Plenaire vergadering op 28 mei 2025
Beknopte versie
Hoe werkt dit?
De beknopte versie gebruikt artificële intelligentie om tekst samen te vatten. De samengevatte teksten zijn dus geen uitspraken van echte mensen. De teksten kunnen foutief zijn en/of aan nuanceverlies lijden ten opzichte van de originele teksten. Deze teksten zijn onderlijnd in het paars.
Van 14h16 tot 19h21 (5 uur en 5 minuten)
11 vragen, 2 voorstellen, 29 stemmingen
Volledig verslag op dekamer.be
Aanwezigheid
135/150 (90%)
Afwezigen
De volgende 18 kamerleden waren afwezig bij tenminste de eerste naamstemming. Het is mogelijk dat deze kamerleden alsnog aanwezig waren vanaf de tweede naamstemming of later. Het is ook mogelijk dat de kamerleden uitgesloten waren bij de eerste stemming voor een legitieme reden.
Groen
Dieter Vanbesien
Groen
Tinne Van der Straeten
Groen
Jeroen Van Lysebettens
Les Engagés
Serge Hiligsmann
MR
Georges-Louis Bouchez
MR
Hervé Cornillie
N-VA
Jean-Marie Dedecker
Open Vld
Irina De Knop
Open Vld
Sandro Di Nunzio
Open Vld
Katja Gabriëls
PS
Éric Thiébaut
PVDA-PTB
Roberto D'Amico
PVDA-PTB
Kim De Witte
PVDA-PTB
Peter Mertens
PVDA-PTB
Nadia Moscufo
VB
Sam Van Rooy
VB
Wouter Vermeersch
Vooruit
Fatima Lamarti
Vragen
De vragen die gesteld werden tijdens deze vergadering.
De beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, opleidingen en Actiris
Gesteld door
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Steven Coenegrachts:
Voorzitter, ik ben nog nooit tussen de mazen van uw net gevallen.
Mijnheer de minister, u had het eerder deze week over het uitbreiden van de flexi-jobs. Een goede maatregel. U had het ook over het beperken in de tijd van de ontslagtermijnen. Ook een goede maatregel. U had het eerder al over het koninginnenstuk van deze regering, het beperken van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd. Dat zijn goede hervormingen die wij vanuit de oppositie willen steunen, want ze brengen ons land in de moderne wereld. Ze hervormen de arbeidsmarkt. Ze maken die flexibeler en ze helpen ook het budget op orde te krijgen.
Natuurlijk moeten ze dan ook correct worden uitgevoerd, mijnheer de minister. In het begin, vlak na het regeerakkoord, waren we altijd op ons gemak, want de huistheoloog van Arizona, Axel Ronse, zei altijd: het regeerakkoord is heilig, het is de bijbel, het is onaantastbaar.
Wij hebben dat toen geloofd, tot de eerste test kwam, namelijk het brugpensioen, de SWT-regeling die met een vingerknip uitgesteld werd, zonder slag of stoot. Toen had Vooruit natuurlijk bloed geroken en het vroeg om ook de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd uit te hollen door er uitzonderingen op te maken. Eerst vroegen ze die voor de opleidingen voor knelpuntberoepen en nu voor alle opleidingen. De heer Ronse stond hier toen op het spreekgestoelte, en hij zei: nee, daar komt niets van. Twee jaar werkloos, geen dag langer.
Zoals altijd, mijnheer de minister, als de N-VA en Vooruit een conflict hebben in deze regering, winnen de socialisten. Er komt dus een uitzondering voor opleidingen. Dat heeft Actiris, de Brusselse VDAB, ertoe genoopt te zeggen tegen al haar cliënten: ga snel in opleiding, niet om snel een job te vinden, maar gewoon om langer aan de dop te kunnen blijven staan. Werkloosheid als een studiebeurs heeft mijn fractievoorzitter het genoemd.
Dat noopt me, mijnheer de minister, tot deze ene vraag: waarom staat u toe dat uw paradepaardje, uw koninginnenstuk, wordt uitgehold door de socialisten?
David Clarinval:
Mijnheer Coenegrachts, de hervorming van de werkloosheid streeft een duidelijk doel na, namelijk een snelle en duurzame terugkeer naar werk bevorderen. U verwijst naar de mogelijkheid om het recht op uitkeringen te verlengen voor werkzoekenden die een opleiding volgen voor een knelpunt- of zorgberoep. Ik herinner u eraan dat dit een uitdrukkelijke vraag was van de gewesten, niet alleen van Brussel maar ook van het Vlaams Gewest.
U vreest dat deze maatregel de efficiëntie van de hervorming zal aantasten. Dat is echter niet het geval en wel om twee duidelijke redenen. Ten eerste eindigen de globale maatregelen op 31 december 2025. Voor opleidingen die voor die datum zijn aangevat, is er een uitstel van het einde van het recht voorzien, als overgangsmaatregel en onder voorwaarden. Zo vermijden we dat mensen die al actief bezig zijn met hun re-integratie abrupt zonder werkloosheidsuitkering vallen. Ten tweede, de structurele uitzondering op de beperking in de tijd is gerechtvaardigd door het ernstige tekort in de sector, waardoor de continuïteit van de zorg in het gedrang komt.
Deze maatregel is ook efficiënt, want 85 % van de mensen die deze opleiding gevolgd hebben, zijn een jaar later nog steeds aan de slag. Deze aanpassingen zijn niet in strijd met de hervorming maar versterken die juist, doordat ze de inspanningen richten op cruciale sectoren.
Ik dank u voor uw aandacht.
Steven Coenegrachts:
Mijnheer de minister, u maakt een interessante bocht en u onderbouwt die op een fijne manier, maar ik ben niet de enige die gelooft dat die uitbreiding naar opleidingen of die uitholling door die uitzondering voor de opleidingen tot een uitholling van de hervorming zal leiden. De heer Ronse zei hier: "Het moet maar twee jaar zijn en geen dag langer, want anders hollen wij het regeerakkoord uit." Hij heeft gelijk.
Collega’s, zeker collega's van MR en N-VA, recht de rug en strijd voor die overtuiging. Zorg dat die hervormingen er echt komen. U zou dit land op orde zetten, u zou het rotten stoppen. Op budgettair vlak hebt u alle ambities al opgegeven. Zorg dat dit niet gebeurt met die hervormingen. Die zijn nodig, wij hebben ze nodig. Uw coalitiepartners steunen u niet, maar wij doen vanuit de oppositie met u mee.
Voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Coenegrachts, ongetwijfeld ook voor uw aanbod.
De beperking van de ontslagvergoeding tot één jaar
De beperking van de ontslagvergoeding tot één jaar voor nieuw aangeworven personeelsleden
Beperking ontslagvergoeding tot één jaar voor alle werknemers
Gesteld door
Ecolo
Sarah Schlitz
DéFI
François De Smet
Aan
David Clarinval (Minister van Werk, Economie en Landbouw)
Bekijk antwoord
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, en ce moment, c'est Noël tous les jours pour les employeurs peu scrupuleux.
La nouvelle mesure, le nouveau cadeau de la semaine, qu'ils n'ont en plus même pas demandé, c'est la limitation de tous les préavis à un an. Trente-cinq ans de loyauté chez Cora: 20 ans à la poubelle, pour rien.
Monsieur le ministre, vous dites vouloir augmenter le taux d'emploi. Franchement, je ne vous suis plus dans la logique des mesures que vous mettez en place parce qu’ici, vous faites tout l'inverse. Vous donnez aux employeurs un feu vert, un incitant à licencier leurs travailleurs âgés.
On sait à quel point le préavis, calculé sur base de la durée du temps de travail, de la durée de la carrière, est une protection pour les travailleurs âgés. C’est aussi une possibilité pour eux de ne pas tomber trop vite sur l'assurance chômage, et ensuite sur le CPAS, comme ça va être le cas désormais. C’est également une possibilité de se constituer des droits à la pension. Et tout cela, vous allez le supprimer.
Cela vient s'ajouter à un cocktail explosif, avec la flexibilisation du marché du travail. Il y a des flexi-jobs dans tous les secteurs. Il y a l'imprévisibilité des horaires: on ne sait plus quand on travaille, à quel moment. On ne sait pas quand on doit ou pas prévoir de conduire les enfants à la danse ou organiser un souper avec des amis. Tout cela devient impossible. Le travail de nuit est payé comme du travail de jour jusqu'à minuit.
Monsieur le ministre, pour qui travaillez-vous à la fin? Pouvez-vous nous communiquer le timing de cette réforme? Quelles contributions vont être demandées aux employeurs pour compenser les répercussions de cette réforme sur la sécurité sociale? Enfin, quelles protections allez-vous mettre en place pour les travailleurs âgés, qui sont déjà fortement discriminés sur le marché de l'emploi aujourd'hui?
François De Smet:
Monsieur le ministre, on le sait, l'œuvre de votre vie politique est la flexibilisation maximale du marché de l'emploi. Je voudrais m'attarder sur une situation particulière, celle des travailleurs plus âgés qui vont, je crois, payer un lourd tribut à votre action.
Mettons-nous à la place des travailleurs âgés sous l'Arizona. Ce monde est déjà très mouvant et incertain: les ouvriers les plus anciens doivent faire face à la concurrence de la mécanisation et du faible coût de la main-d'œuvre dans d'autres pays. C'est un monde où même les employés et les cadres doivent à présent, quand ils sont âgés, faire face à la concurrence de l'intelligence artificielle. Un monde où le gouvernement réduit de manière significative ce qui est supposé amortir les accidents de la vie, c'est-à-dire les allocations de chômage, réduit aussi tous les moyens de prendre sa pension plus tôt, et réduit les pensions elles-mêmes pour celles et ceux qui pourraient éventuellement encore y arriver. Dans ce panorama déjà extrêmement enviable, vous vous êtes apparemment demandé ce que vous pourriez faire pour inquiéter encore un petit peu plus les travailleurs les plus âgés. Vous vous êtes alors dit que vous alliez limiter les indemnités de préavis à un an désormais, pour les nouveaux contrats, quelle que soit l'ancienneté.
Notre droit du travail, monsieur le ministre, est fait de subtils équilibres. Le préavis est une protection du travailleur et il le protège d'autant plus que celui-ci est expérimenté, que celui-ci, par loyauté envers l'employeur, a pu développer l'entreprise et ses compétences. Mais il est vrai que ce préavis dissuade aussi l'employeur de céder trop vite à la tentation de se séparer de travailleurs âgés.
Vous me direz que votre réforme n'est pas rétroactive et qu'elle ne touche que les nouveaux contrats. Mais elle va toucher ceux qui sont aujourd'hui quinquas et quadras et qui vont changer d'employeur dès demain. Je peux comprendre certaines réformes du marché de l'emploi et certaines réformes de flexibilisation, mais il faut qu'elles soient justes. Et aujourd'hui, on se demande si vous avez pensé aux travailleurs les plus âgés, à leur protection, à leur accompagnement. Qu'allez-vous faire pour que l'Arizona ne soit pas un désert pour les quadras, les quinquas, les travailleurs les plus âgés?
David Clarinval:
Madame Schlitz, monsieur De Smet, vous m'interrogez sur la mesure prévue dans l'accord de gouvernement, qui vise à plafonner les indemnités de préavis à un maximum de 52 semaines. Cette disposition s'inscrit pleinement dans l'ambition de moderniser en profondeur notre marché du travail, et je compte bien l'appliquer. L'objectif est clair: mieux équilibrer sécurité de l'emploi, protection sociale et nécessaire flexibilité dans un environnement économique en constante évolution.
Le plafonnement des indemnités de préavis vise à réduire un coût particulièrement élevé pour les employeurs belges. En allégeant ce poids, nous renforçons la capacité des entreprises à embaucher et à s'adapter rapidement aux mutations du marché, et donc à créer de l'emploi. Trop de rigidité dans les procédures de licenciement freine aujourd'hui cette agilité. Une étude du SPF Emploi souligne que le marché du travail belge est relativement statique, tant sur le plan géographique que professionnel. La majorité des travailleurs belges interrogés indiquent qu'ils souhaitent, si possible, rester chez leur employeur actuel. Cette faible mobilité peut être attribuée à divers facteurs, notamment le fait que les travailleurs hésitent à changer d'emploi, craignant de perdre les avantages liés à leur ancienneté, particulièrement en termes de préavis.
À l'inverse, une adaptation encadrée contribue à un marché du travail plus réactif, plus efficace et plus résilient. Cette orientation s'inscrit dans une tendance observée dans plusieurs pays européens: l'Allemagne, le Royaume-Uni, les Pays-Bas. Tous ces pays ont opté pour un plafonnement des indemnités de préavis. Cette mesure n'est donc ni exceptionnelle ni, encore moins, radicale, mais vise simplement à maintenir la compétitivité des entreprises, tout en garantissant une protection raisonnable des travailleurs.
En limitant à 52 semaines la durée maximale des préavis, la Belgique rejoint donc cette dynamique et renforce ainsi sa compétitivité dans un cadre européen.
Enfin, je tiens à préciser que la mise en œuvre concrète de cette mesure est en cours d'élaboration. Les détails de cette mesure ne sont donc pas encore connus. Des propositions seront prochainement soumises à la concertation sociale, tant avec les partenaires sociaux qu'au sein du gouvernement.
J'espère, madame et monsieur les députés, vous avoir rassurés quant à cette très bonne mesure.
Sarah Schlitz:
Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Vous disiez précédemment à mon collègue de l'Open Vld que vous vouliez un marché du travail durable. Eh bien, aujourd'hui, moi, je vois une déstructuration complète du travail. Et, vous le disiez, les travailleurs belges ont envie de pouvoir rester chez leur employeur. Or, en l'occurrence, vous facilitez le licenciement par les employeurs au détriment, on le sait, des travailleurs les plus âgés.
Monsieur le ministre, vous ne répondez pas à la question de savoir quelles compensations les employeurs vont verser pour faire en sorte que la sécurité sociale puisse assumer ces coûts, vu que ces travailleurs vont se retrouver plus rapidement sur l'assurance chômage. Par ailleurs, il faudrait que vous discutiez un peu avec votre collègue des Pensions ici présent parce que, pour pouvoir accéder à une pension complète aujourd'hui, il faut justement des conditions extrêmement rigides de carrière plane de 42 ans. Vous êtes en fait en train de construire un véritable enfer pour les travailleurs.
François De Smet:
Monsieur le ministre, je n'ai pas de problème à ce que vous lisiez une réponse préparée par vous-même et votre cabinet, mais j'ai vraiment insisté sur la question des travailleurs âgés. Or vous n'avez quasiment rien mentionné dans votre réponse à ce sujet-là et je crois que vous sous-estimez le problème. Je vais vous citer Sophie Remouchamps, avocate en droit du travail, qui s'est exprimée sur votre réforme: "Si vous avez passé de nombreuses années dans une entreprise, vous n'êtes pas très flexible parce que vous avez éprouvé les exigences de votre employeur mais pas celles du marché du travail en général. Si vous n'arrivez pas à faire valoir vos compétences sur le marché du travail, vous risquez de vous retrouver au chômage. Or les allocations viennent d'être limitées dans le temps. Donc, les deux ensemble, c'est un peu trash. Et s'il n'y a plus de travail ni de chômage, c'est zéro pour la pension, ce sont des années qui ne comptent plus." Je crois que vous allez arriver à faire exploser le taux de pauvreté, en ce compris chez les travailleurs les plus âgés, avant d'avoir relevé le taux d'emploi. Et je crois qu'on va s'en rendre compte assez vite.
De marketing inzake gezonde voeding en de bescherming van de jongeren
Gesteld door
Les Engagés
Jean-François Gatelier
Aan
Frank Vandenbroucke (Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid)
Bekijk antwoord
Jean-François Gatelier:
Monsieur le ministre, les acteurs de l'alimentation ont annoncé cette semaine leur engagement à appliquer des règles plus strictes en matière de publicité à destination des enfants et des jeunes pour les aliments et les boissons ne répondant pas à des critères nutritionnels spécifiques. Le secteur estime assumer sa responsabilité et appliquer des règles qui répondent aux attentes de la société. Ils évoquent un signal fort, un pas en avant important.
Toutefois les acteurs de la santé donnent un tout autre son de cloche. Peu de choses vont changer. Les critères pour juger si un aliment est sain ou non sont moins stricts que ceux prescrits par l'Organisation mondiale de la Santé (OMS). Cette différence de classification permet à l'industrie et au commerce de promouvoir une plus large panoplie de produits, dont certains jugés peu sains par les scientifiques. Ils évoquent également la difficulté d'application des critères sur internet et les réseaux sociaux, ainsi que dans l'espace public. Ils critiquent les nombreuses exceptions prévues dans le code et le relèvement de l'âge à 16 ans et non à 18 ans, comme suggéré par l'OMS, et mettent en évidence les limites d'un système d'autorégulation.
Monsieur le ministre, quelle est votre position face à cette initiative? Estimez-vous que l'autorégulation par le secteur est satisfaisante? Si, comme moi, vous la trouvez insuffisante, quelles mesures comptez-vous adopter pour mettre fin à l'exposition de nos enfants et de nos jeunes à un marketing agressif pour des produits néfastes pour leur santé?
Frank Vandenbroucke:
Cher collègue, je suis absolument d'accord qu'une alimentation saine est un enjeu fondamental et que le marketing actuel est un vrai problème.
Pour être très concret, je n'ai pas signé le code proposé par la Fédération des entreprises alimentaires belges (FEVIA) pour une simple raison: les objectifs ne sont pas vraiment testables quantitativement. En tant que ministre, je ne peux donc pas être tenu politiquement responsable d’objectifs dont les progrès ne peuvent être facilement et objectivement vérifiés.
Il est également vrai que mon administration et Sciensano sont critiques quant au contenu, qu'ils jugent insuffisant.
Je tiens tout de même à souligner qu'il y a aussi des progrès dans le code proposé par FEVIA. L'âge limite est augmenté à 16 ans, ce qui est un pas en avant. Ce qui est proposé en matière de publicité est un peu plus strict. Les règles de marketing seront appliquées de manière plus rigoureuse et toutes les entreprises du secteur seront engagées. Ce sont des avancées, même si elles restent insuffisantes.
C'est la raison pour laquelle j'ai invité FEVIA afin de voir comment nous pourrons réaliser ensemble des progrès supplémentaires et faire avancer les choses. Nous pourrions par exemple organiser un suivi vraiment transparent de ce qui est proposé. De plus, nous pourrions prendre des mesures supplémentaires afin de maximiser l'impact réel du code ou développer d'autres initiatives visant à créer un contexte et un environnement plus propices à une alimentation saine, qui est un enjeu vraiment fondamental.
Jean-François Gatelier:
Merci monsieur le ministre pour votre réponse. Effectivement, c'est un bon pas en avant mais ce n'est pas suffisant car nous devons absolument protéger nos enfants, notre jeunesse de cette malbouffe et de cette hypocrisie publicitaire. Je rappelle simplement qu'actuellement les médecins diagnostiquent des diabètes à partir de l'âge de 20 ans; que des études récentes ont montré que les cancers explosaient en dessous de 50 ans – de plus de 78 % – ; que les enfants qui sont en surpoids, en obésité préparent leurs maladies cardiovasculaires et leur premier infarctus à 30 ans alors que ce Parlement a adopté un projet de résolution de lutte contre les maladies cardiovasculaires. Ce n'est pas suffisant. Vous savez que pour les Engagés, la santé est une priorité et que cela commence par une alimentation saine et davantage de prévention. Nous devons absolument interdire la publicité, surtout sur les réseaux sociaux, pour la malbouffe qui cible nos enfants en dessous de 18 ans et nous devons adopter le modèle nutritionnel de l'OMS promu notamment par la Norvège, le Royaume-Uni et le Chili.
De moeilijke arbeidsomstandigheden van stagiairs-verpleegkundigen
Bekijk antwoord
Julie Taton:
Merci, monsieur le président. Le nombre d'inscriptions en moins que l'on constate chaque année dans les écoles d'infirmiers s'élève à 20 %, et à celui-ci s'ajoute le nombre assez important d'étudiants qui arrêtent en plein milieu de leur cursus parce que les stages se passent très mal.
Certes, les stages sont difficiles, prenants et fatigants, et parfois, on peut avoir également un peu du mal à trouver sa place, ce qui complique le fait d'être bien intégré dans les équipes. On demande aussi souvent à des stagiaires de faire des tâches qui sont assez ingrates et administratives. Ces dernières sont très importantes et doivent être faites, mais sont-elles nécessaires à ce stade de la formation des étudiants? Le métier d'infirmier, on le sait, est en crise, et pourtant, en Belgique, le nombre de diplômés est suffisant.
Cependant, lorsque l'on creuse un peu, on se rend compte que beaucoup ne travaillent pas dans ce secteur. Cela montre bien que le problème provient surtout des conditions de travail: temps partiel, fatigue, stress, pression, perte d'envie, burn-out. Le manque de personnel est aussi flagrant, et les équipes sont débordées. Comment dès lors demander à ces équipes de bien réussir à former un, deux, trois, voire quatre stagiaires en même temps, si en fait ils n'en ont pas le temps, alors que cela demande aussi beaucoup de patience et d'énergie, comme je le disais.
Je souhaitais donc, monsieur le ministre, vous entendre sur ces questions. Pour l'encadrement des stagiaires, que proposez-vous pour rendre la situation plus humaine à la fois pour les étudiants et pour les soignants? Est-il envisageable d'augmenter le financement des accompagnements des nouveaux arrivants? Ce serait un levier qui pourrait être intéressant quand on sait qu'aujourd'hui, un seul ETP est financé par hôpital. L'accord de gouvernement prévoit que vous allez étudier avec les entités fédérées la question de créer un statut pour les infirmiers en formation. Où en êtes-vous?
Frank Vandenbroucke:
Chère madame Taton, le recours à des étudiants dans nos établissements de soins est d'une valeur inestimable, non seulement pour leur propre apprentissage, mais aussi pour l'avenir de nos soins de santé.
Comme vous le savez, l'organisation des stages dans le cadre de la formation à l'art infirmier dépend de l'enseignement et relève donc de la compétence des Communautés. Je ne dispose d'aucune compétence réglementaire quant à l'organisation concrète des programmes de stage des étudiants, tel leur horaire de travail. Dans le cadre de leur programme de formation, les étudiants concluent une convention de stage. Ce n'est pas un contrat de travail, mais un contrat entre l'établissement d'enseignement, le lieu de stage et l'étudiant. Bien que tout cela relève de la compétence des Communautés, je crois qu'il faut quand même dialoguer avec mes collègues au sein du groupe intercabinets "Professions de soins". C'est en effet un sujet qui mérite que nous en discutions.
Je suis en train d'étudier ce qui figure dans l'accord de gouvernement au sujet de ce statut que vous avez mentionné. Le gouvernement s'est engagé à examiner cette question. Entre-temps, il me semble important, à l'échelle fédérale, de reconnaître que le contexte général de stress dans les établissements de soins entraîne évidemment un impact sur la qualité des stages. Il me paraît donc essentiel de conclure un accord social dans les années à venir, de sorte que davantage de collègues soient disponibles sur les lieux de travail afin de garantir le contexte moins stressant dont ont besoin ces jeunes stagiaires.
Julie Taton:
Merci beaucoup, monsieur le ministre. Comme vous l'avez dit, c'est de l'interfédéral. Nous avons donc aussi besoin de votre puissance pour faire passer ces messages. Je voulais aussi dire que le but de ma prise de parole aujourd'hui n'était pas de pointer du doigt un stagiaire ou la problématique même de la position de l'infirmier, mais plutôt de mettre en lumière une problématique existante et récurrente depuis de nombreuses années. Je pense qu’il est important d’essayer de trouver une solution le plus rapidement possible pour rassurer ces nouveaux élèves, dans un cadre, aussi. Naturellement, il faudra une structure, des moyens – et pas que financiers – pour le milieu hospitalier, pour qu'il puisse accueillir des étudiants dans de bonnes conditions, pour que cela se passe bien tant pour les étudiants que pour le personnel soignant, que cela se passe bien pour tout le monde. Ce qui est en jeu, c'est l'avenir du métier infirmier, et nous avons bien besoin d'eux. Merci beaucoup.
De uitspraken van de kabinetschef van de minister van Financiën
De lezing van de kabinetschef van de minister van Financiën
De uitspraken van de kabinetschef van de minister van Financiën
De lezing van de kabinetschef van de minister van Financiën
De uitspraken van de kabinetschef van de minister van Financiën
Communicatie van kabinetschef van minister van Financiën
Gesteld door
Open Vld
Vincent Van Quickenborne
VB
Lode Vereeck
PVDA-PTB
Sofie Merckx
N-VA
Axel Ronse
Groen
Meyrem Almaci
Aan
Jan Jambon (Minister van Financiën en Pensioenen)
Bekijk antwoord
Jan Jambon:
Oei!
(…) : (…)
Voorzitter:
Ik hoop het niet, mijnheer Ronse. Ik hoop dat het water niet gebroken is. Ik controleer even mijn gsm … Nee, het water is niet gebroken. (Hilariteit)
(…) : (…)
Voorzitter:
Nee, het is ook niet onbevlekt ontvangen.
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, gisteren heeft uw kabinetschef een toelichting gegeven in de commissie voor Financiën over de beruchte lezing in Brugge. Hij verklaarde daarbij dat hij zich in Brugge enkel had gebaseerd op het regeerakkoord en op publiek beschikbare teksten. Intussen hebben wij de opname van de lezing ontvangen en volledig beluisterd – ruim twee uur lang. Daaruit blijkt duidelijk dat uw kabinetschef veel meer details heeft vermeld dan wat in het regeerakkoord staat. Hij heeft dus eigenlijk gelogen. Hij heeft niet de waarheid verteld. Zo sprak hij over de meerwaardebelasting en zaken die beslist zijn, zoals de werklozen die 200 euro meer belasting zullen moeten betalen, carried interest , debit en andere details die in de programmawet zijn opgenomen.
Ik stelde u daarover vragen in de commissie voor Financiën op 25 februari en 29 april. Telkens antwoordde u dat ik geduld moest hebben en dat de programmawet naar het Parlement zou komen, waar hij dan besproken kon worden. Mijnheer de minister, wij hebben de programmawet nog altijd niet ontvangen. Intussen worden alle details gelekt door die man in Brugge.
Er is echter meer aan de hand. Mijnheer de minister, hebt u de opname al beluisterd? Hebt u gehoord hoe uw kabinetschef spreekt over de belastingbetalers? Hij zegt namelijk om hen eens te jossen, om in de zakken te zitten van de belastingbetaler. De toon waarmee hij spreekt over collega-ministers is al even opmerkelijk. Minister Van Peteghem wordt beschuldigd van hypocrisie. Over minister Vandenbroucke wordt gezegd dat hij geen plezier heeft in het leven en dat hij daarom de hervorming van de accijnzen op alcohol zou blokkeren.
Collega’s, hij verklaart ook dat de belastinghervorming van Arizona nonsens is. Die belastingvrije som optrekken, is nonsens. Dat zegt uw kabinetschef, mijnheer de minister.
Collega’s, ik heb maar twee vragen. Ten eerste, heeft uw kabinetschef gisteren de waarheid gesproken, of heeft hij gelogen? Ten tweede, wat vindt u van zijn uitspraken dat de belastinghervorming van Arizona nonsens is?
Lode Vereeck:
Mijnheer de minister, toen gisteren bekend raakte dat uw kabinetschef een lezing had gegeven over de programmawet kreeg ik een heel sterk déjà-vugevoel. Tien jaar geleden moest de kabinetschef van uw voorganger, Johan Van Overtveldt, immers na amper acht maanden opstappen omdat hij lezingen en advies had gegeven over fiscale wetgeving die er zat aan te komen.
Gisteren beweerde u bij hoog en bij laag dat dit nu niet het geval was. Uw kabinetschef zou alleen een spreekbeurt hebben gegeven over het regeerakkoord dat publiek beschikbaar was. Dat klopt dus niet. Na amper negen minuten begon uw kabinetschef twee uur lang te praten over de programmawet, waarbij hij heel veel informatie deelde die niet bekend was, zelfs niet in het Parlement.
Dat toont weinig respect voor het Parlement en voor de democratische besluitvorming, maar geeft de deelnemers tegen betaling ook fiscale voorkennis. Ik vind dat gortig. Ik geef twee voorbeelden. De vrijstelling van 10.000 euro in de meerwaardetaks blijkt overdraagbaar. Wie 5.000 euro meerwaarde heeft, betaalt geen meerwaardetaks en is het jaar daarop vrijgesteld voor 15.000 euro. Ik wist dat niet. Wie 1 euro meerwaarde heeft, is het jaar daarop vrijgesteld voor 19.999 euro. Dat is allemaal handig om op voorhand te weten. De participatievoorwaarde voor de DBI-aftrek, waarover ik u gisteren nog ondervroeg, wordt niet opgetrokken van 2,5 naar 4 miljoen. Handig om dat op voorhand te weten.
Mijnheer de minister, ik heb drie vragen voor u. Kunt u bevestigen dat de vrijstelling op de meerwaardetaks overdraagbaar is? Is dat jaarlijks of cumuleerbaar? Beseft u na een nachtje slapen ondertussen dat er een ernstig deontologisch probleem is op uw kabinet? Wat zult u daaraan doen? Het VBO heeft ondertussen al een persbericht uitgegeven over de programmawet. Wie is daar gaan spreken?
Sofie Merckx:
Mijnheer de minister, we hebben het gisteren gehad over de conferentie, de lezing, die uw kabinetschef tegen betaling gaf aan een club van fiscalisten. Eerlijk gezegd, gisteren is daarover gelogen. Ten eerste hebt u gezegd dat er geen fiscaal advies werd gegeven. Welnu, ik heb gisterenavond ook geluisterd naar de conferentie van de heer De Visscher. Wat heeft hij gezegd over de meerwaardebelasting? Die 20 % procent moet volgens de wettekst in familieverband beschouwd worden. Als twee zussen elk 15 % bezitten, is dat samen meer dan 20 % en hebben ze recht op een vrijstelling van niet één maar twee miljoen euro. Als dat geen fiscaal advies is, dan weet ik het niet meer.
U hebt ook aangegeven dat er niets is gezegd dat niet in het Parlement is aangehaald. De collega’s hebben al verschillende elementen vermeld, maar ik heb er zelf ook nog één gevonden. Er is veel gezegd over de onderhandelingen over de meerwaardebelasting. Er is gezegd: ʺ Ja, dat was een heel theater, en uiteindelijk zijn ze er uitgeraakt en hebben ze iets op papier gezet. Ik heb de foto trouwens nog op mijn WhatsApp staan ʺ . Dat papiertje waarover de heer Bouchez het had, bestaat dus wel. Kunnen wij ook die foto krijgen, mijnheer Jambon?
Tot slot vraag ik me af of wij gisteren wel de correcte powerpointpresentatie hebben gekregen. Op een bepaald moment sprak de heer De Visscher over de verschillende tarieven en zei hij over de meerwaardebelasting dat 2,25 %, geen tikfout was enzovoort. In de powerpointpresentatie die wij hebben ontvangen, zit helemaal geen slide over die 2,25 %. Mijnheer Jambon, kunt u vandaag eindelijk naar waarheid antwoorden op die vragen?
Axel Ronse:
De kloof tussen de bubbel van de Wetstraat en de dorpsstraat is nog nooit zo groot geweest. Wat een kneuterigheid. Een kabinetschef krijgt een uitnodiging om aan een groep cursisten en zelfstandige ondernemers, dus geen select publiek maar zelfstandige, noeste West-Vlaamse werkers, gratis en onbezoldigd enige uitleg te geven over fiscaliteit en de fiscale hervorming. Hij doet dat met heel veel plezier en laat het achterste van zijn tong zien.
Collega’s, als er twee waarden zijn die ik hoog in het vaandel draag, dan is het wel ‘wees voluntaristisch’ en ‘wees authentiek’. Voluntaristisch zijn wij. Tegenover iedereen die wil connecteren met het arizonaverhaal, zullen wij dat verhaal te land, ter zee en in de lucht verdedigen en aan hen vertellen.
Hoe kan ik hier uitleggen aan mijn vrienden, mijn ouders en om het even wie dat wij hier in het Parlement al twee dagen staan te leuteren, dat een ex-vicepremier en een ex-partijvoorzitster twee uur lang naar een audiofragment luisteren, intens luisteren naar wat er allemaal wordt verteld, waarna ze glunderen dat zij de betrokkene kunnen pakken?
Dat is werkelijk te belachelijk en te ridicuul voor woorden. Het is een Parlement totaal onwaardig dat een integere kabinetschef die ingaat op de vraag om voor een vormingsinstituut te spreken, daarvoor geen eurocent vraagt en bij die gelegenheid vrijuit spreekt, twee dagen lang aan de schandpaal wordt genageld. Collega’s, schaam u. Schaam u diep.
Mijnheer de minister, aan u heb ik maar één oproep. Ik doe die oproep trouwens aan de hele arizonaploeg. Blijf voluntaristisch en authentiek ons arizonaverhaal te land, ter zee en in de lucht verdedigen, want het is een ijzersterk verhaal.
Meyrem Almaci:
Massaal voluntaristisch applaus. Tout va bien, madame la marquise . 160 euro betalen om exclusief te kunnen horen dat werklozen 200 euro minder zullen krijgen. De spreker verkneukelend horen zeggen dat het uitpersen van al die mensen veel geld zal opbrengen voor de begroting.
Collega's, u hebt de opname van de kabinetschef zelf kunnen beluisteren of u hebt in de krant de letterlijke uitspraken kunnen nalezen. Hij sprak over marginalen, dat zei hij effectief. Hij sprak over te rade gaan bij VOKA en zei dat VOKA zijn baas is. Hij stelde niet te veel te willen doen met betrekking tot de ‘vervennootschappelijking’. Hij sprak over de fetisjen van anderen aan tafel.
Wie dit beluisterd of nagelezen heeft, kan één ding vaststellen. Wie nu nog volhoudt dat deze lezing gewoon ging over het regeerakkoord, houdt de bevolking voor idioten, houdt de andere regeringspartijen voor idioten, houdt de journalisten en experts voor idioten, houdt heel dit halfrond voor idioten.
Een kabinetschef spreekt namens de minister. Hij sprak minachtend over ontelbare mensen van vlees en bloed, mensen die ziek zijn, mensen met een handicap, mensen die scheiden en het stopte niet. Hij sprak laatdunkend over coalitiepartners, maakte parlementsleden, journalisten en burgers belachelijk. En dat allemaal met de onvoorwaardelijke steun van de vice-eersteminister.
Wie dacht dat de MR de saboteur in deze regering was, kan die illusie nu wel opbergen. Het rot zit in het departement dat de portemonnee vasthoudt van al onze burgers, in het hart van het kabinet Financiën. Dat kabinet rijdt voor de sterksten en zoekt manieren om maatregelen tegen fraude uit te hollen, om de DBI-aftrek te milderen en de meerwaardebelasting te saboteren. Terwijl de heer De Wever hier een show opvoert over alcohol in de cafetaria, wil men via een achterpoortje sterke drank goedkoper maken. Uw kabinetschef rijdt voor de sterksten. Wat zijn het regeerakkoord en dit Parlement eigenlijk nog waard?
Mijnheer de minister van Financiën, blijft u achter de woorden van uw kabinetschef staan? (…)
Jan Jambon:
We gaan verder waar we gebleven waren in de commissievergadering, gisteren. Daar hebben ikzelf en mijn kabinetschef uitleg gegeven over de lezing die hij eerder deze week gehouden heeft. We hebben heel wat onwaarheden kunnen rechtzetten, meen ik. Onwaarheden zoals dat hij zou betaald zijn voor die lezing. Fake news! Dat is absoluut niet waar. Toch is dat beweerd, gisteren in de commissie.
Er werd ook beweerd dat we informatie zouden achterhouden op die lezing. Mevrouw Merckx, met de hand op het hart, de PowerPointpresentatie die gisteren verdeeld is, is de PowerPointpresentatie die daar gebruikt is. We hebben én die PowerPointpresentatie én de e-mail én de audiotape van de lezing gegeven. Volledige transparantie! Ik wist natuurlijk goed dat op het moment dat we die vrijgaven de oppositie als schriftgeleerden aan tekstexegese zou doen en zou zoeken naar iets negatiefs om het dan uit te vergroten en tot ongelooflijke vormen op te pompen. Daarom heb ik gisteren gezegd, en herhaal ik hier vandaag, dat we geen enkel probleem hebben met de vraag wat de Federale Deontologische Commissie erover denkt. Ik meen dat die vraag daarnet gesteld is.
Daarom zal ik nu niet op de inhoud ingaan. Dat is voor de Federale Deontologische Commissie en het advies van die Federale Deontologische Commissie zullen we ter harte nemen en implementeren. Voor de rest zeg ik u, tot slot, dat ik nog 100 % vertrouwen heb in mijn kabinetschef en in al mijn medewerkers. Ik ben niet het soort baas dat problemen uit de weg gaat en zijn medewerkers onder de trein gooit. Ze hebben mijn vertrouwen.
Vincent Van Quickenborne:
Mijnheer de minister, het probleem is dat uw kabinetschef gisteren de waarheid niet heeft verteld. Hij heeft het Parlement voorgelogen. Hij verklaarde dat hij daar alleen over het regeerakkoord heeft gesproken, maar dat klopt niet. Dat is het probleem.
Over een tweede punt hebt u niets gezegd en de heer Ronse evenmin, met reden. Hij heeft coalitiepartners beledigd, waaronder cd&v'ers, zoals minister Van Peteghem, oud-minister van Financiën, die voor de verhoging van de belastingvrije som streed. Uw kabinetschef noemde dat echter nonsens. Minister Vandenbroucke kreeg gelijkaardige opmerkingen. Dat zijn net de coalitiepartners met wie u de komende dagen rond de tafel moet gaan zitten om het belangrijkste dossier, dat over de meerwaardebelasting, af te ronden.
Collega's, het wantrouwen zit in de ploeg. Weet u wie de prijs daarvoor zal betalen? Niet de kabinetschef, zelfs niet de minister, maar de middenklasse. De middenklasse zal de factuur betalen voor het geklooi en geklungel van u en uw kabinet.
Lode Vereeck:
Mijnheer de minister, mijnheer Ronse, een kabinetschef is geen consultant. Hij vertegenwoordigt de minister en spreekt namens hem. Een betalende lezing door een kabinetschef over aanstaande wetgeving is geen storm in een glas water maar een ernstig probleem, zowel deontologisch als op het vlak van fiscale voorkennis. Gisteren noemde mevrouw Verkeyn het nog een storm in een glas water en u sprak van een shitshow en een sketch. Wij hebben onmiddellijk gevraagd om de deontologische commissie in te schakelen. Gelukkig volgt u ons daarin.
Mijnheer de minister, uw kabinetschef sprak bijzonder neerbuigend over de ministers Vandenbroucke en Van Peteghem, over journalisten die er niets van begrijpen en over een professor fiscale blauwdruk. Ik herinner mij een minister die andere ministers uitmaakte voor uit teflon en beton opgetrokken gevoelloze karikaturen. Zij verloor haar gezag en bakte er niets meer van. Ik vrees dat ook uw kabinetschef niet langer kan functioneren. Neem uw verantwoordelijkheid.
Sofie Merckx:
Mijnheer de minister, u antwoordt natuurlijk niet op de concrete feiten omdat u gisteren niet de waarheid hebt gesproken. Het is toch normaal dat wij ons werk doen en dat wij concrete antwoorden op concrete vragen willen. Ik blijf dus bij mijn vraag om die foto te krijgen.
Wat mij het meest choqueert, is hoe mijnheer Ronse en de N-VA hiermee omgaan. In Vlaanderen zijn er mensen die investeren op de beurs, die miljoenen bezitten, die veel aandelen hebben of bedrijfsleiders zijn. Zij vinden het normaal dat ze op hun wenken bediend worden, niet alleen door fiscalisten, maar ook rechtstreeks door de mensen van de kabinetten van de N-VA. Zij vinden dat normaal, maar de gewone mensen die weer zo veel moeten betalen als ze hun belastingbrief krijgen, die vinden dat niet normaal, mijnheer Ronse.
Axel Ronse:
Toen mijn stadsgenoot Vincent Van Quickenborne zei dat er wantrouwen in de ploeg heerst, dacht ik even dat hij het over Open Vld had. Hij begint hier druk te doen over kleine opmerkingen die ministers over elkaar maken, maar dan zou ik toch eens in eigen boezem kijken. Collega's, laat ons stoppen met deze platitudes en deze platte politieke show, dat goedkoop drama. Wij hebben het hier over een voluntaristische kabinetschef, een integer man die al zijn hele carrière voor de res publica werkt, die zich daaraan wijdt, dag en nacht, maar u blijft nastampen en goedkope slogans, onwaarheden en platitudes verkondigen. Ik zeg het nogmaals: schaam u diep, oppositie.
Meyrem Almaci:
Ik zou graag hebben dat de kabinetschef zich excuseert voor zijn schaamteloze uitspraak tegenover alle burgers in dit land. Ik zou vooral willen dat de minister dit voluntarisme dat hij heeft tentoongespreid, meebrengt naar de commissie of in het Parlement, waar het hoort. Voor alle duidelijkheid, we zitten hier vandaag niet samen om over koetjes en kalfjes te praten, maar over essentiële informatie. Minister Jambon, het gaat er niet om of u nog vertrouwen hebt, het gaat erom of alle partijen van uw meerderheid, die niet applaudisseren, nog vertrouwen hebben in uw kabinet en in uw kabinetschef. Er zijn vandaag veel dingen geciteerd, maar de woestijn van Arizona vol fata morgana’s en luchtspiegelingen wordt gebruikt om gewone mensen te doen geloven dat het goed voor hen is, om vervolgens in achterkamers met viptickets anderen iets anders te gaan vertellen en hun een voorkeursbehandeling te geven. Voor 160 euro, exclusief btw, een vipticket naar de achterkamers van Arizona, ik vind daar wat van, mijnheer Ronse. Het zegt alles over waar u voor staat.
De studie over de vermogensongelijkheid
De vermogensongelijkheid in België
De studie over de vermogensongelijkheid
Het rapport over de vermogensongelijkheid
Vermogensongelijkheid in België: Studie en Rapport
Gesteld door
Vooruit
Achraf El Yakhloufi
PVDA-PTB
Kemal Bilmez
CD&V
Steven Matheï
PS
Hugues Bayet
Aan
Jan Jambon (Minister van Financiën en Pensioenen)
Bekijk antwoord
Achraf El Yakhloufi:
Nu terug naar de echte realiteit, de realiteit van de gewone mens. De arbeider die elke dag in de fabriek zijn rug krom werkt. De poetshulp die dagelijks lange uren maakt. De zorgverleners die dag en nacht voor ons klaarstaan..
Zij dragen vandaag 45 tot 50 % van hun loon af. Waarom dragen zij dat af? Waarom moeten zij dat betalen? Omdat een ander deel van de samenleving dat niet doet: de superrijken. Zij verdienen geld – in de pocket, zoals sommige collega's hier zouden zeggen – en worden slapend rijk. Dat is goed voor hen, maar het probleem daarbij is dat zij vandaag nul euro belastingen betalen op de winst op hun aandelen.
Wel, collega's, in deze tijd moeten we de lasten eerlijk verdelen. Deze regering, met Vooruit, zorgt daarvoor. Het regeerakkoord is duidelijk: we verlagen de lasten op arbeid en we voeren een meerwaardebelasting in. Ik zie de minister knikken. Die meerwaardebelasting komt geen dag te vroeg.
U las het deze week, mijnheer de minister. Ook in België blijft de vermogensongelijkheid stijgen. Volgens de studie van de Universiteit Gent bezit de rijkste 1 % van de Belgen evenveel als de 75 % armste. En, mijnheer de minister, laat het die 1 % zijn die de meerwaardebelasting zal betalen. Dat heeft uw eigen administratie, de FOD Financiën, ook al bevestigd op basis van de voorwaarden van het regeerakkoord. Dus zonder achterpoortjes. Heel duidelijk.
De peiling van vorige week toonde ook aan dat velen ons daarin volgen. Maar liefst 61 % wil dat de allerrijksten bijdragen en dat (…)
Kemal Bilmez:
Mijnheer de minister, de ongelijkheid in ons land is enorm groot. Volgens een nieuwe studie van de Nationale Bank bezit de rijkste 1 % van de bevolking evenveel als de armste 75 %. 1 % van de bevolking bezit dus evenveel als drie vierde van de bevolking. Dat is enorm en daar moet iets aan gebeuren.
Precies dat is echter wat deze regering weigert te doen. U wilt onze pensioenen afbouwen en onze sociale rechten aantasten, maar u weigert de superrijken te raken. Sommigen beweren hier dat de meerwaardebelasting de superrijken zal raken en dat er geen achterpoortjes mogen blijven bestaan. De achterpoortjes zijn echter niet het probleem wanneer de voordeur wagenwijd openstaat. Daarover zwijgt echter iedereen.
Die voordeur, mijnheer de minister, is het gunstregime voor vennootschappen. In bepaalde gevallen zijn vennootschappen volledig vrijgesteld van belasting op meerwaarde. Uw meerwaardebelasting is uitsluitend gericht op particulieren, niet op de superrijken, die hun aandelen beheren via vennootschappen. Zij zullen de meerwaardebelasting simpelweg niet betalen.
Dat fiscale gunstregime – of we het nu een achterpoortje of een voordeur noemen – kost ons gemiddeld 4 miljard euro per jaar volgens de FOD Financiën. Weet u hoeveel dat is? Dat is acht keer meer dan wat uw meerwaardebelasting zou opbrengen.
Ik neem aan dat de MR en uw partij daarmee bijzonder tevreden zijn. Stop echter met te beweren dat de meerwaardebelasting de superrijken zal raken. Als we de grootste vermogens écht willen laten bijdragen, is een vermogensbelasting de meest efficiënte en eenvoudige oplossing. Dat is de beste manier om alle achterpoortjes voor de superrijken in één keer te sluiten. Wij zeggen dat niet alleen, maar ook gerenommeerde economen als Gabriel Zucman en Thomas Piketty.
Dus mijn vraag aan u is: erkent u dat mensen die hun aandelen beheren via vennootschappen uw belasting niet zullen betalen? Zult u (…)
Steven Matheï:
Mijnheer de minister, collega's, de vraag die moet worden gesteld, is wie die sterkste schouders zijn. Zijn dat de vader en moeder die elke maand 100 euro opzijleggen voor hun kinderen? Is dat de student die een studentenjob doet en een deel van zijn loon investeert in trackers? Zijn dat de ouders die wat aan de kant leggen zodat zij hun kinderen een zakcentje kunnen meegeven wanneer die het huis verlaten en een eigen woning kopen? Zijn dat de sterkste schouders?
Voor cd&v is het heel duidelijk: drie keer neen. Dat zijn niet de sterkste schouders. Het zijn de grotere vermogens die een bijdrage moeten doen. Dat is ook wat de Vlaming zegt. Dat hebben we vorige week geleerd uit de pers. De Vlamingen willen dat de lasten eerlijk worden verdeeld en dat de zwaarste lasten worden gedragen door de sterkste schouders. Dat is heel belangrijk om mee te nemen.
Zo komen we bij de meerwaardebelasting terecht. Voor ons moet dat een rechtvaardige meerwaardebelasting zijn. In de eerste plaats een meerwaardebelasting waar de grotere vermogens ook bijdragen, een meerwaardebelasting die een bepaalde opbrengst haalt, namelijk 250 miljoen volgend jaar en 500 miljoen tegen het einde van de legislatuur, en, last but not least, een meerwaardebelasting die ervoor zorgt dat de kleine spaarder niet de dupe is. Daarom pleiten wij voor een verhoging van de vrijstelling van 10.000 naar 20.000 euro. Dat is geen achterpoortje, dat zorgt er net voor dat de hardwerkende, sparende gezinnen worden ontzien.
Mijnheer de minister, wat zijn voor u de sterkste schouders?
Hugues Bayet:
Monsieur le ministre, faire de la politique, c'est évidemment essayer d'améliorer la vie de nos concitoyens et lutter contre les inégalités. J'espère vraiment que vous avez lu avec attention cette nouvelle étude de l'université de Gand (UGent), qui affirme que 10 % des Belges les plus riches possèdent 56 % de la richesse totale. Vous me direz qu'on le savait déjà, et vous aurez raison. Mais, ce qui est nouveau, c'est que ces inégalités perdurent et, pire, augmentent.
Nous savons aussi que la taxation des milliardaires est régressive. Plus les personnes sont riches, moins elles contribuent à la nécessaire redistribution des richesses. C'est vraiment le jackpot pour les milliardaires!
Pendant ce temps-là, avec le gouvernement Arizona, c'est la double peine pour les travailleurs. Pour les soignants, pour les cheminots, pour les policiers, pour les militaires, pour les enseignants, pour toutes les femmes qui travaillent à temps partiel, pour les pompiers, pour les indépendants… Bref, tous ces travailleurs, les mal-aimés de votre gouvernement qui, pourtant, bossent comme des dingues. Pour eux, pas de cadeaux fiscaux. Et pas d'augmentation du pouvoir d'achat non plus, nous l'avons bien compris. On verra en 2029, comme vous l'avez dit, si la situation budgétaire le permet.
Avec l'Arizona, tout le monde passe à la caisse, y compris les plus pauvres. Tout le monde raque, sauf, évidemment, les 10 % les plus riches. Eux, ils peuvent dormir sur les deux oreilles.
Moi, monsieur le ministre, je pense que les lignes doivent bouger. J'ai vraiment peur qu'avec ce gouvernement Arizona qui n'aime ni les femmes, ni les pensionnés, ni les travailleurs, mais qui adore les riches – ça, nous l'avons bien compris –, nous ne soyons pas sur le bon chemin.
Monsieur le ministre, comment comptez-vous remettre un peu de justice fiscale dans ce pays? Comment allez-vous faire pour rééquilibrer la fiscalité en taxant moins les travailleurs et un peu plus les milliardaires? Comment allez-vous vraiment lutter contre les inégalités qui ne cessent d'augmenter dans notre pays?
J'attends des réponses claires et précises, monsieur le ministre. Permettez-moi de vous rappeler que nous sommes dans la Maison des parlementaires. La démocratie s'exerce ici, et pas dans une conférence à 160 euros par personne.
Jan Jambon:
Mijnheer de voorzitter, collega’s, sta me toe eerst twee voorafgaande opmerkingen te maken.
Ten eerste, de studie wijkt enigszins af van de studie die de Nationale Bank van België begin 2024 heeft gepubliceerd en waaruit bleek dat de vermogensongelijkheid integendeel lichtjes was gedaald. Dat is een eerste opmerking.
De studie waarnaar u vandaag verwijst houdt alvast geen rekening met kinderen en vergeleek enkel het vermogen van volwassenen. Nochtans zijn er veel correctiemechanismen voor gezinnen met kinderen, zowel in de fiscaliteit als in de sociale zekerheid.
Een laatste opmerking is dat we bovendien niet uit het oog mogen verliezen dat in België de ginicoëfficiënt, zijnde de manier waarop ongelijkheid van inkomensverdeling binnen een land wordt berekend, tot de laagste van Europa behoort.
Dat betekent echter niet dat wij blind of ongevoelig zijn voor de mensen die elke dag opnieuw in ellendige omstandigheden leven.
Mais il est inexact d'affirmer que ce gouvernement ne s'emploie pas à instaurer plus de justice. Nous le faisons, par exemple, en demandant une contribution équitable aux épaules les plus larges. Ainsi, il y aura prochainement, entre autres, l'instauration d'une taxe sur les plus-values que le SPF Finances a calculée comme étant principalement payée par les plus riches. Ensuite, nous fermons également l'échappatoire à la taxe annuelle sur les comptes-titres.
De huidige regering beschouwt werk als de belangrijkste verzekering tegen armoede. Daarom moet werken voldoende lonen. We zetten als regering dan ook in op het verhogen van de laagste lonen. De belastingdruk op die lonen wordt verlaagd door de belastingvrije som op te trekken. Ten tweede stijgen de minimumlonen twee keer tijdens deze legislatuur. We verhogen de maaltijdcheques met tweemaal twee euro en behouden het indexmechanisme.
Daarnaast blijft het verwerven van een eigen woning een uitstekende verzekering tegen armoede. Daarom maken wij er een punt van om het voor mensen makkelijker te maken een woning te kopen. We doen dat via een belastingverlaging van 250 miljoen euro door het btw-tarief voor sloop en heropbouw van 21 naar 6 procent terug te brengen. Voor een gemiddelde woning betekent dat een besparing van 48.000 euro.
Achraf El Yakhloufi:
Het is tijd om door te pakken. De mensen die elke dag onze economie draaiende houden, betalen vandaag de volle pot. Zij hebben geen honderdduizenden euro’s over om te beleggen. Het zijn net die mensen die we vandaag moeten belonen. Dankzij Vooruit komt er nu eindelijk een meerwaardebelasting. In andere landen is dat al jaren normaal. In andere landen wordt al meerwaardebelasting betaald.
Het is tijd dat ook bedrijven of personen die miljoenen euro winst maken op aandelen eindelijk eerlijk bijdragen. Iedereen gelijk voor de wet, zonder achterpoortjes. Over die achterpoortjes gesproken, ik doe hier een oproep aan de minister van Begroting om geen achterpoortjes in te bouwen. Stop met zaken die niet in het regeerakkoord staan. Maak dat extern, maar ook intern duidelijk, mijnheer de minister van Begroting. Het is gewoon een kwestie van eerlijkheid.
Kemal Bilmez:
Mijnheer de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag. Ik heb u specifiek gevraagd naar het achterpoortje bij vennootschappen, maar u hebt daar niet op geantwoord.
We spreken hier over een studie betreffende vermogensongelijkheid en u begint over maaltijdcheques. Is dat hoe het vermogen van gewone mensen wordt verhoogd? Vervolgens verwijst u naar de studie van de FOD Financiën. Wij hebben die studie ook gelezen, evenals die van de Inspectie van Financiën. Daaruit blijkt dat de inkomsten zeer onzeker zijn.
U, de minister van Begroting, stelt ook dat het bedrag van 500 miljoen nooit gehaald zal worden. Uw kabinetschef zei ook dat dit nonsens was. Gelooft u zelf in alles wat u zegt? En hoe vaak gaat u dat nog herhalen, dat vraag ik mij af.
De afbraak van de lonen en van onze sociale zekerheid is al lang bepaald. Alle cijfers zijn helder. Maar over die ene kleine bijdrage die u vraagt van de sterkste schouders blijft u onwaarheden vertellen en er vrijstellingen en achterpoortjes voor uitvinden.
Steven Matheï:
Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Inderdaad, er is nog steeds sprake van vermogens- en inkomensongelijkheid. Daarom worden er maatregelen genomen, waarvan u er enkele hebt opgesomd. Het is echter van belang dat we extra middelen halen daar waar ze te vinden zijn.
Daarom pleiten wij opnieuw voor een rechtvaardige meerwaardebelasting. Daarbij hoort een zekere vrijstelling. Dat zijn geen achterpoortjes, collega's. Integendeel, dat zorgt ervoor dat sparende gezinnen worden ontlast. Trouwens, zoals blijkt uit het rapport van de FOD Financiën, weerhoudt ons dat er niet van om de beoogde opbrengsten te krijgen.
Hervormingen zijn van groot belang, maar deze moeten op een menselijke manier plaatsvinden, waarbij de lasten eerlijk worden verdeeld. Dat is waar CD&V voor staat.
Hugues Bayet:
Je vous remercie, monsieur le ministre. Nous l'avons bien compris, tout va très bien madame la marquise, mais pourtant d'autres choix étaient possibles, monsieur le ministre. Il y a un an, au G20, le Brésil a proposé l'instauration d'une taxe minimale de 2 % sur les 3 000 milliardaires que compte le monde. L'Espagne a franchi le pas, la France est en train d'avancer. Chez nous, rien! Chez nous, le gouvernement a fait d'autres choix et choisi d'autres cibles. Les futurs pensionnés devront travailler plus pour gagner moins. Toutes les femmes travaillant à temps partiel perdront beaucoup. Deux milliards seront économisés dans les soins de santé. La fonction publique sera sacrifiée, avec tous les services offerts à nos concitoyens. Tous nos travailleurs ne verront pas leur pouvoir d'achat augmenter. Enfin, peut-être dans cinq ans, qui sait. Même la Cour des comptes et l'Inspection des finances ne croient pas en vos chiffres. En tout cas, nos travailleurs, eux, verront leurs conditions de travail se dégrader tout de suite. Tout cela en vous cachant derrière la situation du pays. Franchement, cela ne va pas, monsieur le ministre. Il faut oser, oser aller chercher l'argent là où il se trouve, dans les mains des 10 % les plus riches, et laisser les 90 % qui contribuent déjà à (…)
Het negatieve advies van de GBA over het toepassen van datamining op het register van bankrekeningen
Bekijk antwoord
Mathieu Michel:
Monsieur le ministre, vous n'y étiez pas, mais sous l'ancienne législature, j'ai passé beaucoup de temps et d'énergie, et j'ai même dépensé un peu de sueur, à renforcer l'Autorité de protection des données (APD) car elle est un des garants, une des protections de notre démocratie. Or, dans son avis récent relatif au projet de data mining envisagé par vos services, l'Autorité de protection des données a exprimé de vives réserves quant à la compatibilité de ce projet avec le respect des droits fondamentaux, en particulier en matière de protection des données à caractère personnel, de transparence et de proportionnalité dans le traitement des données.
Cette approche transforme fondamentalement l'esprit même du registre PCC, le point de contact central de la Banque nationale. Si l'objectif de lutte contre la fraude fiscale est évidemment pleinement légitime, la méthode employée, à savoir l'exploitation massive et automatisée de données via des techniques de data mining , soulève de sérieuses interrogations sur l'encadrement juridique, la finalité précise du traitement ainsi que sur l'absence de garanties suffisantes pour le citoyen. Dans un État de droit, l'efficacité des politiques publiques – que nous souhaitons tous – ne saurait se faire au détriment des libertés fondamentales. Le respect du principe de finalité, la minimisation des données et le droit à une information claire et accessible sont autant de conditions essentielles à la légitimité des outils numériques déployés par l'administration.
Monsieur le ministre, avez-vous pris connaissance de cet avis rendu par l'APD? Quelles suites entendez-vous lui réserver? Comptez-vous adapter le projet tant sur le plan législatif que lors de sa mise en œuvre concrète afin de garantir le respect des droits fondamentaux des citoyens, en particulier leur droit à la vie privée? Envisagez-vous la mise en place d'un cadre de transparence spécifique, notamment prévu dans la loi sur l' open data que (…)
Jan Jambon:
Monsieur Michel, la fraude mine l'équité du système fiscal, tout le monde en convient. Le gouvernement a pour ambition de lutter contre la fraude de manière intelligente et énergique. Nous avons effectivement reçu un avis négatif de l'Autorité de protection des données concernant ce data mining . Ce sont précisément les mesures que nous allons prendre dans le cadre du PCC qui permettront de lutter contre la fraude fiscale de manière plus efficace et à moindre coût.
Le projet de loi prévoit des garde-fous suffisants afin d'éviter toute utilisation abusive et de respecter les droits du contribuable. Ainsi, seuls les soldes ou les montants globalisés pourront être consultés dans le PCC par l'agent de taxation après autorisation. Seuls les fonctionnaires ayant le grade de conseiller général obtiendront l'autorisation de consulter les données personnelles. Cela signifie que l'administration fiscale doit d'abord s'adresser au contribuable lui-même sans qu'il ne soit nécessaire de consulter d'autres données auprès du PCC. Cela signifie aussi que le contribuable est informé des données complémentaires que l'administration fiscale souhaite obtenir, lesquelles peuvent lui être demandées dans le cadre d'une demande de renseignements.
Bien qu'il s'agisse d'un avis non contraignant de l'Autorité de protection des données, mon cabinet examinera avec les spécialistes de mon administration et de la Banque nationale comment répondre aux remarques figurant dans l'avis.
Mathieu Michel:
Je vous remercie pour votre réponse, monsieur le ministre, mais je tiens à souligner une chose essentielle. Dans une démocratie, le citoyen ne peut être considéré par défaut comme un suspect. L'usage des technologies avancées comme le data mining ou l'intelligence artificielle ne peut justifier un renversement des principes fondamentaux de notre État de droit. Un État fort n'est pas un État qui surveille tout, partout et tout le temps. Un État fort est un État qui fait confiance à ses citoyens, qui mise sur la transparence, la proportionnalité et l'équilibre des pouvoirs. Je vous invite évidemment à considérer ce projet à la lueur de cette réflexion et non pas à la lumière des seules performances technologiques ou budgétaires, car les valeurs que nous avons le devoir de protéger sont essentielles. Un État qui fait confiance est un État plus léger, plus efficace mais aussi et surtout plus juste.
De indexsprong inzake de pensioenen en de welvaartsenveloppe
Bekijk antwoord
Ludivine Dedonder:
Monsieur le ministre, c'est une nouvelle attaque que vous portez aux pensionnés aujourd'hui. Plus d'un million et demi de pensionnés auraient dû voir leur pension adaptée au coût de la vie. Mais ça, ça ne vous plaît pas.
Que ceux qui ont travaillé des années aient le droit maintenant de profiter d'une retraite bien méritée, vous n'aimez pas. Votre soi-disant récompense du travail, ça commence à se voir que c'est du pipeau. Et que dire des militaires? Vous avez réussi à faire dire à l'ensemble des syndicats militaires que vous faisiez montre d'un mépris flagrant envers le métier de militaire, un tel mépris qu'ils ont claqué la porte avant même que votre collègue ait fini sa présentation.
Investir quatre milliards supplémentaires dans la défense et se mettre les militaires à dos, il faut le faire! Ces quatre milliards, ce sera pour du matériel, pour des avions de chasse américains. Rien pour l'humain, rien pour les travailleurs.
C'est une véritable honte. Vous rendez-vous compte qu'ils se demandent si vos mesures sont un plan social ou une déclaration de guerre? Votre parti revient à peine aux manettes et c'est déjà le branle-bas de combat. Les cheminots, eux aussi, ont rejeté leur préaccord à cause de vos mesures sur leur pension.
Vous m'avez dit hier que vous dormez mal. Je comprends. Comme on dit souvent que la nuit porte conseil, je vous propose d'utiliser ces nuits pour penser à toutes celles et ceux que vous allez punir. Sans nuance, sans prise en compte de leur régime de travail, sans prise en compte de la pénibilité du risque que comporte leur métier. Ce réveil, je l'attends et eux l'attendent surtout. Merci.
Jan Jambon:
Madame Dedonder, les trois quarts de votre discours concernaient la Défense.
Ludivine Dedonder:
(…)
Jan Jambon:
Votre cœur est là. Je connais un autre ministre dont le cœur bat aussi pour la Défense. Il travaille des jours et des nuits à cette fin.
S'agissant de l'enveloppe bien-être, qui est l'objet de votre question, je tiens tout d'abord à préciser qu'il n'est nullement question de saut d'index. Nous parlons ici de l'adaptation au bien-être, en plus de l'index. L'indexation automatique des pensions, qui permet leur adaptation automatique à l'augmentation du coût de la vie, est donc maintenue, sauf temporairement pour les pensions supérieures à 5 250 euros par mois. Il faudrait donc arrêter de relayer des fake news à ce sujet. Vous effrayez inutilement les retraités les plus vulnérables.
Cette enveloppe bien-être est mise à zéro sous cette législature. La suspension de l'arrêté royal qui prévoyait une augmentation automatique de 2 % de toutes les pensions de plus de 5 ou de 15 ans est donc une conséquence logique, et qui lui est inhérente, de la suspension déjà décidée de l'enveloppe bien-être sous cette législature. En remplacement de ce système, l'accord de gouvernement prévoit une enveloppe spécifique destinée aux groupes les plus vulnérables: 25 millions d'euros en 2026, montant qui augmentera jusqu'à 100 millions d'euros en 2029. À cet égard, un avis a également été demandé aux partenaires sociaux. Au lieu d'une hausse générale, cette enveloppe spécifique permettra de prendre les mesures ciblées qui sont nécessaires à la préservation du pouvoir d'achat des groupes les plus vulnérables.
Ludivine Dedonder:
Ce n'est quand même pas une fake news que de dire que les pensionnés vont prendre cher. Tous les calculs le démontrent. Le prétexte est de réduire le déficit budgétaire. C’est donc un choix, le choix de faire payer les pensionnés. 4 milliards d'économies sont faites sur leur dos.
Il y a d'autres choix possibles. On voit qu'il y a de la marge, quand on se rend compte que les banques ont fait 8 milliards de bénéfices sur le dos de leurs clients. Et là, qu’avez-vous demandé? Absolument rien. Quand les producteurs d'énergie reversent 6 milliards à leurs actionnaires, que demandez-vous? Absolument rien. 30 milliards de fraude fiscale. 30 milliards de dépenses fiscales au profit des multinationales. Le choix de ce gouvernement est de ne rien leur demander.
Le choix de ce gouvernement est de faire porter la charge sur les pensionnés, notamment. Cela n'est pas du courage, monsieur le ministre. Le courage, c'est de s'attaquer aux plus larges épaules. Vous faites preuve de lâcheté et de facilité.
Voorzitter:
Ik heb goed nieuws over minister Francken. Hij komt namelijk vragen beantwoorden. Het slechte nieuws is dat hij er nog niet is. Minister Crucke is er gelukkig wel en we zullen eerst die reeks vragen behandelen. Het gaat, beter gezegd, om een reeks vraagstellers, want het thema is hetzelfde.
De verlaging van de maximumsnelheid op de autosnelwegen
De maximumsnelheid op de autosnelwegen
Het behoud van de maximumsnelheid op de autosnelwegen
Snelheidsbeleid op autosnelwegen
Gesteld door
VB
Frank Troosters
CD&V
Tine Gielis
N-VA
Wouter Raskin
Aan
Jean-Luc Crucke (Minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie)
Bekijk antwoord
Frank Troosters:
Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, ik zal beginnen met een quizvraagje voor u. Veel mensen die uitgaan, beperken zich tot het drinken van één glas vooraleer zij eventueel achter het stuur van hun wagen kruipen. Nu is er één partij die de grote groep mensen die zich aan de regelgeving houdt, dat ene glas wil afnemen door het invoeren van nultolerantie. Diezelfde partij wil ook een rijbewijs met punten invoeren. Ze wil meer camera’s, hogere boetes en lagere tolerantiemarges. Ze wil zelfs gaan binnenkijken in wagens om de gedragingen van de bestuurder van de wagen te zien.
Over welke partij heb ik het? Ik zie in uw ogen dat u het antwoord niet durft uit te spreken, maar wat u denkt, is juist. Het gaat inderdaad om de automobilisten pestende socialisten van Vooruit.
Nu hebben zij een minister die een voorstel heeft, hoewel zij daar helemaal niet bevoegd voor is. Zij wil de maximumsnelheid op de autostrades verlagen van 120 km per uur naar 100 km per uur, naar analogie van de huidige regelgeving in Nederland. Nederland bekijkt trouwens het terugdraaien van die regelgeving. In nog een aantal andere landen is de maximumsnelheid op de autostrades zelfs 130 km per uur. Hier in Vlaanderen, de kampioen in stilstaan en de recordhouder filevorming, willen de socialisten dat wij op de rem gaan staan wanneer wij dan eens kunnen rijden.
Waarom willen zij dat? De socialisten willen het mondiale klimaatprobleem oplossen door in het een speldenkop grote Vlaanderen op bepaalde tijden bepaalde bestuurders te verplichten om trager te rijden. Het Vlaams Belang staat voor iets heel anders. Wij willen een verhoging van de maximumsnelheid op de autostrades tot 130 km per uur op de uren en momenten waarop dat kan, zoals bijvoorbeeld van 23 u tot 6 u. Bent u bereid om dat voorstel in overweging te nemen in uw beleid?
Tine Gielis:
Mijnheer de minister, net als de vorige collega moest ik vanmorgen toch twee keren knipperen met mijn ogen toen ik de krant de volgende titel las. Ik zal hem even citeren: een maximumsnelheid van 100 km per uur voor iedereen die ervoor kiest om op de snelweg te rijden. Volgens cd&v gaat het daar om regeltjes, betutteling en pesterijen. Is dat de manier waarop we menen het klimaat te moeten redden?
Mijnheer de minister, u weet het ongetwijfeld ook, er zijn veel Vlamingen die geen andere keuze hebben. Ze moeten 's morgens de snelweg op, op weg naar hun werk of op weg naar de school van hun kinderen. Willen we als overheid die mensen viseren? Ik denk het niet. Die mensen rijden naar het werk met een snelheid van 120 km per uur, een normale snelheid volgens ons. In onze buurlanden ligt ze zelfs nog hoger.
Er is een bepaalde groep mensen die deze snelheidsgrens niet respecteert. We stellen ons de vraag wat dat zal geven bij maximaal 100 km per uur.
Mijnheer de minister, laten we vooral de wegpiraten aanpakken in plaats van een algemene pestmaatregel in te voeren. Men kan ons niet wijsmaken dat wie 's avonds laat vertrekt met een snelheid van 100 km per uur vroeger thuis zou zijn. Dat lijkt ons niet logisch.
Men kan ons ook niet wijsmaken dat men aan koopkracht zou winnen door trager te rijden. Het klopt inderdaad dat men minder verbruikt als men 100 km per uur rijdt. Dat geldt ook voor 30 km per uur. Dat verkopen als een koopkrachtmaatregel kan men ons echter niet wijsmaken.
Er zijn andere maatregelen nodig om het klimaat te redden. Wij denken dan aan investeren in innovatie, een combinatie van kern- en hernieuwbare energie, mensen ondersteunen bij de renovatie van hun woning, elektrische wagens enzovoort. Op die manier alleen, mijnheer de minister, menen wij dat we aan draagvlak en resultaat kunnen werken.
Mijn vraag aan u is of u de vraag naar het verlagen van de maximumsnelheid tot 100 km per uur steunt?
Wouter Raskin:
Vanmorgen werden we wakker met het ballonnetje opgelaten door uw gewestelijke collega, mevrouw Depraetere, die pleitte voor het beperken van de maximumsnelheid op de autosnelwegen tot 100 km per uur. Dat deed me toch even uit bed tuimelen, aangezien het vastleggen van de snelheidslimieten op de autosnelwegen vooral een federale bevoegdheid is.
Ik moest ook onmiddellijk denken aan het arizonaregeerakkoord dat we niet zo lang geleden samen hebben gesloten, waarin we hebben afgesproken om in te zetten op meer en betere handhaving van de bestaande regels en limieten. We zouden inzetten op gedragsverandering bij recidivisten en op een stevige aanpak van hardleerse verkeerscriminelen. Dat was ons plan. We gingen toch niet inzetten op het koeioneren van Jan Modaal, die zich netjes aan de limiet van 120 km per uur houdt. Dat was niet de afspraak, mijnheer de minister.
Wat betreft de handhaving van snelheid en verkeersveiligheid, verwijs ik graag naar de toch wel massale uitrol van trajectcontroles in de afgelopen jaren. Ik heb daar weinig kritiek op. Snelheid moet gehandhaafd worden. De tolerantiemarges worden afgeschaft, net als de quota. We hebben dus al grote stappen gezet en zullen dat blijven doen, want het handhaven inzake overdreven snelheid blijft belangrijk.
Wat deze specifieke maatregel betreft, moeten we echter ook kijken naar het buitenland, om Nederland niet bij naam te noemen. Daar komt men stilaan terug op die keuze. Ik verneem bovendien dat Vias niet echt vragende partij is.
Mijnheer de minister, deelt u mijn analyse? Wat zijn voor u persoonlijk de grote werven op het vlak van verkeersveiligheid?
Jean-Luc Crucke:
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank u voor de verschillende vragen over de mogelijkheid om de maximumsnelheid op de autosnelwegen te verlagen, met name met het oog op verkeersveiligheid, vermindering van uitstoot en territoriale samenhang.
In de eerste plaats wil ik eraan herinneren dat de kwestie van de maximumsnelheid op de wegen grotendeels onder de bevoegdheid van de gewesten valt, overeenkomstig de gewijzigde bijzondere wet op de institutionele hervorming van 1980. Zo is het vaststellen van snelheidsbeperkingen op het wegennet, met inbegrip van snelwegen, een bevoegdheid van het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Gewest, die elk op hun grondgebied verschillende maximumsnelheden kunnen vastleggen. Er zijn uitzonderingen voor bepaalde wegen in zones van federaal belang, zoals in havengebieden, op militaire toegangswegen enzovoort. Dat verklaart trouwens waarom dit thema niet is opgenomen in het regeerakkoord.
Momenteel zijn er geen federale initiatieven om een algemene verlaging van de maximumsnelheid op autosnelwegen op te leggen. Dat gezegd zijnde, het is mijn verantwoordelijkheid als minister van Mobiliteit en Klimaat om aandacht te hebben voor mogelijke synergiën tussen het vervoersbeleid en onze klimaatverbintenissen. Verschillende studies wijzen erop dat een snelheidsverlaging onder bepaalde omstandigheden kan bijdragen tot een vermindering van de CO ₂ -uitstoot, een afname van luchtverontreiniging en lawaai en een verbetering van de verkeersveiligheid.
Alvorens echter een besluit te nemen over dergelijke maatregel, moet er een volledige, transparante en objectieve analyse van de impact worden uitgevoerd. Die moet de gevolgen onderzoeken op het vlak van uitstoot, verkeersveiligheid, reistijd en verkeersdoorstroming, de maatschappelijke aanvaardbaarheid en de economische impact, met name voor de vervoers- en logistieke sector.
Uiteraard sta ik steeds open voor dialoog met mijn regionale collega's en met andere betrokken leden van de federale regering, om indien nodig de voorwaarden te onderzoeken waaronder dergelijke maatregel zou kunnen worden overwogen, binnen een coherent, wetenschappelijk onderbouwd en gecoördineerd kader. Ik heb echter daarstraks gelezen dat mijn Vlaamse collega Annick De Ridder stelt dat dit niet zal gebeuren.
Frank Troosters:
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wie met de socialisten regeert, kan van een aantal zaken zeker zijn: dwaze subsidies, absurde verplichtingen en onnodige belemmeringen en verboden. Eentje daarvan is dus het verlagen van de maximumsnelheid op de autosnelwegen van 120 km per uur naar 100 km per uur. Dat is een symbolische maatregel die de mondiale klimaatproblematiek helemaal niet zal oplossen, maar die de automobilisten alweer eens viseert.
Wij vragen om werk te maken van een rationeel verkeersbeleid dat gericht is op verkeersveiligheid en op een vlotte doorstroming. Daarom pleiten wij dus voor een verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km per uur op de autosnelwegen tussen 23.00 uur en 06.00 uur. Maak daar werk van, daarmee zult u de automobilisten plezier doen, maar niet met de kneuterige maatregelen van Vooruit.
Tine Gielis:
Mijnheer de minister, ik ben blij dat u in dialoog gaat met mevrouw Depraetere, maar ik adviseer u om ook de wetenschappelijke studies erbij te nemen en de resultaten daarvan zeker te raadplegen voor uw analyse. Daaruit blijkt immers dat de winst op het vlak van klimaat te behalen valt door het bestrijden van wegpiraten die de maximumsnelheid van 120 km per uur niet respecteren, eerder dan via het verlagen ervan tot 100 km per uur.
Wij zijn benieuwd naar de uitkomst van het gesprek dat u zult voeren, maar cd&v is absoluut geen voorstander van een pestmaatregel die de burger zal impacteren.
Wouter Raskin:
Mijnheer de minister, u hebt duidelijk geantwoord. Ik verwijs iedereen nogmaals naar het regeerakkoord van de arizonacoalitie. Wij zullen daarmee de verkeersveiligheid verbeteren ten opzichte van het verleden door middel van een betere handhaving van de bestaande limieten, de strijd tegen recidive en de aanpak van hardleerse verkeerscriminelen. Dat zal een wezenlijk verschil maken en het zal aardig wat energie kosten. Ik heb begrepen dat u ook bereid bent om daar uw energie in te steken en dat u die niet zult verdoen aan een ballonnetje dat vanochtend werd opgelaten.
Het sociaal overleg bij Defensie
Bekijk antwoord
Axel Weydts:
Mijnheer de minister, voor heel veel militairen is het geen uitzondering maar dagdagelijkse kost om vier maanden van huis te zijn, om vier maanden weg te zijn van partner en kinderen en om vier maanden in een risicovolle operatie onder permanente stress te zitten. U weet dat ik uit eigen ervaring spreek.
Bij Defensie werken zeer gepassioneerde mensen die er voluit voor gaan om de veiligheid van ons allen te garanderen. Net daarom is het zo belangrijk dat we ze koesteren. Deze regering zal met Vooruit fors investeren in defensie en onze veiligheid, want dat is broodnodig. De wereld staat in brand en Europa zal meer dan ooit zijn eigen verantwoordelijkheid moeten opnemen. Investeren in materieel en het aanwerven van duizenden mensen is essentieel.
Mijnheer de minister, wat is men met het beste materieel ter wereld als er geen gemotiveerd personeel is om het te bedienen? Militairen zijn bereid om hun eigen leven te geven voor de veiligheid van ons allemaal. Die unieke opoffering moet erkend en gewaardeerd worden. Ik hoor vandaag heel veel onzekerheid bij de militairen. Er heerst onzekerheid over hun toekomst, over hun pensioen en over hun werkomstandigheden. Die onzekerheid weegt op hun motivatie, op hun gezin en ook op hun inzet.
Mijnheer de minister, deze week zat u samen met onze vakorganisaties. We vernemen dat die gesprekken moeizaam verlopen. Volgens mij is dat logisch aan het begin van het opstarten van een sociaal akkoord. Mijnheer de minister, wanneer zit u opnieuw rond de tafel met de vakbonden? Hoe zult u ervoor zorgen dat u snel tot een krachtig en rechtvaardig sociaal akkoord kunt komen?
Theo Francken:
Dank u, mijnheer Weydts. U hebt heel veel ervaring, ook als militair. Ik heb daar veel respect voor. Dat weet u.
Gisteren zat ik inderdaad samen met de representatieve vakorganisaties om de pensioenregeling van onze militairen te bespreken. Ik moet eerlijk zeggen dat ik verrast was door hun forse communicatie, onder meer via een persbericht waarin werd vermeld dat ze gezamenlijk zijn opgestapt. Mijn beleving was echter geheel anders.
Het gesprek was pittig, maar het verliep hoffelijk en correct. Het werd ook op die manier afgerond, met een handdruk, waarbij de nodige afspraken werden gemaakt over het verdere verloop van het sociaal overleg. Tot 2 juni kunnen de vakbonden bijkomende vragen en opmerkingen schriftelijk indienen, die wij tegen 6 juni zullen beantwoorden. Op basis daarvan zal ik een aangepast voorstel formuleren en het bespreken met zowel mijn regeringspartners als de vakbonden. Mijn doel blijft om de operationele inzet van onze militairen eerlijk te vergoeden en conform het regeerakkoord de pensioenhervorming geleidelijk te laten verlopen. Daarbij wil ik ook de specificiteit van het militaire beroep onderstrepen.
Het militaire beroep, zoals u terecht opmerkt, mijnheer Weydts, is uniek. De verplichtingen, risico’s en beperkingen die onze mensen dagelijks dragen, vragen om een aangepaste en rechtvaardige benadering. Een eerste voorstel om daaraan tegemoet te komen werd gisteren aan de vakorganisaties bezorgd, mondeling toegelicht en besproken. Uit dat overleg blijkt dat er nog werk aan de winkel is. Er zijn voornamelijk bekommernissen over de geleidelijkheid van de maatregelen en over een meer billijke vergoeding voor de prestaties.
Dit is geen eenvoudige oefening. Dat beseffen we allemaal. Het raakt aan fundamentele belangen en roept begrijpelijkerwijs emoties en bezorgdheden op. Frictie in een dergelijk proces is dan ook niet ongewoon. Daar heb ik begrip voor. Ik engageer me echter om dit zo snel mogelijk verder te bespreken met onze coalitiepartners.
Ik begrijp de bezorgdheden van de vakorganisaties en van onze militairen en neem deze zeer ernstig. Ik zal hun belangen en inzet dan ook nooit uit het oog verliezen. Alleen via dialoog en samenwerking kunnen we tot een duurzame oplossing komen en ik plan dan ook (…)
Axel Weydts:
Bedankt, mijnheer de minister. Uw antwoord stemt me tevreden. Onze militairen verdienen een sterk sociaal akkoord. In Vooruit zult u altijd een partner vinden om tot een sterk akkoord te komen dat het vertrouwen herstelt en de militairen de waardering geeft die ze verdienen. Dat is ook in het belang van ons allemaal. Het gaat immers over gemotiveerde militairen die maandenlang in operatie zijn en zorgen voor onze veiligheid. Daarom is het belangrijk om te blijven praten en te werken aan dat sociaal akkoord. Ik roep u en de vakbonden dan ook op om terug aan tafel te gaan om te blijven praten en een sterk akkoord te bewerkstelligen in het belang van onze militairen en de veiligheid van ons allemaal.
De cyberbeveiligingslekken in de energiesector en de uitdagingen voor Defensie
Bekijk antwoord
Stéphane Lasseaux:
Monsieur le ministre, des chercheurs viennent de découvrir des appareils de communication non autorisés dans des onduleurs chinois qui pourraient contourner des pare-feux et la sécurité informatique. Ces composants cachés ne figurent pas dans les fiches techniques officielles et pourraient permettre à des hackers ou à des États hostiles de désactiver des millions d'installations photovoltaïques, provoquant des pannes électriques massives.
Dans le monde, 80 % des onduleurs chinois sont produits par des fabricants chinois. Ils sont télécommandables à distance via internet, ce qui les rend vulnérables. Il serait possible de créer des canaux de communication vers la Chine, évitant les sécurités informatiques qui sont mises en place.
Ceci démontre les dangers pour la sécurité que représente une trop grande dépendance aux équipements chinois dans les secteurs essentiels de notre économie, tels que l'énergie. Cela démontre aussi que la cybersécurité sera un enjeu fondamental du redéploiement de notre outil défense. Les menaces d'attaques envers notre système énergétique ne viendront pas nécessairement de missiles, de drones ou d'équipements de sabotage, mais aussi de cyberattaques émanant de puissances hostiles.
Monsieur le ministre, la Défense va assurer une responsabilité primordiale dans le cadre de la protection des infrastructures critiques. D'ailleurs, vous allez développer une réserve territoriale. C'est pourquoi le Cyber Command doit aussi être renforcé en urgence.
Existe-t-il une liste de fournisseurs fiables ou dangereux au niveau de la cybersécurité pour les équipements de nos infrastructures critiques ou de la Défense? La Défense pourrait-elle participer à l'élaboration de telles listes?
La Défense met-elle en place des contrôles ou des simulations d'attaques vis-à-vis des équipements essentiels pour la Défense et pour nos infrastructures critiques?
Il est prévu que le Cyber Command soit renforcé, mais il risque d'être rapidement débordé en cas de conflit ou de crise grave. Comment va-t-on s'articuler et articuler la mobilisation de la réserve spécialisée et/ou la réserve territoriale? Une partie de ces réserves sera-t-elle composée (…)
Theo Francken:
Monsieur Lasseaux, je suis en effet compétent pour la cybersécurité, mais je ne suis pas le seul, nous en avons parlé en commission à plusieurs reprises.
La récente couverture médiatique concernant d'éventuels dispositifs cachés dans des onduleurs solaires provenant de pays non européens tels que la Chine touche à une question centrale de notre sécurité nationale, la protection de nos infrastructures critiques contre la menace cybernétique et les menaces liées au renseignement.
Au sein de la Défense, cette menace est reconnue et prise au sérieux. Les institutions de Défense font l'objet d'un contrôle systématique de l'utilisation de technologies susceptibles de présenter des risques, notamment en ce qui concerne l'approvisionnement en énergie, les communications ou le traitement des données.
La sécurité des infrastructures critiques est bien sûr une responsabilité partagée avec les différents Services publics fédéraux (SPF) et cela fait également partie des plans de résilience en cours d'élaboration au sein du Centre de crise national (NCCN). Des normes de sécurité accrues sont appliquées aux installations militaires identifiant non seulement les risques physiques, mais aussi les risques numériques. Dans ce cadre, nos services, en collaboration avec le Service Général du Renseignement et de la Sécurité (SGRS) et le Centre pour la Cybersécurité Belgique (CCB), effectuent des contrôles techniques et des analyses des risques dans les domaines sensibles. Des technologies occidentales contrôlées sont choisies, dans la mesure du possible.
L'interconnexion entre les infrastructures civiles et militaires – réseaux partagés, sources d'énergie – fait que la Défense participe aussi régulièrement à des groupes de travail interdépartementaux sur la cybersécurité et la sécurité énergétique, notamment sur des sujets comme la 5G et Huawei.
Stéphane Lasseaux:
Monsieur le ministre, je vous remercie.
Vous n'êtes évidemment pas le seul à être compétent pour la cybersécurité, mais il est clair que la Défense aura une part importante à jouer en la matière, la cybersécurité étant un enjeu essentiel pour notre pays.
Il est clair aussi que tous les acteurs économiques et les citoyens doivent se rendre compte qu'ils jouent un rôle important dans ce cadre, particulièrement dans le secteur de l'énergie. Sans énergie, pas d'économie, mais également pas de soins de santé, pas de culture, ni tout autre service qui pourrait être développé par l'ensemble de notre communauté.
J'insiste sur le fait que le futur plan de la Défense doit compter un très grand chapitre sur ce point. Vous le savez. Les moyens doivent être renforcés pour pouvoir se défendre. En outre, il faut plus de sécurité et plus de cyber. À un moment ou à un autre, s'il faut décider d'avoir un avion en moins, il faut le faire. Mais, en matière de cybersécurité, il faut renforcer les moyens. Sans bon renseignement, la plus grande armée peut être très vite arrêtée.
Voorzitter:
Ceci clôture la session des questions orales.
Voorstellen en Ontwerpen
De voorstellen en wetsontwerpen die besproken werden tijdens deze vergadering en de bijbehorende stemmingen.
Wetsontwerp tot wijziging van de tabel bedoeld in artikel 87 van het Kieswetboek om de samenstelling van bepaalde kieskantons in het Waals en Vlaams Gewest te wijzigen Wetsontwerp ter aanpassing samenstelling bepaalde kieskantons in Waals en Vlaams Gewest.
1 stemming
Wetsontwerp aangenomen
Voorstel van resolutie over de huidige situatie in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem en over de hervatting van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces
Stemmingen
Stemmingen niet gelinkt aan een voorstel/ontwerp.
Moties ingediend tot besluit van de interpellaties van: - de heer Pierre-Yves Dermagne over 'de betwisting van de bevoegdheid van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens door België'.
ja (77) nee (56) onthouding (2)
Moties ingediend tot besluit van de interpellaties van: - de heer Paul Van Tigchelt over 'de rol van de minister en van haar kabinet bij de vermeende onwettige praktijken in Aalter'.
ja (77) nee (57) onthouding (2)
Aangehouden amendementen op het voorstel van resolutie over de huidige situatie in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem en over de hervatting van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. (859/1-5)
ja (18) nee (117) onthouding (1)
Aangehouden amendementen op het voorstel van resolutie over de huidige situatie in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem en over de hervatting van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. (859/1-5)
ja (33) nee (102) onthouding (1)
(859/5). (859/5)
ja (38) nee (95) onthouding (2)
(859/5). (859/5)
ja (6) nee (77) onthouding (53)
(859/5). (859/5)
ja (57) nee (77) onthouding (2)
(859/5). (859/5)
ja (38) nee (77) onthouding (20)
(859/5). (859/5)
ja (18) nee (118) onthouding (0)
(859/5). (859/5)
ja (33) nee (95) onthouding (8)
(859/5). (859/5)
ja (19) nee (76) onthouding (41)
(859/5). (859/5)
ja (18) nee (117) onthouding (0)
(859/5). (859/5)
ja (39) nee (77) onthouding (20)
(859/5). (859/5)
ja (18) nee (117) onthouding (0)
(859/5). (859/5)
ja (21) nee (95) onthouding (20)
(859/5). (859/5)
ja (40) nee (89) onthouding (7)
(859/5). (859/5)
ja (55) nee (77) onthouding (2)
(859/5). (859/5)
ja (39) nee (76) onthouding (20)
(859/5). (859/5)
ja (57) nee (77) onthouding (2)
(859/5). (859/5)
ja (18) nee (118) onthouding (0)
(859/5). (859/5)
ja (33) nee (101) onthouding (2)
(859/5). (859/5)
ja (19) nee (102) onthouding (15)
(859/5). (859/5)
ja (33) nee (101) onthouding (1)
(859/5). (859/5)
ja (33) nee (95) onthouding (8)
(859/5). (859/5)
ja (37) nee (95) onthouding (3)
(859/5). (859/5)
ja (33) nee (95) onthouding (8)
(859/5). (859/5)
ja (56) nee (77) onthouding (3)
Geheel van het voorstel van resolutie over de huidige situatie in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem en over de hervatting van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces. (859/4)
ja (102) nee (33) onthouding (1)