuvre de la chaîne de capture et stockage du CO 2 ? Enfin, une coordination des initiatives régionales est-elle prévue pour sécuriser les investissements nécessaires, notamment dans le cadre européen et avec des acteurs tels que Fluxys?
Mathieu Bihet:
Monsieur Lejeune, last but not least ou le meilleur pour la fin, vous choisissez. Je vous remercie pour votre question.
La déclaration de Mons relève de compétences régionales. C'est d'ailleurs pour ça qu'elle a été cosignée par les ministres-présidents. C'est donc une compétence régionale en matière de politique industrielle mais aussi de politique climatique. Le niveau fédéral n'a pas été associé à cette démarche.
Cela n'empêche pas que nous saluions toute collaboration visant à réduire les émissions de CO 2 et à renforcer la compétitivité de notre base industrielle. Il est également essentiel que la Belgique puisse se positionner comme un hub du transport du CO 2 au niveau européen. Il appartient désormais en premier lieu aux régions de concrétiser cette dynamique. Pour information, Fluxys a été désigné comme GRT-CO 2 pour les deux régions. C'est bien qu'on arrive à désigner la même structure. Cela signifie que les régions sont en train de concrétiser cet engagement.
Dans le cadre de nos compétences, nous soutenons les initiatives régionales lorsqu'une contribution fédérale est utile. Par exemple, pour l'accès aux financements européens ou pour les aspects liés aux infrastructures énergétiques et à la coopération internationale. Par ailleurs, la Belgique est engagée dans plusieurs initiatives internationales en matière de CCS. Le gouvernement fédéral est notamment pleinement engagé dans les négociations en cours avec la Norvège sur le traité relatif aux pipelines offshore d'exportation de CO 2 ainsi que les procédures d'autorisation associées à cette infrastructure énergétique.
J'ai notamment visité en juin le projet Northern Lights en Norvège, qui joue un rôle de pionnier en Europe du Nord-Ouest. Ce type de projet renforce notre expertise et contribue à positionner notre pays de manière crédible dans le développement d'un futur marché européen du CO 2 .
Marc Lejeune:
Merci monsieur le ministre. Je vois que vous vous êtes intéressé à la matière. Vous la comprenez, vous la soutenez. En tant que ministre fédéral, je vous demande d'user de toute votre force et de tout votre poids politique auprès des régions pour faire aboutir ces projets qui mettront notre pays en valeur et nous permettront d'avancer dans la décarbonation de toute une chaîne d'approvisionnement et de nos différentes activités. C'est aujourd'hui essentiel dans le combat que nous menons. Je compte sur vous pour relayer toutes les informations et pour soutenir ce projet. J'espère et je suis sûr que vous le ferez. De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.54 uur. La réunion publique de commission est levée à 15 h 54.